Etaamb.openjustice.be
Decreet van 06 juli 2001
gepubliceerd op 03 oktober 2001

Decreet houdende de organisatie van de gasmarkt

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001036089
pub.
03/10/2001
prom.
06/07/2001
ELI
eli/decreet/2001/07/06/2001036089/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 JULI 2001. - Decreet houdende de organisatie van de gasmarkt


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.Dit decreet geeft uitvoering aan de richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas wat de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest betreft.

Art. 3.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° aardgas : elke gasvormige brandstof van ondergrondse oorsprong die hoofdzakelijk uit methaan bestaat, met inbegrip van vloeibaar aardgas, afgekort "LNG", en met uitzondering van mijngas;2° aardgasdistributie : de werkzaamheid die erin bestaat aardgas via plaatselijke pijpleidingnetten te leveren aan afnemers, gevestigd op het grondgebied van een of meer bepaalde gemeenten;3° Nm3 : de hoeveelheid gas die, bij een temperatuur van nul graden Celsius en onder absolute druk van 1,01325 bar, een volume van één kubieke meter inneemt;4° rijk aardgas : aardgas met een calorische bovenwaarde van 0,041868 gigajoule per Nm3 of 11,630 kWh per Nm3;5° aardgasdistributienet : binnen een geografisch afgebakend gebied geheel van leidingen die onderling verbonden zijn en de daarmee verbonden hulpmiddelen, die noodzakelijk zijn voor de aardgasdistributie;6° directe leiding : elke leiding voor aardgasdistributie die fysiek geen deel uitmaakt van het geïnterconnecteerd aardgasdistributienet;7° geïnterconnecteerd aardgasdistributienet : elk samenstel van met elkaar verbonden netten;8° warmtekrachtinstallatie : installatie voor de gecombineerde productie van elektriciteit en warmte;9° kwalitatieve warmtekrachtinstallatie : elke warmtekrachtinstallatie die voldoet aan de voorwaarden, vastgelegd door de VREG op grond van artikel 16 van het Elektriciteitsdecreet;10° VREG : de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt zoals bedoeld in artikel 27, § 1, van het Elektriciteitsdecreet, gewijzigd bij artikel 25 van dit decreet;11° afnemer : elke eindafnemer, leverancier of tussenpersoon;12° eindafnemer : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aardgas koopt voor eigen gebruik;13° in aanmerking komende afnemer : elke afnemer die, krachtens artikel 13 of, indien hij niet in het Vlaamse Gewest is gevestigd, krachtens de wetgeving van een ander gewest of van een andere lidstaat van de Europese Unie, het recht heeft om contracten te sluiten voor de levering van aardgas met een leverancier of tussenpersoon van zijn keuze en die daarom het recht heeft om toegang te krijgen tot het aardgasdistributienet onder de voorwaarden, bepaald in artikel 12, § 1, en artikel 15;14° gebonden afnemer : elke niet in aanmerking komende afnemer;15° tussenpersoon : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aardgas koopt met het oog op de doorverkoop aan een andere tussenpersoon of aan een leverancier;16° leverancier : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aardgas verkoopt aan eindafnemers;17° aardgasnetbeheerder : elke beheerder van een aardgasdistributienet die aangewezen is overeenkomstig artikel 6;18° leveringsvergunning : vergunning vereist voor de levering van aardgas aan in aanmerking komende afnemers zoals bepaald in artikel 16;19° openbaredienstverplichting : verplichting die betrekking heeft op de sociaal-economische, ecologische en technische aspecten van aardgasvoorziening;20° ondersteunende diensten : alle diensten die nodig zijn voor de functionering van het aardgasdistributienet;21° hernieuwbare energiebronnen : alle andere energiebronnen dan fossiele brandstoffen of kernsplijting die op een duurzame wijze ingezet kunnen worden;22° groene warmte : warmte, geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen;23° groenewarmtecertificaat : een overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een producent in een daarin aangegeven jaar een daarin opgegeven hoeveelheid groene warmte, uitgedrukt in kWh, heeft opgewekt;24° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid;25° Vlaamse aardgasmarkt : alle activiteiten die verband houden met de aardgasdistributie waarvoor het Vlaamse Gewest bevoegd is;26° Elektriciteitsdecreet : het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;27° Gaswet : de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;28° richtlijn : de Europese richtlijn 98/30/EG van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas;29° heffingsjaar : het kalenderjaar waarop de heffing, bedoeld in hoofdstuk IX, is verschuldigd;30° injecteren : het inbrengen van aardgas in een aardgasdistributienet vanuit een vervoernet, vanuit een ander distributienet of door een producent;31° vervoernet : het vervoernet, bedoeld in artikel 1, 10°, van de Gaswet. HOOFDSTUK II. - Aardgasdistributienetbeheer Afdeling I. - Aanwijzing van aardgasnetbeheerders

Art. 4.Het beheer van een aardgasdistributienet wordt waargenomen door een aardgasnetbeheerder met rechtspersoonlijkheid, aangewezen overeenkomstig artikel 6, voor een hernieuwbare termijn van twaalf jaar.

