Etaamb.openjustice.be
Decreet van 06 mei 2011
gepubliceerd op 13 mei 2011

Decreet houdende wijziging van het Mestdecreet van 22 december 2006

bron
vlaamse overheid
numac
2011035366
pub.
13/05/2011
prom.
06/05/2011
ELI
eli/decreet/2011/05/06/2011035366/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 MEI 2011. - Decreet houdende wijziging van het Mestdecreet van 22 december 2006 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende wijziging van het Mestdecreet van 22 december 2006

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.Aan artikel 2 van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Dit decreet bevat de maatregelen uitgewerkt met het oog op het behalen van de doelstellingen in het kader van de Nitraatrichtlijn en de aan het mestbeleid gerelateerde doelstellingen van de kaderrichtlijn Water. ».

Art. 3.Aan artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008, 19 december 2008 en 23 december 2010, worden een punt 14°bis en een punt 69° tot en met 94° toegevoegd, die luiden als volgt : « 14°bis kaderrichtlijn Water : de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 (2000/60/EG) tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid; 69° werkzame stikstof : stikstof onder de vorm van nitraatstikstof of ammoniumstikstof.Voor het bepalen hoeveel nutriënten, uitgedrukt in kg werkzame N, een meststof bevat, moet de totale inhoud aan stikstof van de meststof in kwestie vermenigvuldigd worden met de overeenkomstige percentages, vermeld in tabel 1 : Tabel 1. - Percentages werkzame stikstof volgens mestsoort

Mestsoort

Percentage werkzame stikstof ten opzichte van de totale inhoud aan stikstof

Kunstmest

100 %

Effluenten uit de mestverwerking

100 %

Dunne fractie na het scheiden van vloeibare dierlijke mest

60 %

Vloeibare dierlijke mest uitgezonderd effluenten uit de mestverwerking en dunne fractie na het scheiden van vloeibare dierlijke mest

60 %

Andere meststoffen uitgezonderd gecertificeerde gft- en groencompost en uitgezonderd andere meststoffen die stikstof in dusdanige vorm bevatten, dat slechts een beperkt gedeelte van de totale stikstof vrijkomt in het jaar van opbrenging, als vermeld in artikel 13, § 9

60 %

Vaste dierlijke mest

30 %

Andere meststoffen die stikstof in dusdanige vorm bevatten, dat slechts een beperkt gedeelte van de totale stikstof vrijkomt in het jaar van opbrenging, als vermeld in artikel 13, § 9

30 %

Bemesting door begrazing van vee

20 %

Gecertificeerde gft- en groencompost

15 %


70° vaste dierlijke mest : champost, stalmest, vaste fractie na het scheiden van dierlijke mest of dierlijke mest met een drogestofgehalte van minimum 20 %;71° vloeibare dierlijke mest : dierlijke mest die geen vaste dierlijke mest is en geen dierlijke mest is die is opgebracht door bemesting door begrazing van vee;72° gecertificeerde gft- en groencompost : gft- of groencompost die beschikt over een VLACO-keuringsattest of waarvan aangetoond wordt dat de kwaliteit gelijkwaardig is aan de kwaliteit van gft- of groencompost die beschikt over een VLACO-keuringsattest.De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen aangaande de wijze waarop aangetoond kan worden dat de kwaliteit van gft- of groencompost gelijkwaardig is aan de kwaliteit van gft- of groencompost die beschikt over een VLACO-keuringsattest; 73° landbouwstreek : landbouwstreek, als vermeld in het koninklijk besluit van 24 februari 1951 houdende grensbepaling van de landbouwstreken van het Rijk;74° zandgronden : de landbouwgronden die gelegen zijn in de landbouwstreek Vlaamse Zandstreek of de landbouwstreek Kempen, met uitzondering van de landbouwgronden die zowel gelegen zijn in de provincie Vlaams-Brabant als in de landbouwstreek Vlaamse Zandstreek. In afwijking hiervan wordt een perceel landbouwgrond niet aanzien als een zandgrond, als de landbouwer door een textuuranalyse van het betreffende perceel aantoont dat de textuurklasse van dat perceel niet textuurklasse P, S of Z is. De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels aangaande de wijze waarop landbouwers kunnen aantonen dat percelen geen zandgronden zijn; 75° zware kleigronden : al de landbouwgronden die gelegen zijn in de landbouwstreek Polders en de landbouwgronden gelegen in een door de Vlaamse Regering afgebakend gebied, waarvan de landbouwer aantoont dat deze vergelijkbare bodemkarakteristieken hebben.De Vlaamse Regering stelt nadere regels aangaande wat onder vergelijkbare bodemkarakteristieken wordt verstaan en aangaande de wijze waarop landbouwers uit het afgebakende gebied kunnen aantonen dat landbouwgronden vergelijkbare bodemkarakteristieken hebben; 76° groenten van groep I : bloemkool, groene selder, spruitkool, witte kool, boerenkool, spitskool, prei, broccoli, romanescokool, rodekool, savooikool, artisjok, Chinese kool, rabarber, andere kolen, bladselder of aardbeien.De Vlaamse Regering kan deze lijst aanvullen; 77° groenten van groep II : spinazie, courgettes, sla, vroege aardappelen, knolselder, peterselie, bieslook, basilicum, augurken, pompoenen, knolvenkel, koolrabi, paksoi, sierteeltgewassen die geteeld worden op niet permanent overkapte landbouwgronden of andere groenten die geen groenten van groep I, geen groenten van groep III, geen teelt met lage stikstofbehoefte of geen teelt die specifiek benoemd is in de tabel, als vermeld in artikel 13, § 2, tweede lid, zijn.De Vlaamse Regering kan deze lijst aanvullen; 78° groenten van groep III : wortelen, rapen, koolraap, rode biet, pastinaak, rammenas, radijs, mierikswortel, schorseneren, wortelpeterselie, asperges, erwten, bonen, dille, kervel, tijm, of andere kruiden met uitzondering van peterselie, bieslook en basilicum;79° teelt met lage stikstofbehoefte : cichorei, sjalotten, ui, vlas, witloof of fruit met uitzondering van aardbeien.De Vlaamse Regering kan deze lijst aanvullen; 80° maïs voorafgegaan door een snede gras of door een snede snijrogge : een teeltcombinatie waarbij op hetzelfde perceel in hetzelfde kalenderjaar een hoofdteelt maïs voorafgegaan wordt door een voorteelt grasland dat enkel gemaaid wordt of een voorteelt snijrogge.De voorteelt grasland dat enkel gemaaid wordt mag niet vóór 1 april gemaaid worden. De voorteelt snijrogge, mag niet vóór 15 maart geoogst worden. Het gemaaide gras of de geoogste snijrogge moet vervolgens van het perceel verwijderd worden; 81° braak : spontane bedekking of niet ingezaaide akkers;82° Meststoffendecreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;83° erkend laboratorium : een laboratorium dat krachtens artikel 62, § 6, erkend is;84° nitraatresidudrempelwaarde : de nitraatresidudrempelwaarde als vermeld in artikel 14, § 1;85° vroege aardappelen : aardappelen gerooid vóór 31 juli;86° vanggewas : gele mosterd, bladrammenas, Facelia, Tagetes, voederkool, bladkool, festulolium, Niger, gras, Japanse haver, zomerhaver of snijrogge;87° erkende telersvereniging : een organisatie van producenten die erkend is door de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid, op grond van Verordening (EG) nr.1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit; 88° erkend praktijkcentrum : een praktijkcentrum in de plantaardige sector als vermeld in artikel 2, 1°, van het ministerieel besluit van 15 oktober 2007 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 april 2007 betreffende steun aan investeringen in de omkaderingssector van land- en tuinbouw;89° specifieke teelt : fruitbomen, chrysanten, snijbloemen, snijplanten, winterbloeiende halfheesters, groenten van groep I, groenten van groep II of groenten van groep III;90° niet-specifieke teelt : elke teelt die geen specifieke teelt is;91° blijvend grasland : grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die gedurende ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf wordt opgenomen;92° hoofdteelt : de teelt die op 31 mei van een kalenderjaar op het perceel aanwezig is of in afwezigheid van een teelt op deze datum, de eerstvolgende teelt die op het perceel wordt ingezaaid;93° voorteelt : de teelt die vóór de hoofdteelt op hetzelfde perceel en in hetzelfde kalenderjaar verbouwd wordt;94° nateelt : de teelt die na de hoofdteelt op hetzelfde perceel en in hetzelfde kalenderjaar verbouwd wordt.».

Art. 4.Aan artikel 4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008 en 23 december 2010, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. De Mestbank kan voor de uitoefening van haar taken, als vermeld in § 1, in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, met administratieve overheden, diensten of andere derden gegevens uitwisselen of opvragen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van deze taken.

De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast, onder meer met betrekking tot de aard van de gegevens die uitgewisseld of opgevraagd kunnen worden, tot de vorm waarin en de wijze waarop deze gegevens worden verwerkt en uitgewisseld. ».

Art. 5.In artikel 8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 en bij de decreten van 12 december 2008 en 19 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 worden een tweede, een derde, een vierde en een vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Op akkers is het verboden om na de oogst van een hoofdteelt, vloeibare dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen, uitgezonderd andere meststoffen als vermeld in § 4, op of in de bodem te brengen, tenzij na de hoofdteelt : 1° hetzij een groente van groep I, groente van groep II of groente van groep III, als nateelt ingezaaid wordt;2° hetzij uiterlijk op 31 juli een nateelt ingezaaid wordt;3° hetzij na 31 juli en uiterlijk op 31 augustus een vanggewas ingezaaid wordt. In het geval, als vermeld in het tweede lid, 3°, is de hoeveelheid vloeibare dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen, uitgezonderd andere meststoffen als vermeld in § 4, die na de oogst van de hoofdteelt nog opgebracht mag worden, beperkt tot maximaal 45kg N/ha. In afwijking hiervan mag maximaal 30 kg N/ha na de hoofdteelt opgebracht worden als de bemesting gebeurt met kunstmest of met effluenten uit de mestverwerking.

De Vlaamse Regering zal beslissen tot een verhoging van de norm van 45kg N/ha naar 60kg N/ha mits toestemming van de Europese Commissie.

In afwijking van het tweede lid, 3°, kan de Vlaamse Regering in geval van uitzonderlijke weersomstandigheden bepalen dat het vanggewas slechts moet worden ingezaaid vóór 10 september van hetzelfde jaar. »; 2° in § 3 wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° vanaf 16 februari tot en met 14 oktober in de zware kleigronden dierlijke mest op of in de bodem te brengen op landbouwgrond met uitzondering van blijvend grasland.»; 3° aan § 3 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor akkers in de zware kleigronden is het na de oogst van een hoofdteelt verboden om vloeibare dierlijke mest, kunstmest of andere meststoffen, uitgezonderd andere meststoffen als vermeld in § 4, op of in de bodem te brengen, tenzij binnen de 15 dagen na de bemesting een vanggewas wordt ingezaaid of tenzij na de oogst een nateelt die geen vanggewas is, wordt ingezaaid of geplant.»; 4° in § 5, eerste lid, 3°, wordt in de eerste zin de woorden « uitzonderlijke weersomstandigheden, » opgeheven;5° in § 5, eerste lid, 3°, wordt de zin « Ingeval van uitzonderlijke weersomstandigheden kan enkel een afwijking gegeven worden in geval er geen bevredigende oplossing bestaat op het verbod om meststoffen op of in de bodem te brengen tot uiterlijk 15 september.» opgeheven; 6° in § 5 wordt het tweede lid opgeheven;7° er wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6.De opslag van vaste dierlijke mest op landbouwgrond is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de mest is opgeslagen om te worden uitgespreid;2° de opslag gebeurt maximaal gedurende één maand vóór het spreiden;3° er is geen opslag in de periode van 15 november tot en met 15 januari;4° de afstand van de opslag tot de perceelsgrens en oppervlaktewater bedraagt ten minste 10 meter;5° de afstand van de opslag tot woningen van derden bedraagt ten minste 100 meter. Opslag van vaste dierlijke mest op landbouwgrond die niet voldoet aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid is verboden. ». 8° in § 5, eerste lid, wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° voor graszodenteelt en voor specifieke teelten die nog een belangrijke stikstofopname hebben in de periode bepaald in § 1 en waar de bodem onvoldoende stikstof kan leveren via mineralisatie uit de bodemvoorraad, kan, als deze teelten een najaarsteelt zijn, een door de Vlaamse Regering toegestane afwijking er in geen geval toe leiden dat in een bepaald kalenderjaar, na 14 november, dierlijke mest, andere meststoffen of kunstmest mag worden opgebracht.Als de graszodenteelt of de specifieke teelt, een voorjaarsteelt is, kan de door de Vlaamse Regering toegestane afwijking er in geen geval toe leiden dat in een bepaald kalenderjaar, vóór 16 januari, dierlijke mest, andere meststoffen of kunstmest mag worden opgebracht; ».

Art. 6.Artikel 12, § 1, vierde lid, van hetzelfde decreet, wordt vervangen door wat volgt : « In de gevallen, vermeld in het tweede en het derde lid, is de hoeveelheid meststoffen die mag opgebracht worden, voor stikstof beperkt tot 170 kg N/ha en voor wat betreft fosfaat beperkt tot de overeenkomstige bemestingsnorm voor « Overige teelten », als vermeld in artikel 13, § 4, eerste lid. ».

Art. 7.In artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 maart 2009 en 23 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 tot en met § 4 worden vervangen door wat volgt : « § 1.De hoeveelheid nutriënten die met meststoffen per jaar op landbouwgrond mag opgebracht worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij beweiding, moet zodanig beperkt worden dat de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen zowel in grond- als in oppervlaktewater kleiner blijft dan 50 mg nitraat per liter en de eutrofiëring van natuurlijke zoetwatermeren, andere zoetwatermassa's, estuaria, kustwater en zeewater vermeden wordt en verdere verontreiniging van die aard voorkomen wordt.

Het is verboden meststoffen op te brengen op percelen landbouwgrond die braak liggen.

In afwijking van dit artikel, mag op landbouwgronden die permanent overkapt zijn kunstmest opgebracht worden tot de hoeveelheden opgenomen in de bemestingsadviezen, opgemaakt voor de percelen landbouwgrond in kwestie.

De Vlaamse Regering kan bepalen dat voor de teelt op groeimedium die gebeurt op niet permanent overkapte landbouwgronden, onder bepaalde voorwaarden, afgeweken kan worden van de bemestingsnormen voor kunstmest, vermeld in dit artikel.

Voor de beperking van de hoeveelheid stikstof die, rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond, maximaal mag opgebracht worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij beweiding, heeft de landbouwer de keuze tussen twee systemen van bemestingsnormen, namelijk : 1° een systeem van bemestingsnormen, gebaseerd op de totale opgebrachte hoeveelheid stikstof, als vermeld in § 2;2° een systeem van bemestingsnormen, gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof, als vermeld in § 3. De landbouwer moet voor alle percelen behorende tot zijn bedrijf, hetzelfde systeem van bemestingsnormen toepassen.

Als een landbouwer in een bepaald kalenderjaar het systeem van bemestingsnormen, gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof, toepast, moet hij vanaf dan tot en met het kalenderjaar 2014 het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof toepassen.

Als de landbouwer nog de keuze heeft tussen de twee systemen van bemestingsnormen, moet hij bij de aangifte, als vermeld in artikel 23 meedelen welk systeem van bemestingsnormen hij het vorige kalenderjaar op zijn bedrijf heeft toegepast. § 2. De landbouwer die kiest voor het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de totale opgebrachte hoeveelheid stikstof, moet de hoeveelheid stikstof die hij per jaar en per hectare landbouwgrond opbrengt, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij beweiding, beperken tot de maxima vermeld in deze paragraaf.

Op zandgronden worden de hoeveelheden nutriënten, uitgedrukt respectievelijk in kg Totale N, in kg N uit dierlijke mest, in kg N uit andere meststoffen en in kg N uit kunstmest, die rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond, maximaal opgebracht mogen worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij begrazing, beperkt tot de hoeveelheden vermeld in onderstaande tabel : Tabel 2. - Stikstofbemestingsnormen in het systeem van totale stikstof voor teelten op zandgronden

Hoofdteelt

kg Totale N

kg N uit dierlijke mest

kg N uit andere meststoffen

kg N uit kunstmest

Grasland dat enkel gemaaid wordt, met inbegrip van graszodenteelt

370

170

170

200

Grasland dat niet enkel gemaaid wordt

350

170

170

180

Wintertarwe of triticale

200

100

100

100

Wintergerst of andere granen

150

100

100

50

Suikerbieten

205

170

170

35

Voederbieten

305

170

170

135

Aardappelen met uitzondering van vroege aardappelen

260

170

170

90

Maïs

205

170

170

35

Groente van groep I

295

170

170

125

Groente van groep II

230

170

170

60

Groente van groep III

185

170

170

15

Teelten met lage stikstofbehoefte

165

125

125

40

Leguminosen met uitzondering van erwten en bonen

120

120

120

0

Overige teelten

200

170

170

30


In afwijking van het tweede lid, kunnen voor de teeltcombinaties, vermeld in de onderstaande tabel, de hoeveelheden nutriënten, uitgedrukt respectievelijk in kg Totale N, in kg N uit dierlijke mest, in kg N uit andere meststoffen en in kg N uit kunstmest, die op zandgronden, rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond, maximaal opgebracht mogen worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij begrazing, verhoogd worden tot de hoeveelheden vermeld in onderstaande tabel : Tabel 3. - Stikstofbemestingsnormen in het systeem van totale stikstof voor teeltcombinaties op zandgronden

Teeltcombinatie

kg Totale N

kg N uit dierlijke mest

kg N uit andere meststoffen

kg N uit kunstmest

Wintertarwe gevolgd door een nateelt of triticale gevolgd door een nateelt

250

170

170

80

Wintergerst gevolgd door een nateelt of andere granen gevolgd door een nateelt

200

170

170

30

Maïs voorafgegaan door een snede gras of door een snede snijrogge

270

170

170

100

2 teelten groenten van groep I

385

170

170

215

Een groente van groep I en een groente van groep II

340

170

170

170

Een groente van groep I en een groente van groep III

320

170

170

150

2 teelten groenten van groep II

320

170

170

150

Een groente van groep II en een groente van groep III

275

170

170

105

2 teelten groenten van groep III

250

170

170

80

3 teelten groenten waarvan minstens een groente van groep II

320

170

170

150

3 teelten groenten waarvan geen enkele een groente van groep II

250

170

170

80


Op niet-zandgronden worden de hoeveelheden nutriënten, uitgedrukt respectievelijk in kg Totale N, in kg N uit dierlijke mest, in kg N uit andere meststoffen en in kg N uit kunstmest, die rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond, maximaal opgebracht mogen worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij begrazing, beperkt tot de hoeveelheden vermeld in onderstaande tabel : Tabel 4. - Stikstofbemestingsnormen in het systeem van totale stikstof voor teelten op niet-zandgronden

Hoofdteelt

kg Totale N

kg N uit dierlijke mest

kg N uit andere meststoffen

kg N uit kunstmest

Grasland dat enkel gemaaid wordt, met inbegrip van graszodenteelt

380

170

170

210

Grasland dat niet enkel gemaaid wordt

360

170

170

190

Wintertarwe of triticale

215

100

100

115

Wintergerst of andere granen

165

100

100

65

Suikerbieten

220

170

170

50

Voederbieten

330

170

170

160

Aardappelen met uitzondering van vroege aardappelen

280

170

170

110

Maïs

220

170

170

50

Groente van groep I

320

170

170

150

Groente van groep II

250

170

170

80

Groente van groep III

195

170

170

25

Teelten met lage stikstofbehoefte

175

125

125

50

Leguminosen met uitzondering van erwten en bonen

125

125

125

0

Overige teelten

215

170

170

45


In afwijking van het vierde lid, kunnen voor de teeltcombinaties, vermeld in de onderstaande tabel, de hoeveelheden nutriënten, uitgedrukt respectievelijk in kg Totale N, in kg N uit dierlijke mest, in kg N uit andere meststoffen en in kg N uit kunstmest, die op niet-zandgronden, rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond, maximaal opgebracht mogen worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij begrazing, verhoogd worden tot de hoeveelheden vermeld in onderstaande tabel : Tabel 5. - Stikstofbemestingsnormen in het systeem van totale stikstof voor teeltcombinaties op niet-zandgronden

Teeltcombinatie

kg Totale N

kg N uit dierlijke mest

kg N uit andere meststoffen

kg N uit kunstmest

Wintertarwe gevolgd door een nateelt of triticale gevolgd door een nateelt

265

170

170

95

Wintergerst gevolgd door een nateelt of andere granen gevolgd door een nateelt

215

170

170

45

Maïs voorafgegaan door een snede gras of door een snede snijrogge

300

170

170

130

2 teelten groenten van groep I

420

170

170

250

Een groente van groep I en een groente van groep II

370

170

170

200

Een groente van groep I en een groente van groep III

345

170

170

175

2 teelten groenten van groep II

345

170

170

175

Een groente van groep II en een groente van groep III

295

170

170

125

2 teelten groenten van groep III

270

170

170

100

3 teelten groenten waarvan minstens een groente van groep II

345

170

170

175

3 teelten groenten waarvan geen enkele een groente van groep II

270

170

170

100


§ 3. De landbouwers die het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof toepassen, moeten de hoeveelheid stikstof die ze per jaar en per hectare landbouwgrond opbrengen, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij beweiding, beperken tot de maxima vermeld in deze paragraaf.