Art. 5.§ 1. De Vlaamse regering stelt, na advies van de VREG, de voorwaarden vast waaraan de kandidaat-aardgasnetbeheerders zowel voor als na de aanwijzing moeten voldoen. Die hebben in ieder geval betrekking op : 1° de technische en financiële capaciteit van de kandidaat-aardgasnetbeheerder;2° de professionele betrouwbaarheid van de kandidaat-aardgasnetbeheerder;3° het beschikken over een eigendoms- of exploitatierecht voor het aardgasdistributienet in kwestie;4° de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de aardgasnetbeheerders ten aanzien van invoerders van buitenlands aardgas, houders van een leveringsvergunning en tussenpersonen. § 2. De voorwaarden inzake beheersmatige en juridische onafhankelijkheid, bedoeld in § 1, 4°, hebben betrekking op de activiteiten van de aardgasnetbeheerder, de deelneming van andere ondernemingen in de aardgasnetbeheerder, de deelneming van de aardgasnetbeheerder in andere ondernemingen, de verhouding van de aardgasnetbeheerder tot derden, het bestuursorgaan van de aardgasnetbeheerder, het orgaan belast met de dagelijkse leiding van de aardgasnetbeheerder en de personeelsleden van de aardgasnetbeheerder.

Art. 6.De VREG wijst voor elk aardgasdistributienet de aardgasnetbeheerder aan. Indien het aardgasdistributienet in kwestie geheel of gedeeltelijk eigendom is van een gemeente of van een groep van gemeenten, gebeurt die aanwijzing op voorstel van deze gemeente of groep van gemeenten. De VREG kan enkel van dit voorstel afwijken indien de voorgestelde aardgasnetbeheerder niet voldoet aan een of meer voorwaarden, vastgesteld ter uitvoering van artikel 5.

Art. 7.Het mandaat van de aardgasnetbeheerder eindigt in elk geval in geval van faillissement, ontbinding, fusie of splitsing. De VREG kan de aanwijzing van de aardgasnetbeheerder herroepen, op voorwaarde dat die werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, in geval van : 1° significante wijziging in het aandeelhouderschap van de aardgasnetbeheerder die de onafhankelijkheid van het beheer van het aardgasdistributienet in kwestie in het gedrang zou kunnen brengen;2° grove tekortkoming van de aardgasnetbeheerder aan zijn verplichtingen krachtens dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan. Afdeling II. - Activiteiten van de aardgasnetbeheerder

Art. 8.§ 1. De aardgasnetbeheerder staat in voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het aardgasdistributienet.

In dit kader is hij voornamelijk belast met de volgende taken : 1° instaan voor het evenwicht van het net en voor de efficiënte, veilige en betrouwbare werking van het aardgasdistributienet;2° instaan voor de aardgasvoorziening aan de gebonden afnemers die op zijn aardgasdistributienet zijn aangesloten;3° voldoende capaciteit voor de distributie van aardgas aanhouden;4° koppelingen met andere netten exploiteren, onderhouden en eventueel ontwikkelen;5° uitvoeren van de openbaredienstverplichtingen, bedoeld in artikel 18, 1°. § 2. De categorie van gebonden afnemers die vanaf een bepaald ogenblik voldoen aan de criteria voor het bepalen van de in aanmerking komende afnemers, bedoeld in artikel 13, behalve de afnemers die van de hieraan verbonden rechten wensen gebruik te maken, moet verder voorzien worden van aardgas door een door de aardgasnetbeheerder aangewezen houder van een leveringsvergunning. De Vlaamse regering legt de nadere toepassingsregels en de te volgen procedures vast.

Art. 9.De VREG stelt een technisch reglement op voor het beheer van het aardgasdistributienet, de toegang ertoe en de vereisten voor het aanleggen van directe leidingen.

Het technisch reglement bepaalt in ieder geval : 1° de technische minimumeisen voor het aardgasdistributienet en de aansluitingen erop;2° de technische minimumeisen voor directe leidingen;3° de operationele regels waaraan de aardgasnetbeheerder onderworpen is bij zijn technisch beheer van het aardgasdistributienet en bij de maatregelen die hij moet treffen om het hoofd te bieden aan problemen die de continuïteit van de voorziening in het gedrang kunnen brengen;4° de ondersteunende diensten die de aardgasnetbeheerder moet organiseren;5° de informatie die door de aardgasnetbeheerder moet worden verstrekt aan de beheerders van andere aardgasnetten waaraan het aardgasdistributienet is gekoppeld, om een veilige en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van de netten in kwestie te waarborgen.