Op zandgronden worden de hoeveelheden nutriënten, uitgedrukt respectievelijk in kg N uit dierlijke mest en in kg werkzame N, die rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond, maximaal opgebracht mogen worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij begrazing, beperkt tot de hoeveelheden vermeld in onderstaande tabel : Tabel 6. - Stikstofbemestingsnormen in het systeem van werkzame stikstof voor teelten op zandgronden

Hoofdteelt

kg N uit dierlijke mest

kg werkzame N

Grasland dat enkel gemaaid wordt, met inbegrip van graszodenteelt

170

300

Grasland dat niet enkel gemaaid wordt

170

235

Wintertarwe of triticale

100

160

Wintergerst of andere granen

100

110

Suikerbieten

170

135

Voederbieten

170

235

Aardappelen met uitzondering van vroege aardappelen

170

190

Maïs

170

135

Groente van groep I

170

225

Groente van groep II

170

160

Groente van groep III

170

115

Teelten met lage stikstofbehoefte

125

115

Leguminosen met uitzondering van erwten en bonen

120

70

Overige teelten

170

130


In afwijking van het tweede lid, kunnen voor de teeltcombinaties, vermeld in de onderstaande tabel, de hoeveelheden nutriënten, uitgedrukt respectievelijk in kg N uit dierlijke mest en in kg werkzame N, die op zandgronden, rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond, maximaal opgebracht mogen worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij begrazing, verhoogd worden tot de hoeveelheden vermeld in onderstaande tabel : Tabel 7. - Stikstofbemestingsnormen in het systeem van werkzame stikstof voor teeltcombinaties op zandgronden

Teeltcombinatie

kg N uit dierlijke mest

kg werkzame N

Wintertarwe gevolgd door een nateelt of triticale gevolgd door een nateelt

170

180

Wintergerst gevolgd door een nateelt of andere granen gevolgd door een nateelt

170

130

Maïs voorafgegaan door een snede gras of door een snede snijrogge

170

200

2 teelten groenten van groep I

170

315

Een groente van groep I en een groente van groep II

170

270

Een groente van groep I en een groente van groep III

170

250

2 teelten groenten van groep II

170

250

Een groente van groep II en een groente van groep III

170

205

2 teelten groenten van groep III

170

180

3 teelten groenten waarvan minstens een groente van groep II

170

250

3 teelten groenten waarvan geen enkele een groente van groep II

170

180


Op niet-zandgronden worden de hoeveelheden nutriënten, uitgedrukt respectievelijk in kg N uit dierlijke mest en in kg werkzame N, die rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond, maximaal opgebracht mogen worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij begrazing, beperkt tot de hoeveelheden vermeld in onderstaande tabel : Tabel 8. - Stikstofbemestingsnormen in het systeem van werkzame stikstof voor teelten op niet-zandgronden

Hoofdteelt

kg N uit dierlijke mest

kg werkzame N

Grasland dat enkel gemaaid wordt, met inbegrip van graszodenteelt

170

310

Grasland dat niet enkel gemaaid wordt

170

245

Wintertarwe of triticale

100

175

Wintergerst of andere granen

100

125

Suikerbieten

170

150

Voederbieten

170

260

Aardappelen met uitzondering van vroege aardappelen

170

210

Maïs

170

150

Groente van groep I

170

250

Groente van groep II

170

180

Groente van groep III

170

125

Teelten met lage stikstofbehoefte

125

125

Leguminosen met uitzondering van erwten en bonen

125

75

Overige teelten

170

145


In afwijking van het vierde lid, kunnen voor de teeltcombinaties, vermeld in de onderstaande tabel, de hoeveelheden nutriënten, uitgedrukt respectievelijk in kg N uit dierlijke mest en in kg werkzame N, die op niet-zandgronden, rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond, maximaal opgebracht mogen worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij begrazing, verhoogd worden tot de hoeveelheden vermeld in onderstaande tabel : Tabel 9. - Stikstofbemestingsnormen in het systeem van werkzame stikstof voor teeltcombinaties op niet-zandgronden

Teeltcombinatie

kg N uit dierlijke mest

kg werkzame N

Wintertarwe gevolgd door een nateelt of triticale gevolgd door een nateelt

170

195

Wintergerst gevolgd door een nateelt of andere granen gevolgd door een nateelt

170

145

Maïs voorafgegaan door een snede gras of door een snede snijrogge

170

230

2 teelten groenten van groep I

170

350

Een groente van groep I en een groente van groep II

170

300

Een groente van groep I en een groente van groep III

170

275

2 teelten groenten van groep II

170

275

Een groente van groep II en een groente van groep III

170

225

2 teelten groenten van groep III

170

200

3 teelten groenten waarvan minstens een groente van groep II

170

275

3 teelten groenten waarvan geen enkele een groente van groep II

170

200


§ 4. De landbouwer moet de hoeveelheid fosfaat die hij, rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond opbrengt, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij beweiding, beperken tot de maxima vermeld in de onderstaande tabel : Tabel 10. - Fosfaatbemestingsnormen

Hoofdteelt

Toegestane hoeveelheid, uitgedrukt in kg P2O5 per ha en per jaar in de kalenderjaren 2011 en 2012

Toegestane hoeveelheid, uitgedrukt in kg P2O5 per ha en per jaar in de kalenderjaren 2013 en 2014

Toegestane hoeveelheid, uitgedrukt in kg P2O5 per ha en per jaar in de kalenderjaren 2015 en 2016

Toegestane hoeveelheid, uitgedrukt in kg P2O5 per ha en per jaar vanaf het kalenderjaar 2017

Grasland dat enkel gemaaid wordt, met inbegrip van graszodenteelt

95

95

95

90

Grasland dat niet enkel gemaaid wordt

90

90

90

90

Wintertarwe of triticale

75

75

70

70

Wintergerst of andere granen

75

70

70

70

Suikerbieten

75

65

55

55

Voederbieten

75

65

55

55

Aardappelen met uitzondering van vroege aardappelen

75

65

55

55

Maïs

80

80

75

70

Groente van groep I

75

65

55

55

Groente van groep II

75

65

55

55

Groente van groep III

75

65

55

55

Teelten met lage stikstofbehoefte

75

65

55

55

Leguminosen met uitzondering van erwten en bonen

75

65

55

55

Overige teelten

75

65

55

55


In afwijking van de hoeveelheden, bepaald in de tabel, vermeld in het eerste lid, mag voor de combinatie van een hoofdteelt maïs voorafgegaan door een snede gras of door een snede snijrogge, de hoeveelheid nutriënten, uitgedrukt in kg P2O5, die rekening houdend met de gewasbehoefte, de bodemvoorraad en de mineralisatie, per jaar en per hectare landbouwgrond, maximaal opgebracht mag worden verhoogd worden tot : 1° 95 kg P2O5 per hectare per jaar voor de kalenderjaren 2011 tot en met 2016;2° 90 kg P2O5 per hectare per jaar vanaf het kalenderjaar 2017.»; 2° § 7 wordt opgeheven;3° § 10 wordt vervangen door wat volgt : « § 10.Als de landbouwer gecertificeerde gft- en groencompost op een perceel gebruikt, wordt, in afwijking van de bepalingen van dit decreet, slechts 50 % van de hoeveelheid P2O5, afkomstig van de gecertificeerde gft- en groencompost, als opgebracht beschouwd. »; 4° er worden een § 12, een § 13, een § 14 en een § 15 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 12.In afwijking van § 2 en § 3, kan voor aardappelen, met uitzondering van vroege aardappelen, per perceel, afgeweken worden van de hoeveelheden stikstof die per hectare landbouwgrond en per jaar opgebracht mogen worden, als voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de landbouwer moet aantonen dat een minimale gewasopbrengst van 55 ton aardappelen per hectare wordt overschreden, rekening houdend met de opbrengst van alle percelen aardappelen die tot zijn bedrijf behoren;2° voor alle percelen aardappelen, moet in het voorjaar een bodemanalyse worden uitgevoerd door een erkend laboratorium en een hierop gesteund bemestingsadvies worden opgemaakt door een erkend laboratorium;3° voor alle percelen aardappelen moet de landbouwer, in ieder kalenderjaar waarin gebruik wordt gemaakt van deze afwijking, door een erkend laboratorium het nitraatresidu laten bepalen in de periode van 1 oktober tot en met 15 november. De op basis van deze afwijking toegestane hoeveelheden stikstof die per hectare landbouwgrond en per jaar mogen opgebracht worden, mogen de in het bemestingsadvies vastgestelde maximale hoeveelheid op te brengen werkzame kg N per hectare niet overschrijden en : 1° als de landbouwer op zijn bedrijf het systeem van bemestingsnormen, gebaseerd op de totale opgebrachte hoeveelheid stikstof, als vermeld in § 2, toepast, is : a) de toegestane kg totale N per hectare maximaal 10 % hoger dan de op grond van § 2 toegestane kg totale N per hectare voor aardappelen, met uitzondering van vroege aardappelen;b) de toegestane kg kunstmest per hectare maximaal de toegestane kg totale N per hectare, overeenkomstig a), verminderd met de op grond van § 2 toegestane kg dierlijke mest per hectare voor aardappelen, met uitzondering van vroege aardappelen;2° als de landbouwer op zijn bedrijf het systeem van bemestingsnormen, gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof, als vermeld in § 3, toepast, is de toegestane kg werkzame N maximaal 10 % hoger dan de op grond van § 3 toegestane kg werkzame N per hectare voor aardappelen, met uitzondering van vroege aardappelen. Als op een perceel waarop deze afwijking wordt toegepast, de nitraatresidudrempelwaarde, vastgesteld op basis van de staalname als vermeld in het eerste lid, 3°, de overeenkomstige nitraatresidudrempelwaarde voor aardappelen zoals bepaald in uitvoering van artikel 14, overschrijdt, kan de landbouwer voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin gebruik werd gemaakt van deze afwijking, op geen enkel tot het bedrijf behorend perceel landbouwgrond gebruik maken van deze afwijking.

De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast, onder meer over de wijze waarop de landbouwer deze afwijking op de bemestingsnormen aan de Mestbank aanvraagt, de wijze waarop de gewasopbrengst moet worden aangetoond, het aantal staalnames en bodemanalyses en het systeem en de waarden waarop de advisering gestoeld moet zijn. § 13. In afwijking van §§ 2 en 3, kan, per perceel, afgeweken worden van de hoeveelheden stikstof die per hectare landbouwgrond en per jaar opgebracht mogen worden, als voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° per teelt waarop deze afwijking zal worden toegepast, moet de landbouwer aantonen dat een door de Vlaamse Regering, voor de betrokken teelt, vast te stellen minimum gewasopbrengst wordt overschreden;2° op elk tot het bedrijf behorend perceel landbouwgrond waarop hij dezelfde hoofdteelt verbouwt als het perceel waarop hij de afwijking vermeld in deze paragraaf toepast, moet in het voorjaar een bodemanalyse en een hierop gesteund bemestingsadvies worden opgemaakt door een erkend laboratorium;3° op drie tot het bedrijf behorende percelen landbouwgrond, door de Mestbank aangeduid, moet de landbouwer, in ieder kalenderjaar waarin gebruik wordt gemaakt van de afwijking, door een erkend laboratorium het nitraatresidu laten bepalen in de periode van 1 oktober tot en met 15 november. De op basis van deze afwijking toegestane hoeveelheden stikstof die per hectare landbouwgrond en per jaar mogen opgebracht worden, mogen de in het bemestingsadvies vastgestelde maximale hoeveelheid op te brengen werkzame kg N per hectare niet overschrijden en : 1° als de landbouwer op zijn bedrijf het systeem van bemestingsnormen, gebaseerd op de totale opgebrachte hoeveelheid stikstof, als vermeld in § 2, toepast, is : a) de toegestane kg totale N per hectare maximaal 10 % hoger dan de voor de overeenkomstige teelt op grond van § 2 toegestane kg totale N per hectare;b) de toegestane kg kunstmest per hectare maximaal de toegestane kg totale N per hectare, overeenkomstig a), verminderd met de op grond van § 2 toegestane kg dierlijke mest per hectare voor de overeenkomstige teelt;2° als de landbouwer op zijn bedrijf het systeem van bemestingsnormen, gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof, als vermeld in § 3, toepast, is de toegestane kg werkzame N maximaal 10 % hoger dan de op grond van § 3 toegestane kg werkzame N per hectare voor de overeenkomstige teelt. Voor geen enkel tot het bedrijf behorend perceel landbouwgrond mag de in het bemestingsadvies vastgestelde maximale hoeveelheid op te brengen werkzame stikstof worden overschreden.

Als op een perceel de nitraatresidudrempelwaarde, vastgesteld op basis van de staalname als vermeld in het eerste lid, 3°, de overeenkomstige nitraatresidudrempelwaarde zoals bepaald in uitvoering van artikel 14, overschrijdt, kan de landbouwer voor het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin gebruik werd gemaakt van deze afwijking, op geen enkele tot het bedrijf behorende landbouwgrond waarop hij dezelfde hoofdteelt verbouwt als het perceel waarop het te hoge nitraatresidu werd gemeten, gebruik maken van deze afwijking.

Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, worden graslanden die enkel gemaaid worden en graslanden die niet enkel gemaaid worden, als twee verschillende teelten beschouwd.

De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast, onder meer over de wijze waarop de landbouwer deze afwijking op de bemestingsnormen aan de Mestbank aanvraagt, de wijze waarop de gewasopbrengst moet worden aangetoond, het aantal staalnames en bodemanalyses en het systeem en de waarden waarop de advisering gestoeld moet zijn en kan het toepassingsgebied van de afwijking, vermeld in deze paragraaf, beperken. § 14. In afwijking van § 1, § 2 en § 3, is het op of in de bodem brengen van meststoffen op percelen waarop groenten van groep I of groenten van groep II worden geteeld, met uitzondering van vroege aardappelen en spruitkool, vanaf 1 januari 2013 verboden, tenzij de landbouwer zich laat adviseren door een erkend laboratorium, een erkende telersvereniging of een erkend praktijkcentrum.

In het kader van die advisering moet de landbouwer voor elk perceel waarop groenten van groep I of groenten van groep II worden geteeld, met uitzondering van vroege aardappelen en spruitkool, één of meerdere stikstofanalyses met bijhorend bemestingsadvies laten uitvoeren. Als binnen een kalenderjaar per perceel meerdere teelten groenten van groep I of groenten van groep II, met uitzondering van vroege aardappelen en spruitkool, worden geteeld, moet voor elke teelt één of meerdere aparte stikstofanalyses met bijhorend bemestingsadvies worden uitgevoerd. De stikstofanalyses, als vermeld in dit lid, moeten worden uitgevoerd door een erkend laboratorium in een voor de teelt in kwestie relevante periode. De in het bemestingsadvies geadviseerde bemestingspraktijk moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit decreet en de in het bemestingsadvies opgenomen maximale hoeveelheid op te brengen werkzame stikstof per hectare mag de overeenkomstige toegelaten bemestingsnorm, vermeld in dit artikel, niet overschrijden.

Als de landbouwer beschikt over een verplicht bemestingsadvies, als vermeld in het tweede lid, dan is de hoeveelheid nutriënten die de landbouwer voor het perceel in kwestie maximaal mag opbrengen beperkt tot enerzijds de voor de teelt in kwestie overeenkomstige bemestingsnorm, als vermeld in dit artikel, en anderzijds tot de in het bemestingsadvies vastgestelde maximale hoeveelheid op te brengen werkzame stikstof per hectare. De landbouwer die op zijn bedrijf het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de totale opgebrachte hoeveelheid stikstof, als vermeld in § 2, toepast, moet hiervoor de in het bemestingsadvies vastgestelde maximale hoeveelheid op te brengen werkzame stikstof per hectare omrekenen naar totale stikstof, op basis van de uitgevoerde bemesting.

De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast, onder meer over de wijze waarop de landbouwer deze afwijking op de bemestingsnormen aan de Mestbank aanvraagt, het minimum aantal staalnames per perceel per teelt, rekening houdend met het groeiseizoen van deze teelt, de periode waarin de laatste stikstofanalyse moet plaatsvinden en het systeem en de waarden waarop de advisering gestoeld moet zijn.

De Vlaamse Regering kan afwijkingen voorzien op het bemestingsverbod, vermeld in deze paragraaf, in geval het een perceel betreft dat in de loop van een kalenderjaar overgedragen wordt naar een andere landbouwer. § 15. Voor de toepassing van dit artikel wordt : 1° een teeltcombinatie van een hoofdteelt die geen groente van groep I, geen groente van groep II of geen groente van groep III, is met anderzijds een nateelt groente van groep I, gelijkgesteld met een teeltcombinatie van 2 teelten groente van groep I;2° een teeltcombinatie van een hoofdteelt die geen groente van groep I, geen groente van groep II of geen groente van groep III, is met anderzijds een nateelt groente van groep II, gelijkgesteld met een teeltcombinatie van een groente van groep I en een groente van groep II;3° een teeltcombinatie van een hoofdteelt die geen groente van groep I, geen groente van groep II of geen groente van groep III, is met anderzijds een nateelt groente van groep III, gelijkgesteld met een teeltcombinatie van een groente van groep I en een groente van groep III. Vanaf het kalenderjaar 2013 kan de gelijkstelling vermeld in het eerste lid enkel toegepast worden als de landbouwer voor het betrokken perceel een stikstofanalyse laat nemen en een bijhorend bemestingsadvies laat opmaken.

Als de landbouwer beschikt over een verplicht bemestingsadvies, als vermeld in het tweede lid, dan is de hoeveelheid nutriënten die de landbouwer voor het perceel in kwestie maximaal mag opbrengen beperkt tot enerzijds de voor de teelt in kwestie overeenkomstige bemestingsnorm, als vermeld in dit artikel, en anderzijds tot de in het bemestingsadvies vastgestelde maximale hoeveelheid op te brengen werkzame stikstof per hectare. De landbouwer die op zijn bedrijf het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de totale opgebrachte hoeveelheid stikstof, als vermeld in § 2, toepast, moet hiervoor de in het bemestingsadvies vastgestelde maximale hoeveelheid op te brengen werkzame stikstof per hectare omrekenen naar totale stikstof, op basis van de uitgevoerde bemesting.

Als een hoofdteelt wintertarwe, triticale, wintergerst of andere granen gevolgd wordt door een groente van groep I, een groente van groep II of een groente van groep III, geldt de regeling vermeld in deze paragraaf en zijn de bemestingsnormen voor « Wintertarwe gevolgd door een nateelt of triticale gevolgd door een nateelt » en voor « Wintergerst gevolgd door een nateelt of andere granen gevolgd door een nateelt » niet van toepassing.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen. »; 5° er wordt een § 16 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 16.Voor de toepassing van dit artikel wordt : 1° een teeltcombinatie van een hoofdteelt die geen groente van groep I, geen groente van groep II of geen groente van groep III is, met een voorteelt groente van groep I gezaaid of geplant in hetzelfde kalenderjaar, gelijkgesteld met een teeltcombinatie van 2 teelten groente van groep I;2° een teeltcombinatie van een hoofdteelt die geen groente van groep I, geen groente van groep II of geen groente van groep III is, met een voorteelt groente van groep II gezaaid of geplant in hetzelfde kalenderjaar, gelijkgesteld met een teeltcombinatie van een groente van groep I en een groente van groep II;3° een teeltcombinatie van een hoofdteelt die geen groente van groep I, geen groente van groep II of geen groente van groep III is, met een voorteelt groente van groep III gezaaid of geplant in hetzelfde kalenderjaar, gelijkgesteld met een teeltcombinatie van een groente van groep I en een groente van groep III. Vanaf het kalenderjaar 2013 kan de gelijkstelling vermeld in het eerste lid enkel toegepast worden als de landbouwer voor het betrokken perceel een stikstofanalyse laat nemen en een bijhorend bemestingsadvies laat opmaken.

Als de landbouwer beschikt over een verplicht bemestingsadvies, als vermeld in het tweede lid, dan is de hoeveelheid nutriënten die de landbouwer voor het perceel in kwestie maximaal mag opbrengen beperkt tot enerzijds de voor de teelt in kwestie overeenkomstige bemestingsnorm, als vermeld in dit artikel, en anderzijds tot de in het bemestingsadvies vastgestelde maximale hoeveelheid op te brengen werkzame stikstof per hectare. De landbouwer die op zijn bedrijf het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de totale opgebrachte hoeveelheid stikstof, als vermeld in paragraaf 2, toepast, moet hiervoor de in het bemestingsadvies vastgestelde maximale hoeveelheid op te brengen werkzame stikstof per hectare omrekenen naar totale stikstof, op basis van de uitgevoerde bemesting.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen. ».

Art. 8.Artikel 14 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008 en 30 april 2009, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 14.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 13 en van de artikelen 61 tot en met 72, stelt de Vlaamse Regering, met het oog op het begeleiden van landbouwers tot het behalen van de waterkwaliteitsdoelstellingen geformuleerd in artikel 2, een nitraatresidudrempelwaarde vast. Aan landbouwers die de residuwaarden niet halen worden begeleidende maatregelen opgelegd die verzwaren naarmate de nitraatresidudrempelwaarde meer overschreden wordt.

De Vlaamse Regering stelt de nitraatresidudrempelwaarde vast op grond van bestaand en verder wetenschappelijk onderzoek onder meer met betrekking tot de procesfactor voor oppervlaktewater en grondwater. De Vlaamse Regering kan bij het vastleggen van de nitraatresidudrempelwaarde een differentiatie invoeren, onder meer in functie van teelten en grondsoorten.

Bij gebrek aan een vaststelling door de Vlaamse Regering wordt de nitraatresidudrempelwaarde bepaald : 1° op 90 kg N/ha voor wat betreft zandgronden waarop een specifieke teelt geteeld wordt;2° op 88 kg N/ha voor wat betreft zandgronden waarop een niet-specifieke teelt die geen grasland is geteeld wordt;3° op 90 kg N/ha voor wat betreft gronden die geen zandgronden zijn waarop geen grasland geteeld wordt;4° op 70 kg N/ha voor gronden die geen zware kleigronden zijn waarop grasland dat enkel gemaaid wordt, met inbegrip van graszodenteelt, wordt verbouwd;5° op 80 kg N/ha voor gronden die geen zware kleigronden zijn waarop grasland dat niet enkel gemaaid wordt, wordt verbouwd;6° op 90 kg N/ha voor zware kleigronden waarop grasland geteeld wordt. De nitraatresidudrempelwaarde wordt uitgedrukt in kg nitraatstikstof per ha in de landbouwgrond en bepaald tot op een diepte van 0,90 m in de periode van 1 oktober tot en met 15 november. Als een nitraatresidustaalname niet kan uitgevoerd worden tot op een diepte van 0,90 m, dan wordt voor de bepaling van de nitraatresiduwaarde tot op een diepte van 0,90 m gebruik gemaakt van de omrekeningsmethode, zoals bepaald in het methodenboek, als vermeld in artikel 62, § 7. § 2. De Mestbank laat jaarlijks in de periode van 1 oktober tot en met 15 november door erkende laboratoria, nitraatresidustaalnames uitvoeren op percelen landbouwgrond gelegen in het Vlaamse Gewest.