Art. 10.De aardgasnetbeheerder onthoudt zich van iedere vorm van discriminatie tussen afnemers of categorieën van afnemers. De persoonlijke en commerciële gegevens die hij van de afnemers verwerft bij de uitoefening van zijn taken, moet hij strikt vertrouwelijk behandelen.

Art. 11.De personeelsleden van de aardgasnetbeheerder zijn gebonden door het beroepsgeheim. Zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hen ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de aardgasnetbeheerder in het kader van de uitvoering van hun taken, bedoeld in artikel 8, aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen, onverminderd de mededelingen aan beheerders van andere aardgasnetten of aan de VREG die uitdrukkelijk door dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan zijn bepaald of toegelaten en onverminderd andere wettelijke bepalingen.

Elke overtreding van dit artikel wordt gestraft met de straffen, bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek. HOOFDSTUK III. - Toegang tot het aardgasdistributienet

Art. 12.§ 1. Elke aardgasnetbeheerder maakt de geldende tarieven bekend voor de toegang tot zijn net, alsmede de tarieven voor ondersteunende diensten die hij levert. De in aanmerking komende afnemers hebben recht op toegang tot het aardgasdistributienet tegen deze bekendgemaakte tarieven. § 2. Een aardgasnetbeheerder kan een verzoek om toegang tot het aardgasdistributienet dat hij beheert enkel afwijzen in een of meer van de onderstaande gevallen : 1° indien de veilige en betrouwbare werking van het aardgasdistributienet in het gedrang komt;2° indien zijn aardgasdistributienet over onvoldoende capaciteit beschikt om het vervoer te verzekeren;3° indien de toegang tot het aardgasdistributienet de goede uitvoering van een openbaredienstverplichting door de betrokken aardgasnetbeheerder verhindert;4° indien de aanvrager niet voldoet aan de technische minimumeisen zoals bepaald in artikel 9, 1°. In geval van een weigering stuurt de aardgasnetbeheerder aan de verzoeker een grondig gemotiveerde verklaring. Tegen deze weigering kan in beroep gegaan worden bij de VREG.

Art. 13.§ 1. De volgende categorieën van afnemers worden onmiddellijk als in aanmerking komende afnemer beschouwd : 1° de eindafnemers die elektriciteit produceren door middel van een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie, wat de afname van aardgas ten behoeve van die installatie betreft via een aansluitpunt op het aardgasdistributienet;2° de eindafnemers die meer dan 1 miljoen Nm3 equivalent rijk aardgas per jaar verbruiken op basis van het verbruik op de locatie;3° de eindafnemers van een hoeveelheid gas bij een leverancier die deze hoeveelheid gas betrekt uit hernieuwbare energiebronnen voorzover dit gas werd geproduceerd in het Vlaamse Gewest en werd toegevoegd aan het aardgasnet na opwerking tot aardgaskwaliteit;4° de houders van een leveringsvergunning voor de hoeveelheid aardgas, verbruikt door hun afnemers die zijn aangewezen als in aanmerking komend, om deze afnemers te bevoorraden. § 2. De Vlaamse regering kan nadere regels vastleggen betreffende de voorwaarden, opgelegd in § 1. § 3. Rekening houdend met de evolutie van de openstelling van de aardgasmarkt in de andere lidstaten van de Europese Unie en met het openstellingsritme zoals bepaald in de Europese richtlijn 98/30/EG, bepaalt de Vlaamse regering, na advies van de VREG, welke andere categorieën van afnemers in aanmerking komen.

Art. 14.De Vlaamse regering kan, na advies van de VREG, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de minister machtigen om de toegang tot het aardgasdistributienet te beperken of te verbieden voor de leverancier van aardgas die gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie en van wie het aardgas bestemd is voor in het Vlaamse Gewest gevestigde in aanmerking komende afnemers. Dat gebeurt voorzover de afnemer, indien hij in de lidstaat van de betreffende leverancier zou zijn gevestigd, geen in aanmerking komende afnemer zou zijn krachtens de regelgeving van deze lidstaat.

Art. 15.De VREG legt de gedragscode voor toegang tot het net vast. De gedragscode bepaalt in ieder geval : 1° de procedures en nadere regels voor de aanvraag voor toegang tot het net;2° de gegevens die de leveranciers aan de aardgasnetbeheerder moeten verstrekken;3° de voorzorgsmaatregelen die door de aardgasnetbeheerder moeten worden genomen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de persoonlijke en commerciële gegevens van de afnemers;4° de termijnen waarbinnen de aardgasnetbeheerder moet antwoorden op de aanvragen voor toegang tot het aardgasdistributienet. HOOFDSTUK IV. - Leveringsvergunningen