De Mestbank zorgt ervoor dat de landbouwer tot wiens bedrijf het betreffende perceel behoort minstens 1 week voor de staalname in kennis wordt gesteld van de dag en het perceel waarop het staal zal worden genomen. Bij betwistingen aangaande deze inkennisstelling kan de landbouwer de nietigheid van het resultaat van de uitgevoerde staalname niet inroepen.

De landbouwer kan in zijn opdracht en op zijn kosten door een erkend laboratorium naar zijn keuze een nitraatresidustaalname laten uitvoeren op het perceel waarop een nitraatresidustaalname wordt uitgevoerd in opdracht van de Mestbank, als vermeld in het eerste lid.

In voorkomend geval wordt het laagste resultaat van beide staalnames in aanmerking genomen. Deze nitraatresidustaalname moet gebeuren in hetzelfde kalenderjaar dan de nitraatresidustaalname in opdracht van de Mestbank en in de periode van 1 oktober tot en met 15 november.

Onverminderd de nitraatresidustaalnames opgelegd in uitvoering van § 3 en § 4, kan de Mestbank een landbouwer opleggen om in de periode van 1 oktober tot en met 15 november in opdracht en op kosten van de landbouwer in kwestie door een erkend laboratorium op één of meerdere percelen landbouwgrond die behoren tot zijn bedrijf, een nitraatresidustaalname te laten uitvoeren. De Mestbank kan de verplichting tot het nemen van één of meerdere nitraatresidustaalnames opleggen aan de volgende landbouwers : 1° landbouwers die op hun bedrijf gebruikmaken van de mogelijkheden die voortvloeien uit de uitvoering van een beschikking van de Europese Commissie tot verlening van een door de lidstaat België op grond van de nitraatrichtlijn gevraagde derogatie;2° landbouwers aan wie één of meerdere administratieve geldboetes of strafrechtelijke veroordelingen zijn opgelegd wegens overtreding van één of meerdere bepalingen van dit decreet;3° landbouwers van wie het bedrijf niet beschikt over voldoende mestopslagcapaciteit, als vermeld in artikel 9. § 3. Aan de landbouwer bij wie in een bepaald kalenderjaar op een tot zijn bedrijf behorend perceel landbouwgrond een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, worden in het volgende kalenderjaar de volgende maatregelen opgelegd : 1° de landbouwer moet op elk perceel landbouwgrond dat tot zijn bedrijf behoorde en waarop in het vorige kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, een stikstofanalyse laten uitvoeren.Op basis van deze stikstofanalyse moet de landbouwer een bijhorend bemestingsadvies laten opmaken, dat hij moet naleven; 2° de landbouwer kan op een perceel landbouwgrond dat tot zijn bedrijf behoorde en waarop in het vorige kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, geen gebruikmaken van de mogelijkheden die voortvloeien uit de uitvoering van een beschikking van de Europese Commissie tot verlening van een door de lidstaat België op grond van de nitraatrichtlijn gevraagde derogatie;3° de landbouwer moet op elk perceel landbouwgrond dat tot zijn bedrijf behoorde en waarop in het vorige kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, in de periode van 1 oktober tot en met 15 november in opdracht van hem en op zijn kosten door een erkend laboratorium een nitraatresidustaalname laten uitvoeren. De maatregelen vermeld in het eerste lid worden ook opgelegd aan de landbouwer aan wie de Mestbank in het vorige kalenderjaar, in uitvoering van § 2, vierde lid, heeft opgelegd om een nitraatresidustaalname te laten uitvoeren en die deze nitraatresidustaalname niet of niet correct heeft laten uitvoeren, met dien verstande dat de Mestbank één of meerdere tot het bedrijf van de betrokken landbouwer behorende landbouwgronden aanduidt waarop de maatregelen, vermeld in het eerste lid, 1° en 3°, moeten uitgevoerd worden. § 4. Aan de landbouwer, bij wie in een bepaald kalenderjaar op een tot zijn bedrijf behorend perceel landbouwgrond een nitraatresidu is gemeten dat meer dan 25 kg nitraatstikstof per hectare hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, worden in het volgende kalenderjaar de volgende maatregelen opgelegd : 1° de landbouwer moet de maatregelen, vermeld in § 3, naleven;2° de landbouwer moet in de periode van 1 oktober tot en met 15 november in opdracht van hem en op zijn kosten door een erkend laboratorium op een perceel landbouwgrond dat behoort tot zijn bedrijf, een nitraatresidustaalname laten uitvoeren.De Mestbank wijst daarvoor vóór 1 oktober één perceel landbouwgrond aan dat volledig bemonsterd moet worden. De nitraatresidustaalname moet uitgevoerd worden bovenop de nitraatresidustaalname, vermeld in § 3, 3°; 3° de landbouwer moet een bemestingsplan bijhouden evenals een bemestingsregister, als vermeld in artikel 24, § 5. De maatregelen vermeld in het eerste lid worden ook opgelegd aan de landbouwer die het vorige kalenderjaar de maatregelen vermeld in § 3 opgelegd kreeg en deze maatregelen niet volledig heeft nageleefd, met dien verstande dat de Mestbank één of meerdere tot het bedrijf van de betrokken landbouwer behorende landbouwgronden aanduidt waarop de maatregelen, vermeld in het eerste lid en in § 3, die betrekking hebben op het perceel of de percelen waarop het te hoge nitraatresidu werd gemeten, moeten uitgevoerd worden. § 5. Aan de landbouwer, bij wie in een bepaald kalenderjaar op een tot zijn bedrijf behorend perceel landbouwgrond een nitraatresidu is gemeten dat meer dan Y kg nitraatstikstof per hectare hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, worden in het volgende kalenderjaar de volgende maatregelen opgelegd : 1° de landbouwer moet de maatregelen, vermeld in § 3 en § 4, naleven;2° als de teelt in kwestie het toelaat en uiterlijk op 15 oktober moet de landbouwer een nateelt telen op elk perceel landbouwgrond dat tot zijn bedrijf behoort en waarop in het vorige kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat meer dan Y kg nitraatstikstof per hectare hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde;3° de Mestbank kan een audit uitvoeren van het volledige bedrijf van de landbouwer.De audit is gericht op het begeleiden van de landbouwer naar een beter resultaat in het kader van het nitraatresidu. De audit heeft betrekking op het gehouden vee, de aanwezige mestopslag, de mestafzet, de bemesting, de teeltrotatie, de teelttechniek en de inzet van vanggewassen. De landbouwer ontvangt na de audit een advies over de milieukundig verantwoorde uitbating van zijn bedrijf. De Mestbank kan in dat advies en in overleg met de betrokken landbouwer een aantal bijkomende maatregelen afspreken, die de landbouwer moet naleven binnen een bepaalde termijn; 4° als op het tot het bedrijf behorende perceel landbouwgrond waarop in het vorige kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat meer dan Y kg nitraatstikstof per hectare hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, in het vorige kalenderjaar als hoofdteelt of nateelt een groente werd geteeld, moet de landbouwer zich door een erkend laboratorium, een erkende telersvereniging of een erkend praktijkcentrum, laten adviseren.In het kader van die advisering moet de landbouwer voor elk perceel dat behoort tot zijn bedrijf, en waarop hij in het lopende kalenderjaar als hoofdteelt of nateelt een groente zal telen, een stikstofanalyse met bijhorend bemestingsadvies, laten opmaken. Deze advisering gebeurt overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, § 14; 5° op elk perceel landbouwgrond dat in het vorige kalenderjaar tot zijn bedrijf behoorde en waarop in het vorige kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat meer dan Y kg nitraatstikstof per hectare hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, wordt de toegelaten bemesting : a) in kg N uit dierlijke mest beperkt tot 80 % van de overeenkomstige toegelaten hoeveelheid, vermeld in artikel 13, § 1, § 2, § 3, § 14, § 15 en § 16, en de artikelen 16, 18 en 41bis, van dit decreet en in artikel 15ter van het Meststoffendecreet.Deze beperking is niet van toepassing op grasland dat niet enkel gemaaid wordt; b) in kg Totale N, kg N uit andere meststoffen, kg werkzame N en kg N uit kunstmest beperkt tot 70 % van de overeenkomstige toegelaten hoeveelheid, vermeld in artikel 13, § 1, § 2, § 3, § 14, § 15 en § 16, en de artikelen 16, 18 en 41bis, van dit decreet en in artikel 15ter van het Meststoffendecreet. In afwijking van het eerste lid, 5°, wordt, als in het voor het perceel in kwestie opgemaakte bemestingsadvies, vermeld in § 3, 1°, geadviseerd wordt om minder te bemesten dan de bemestingsnormen, vermeld in het eerste lid, 5°, de op het perceel toegelaten hoeveelheid meststoffen verder beperkt tot de hoeveelheden, vermeld in het opgemaakte bemestingsadvies.

De maatregelen vermeld in het eerste lid worden ook opgelegd aan de landbouwer die het vorige kalenderjaar de maatregelen vermeld in § 4 opgelegd kreeg en deze maatregelen niet volledig heeft nageleefd, met dien verstande dat de Mestbank één of meerdere tot het bedrijf van de betrokken landbouwer behorende percelen landbouwgrond aanduidt waarop de maatregelen, vermeld in § 3 tot en met § 5, die betrekking hebben op het perceel of de percelen waarop het te hoge nitraatresidu werd gemeten, moeten uitgevoerd worden.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt Y bepaald op : 1° 40 voor zandgronden waarop een niet-specifieke teelt geteeld werd;2° 60 voor andere gronden waarop een niet-specifieke teelt geteeld werd;3° 70 voor zware kleigronden waarop een niet-specifieke teelt geteeld werd;4° 75 voor zandgronden waarop een specifieke teelt geteeld werd;5° 90 voor zware kleigronden of andere gronden waarop een specifieke teelt geteeld werd. § 6. Aan de landbouwer, bij wie in een bepaald kalenderjaar op een tot zijn bedrijf behorend perceel landbouwgrond een nitraatresidu is gemeten dat meer dan Z kg nitraatstikstof per hectare hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, worden in het volgende kalenderjaar de volgende maatregelen opgelegd : 1° de landbouwer moet de maatregelen, vermeld in § 3, § 4 en § 5, naleven;2° op elk perceel landbouwgrond dat in het vorige kalenderjaar tot zijn bedrijf behoorde en waarop in het vorige kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat meer dan Z kg nitraatstikstof per hectare hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde, wordt de hoeveelheid stikstof die via bemesting mag opgebracht worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, § 1, § 2, § 3, § 14, § 15 en § 16, en de artikelen 16, 18 en 41bis, van dit decreet en van artikel 15ter van het Meststoffendecreet, met 60 % verminderd.Deze vermindering is niet van toepassing op grasland dat niet enkel gemaaid worden.

In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt, als in het voor het perceel in kwestie opgemaakte bemestingsadvies, vermeld in § 3, 1°, geadviseerd wordt om minder te bemesten dan de bemestingsnormen, vermeld in het eerste lid, 2°, de op het perceel toegelaten hoeveelheid meststoffen verder beperkt tot de hoeveelheden, vermeld in het opgemaakte bemestingsadvies.

De maatregelen vermeld in het eerste lid worden ook opgelegd aan de landbouwer die het vorige kalenderjaar de maatregelen vermeld in § 5 of § 6 opgelegd kreeg en deze maatregelen niet volledig heeft nageleefd, met dien verstande dat de Mestbank één of meerdere tot het bedrijf van de betrokken landbouwer behorende percelen landbouwgrond aanduidt waarop de maatregelen, vermeld in § 3 tot en met § 6, die betrekking hebben op het perceel of de percelen waarop het te hoge nitraatresidu werd gemeten, moeten uitgevoerd worden.

Voor de toepassing van deze paragraaf en van § 7 wordt Z bepaald : 1° voor nitraatresidustaalnames uitgevoerd in het kalenderjaar 2011 : a) op 70 voor zandgronden waarop een niet-specifieke teelt geteeld werd;b) op 100 voor andere gronden waarop een niet-specifieke teelt geteeld werd;c) op 110 voor zware kleigronden waarop een niet-specifieke teelt geteeld werd;d) op 100 voor zandgronden waarop een specifieke teelt geteeld werd;e) op 130 voor zware kleigronden of andere gronden waarop een specifieke teelt geteeld werd;2° voor nitraatresidustaalnames uitgevoerd in het kalenderjaar 2012 of later : a) op 50 voor zandgronden waarop een niet-specifieke teelt geteeld werd;b) op 80 voor andere gronden waarop een niet-specifieke teelt geteeld werd;c) op 90 voor zware kleigronden waarop een niet-specifieke teelt geteeld werd;d) op 80 voor zandgronden waarop een specifieke teelt geteeld werd;e) op 110 voor zware kleigronden of andere gronden waarop een specifieke teelt geteeld werd. § 7. Als de Vlaamse Regering bij de tussentijdse evaluatie die in 2013 zal plaatsvinden om de vooruitgang van de waterkwaliteit van de winters 2010-2011, 2011-2012 en 2012-2013 te beoordelen vaststelt dat de resultaten niet overeenstemmen met de doelstellingen vermeld in artikel 2 worden in 2014 de volgende maatregelen opgelegd aan de landbouwer bij wie in 2013 op een tot zijn bedrijf behorend perceel landbouwgrond een nitraatresidu is gemeten dat meer dan Z kg nitraatstikstof per hectare hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde : 1° een verbod om meststoffen op te brengen op elk perceel landbouwgrond dat in het vorige kalenderjaar tot zijn bedrijf behoorde en waarop in het vorige kalenderjaar een nitraatresidu is gemeten dat meer dan Z kg nitraatstikstof per hectare hoger is dan de nitraatresidudrempelwaarde;2° op elk tot het bedrijf behorend perceel landbouwgrond mag maximaal 155 kg N uit dierlijke mest opgebracht worden. De Vlaamse Regering kan bepalen dat de maatregelen vermeld in het eerste lid enkel in bepaalde regio's van kracht worden. § 8. De landbouwer wordt per aangetekende brief op de hoogte gebracht dat hem één of meerdere maatregelen, vermeld in dit artikel, worden opgelegd. De landbouwer kan daartegen bezwaar indienen binnen dertig kalenderdagen. De termijn van dertig kalenderdagen begint te lopen vanaf de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de landbouwer het tegendeel bewijst. Het bezwaar moet per aangetekende brief gericht worden aan het afdelingshoofd van de Mestbank.

Het afdelingshoofd van de Mestbank neemt een beslissing binnen 90 dagen vanaf de afgifte op de post van de aangetekende brief ter kennisgeving van de landbouwer, vermeld in het eerste lid. De beslissing wordt per aangetekende brief bezorgd aan de indiener van het bezwaar. De indiening van een bezwaar schorst de aangevochten beslissing niet. § 9. Als het perceel waarop een te hoog nitraatresidu werd gemeten, overgedragen werd aan een andere landbouwer, kan de Vlaamse Regering bepalen dat de maatregelen, vermeld in § 3 tot en met § 7, die betrekking hebben op het perceel of de percelen waarop het te hoge nitraatresidu werd gemeten, uitgevoerd moeten worden op een ander perceel.

Het erkend laboratorium dat in opdracht van een landbouwer, een nitraatresidustaalname of een stikstofanalyse uitvoert, in toepassing van dit artikel, stelt de Mestbank uiterlijk de werkdag voor de staalname hiervan in kennis, via de door de Mestbank ter beschikking gestelde webapplicatie. De staalnames, analyses of bemestingsadviezen die de landbouwer moet laten uitvoeren, in toepassing van dit artikel, kunnen niet gebruikt worden om te voldoen aan andere verplichtingen opgelegd in het kader van dit decreet.

De Vlaamse Regering stelt nadere regels voor de toepassing van dit artikel, en bepaalt onder meer wat de verschillende maatregelen vermeld in §§ 3 tot en met 7 inhouden, hoe de naleving van deze maatregelen gestaafd moet worden en op welke wijze de resultaten van de staalnames, analyses en bemestingsadviezen, aan de Mestbank overgemaakt moeten worden. § 10. In dit artikel wordt verstaan onder : 1° andere gronden : alle gronden die geen zandgrond of poldergrond zijn;2° groente : een groente van groep I of een groente van groep II, met uitzondering van vroege aardappelen en spruitkool.».

Art. 9.Artikel 15 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt opgeheven.

Art. 10.In artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden « 31 december 2008 » vervangen door de woorden « 31 mei 2011 »;2° in § 2 worden de woorden « 1 januari 2009 » vervangen door de woorden « 1 juni 2011 »;3° in § 6, eerste lid, wordt de zinsnede « wordt de bemesting beperkt tot de volgende hoeveelheden P2O5 in kg per hectare en per jaar : 90 voor grasland, 80 voor maïs, 70 voor gewassen met lage stikstofbehoefte en 70 voor andere gewassen » vervangen door de zinsnede « wordt de bemesting beperkt tot de overeenkomstige hoeveelheden P2O5 uitgedrukt in kg per hectare en per jaar, als vermeld in artikel 13, § 4, verminderd met 10 kg P2O5 per hectare en per jaar ».

Art. 11.In artikel 18, § 2, van hetzelfde decreet, worden de woorden « van kwetsbare zones water of » opgeheven.

Art. 12.In artikel 19, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « kunstmest of van dierlijke mest » worden vervangen door het woord « meststoffen »;2° het getal « 18 » wordt vervangen door het getal « 15 ».

Art. 13.In artikel 23, § 1, 1°, en 63, § 19, van hetzelfde decreet, wordt het woord « Sanitel » telkens vervangen door de woorden « de databank van Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw ».

Art. 14.In artikel 27 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008 en 19 december 2008 en bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt in de tabel hetgeen vermeld is tussen « Andere varkens » en « van 110 kg en meer » vervangen door wat volgt :

« van 20 tot 110 kg

5,33

13,0 »;

2° in § 1, eerste lid, wordt in de tabel hetgeen vermeld is tussen « 3° PLUIMVEE » en « 4° PAARDEN » vervangen door wat volgt :

« a) Legrassen :


Legkippen

0,45

0,81

(Groot)ouderdieren

0,45

0,81

Opfokpoeljen van legkippen

0,18

0,34

b) Vleesrassen :

Slachtkuikens

0,26

0,61

Slachtkuikenouderdieren

0,69

1,31

Opfokpoeljen van slachtkuikenouderdieren

0,26

0,52

c) Struisvogels :


Struisvogels fokdieren

9,8

18

Struisvogels slachtdieren

4,5

8,6

Struisvogels (van 0 tot 3 maand)

1,7

3,5

d) Kalkoenen :


Kalkoenen slachtdieren

1,05

1,70

Kalkoenen ouderdieren

1,47

2

e) Ander pluimvee

0,19

0,24 »; 3° in § 1, eerste lid, wordt in de tabel hetgeen vermeld is na « c) nertsen » vervangen door wat volgt :

« Gesloten bedrijven (per moederdier)

1,3

2,3

Vetmesterij (per dier)

0,4

0,7

Kwekerij (per volwassen dier)

0,5

0,9 »;

4° § 1, tweede lid, wordt opgeheven;5° § 2 en § 3, eerste lid, worden opgeheven.

Art. 15.In artikel 41bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 december 2008 en gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, worden de woorden « het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening » vervangen door de woorden « de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening ».

Art. 16.In artikel 44, § 1, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « dat ten minste » worden vervangen door het woord « dat »;2° de punten 4° en 5° worden vervangen door wat volgt : « 4° de verwerkingscapaciteit van dierlijke mest en andere meststoffen;5° de hoeveelheid dierlijke mest die verwerkt is geworden;»; 3° aan punt 9° worden de volgende woorden toegevoegd : « met inbegrip van een weergave van de doelafstand met betrekking tot de doelstellingen van dit decreet, van de Nitraatrichtlijn en de aan het mestbeleid gerelateerde doelstellingen van de kaderrichtlijn Water »;4° in punt 10° wordt het woord « fosfaatverzadigingsgraad » vervangen door het woord « fosfaattoestand »;5° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast.».

Art. 17.Aan artikel 47 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 23 december 2010, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. De landbouwer die meststoffen vanuit zijn exploitatie overbrengt naar een naast gelegen mestverwerker, zonder dat deze meststoffen over de openbare weg vervoerd worden, moet hiervoor een overdrachtsdocument opmaken en overmaken aan de Mestbank.

De Vlaamse Regering bepaalt nadere regels, onder meer wat betreft de inhoud van dit overdrachtsdocument en de wijze waarop dit overgemaakt moet worden aan de Mestbank. ».

Art. 18.In artikel 48, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, worden het vijfde en het zesde lid vervangen door wat volgt : « Voor elk vervoer van dierlijke mest of andere meststoffen moet de erkend mestvoerder gebruik maken van een systeem van onlinepositiebepaling.

De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast, onder meer betreffende de wijze waarop het systeem van onlinepositiebepaling gebruikt moet worden. ».