Art. 16.§ 1. Voor de levering van aardgas aan in aanmerking komende afnemers is een leveringsvergunning vereist. § 2. Aan een aardgasnetbeheerder kan enkel een leveringsvergunning worden verleend voor de uitvoering van de verplichtingen, opgenomen in artikel 18, 1°. § 3. Voor de levering van aardgas aan in aanmerking komende afnemers kunnen de intercommunales, bij beslissing van de algemene vergadering en in het kader van hun statutair doel, deelnemen in vennootschappen die energie en energiediensten aanbieden. § 4. De leveringsvergunningen worden door de VREG toegekend. § 5. De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de VREG : 1° de criteria voor de toekenning, de wijziging en de intrekking van de leveringsvergunningen, die in ieder geval betrekking zullen hebben op : a) de technische en financiële capaciteit van de aanvrager;b) de professionele betrouwbaarheid van de aanvrager;c) de capaciteit van de aanvrager om aan de behoeften van zijn afnemers te voldoen;d) de openbaredienstverplichtingen, bedoeld in artikel 18, 2°;e) de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de aanvrager ten opzichte van de aardgasnetbeheerders of de vervoerondernemingen, bedoeld in artikel 1 van de Gaswet;2° de procedure voor de toekenning van de leveringsvergunningen, inzonderheid de vorm van de aanvraag, het onderzoek van het dossier en de vergoeding die hiervoor betaald moet worden, de termijnen waarbinnen de VREG moet beslissen en haar beslissing aan de aanvrager moet meedelen en de beroepsprocedure;3° wat er met de leveringsvergunning gebeurt in geval van controlewijziging, fusie of splitsing van de houder, en, in voorkomend geval, de te vervullen voorwaarden en de te volgen procedures voor het behoud of de hernieuwing van de leveringsvergunning in deze gevallen. HOOFDSTUK V. - Toelatingen

Art. 17.Voor de aanleg van een aardgasleiding dienstig voor de uitbouw van een aardgasdistributienet, en een directe leiding moet een toelating verkregen worden van de eigenaar van het domein waarop of waaronder de aardgasleiding of de directe leiding aangelegd zal worden. Indien de eigenaar van het domein geen toelating wil geven, kan de minister, na onderzoek, de toelating geven via een verklaring van openbaar nut.

De Vlaamse regering stelt de nadere toepassingsregels, procedures en criteria vast. Die moeten objectief en niet-discriminatoir zijn.

De toelating voor de aanleg van een directe leiding kan afhankelijk worden gesteld van een weigering van toegang tot het aardgasdistributienet of van het ontbreken van een aanbod tot gebruik van een aardgàsdistributienet tegen redelijke economische en technische voorwaarden.

De Vlaamse regering stelt de rechten en de verplichtingen in hoofde van de houders van een toelating vast voor het aanleggen van een aardgasleiding, bedoeld in het eerste lid. HOOFDSTUK VI. - Openbaredienstverplichtingen

Art. 18.De Vlaamse regering kan, na advies van de VREG : 1° de aardgasnetbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op : a) investeringen in het aardgasdistributienet;b) aansluiting van de afnemers op het aardgasdistributienet;c) de ononderbroken levering van een minimale hoeveelheid aardgas in geval van niet-betaling van de aardgasfactuur en de verzekerde bevoorrading van de afnemers als de houder van een leveringsvergunning zijn verplichtingen niet nakomt;d) de veiligheid, continuïteit, regelmaat en kwaliteit van leveringen van aardgas;e) maatregelen van sociale aard;f) programma's ter bevordering van rationeel energiegebruik en hernieuwbare energiebronnen;g) minimumnormen inzake het rationeel energiegebruik bij hun eindafnemers;h) informatie en sensibilisering over het aardgasverbruik en de aardgaskosten van de eindafnemers.2° de houders van een leveringsvergunning openbaredienstverplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op : a) de veiligheid, continuïteit, regelmaat en kwaliteit van leveringen van aardgas;b) maatregelen van sociale aard;c) programma's ter bevordering van rationeel energiegebruik en hernieuwbare energiebronnen;d) minimumnormen inzake het rationeel energiegebruik bij hun eindafnemers;e) informatie en sensibilisering over het aardgasverbruik en de aardgaskosten van de eindafnemers;f) minimumnormen inzake de verkoop van milieuvriendelijker gas dan aardgas.

Art. 19.De Vlaamse regering beschikt over de kredieten van het Energiefonds, bedoeld in artikel 20 van het Elektriciteitsdecreet, voor de financiering van de openbaredienstverplichtingen, bedoeld in artikel 18, van haar sociale energiebeleid en van haar beleid inzake het rationeel energiegebruik. HOOFDSTUK VII. - Bevordering van milieuvriendelijke energieopwekking

Art. 20.De Vlaamse regering kan een systeem van groenewarmtecertificaten instellen.