Art. 19.Artikel 49 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 49.§ 1. Artikel 48 is niet van toepassing op het vervoer van dierlijke mest of spuistroom voor zover tegelijk aan de volgende voorwaarden voldaan wordt : 1° de oorsprong en de bestemming van het vervoer zijn gelegen binnen het grondgebied van het Vlaamse Gewest;2° het vervoer gebeurt door een mestvoerder die noch door de Mestbank erkend is, noch in opdracht rijdt van een erkend mestvoerder;3° het vervoer behoort tot één van de volgende types : a) het vervoer van dierlijke mest vanuit een bepaalde exploitatie naar de landbouwgronden van dezelfde exploitatie;b) het vervoer van dierlijke mest vanuit een exploitatie naar een andere exploitatie, op voorwaarde dat beide exploitaties deel uitmaken van hetzelfde bedrijf en dit bedrijf maximaal drie verschillende exploitaties heeft;c) het vervoer van dierlijke mest geproduceerd op een exploitatie gelegen in een bepaalde gemeente naar een andere exploitatie, die gelegen is in dezelfde gemeente of in een aangrenzende gemeente;d) het vervoer van champost geproduceerd op een uitbating gelegen in een bepaalde gemeente naar een exploitatie die gelegen is in dezelfde gemeente of in een aangrenzende gemeente;e) het vervoer van spuistroom geproduceerd op een exploitatie gelegen in een bepaalde gemeente naar een exploitatie die gelegen is in dezelfde gemeente of in een aangrenzende gemeente;f) vervoer van dierlijke mest geproduceerd op een exploitatie gelegen in een bepaalde gemeente naar een verwerkingseenheid gelegen in dezelfde gemeente of in een aangrenzende gemeente, waarbij elk transport bij aankomst op de verwerkingseenheid gewogen wordt;g) vervoer van effluent geproduceerd op een verwerkingseenheid gelegen in een bepaalde gemeente naar een exploitatie gelegen in dezelfde gemeente of in een aangrenzende gemeente, waarbij elk transport bij vertrek op de verwerkingseenheid gewogen wordt. In de gevallen vermeld in het eerste lid, b), c), d), e), f), en g), dient tevens te worden voldaan aan de volgende voorwaarden : 1° het verhandelen van dierlijke mest of spuistroom heeft vooraf het voorwerp uitgemaakt van een schriftelijke overeenkomst tussen de betrokken partijen.De Vlaamse Regering stelt de inhoud van die overeenkomst vast; 2° deze schriftelijke overeenkomst werd ten laatste één week voor het vervoer gemeld aan de Mestbank;3° tijdens elk vervoer heeft de bestuurder van het transportmiddel een bewijs van verzending of overhandiging van de overeenkomst aan de Mestbank bij zich, dat op eenvoudig verzoek van de met toezicht belaste ambtenaar onmiddellijk wordt voorgelegd;4° indien de overeenkomst niet of niet volledig wordt uitgevoerd, dient dit steeds te worden gemeld aan de Mestbank;5° het vervoer gebeurt door de aanbieder of de afnemer met een trekkend voertuig waarvan hij eigenaar is;6° elk vervoer dat uitgevoerd wordt in het kader van de schriftelijke overeenkomst moet uiterlijk 24 uur voorafgaand aan het vervoer door de aanbieder of de afnemer aan de Mestbank gemeld worden. In afwijking van het eerste en het tweede lid, kan de Mestbank aan een aanbieder of afnemer die met toepassing van het eerste lid, 3°, a), b), c), d), e), f), en g), dierlijke mest of andere meststoffen vervoert of laat vervoeren en aan wie één of meerdere administratieve geldboetes of strafrechtelijke veroordelingen werden opgelegd wegens overtreding van één of meerdere bepalingen van dit decreet, voor het vervoer van deze dierlijke mest of andere meststoffen de verplichting opleggen dit vervoer te laten uitvoeren door een erkende mestvoerder.

De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast en bepaalt de voorwaarden waaraan de weging, als vermeld in het eerste lid, 3°, f), en g), moet voldoen. ».

Art. 20.In artikel 59 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, wordt de zinsnede « de forfaitaire, door de Vlaamse Regering vastgelegde, » vervangen door het woord « forfaitaire ».

Art. 21.In artikel 60bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1°, punt 2° en punt 3° worden vervangen door wat volgt : « 1° de landbouwer, als vermeld in artikel 14, § 4, die het bemestingsplan of het bemestingsregister, vermeld in artikel 14, § 4, eerste lid, 3°, niet of niet correct heeft bijgehouden;2° de landbouwer die de hem opgelegde nitraatresidubepaling, vermeld in artikel 14, § 2, derde lid, of de hem opgelegde maatregelen, vermeld in artikel 14, § 3, eerste lid, 1° of 3°, § 4, eerste lid, 2°, of § 5, eerste lid, 4°, niet heeft nageleefd;3° de landbouwer die op zijn bedrijf het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof toepast en die de N uit dierlijke mest of de werkzame N in een bepaald productiejaar, niet heeft afgezet overeenkomstig de bepalingen van dit decreet;»; 2° een punt 25° en een punt 26° worden toegevoegd, die luiden als volgt : « 25° de aanbieder en de afnemer die met toepassing van artikel 49 dierlijke mest of andere meststoffen vervoeren zonder dat dit vervoer gebeurt door de aanbieder of de afnemer met een trekkend voertuig waarvan hij eigenaar is;26° de aanbieder en de afnemer die met toepassing van artikel 49 dierlijke mest of andere meststoffen vervoeren zonder dat het vervoer tijdig werd gemeld aan de Mestbank.».

Art. 22.Aan artikel 62 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 30 april 2009 en 23 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 6 wordt het woord « ingetrokken » vervangen door het woord « opgeheven »;2° aan § 7 wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering kan bepalen dat een erkend laboratorium dat een staalname of een analyse uitvoert, in het kader van dit decreet, de Mestbank uiterlijk de werkdag voor de staalname of de analyse hiervan in kennis stelt via een door de Mestbank ter beschikking gestelde webapplicatie.».

Art. 23.In artikel 63 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008, 19 december 2008, 30 april 2009 en 23 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Onverminderd de bepalingen van artikel 71 en 72, wordt een administratieve geldboete opgelegd aan elke landbouwer, die op zijn bedrijf het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof niet toepast, en die de geproduceerde N uit dierlijke mest of de ontvangen N uit meststoffen in een bepaald productiejaar, niet heeft afgezet overeenkomstig de bepalingen van dit decreet.»; 2° er wordt een § 1bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis.Onverminderd de bepalingen van artikel 71 en 72, wordt een administratieve geldboete opgelegd aan elke landbouwer die op zijn bedrijf het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof toepast en die de N uit dierlijke mest of de werkzame N in een bepaald productiejaar, niet heeft afgezet overeenkomstig de bepalingen van dit decreet.

De administratieve geldboete bedraagt 1 euro voor elke kg N of werkzame N die de landbouwer niet heeft afgezet conform de bepalingen van dit decreet.

Het aantal kg N of werkzame N die niet is afgezet overeenkomstig de bepalingen van dit decreet, is het hoogste van twee getallen, A en B, waarbij : 1° A = netto dierlijke mest, uitgedrukt in kg werkzame N + netto andere meststoffen, uitgedrukt in kg werkzame N + netto kunstmest, uitgedrukt in kg werkzame N - afzetmogelijkheid op eigen landbouwgronden, uitgedrukt in kg werkzame N;2° B = bedrijfsmatig mestoverschot voor dierlijke mest. De netto dierlijke mest, uitgedrukt in kg werkzame N wordt berekend door eerst de netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, de netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N en de netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N te bepalen.

De netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N is de som van de netto geproduceerde vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, de netto aangevoerde vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N en het opslagverschil vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N. De netto geproduceerde vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, is de som van de geproduceerde vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, van elk van de diercategorieën, vermeld in artikel 27, § 1, waarvan de betrokken landbouwer in het betrokken kalenderjaar dieren heeft gehouden.

De geproduceerde vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, van een diercategorie, wordt berekend door de geproduceerde dierlijke mest in stallen, uitgedrukt in kg N, van de betrokken diercategorie te vermenigvuldigen met het percentage van deze productie dat overeenkomstig de gegevens, vermeld in de aangifte, als vermeld in artikel 23, gebeurd is onder de vorm van vloeibare dierlijke mest.

De netto aangevoerde vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N is de totale aanvoer van vloeibare dierlijke mest in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N, via documenten als vermeld in de artikelen 48 tot en met 60, verminderd met de totale afvoer van vloeibare dierlijke mest in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N, hetzij via documenten als vermeld in de artikelen 48 tot en met 60 hetzij via het verwerken in dat productiejaar van vloeibare dierlijke mest op het eigen bedrijf, vermeld in artikel 29 en volgende, en eveneens verminderd met de hoeveelheid vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, bekomen na het bewerken van vloeibare dierlijke mest op het eigen bedrijf, als vermeld op de aangifte vermeld in artikel 23.

Het opslagverschil van vloeibare dierlijke mest is de hoeveelheid vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van dat productiejaar verminderd met de hoeveelheid vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van het volgende productiejaar.

De netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N is de som van de netto geproduceerde vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, de netto aangevoerde vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N en het opslagverschil vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N. De netto geproduceerde vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, is de som van de geproduceerde vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, van elk van de diercategorieën, vermeld in artikel 27, § 1, waarvan de betrokken landbouwer in het betrokken kalenderjaar dieren heeft gehouden.

De geproduceerde vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, van een diercategorie, wordt berekend door de geproduceerde dierlijke mest in stallen, uitgedrukt in kg N, van de betrokken diercategorie te vermenigvuldigen met het percentage van deze productie dat overeenkomstig de gegevens, vermeld in de aangifte, als vermeld in artikel 23, gebeurd is onder de vorm van vaste dierlijke mest.

De netto aangevoerde vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N is de totale aanvoer van vaste dierlijke mest in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N, via documenten als vermeld in de artikelen 48 tot en met 60, vermeerderd met de hoeveelheid vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, bekomen na het bewerken van vloeibare dierlijke mest op het eigen bedrijf, als vermeld op de aangifte vermeld in artikel 23, en verminderd met de totale afvoer van vaste dierlijke mest in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N, hetzij via documenten als vermeld in de artikelen 48 tot en met 60 hetzij via het verwerken in dat productiejaar van vaste dierlijke mest op het eigen bedrijf, vermeld in artikel 29 en volgende.

Het opslagverschil van vaste dierlijke mest is de hoeveelheid vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van dat productiejaar verminderd met de hoeveelheid vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van het volgende productiejaar.

De netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N is de som van de netto geproduceerde bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N en de netto aangevoerde bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N. De netto geproduceerde bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, is de som van de geproduceerde bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, van elk van de diercategorieën, vermeld in artikel 27, § 1, waarvan de betrokken landbouwer in het betrokken kalenderjaar dieren heeft gehouden.

De geproduceerde bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, van een diercategorie, wordt berekend door de gemiddelde veebezetting van de betrokken diercategorie in het betrokken kalenderjaar te vermenigvuldigen met het overeenkomstige uitscheidingscijfer, in voorkomend geval verminderd met de overeenkomstige stikstofverliezen bepaald overeenkomstig artikel 27, § 5, en met het percentage van de tijd dat de dieren van de betrokken diercategorie in het betrokken kalenderjaar grazend hebben doorgebracht, overeenkomstig de aangifte als vermeld in artikel 23.

De netto aangevoerde bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, is de ontvangen dierlijke mest door inscharingscontracten als vermeld in artikel 47, § 1, derde lid, verminderd met de afgevoerde dierlijke mest door inscharingscontracten, als vermeld in artikel 47, § 1, derde lid.

De geproduceerde dierlijke mest in stallen, uitgedrukt in kg N, van een diercategorie, wordt berekend door eerst de gemiddelde veebezetting van de betrokken diercategorie in het betrokken kalenderjaar te vermenigvuldigen met de overeenkomstige productie per dier, als vermeld in artikel 26 of 27, en met het percentage van de tijd dat de dieren van de betrokken diercategorie in het betrokken kalenderjaar in een stal hebben doorgebracht. Het resultaat van deze vermenigvuldiging wordt vervolgens verminderd met de stikstofverliezen bepaald overeenkomstig artikel 27, § 5.

Als de netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, de netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N en de netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, allen een positief getal zijn, bedraagt de netto dierlijke mest, uitgedrukt in kg werkzame N, de som van de netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, vermenigvuldigd met 60 %, de netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, vermenigvuldigd met 30 % en de netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, vermenigvuldigd met 20 %.