Art. 21.De VREG verleent op aanvraag van een producent per schijf van 1000 kWh groene warmte een certificaat voor de hoeveelheid groene warmte waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat die geleverd wordt aan een warmteverbruiker en in het Vlaamse Gewest is geproduceerd.

De Vlaamse regering stelt nadere toepassingsregels en procedures vast voor het toekennen van groenewarmtecertificaten.

Art. 22.§ 1. De Vlaamse regering kan iedere aardgasnetbeheerder en iedere houder van een leveringsvergunning voor de levering van aardgas aan eindafnemers via het aardgasdistributienet, verplichten jaarlijks voor 31 december een door de Vlaamse regering te bepalen aantal groenewarmtecertificaten aan de VREG voor te leggen. § 2. De Vlaamse regering bepaalt welke groenewarmtecertificaten in aanmerking komen om te voldoen aan deze verplichting. § 3. De Vlaamse regering bepaalt onder welke omstandigheden het voorleggen van het aantal groenewarmtecertificaten geheel of gedeeltelijk kan worden vervangen door het voorleggen van een aantal groenestroomcertificaten, als bedoeld in artikel 2, 17°, van het Elektriciteitsdecreet.

Art. 23.Aan artikel 24 van het Elektriciteitsdecreet wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « De Vlaamse regering bepaalt onder welke omstandigheden het voorleggen van het aantal groenestroomcertificaten, bedoeld in artikel 23, § 2, geheel of gedeeltelijk kan worden vervangen door het voorleggen van een aantal groenewarmtecertificaten, als bedoeld in artikel 3, 23°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gasmarkt. » . HOOFDSTUK VIII. - De Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG)

Art. 24.In artikel 2 van het Elektriciteitsdecreet wordt 21° vervangen door wat volgt : « 21° reguleringsinstantie : de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en de Gasmarkt, afgekort de VREG; de instelling van openbaar nut die instaat voor de regulering, de controle en de transparantie van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt en opgericht wordt door artikel 27, § 1. »

Art. 25.In artikel 27, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord "reguleringsinstantie" vervangen door de woorden "Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt".

Art. 26.De VREG ontwikkelt passende en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie voor de Vlaamse aardgasmarkt. Ze heeft een algemene taak van toezicht en controle op de toepassing van de betreffende decreten en reglementen en een regulerende en raadgevende taak ten behoeve van de Vlaamse regering inzake de organisatie en de werking van de Vlaamse aardgasmarkt.

Daartoe zal de VREG : 1° gemotiveerde adviezen geven en voorstellen voorleggen in de gevallen, bepaald door dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan;2° op eigen initiatief of op verzoek van de minister of de Vlaamse regering studies uitvoeren in verband met de Vlaamse aardgasmarkt;3° de aardgasnetbeheerders aanwijzen èn de controle uitoefenen op de conformiteit van de aardgasnetbeheerders met de criteria zoals ze zijn opgesteld volgens de bepalingen van artikel 5;4° leveringsvergunningen afleveren en de controle uitoefenen op de conformiteit van de houders van een leveringsvergunning met de criteria zoals opgesteld volgens de bepalingen van artikel 16, § 5, 1°;5° een technisch reglement opstellen voor het beheer van het aardgasdistributienet, de toegang ertoe en de vereisten voor het aanleggen van directe leidingen en controle uitoefenen op de toepassing ervan;6° een gedragscode voor de toegang tot het net opstellen;7° controle uitoefenen op de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, bedoeld in artikel 18;8° het fonds, bedoeld in artikel 19, beheren;9° geschillen beslechten die betrekking hebben op de toegang tot het aardgasdistributienet, met uitzondering evenwel van de geschillen inzake contractuele rechten en verbintenissen;10° aanvragen voor afwijkingen de toegang tot het net behandelen zoals bedoeld in artikel 25 van de richtlijn;11° alle andere taken uitvoeren die haar door decreten, besluiten, reglementen en beslissingen van de Vlaamse regering betreffende de organisatie van de aardgasmarkt worden toevertrouwd.

Art. 27.In artikel 31, § 1, van het Elektriciteitsdecreet wordt het woord "drie" vervangen door het woord "vijf".

Art. 28.Artikel 29 tot en met 35 van het Elektriciteitsdecreet worden onverminderd toegepast voor de taken die de VREG moet vervullen ingevolge artikel 26. HOOFDSTUK IX. - Heffing op de exploitatie van een aardgasdistributienet Afdeling I. - Grondslag, heffingsplichtige en tarief

Art. 29.Vanaf een door de Vlaamse regering te bepalen datum wordt er een heffing ingesteld op de exploitatie van een aardgasdistributienet.

De heffing wordt berekend op een hoeveelheid aardgas, uitgedrukt in gigawattuur (GWh) calorische bovenwaarde, die gelijk is aan de hoeveelheid die jaarlijks wordt geïnjecteerd op het aardgasdistributienet, verminderd met de hoeveelheid die jaarlijks vanuit dit aardgasdistributienet op een ander aardgasdistributienet wordt geïnjecteerd.

Art. 30.De heffing is verschuldigd door de aardgasnetbeheerders, met inbegrip van de aardgasnetbeheerders, onderworpen aan de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales.

Zolang er voor een bepaald aardgasdistributienet geen aardgasnetbeheerder is aangewezen overeenkomstig artikel 6, is deze heffing verschuldigd door de exploitant van het aardgasdistributienet op dat ogenblik, met inbegrip van de exploitant die onderworpen is aan de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales.

Art. 31.Het tarief van de heffing wordt als volgt bepaald : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 32.De heffing wordt van rechtswege jaarlijks geïndexeerd door het tarief, bepaald in artikel 31, te vermenigvuldigen met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand oktober van het heffingsjaar, en te delen door het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand december van het jaar 2000. Afdeling II. - Vestiging van de aanslag

Art. 33.De heffingsplichtige doet jaarlijks vóór 30 maart van het jaar dat volgt op het heffingsjaar, aangifte van de hoeveelheid aardgas, vastgesteld overeenkomstig artikel 29. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels betreffende de aangifteplicht.

Art. 34.Vóór 15 oktober van het jaar dat volgt op het heffingsjaar wordt de heffing ingekohierd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar, aangewezen door de Vlaamse regering.

De kohieren bevatten op straffe van nietigheid : 1° de naam van de heffingsplichtige;2° de verwijzing naar dit decreet;3° het heffingsjaar;4° het bedrag van de verschuldigde heffing;5° de datum van uitvoerbaarverklaring;6° de handtekening van de ambtenaar, belast met het uitvoerbaar verklaren van het kohier. Ter uitvoering van dit kohier worden aan de heffingsplichtigen de aanslagbiljetten verstuurd. Deze aanslagbiljetten bevatten de gegevens, bepaald in 1° tot en met 5° van het tweede lid, de datum van verzending, de betalingstermijn en de termijn waarbinnen het administratief beroep kan worden ingediend.

Art. 35.In afwijking van artikel 34 kan een heffing of een aanvullende heffing worden gevestigd gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het heffingsjaar in de gevallen waarin de heffingsplichtige nagelaten heeft tijdig een geldige aangifte in te dienen of wanneer de verschuldigde heffing hoger ligt dan de heffing die werd gesteund op de gegevens van het aangifteformulier.

Er kunnen meerdere heffingen betreffende eenzelfde heffingsjaar en lastens dezelfde heffingsplichtige worden gevestigd. Die heffingen worden opgenomen in aanvullende kohieren.

Art. 36.Wanneer een aanslag nietig verklaard is, omdat hij niet werd gevestigd overeenkomstig een wettelijke regel, met uitzondering van de regels inzake de verjaring zoals bepaald in artikel 44 kan een nieuwe aanslag worden gevestigd ten laste van dezelfde heffingsplichtige en op grond van dezelfde heffingselementen, zelfs indien de termijnen, bepaald in artikelen 34 en 35, zijn verstreken. Deze aanslag moet worden gevestigd binnen drie maanden vanaf de datum van de uitspraak in het kader van het administratief beroep of binnen zes maanden vanaf de datum van een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan.

Art. 37.De heffingsplichtige moet de heffing betalen binnen zestig kalenderdagen na verzending van het aanslagbiljet. Na verloop van deze periode is hij nalatigheidsinteresten verschuldigd, conform de bepalingen van het Wetboek van de Inkomstenbelasting.

Ook inzake de moratoriumintresten zijn de bepalingen van het Wetboek van de Inkomstenbelasting van toepassing. Afdeling III. - Controle

Art. 38.De Vlaamse regering wijst de ambtenaren aan die belast zijn met de controle en het onderzoek in verband met de toepassing van deze heffing. Deze ambtenaren zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtigen en bij derden inlichtingen in te winnen en gegevens op te zoeken en te verzamelen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige alsmede elke derde die over de gevraagde gegevens beschikt, is verplicht deze inlichtingen te verstrekken op eenvoudig verzoek van deze ambtenaren.

Deze ambtenaren zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtige en bij derden alle boeken, stukken of registers op te vragen en in te kijken die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige, alsmede elke derde die over de gevraagde boeken, stukken of registers beschikt, is verplicht die voor te leggen op ieder verzoek van deze ambtenaren. De ambtenaren kunnen deze boeken, stukken of registers ter plaatse inkijken of ze meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

Na voorleggingvan hun legitimatiebewijs en op voorwaarde van een voorafgaande machtiging van de rechter in de politierechtbank, hebben deze ambtenaren toegang tot de bedrijfslokalen van de heffingsplichtige om vaststellingen te kunnen doen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige.

Alle inlichtingen, stukken, processen-verbaal, of akten, ontdekt of verkregen door deze ambtenaren in de uitoefening van hun functie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een bestuursdienst van de staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en de rechtbanken, de administraties van de gemeenschappen en gewesten, de provincies en de gemeenten, alsmede de organen en de instellingen van openbaar nut, kunnen door het Vlaamse Gewest worden aangewend om de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige vast te stellen. Afdeling IV. - Administratief beroep

Art. 39.Binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de verzending van het aanslagbiljet kan de heffingsplichtige beroep aantekenen bij de Vlaamse regering. Dat beroep vermeldt op straffe van nietigheid de naam van de heffingsplichtige, het kohiernummer, het aanslagjaar en de motieven van het beroep.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels betreffende dit administratief beroep.

De regels van het Wetboek van Inkomstenbelasting gelden voor de eisbaarheid van de aanslagen waartegen beroep is ingesteld. Afdeling V. - Ambshalve heffing, administratieve geldboete en

dwangbevel

Art. 40.Indien de heffingsplichtige nalaat de aangifte te doen, bepaald in artikel 33, kan de Vlaamse regering de heffingsplichtige in gebreke stellen door middel van een aangetekende brief of een deurwaardersexploot.

Indien de heffingsplichtige nalaat om binnen een periode van zestig kalenderdagen na verzending van de ingebrekestelling aangifte te doen, kan de Vlaamse regering een ambtshalve aanslag vestigen. Die aanslag kan worden gebaseerd op de hoeveelheid aardgas, vastgesteld overeenkomstig artikel 29, van het vorige heffingsjaar. De aanslag kan ook worden gebaseerd op tekenen en indiciën.

Art. 41.Zodra de nalatigheidsintresten verschuldigd zijn, wordt een administratieve geldboete opgelegd, gelijk aan het ontdoken bedrag, op voorwaarde dat de heffingsplichtige werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen.

Tegen deze geldboete kan binnen dertig dagen door middel van een aangetekende brief beroep worden ingediend bij de directeur-generaal van de administratie, bevoegd voor de inning.

Art. 42.Bij gebrek aan voldoening van de heffing, de intresten en de administratieve geldboete, kan een dwangbevel worden uitgevaardigd door de daartoe door de Vlaamse regering belaste ambtenaar.

Dit dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar die daartoe is aangewezen door de Vlaamse regering.

De berekening ervan gebeurt door deurwaardersexploot of per aangetekende brief.

Op het dwangbevel zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende het bewarend beslag en de middelen van tenuitvoerlegging van toepassing.

Tot zekerheid van betaling van de heffing heeft het Vlaamse Gewest eenzelfde algemeen voorrecht als bedoeld bij het WIB.

Art. 43.Verzet tegen het dwangbevel schort de tenuitvoerlegging van het dwangbevel op.

In geval van verzet, kan tot op het moment van de uitspraak over het verzet bij beschikking, vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, een vordering worden ingeleid om de heffingsplichtigen te horen veroordelen tot betaling van een provisioneel bedrag op het bij dwangbevel gevorderde bedrag. Afdeling VI. - Verjaring

Art. 44.De vordering tot betaling van de heffing van de intresten en de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag-waarop ze is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. HOOFDSTUK X. - Sancties

Art. 45.Worden gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van een tot vijfhonderd euro of met één van deze straffen alleen : 1° zij die de krachtens dit decreet verrichte verificaties of onderzoeken van de VREG of de Vlaamse regering krachtens dit decreet hinderen, die weigeren de informatie te verstrekken die zij gehouden zijn mee te delen krachtens dit decreet, of die bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken;

Art. 46.§ 1. Onverminderd de andere door dit decreet of in een uitvoeringsbesluit ervan bepaalde maatregelen, kan de VREG elke in het Vlaamse Gewest gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon verplichten tot naleving van specifieke bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan binnen de door haar bepaalde termijn.

Indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon bij het verstrijken van de termijn in gebreke blijft, kan de VREG, op voorwaarde dat de natuurlijke of rechtspersoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, een administratieve geldboete opleggen.

Deze administratieve geldboete mag, per kalenderdag, niet lager zijn dan duizend tweehonderd vijftig euro, noch hoger zijn dan honderdduizend euro, noch, jaarlijks in totaal, hoger zijn dan twee miljoen euro of 3 procent van de omzet die de betrokken persoon heeft gerealiseerd op de Vlaamse aardgasmarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar, indien dit laatste bedrag hoger is.

Strafvervolging in de zin van artikel 45 sluit administratieve geldboete uit, voor wat betreft de vervolgde feiten, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid. § 2. Onverminderd § 1, is het tarief van de administratieve geldboete voor een overtreding op grond van artikel 22, § 1, zodanig dat de vermeden geldboete bij het voorleggen van één groenewarmtecertificaat gelijk is aan de vermeden geldboete, vastgesteld voor een overtreding van artikel 23 van het Elektriciteitsdecreet bij het voorleggen van de groenestroomcertificaten die in plaats van groenewarmtecertificaten voorgelegd kunnen worden, zoals bepaald op grond van artikel 22, § 3. § 3. De VREG legt de administratieve geldboeten zoals bepaald in § 1 en § 2, vast en geeft de betrokken persoon hiervan kennis per aangetekende brief. Die met redenen omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete.

Art. 47.In artikel 569 van het Gerechtelijk Wetboek wordt, wat het Vlaamse Gewest betreft, 33° vervangen door wat volgt : « 33°. van de beroepen tegen de beslissing van het opleggen van een administratieve geldboete op grond van artikel 37, § 1, van het Elektriciteitsdecreet en artikel 46, § 1, van het Aardgasdecreet. ».

Art. 48.Het beroep bij de rechtbank van eerste aanleg tegen de beslissing van de VREG tot het opleggen van een administratieve geldboete op grond van artikel 46, § 1, werkt schorsend.

Art. 49.Indien de betrokken persoon of rechtspersoon het oneens is met de sanctie, opgelegd door artikel 46, § 2, kan hij, binnen 10 dagen na de kennisgeving, bedoeld in artikel 46, § 3, de VREG van zijn tegenargumenten in kennis stellen door middel van een aangetekende brief. Na het verstrijken van deze termijn is de beslissing definitief. De VREG kan haar beslissing echter herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen indien de tegenargumenten gegrond blijken te zijn. In dit geval zal een nieuwe kennisgeving plaatsvinden.

Art. 50.Na de kennisgeving, bedoeld in artikel 46, § 3, moet de administratieve geldboete binnen dertig dagen betaald worden.

De VREG kan uitstel van betaling verlenen voor een door haar bepaalde termijn.

Indien de betrokken persoon in gebreke blijft bij het betalen van de administratieve geldboete, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse regering wijst de ambtenaren aan die gelast zijn dwangbevelen te geven en uitvoerbaar te verklaren. Deze dwangbevelen worden betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling.

Art. 51.De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 46, § 1, wordt gestort in de Vlaamse middelenbegroting. De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 46, § 2, komt ten gunste van het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen, bedoeld in artikel 26 van het Elektriciteitsdecreet. HOOFDSTUK XI. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 52.Zolang de beheerders van de VREG nog niet allemaal zijn aangewezen, wordt de Vlaamse regering gemachtigd over te gaan tot de uitvoering van de artikels waarvoor de VREG krachtens dit decreet tot uitvoering gehouden is of advies moet verstrekken.

Art. 53.Elk ontwerp van uitvoeringsbesluit van dit decreet wordt door de Vlaamse regering voor advies aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen voorgelegd.

Art. 54.Dit decreet wordt aangehaald als "het Aardgasdecreet".

Art. 55.De Vlaamse regering kan de bepalingen van het Elektriciteitsdecreet en het Aardgasdecreet coördineren, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie.

Te dien einde kan de Vlaamse regering : 1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen. De coördinatie zal het volgende opschrift dragen : "Decreet betreffende de organisatie van de energiemarkt", gecoördineerd op [...] ".

Art. 56.In artikel 36 van het Elektriciteitsdecreet worden de woorden "vijftig tot twintigduizend frank" vervangen door de woorden "een tot vijfhonderd euro".

Art. 57.In artikel 37, § 1, tweede lid van hetzelfde decreet worden de woorden "vijftigduizend frank" vervangen door de woorden "duizend tweehonderd vijftig euro", de woorden "vier miljoen frank" door de woorden "honderd duizend euro" en de woorden "tachtig miljoen frank" door de woorden "twee miljoen euro".

Art. 58.ln artikel 37, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "2 000 frank" vervangen door de woorden "vijftig euro", de woorden "3 000 frank" door de woorden "vijfenzeventig euro", de woorden " 4 000 frank " door de woorden " honderd euro " en de woorden "5 000 frank" door de woorden "honderd vijfentwintig euro".

Art. 59.Artikel 40 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 40.Het tarief van de heffing wordt als volgt bepaald : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 60.De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop de bepalingen van dit decreet in werking treden.

Artikelen 31, 45, 46, 56, 57, 58 en 59 kunnen pas in werking treden vanaf 1 januari 2002.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 6 juli 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT _______ Nota Zitting 2000-2001 Stukken : - Ontwerp van decreet 689 - Nr. 1 - Amendement 689-Nr 2; Verslag 689 - Nr. 3 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering 689 - Nr. 4 Handelingen : Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 20 juni 2001.

^