Als de netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, de netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N of de netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, een negatief getal is, en de som van deze drie getallen, eveneens een negatief getal is, dan bedraagt de netto dierlijke mest nul.

Als de netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, de netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N of de netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, een negatief getal is, terwijl de som van deze drie getallen, een positief getal is, dan wordt eerst het negatieve getal of de negatieve getallen verrekend. De verrekening gebeurt als volgt : 1° als de netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, negatief is, dan wordt dit getal eerst in mindering gebracht op de netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N.Als het resultaat negatief is, dan wordt het resultaat vervolgens in mindering gebracht op de netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N; 2° als de netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, negatief is, dan wordt dit getal eerst in mindering gebracht op de netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N.Als het resultaat negatief is, dan wordt het resultaat vervolgens in mindering gebracht op de netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N; 3° als de netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, negatief is, dan wordt dit getal eerst in mindering gebracht op de netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N.Als het resultaat negatief is, dan wordt het resultaat vervolgens in mindering gebracht op de netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N. Na verrekening van de negatieve getallen wordt er vervolgens omgerekend naar werkzame stikstof. Dit gebeurt door het resterende getal of de resterende getallen te vermenigvuldigen met de overeenkomstige percentages aan werkzame stikstof, zijnde 20 % voor de netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, 30 % voor de netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, en 60 % voor de netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N. Het resultaat van deze vermenigvuldiging of van deze vermenigvuldigingen wordt vervolgens opgeteld en dit resultaat is de netto dierlijke mest, uitgedrukt in kg werkzame N. De netto andere meststoffen, uitgedrukt in kg werkzame N is de som van de netto rest andere meststoffen, uitgedrukt in kg werkzame N, de netto gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg werkzame N en de netto traagvrijkomende andere meststoffen, uitgedrukt in kg werkzame N. Rest andere meststoffen zijn alle andere meststoffen met uitzondering van gecertificeerde gft-en groencompost en met uitzondering van traagvrijkomende andere meststoffen.

Traagvrijkomende andere meststoffen zijn andere meststoffen die stikstof in dusdanige vorm bevatten, dat slechts een beperkt gedeelte van de totale stikstof vrijkomt in het jaar van opbrenging, als vermeld in artikel 13, § 9.

De netto rest andere meststoffen, uitgedrukt in kg werkzame N, wordt berekend door de bruto rest andere meststoffen, uitgedrukt in kg N te vermenigvuldigen met 60 %. Dit getal is minstens nul.

De bruto rest andere meststoffen, uitgedrukt in kg N is de som van de netto-aanvoer van rest andere meststoffen, uitgedrukt in kg N, en van het opslagverschil van rest andere meststoffen, uitgedrukt in kg N. De netto-aanvoer van rest andere meststoffen, uitgedrukt in kg N is de totale aanvoer van rest andere meststoffen in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N via documenten als vermeld in de artikelen 47 tot en met 60, vermeerderd met de productie van andere meststoffen op het bedrijf, overeenkomstig de aangifte, als vermeld in artikel 23, verminderd met de totale afvoer van rest andere meststoffen in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N hetzij via documenten als vermeld in de artikelen 47 tot en met 60, hetzij via het verwerken in dat productiejaar van rest andere meststoffen op het eigen bedrijf, als vermeld in artikel 29 en volgende.

Het opslagverschil van rest andere meststoffen is de hoeveelheid rest andere meststoffen, uitgedrukt in kg N die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van dat productiejaar verminderd met de hoeveelheid rest andere meststoffen, uitgedrukt in kg N die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van het volgende productiejaar.

De netto gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg werkzame N, wordt berekend door de bruto gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg N te vermenigvuldigen met 15 %. Dit getal is minstens nul.

De bruto gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg N is de som van de nettoaanvoer van gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg N, en van het opslagverschil van gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg N. De nettoaanvoer van gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg N is de totale aanvoer van gecertificeerde gft- en groencompost in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N via documenten als vermeld in de artikelen 47 tot en met 60, verminderd met de totale afvoer van gecertificeerde gft- en groencompost in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N hetzij via documenten als vermeld in de artikelen 47 tot en met 60, hetzij via het verwerken in dat productiejaar van gecertificeerde gft- en groencompost op het eigen bedrijf, als vermeld in artikel 29 en volgende.

Het opslagverschil van gecertificeerde gft- en groencompost is de hoeveelheid gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg N die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van dat productiejaar verminderd met de hoeveelheid gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg N die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van het volgende productiejaar.

De netto traagvrijkomende andere meststoffen, uitgedrukt in kg werkzame N, wordt berekend door de bruto traagvrijkomende andere meststoffen, uitgedrukt in kg N te vermenigvuldigen met 30 %. Dit getal is minstens nul.

De bruto traagvrijkomende andere meststoffen, uitgedrukt in kg N is de som van de nettoaanvoer van traagvrijkomende andere meststoffen, uitgedrukt in kg N, en van het opslagverschil van traagvrijkomende andere meststoffen, uitgedrukt in kg N. De nettoaanvoer van traagvrijkomende andere meststoffen, uitgedrukt in kg N is de totale aanvoer van traagvrijkomende andere meststoffen in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N via documenten als vermeld in artikel 47 tot en met 60, vermeerderd met de productie van andere meststoffen op het bedrijf, overeenkomstig de aangifte, als vermeld in artikel 23, verminderd met de totale afvoer van traagvrijkomende andere meststoffen in dat productiejaar, uitgedrukt in kg N hetzij via documenten als vermeld in artikel 47 tot en met 60, hetzij via het verwerken in dat productiejaar van traagvrijkomende andere meststoffen op het eigen bedrijf, als vermeld in artikel 29 en volgende.

Het opslagverschil van traagvrijkomende andere meststoffen is de hoeveelheid traagvrijkomende andere meststoffen, uitgedrukt in kg N die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van dat productiejaar verminderd met de hoeveelheid traagvrijkomende andere meststoffen, uitgedrukt in kg N die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van het volgende productiejaar.

De netto kunstmest, uitgedrukt in kg werkzame N is de hoeveelheid kunstmest, uitgedrukt in kg N, die de landbouwer op basis van zijn aangifte, vermeld in artikel 23, voor dat productiejaar, gebruikt heeft.

De afzetmogelijkheid op eigen landbouwgronden, uitgedrukt in kg werkzame N is de hoeveelheid werkzame N die op basis van het teeltplan voor dat productiejaar op de oppervlakte landbouwgronden van het bedrijf, mocht worden opgebracht, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet. Hierbij wordt eveneens rekening gehouden met beheersovereenkomsten die de hoeveelheid meststoffen die op een perceel mag opgebracht worden, beperken.

Het bedrijfsmatig mestoverschot voor dierlijke mest is de som van de netto vloeibare dierlijke mest, uitgedrukt in kg N, de netto vaste dierlijke mest, uitgedrukt in kg N en de netto bemesting door begrazing van vee, uitgedrukt in kg N, verminderd met de afzetmogelijkheid van dierlijke mest op eigen landbouwgronden, uitgedrukt in kg N. De afzetmogelijkheid van dierlijke mest op eigen landbouwgronden, uitgedrukt in kg N, is de hoeveelheid N uit dierlijke mest, die op basis van het teeltplan voor dat productiejaar op de oppervlakte landbouwgronden van het bedrijf, mocht worden opgebracht, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet. Hierbij wordt eveneens rekening gehouden met beheersovereenkomsten die de hoeveelheid meststoffen die op een perceel mag opgebracht worden, beperken.

Bij herhaling van een overtreding binnen de 5 jaar na het opleggen, via het aangetekend schrijven, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, van de administratieve geldboete vermeld in deze paragraaf of in § 1, wordt het bedrag van de administratieve geldboete, berekend overeenkomstig de voorgaande leden, verdubbeld. »; 3° in § 2 wordt tussen het vierde en het vijfde lid, een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Als een landbouwer gecertificeerde gft- en groencompost gebruikt, wordt X verminderd met de helft van het netto-gebruik van gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg P2O5.Het netto-gebruik van gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg P2O5, is de som van de totale aanvoer van gecertificeerde gft- en groencompost in dat productiejaar, uitgedrukt in kg P2O5 via documenten, als vermeld in de artikelen 47 tot en met 60, verminderd met de totale afvoer van gecertificeerde gft- en groencompost in dat productiejaar, uitgedrukt in kg P2O5 via documenten, als vermeld in de artikelen 47 tot en met 60, vermeerderd met de hoeveelheid gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg P2O5, die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van dat productiejaar en verminderd met de hoeveelheid gecertificeerde gft- en groencompost, uitgedrukt in kg P2O5, die in het bedrijf gestockeerd was op 1 januari van het volgende productiejaar. Dit getal is minstens nul. »; 4° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Onverminderd de bepalingen van artikel 71 en 72, wordt aan eenieder die meer stikstof uit meststoffen opbrengt of laat opbrengen op grond dan de in dit decreet toegelaten hoeveelheden en aan eenieder die meer fosfaat uit meststoffen opbrengt of laat opbrengen op grond gelegen binnen de fosfaatverzadigde gebieden, afgebakend overeenkomstig artikel 17, § 2, dan de in dit decreet toegelaten hoeveelheden, een administratieve geldboete opgelegd.

De administratieve geldboete bedraagt 1 euro per kg difosforpentoxide en 1 euro per kg stikstof die met overtreding van dit decreet teveel werd opgebracht.

Als de landbouwer tot wiens bedrijf de gronden waarop meer meststoffen zijn opgebracht dan toegelaten overeenkomstig dit decreet gekozen heeft voor het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof, als vermeld in artikel 13, § 3, bedraagt de administratieve geldboete, in afwijking van het tweede lid, 1 euro per kg difosforpentoxide en 1 euro per kg werkzame stikstof die met overtreding van dit decreet teveel werd opgebracht.

Bij herhaling van een overtreding binnen de 5 jaar na het opleggen, via het aangetekend schrijven, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, van de administratieve geldboete, vermeld in deze paragraaf, bedraagt de administratieve geldboete 2 euro per kg stikstof en 2 euro per kg difosforpentoxide.

Als de herhaling van de overtreding gebeurt op landbouwgronden die behoren tot het bedrijf van een landbouwer die overeenkomstig dit decreet gekozen heeft voor het systeem van bemestingsnormen gebaseerd op de opgebrachte hoeveelheid werkzame stikstof, als vermeld in artikel 13, § 3, bedraagt de administratieve geldboete in geval van herhaling, in afwijking van het vierde lid, 2 euro per kg difosforpentoxide en 2 euro per kg werkzame stikstof die met overtreding van dit decreet teveel werd opgebracht. »; 5° in § 10 worden het eerste, het tweede en het derde lid vervangen door wat volgt : « § 10.Onverminderd de bepalingen van artikel 71 en 72, wordt lastens elke erkende mestvoerder die de namelding of de afmelding van het transport via het door de Mestbank ter beschikking gestelde internetloket niet tijdig of correct heeft uitgevoerd, een administratieve geldboete opgelegd.

Voor transporten die laattijdig, doch uiterlijk de 30e dag na de dag van transport nagemeld of afgemeld worden, bedraagt de administratieve geldboete 10 euro per laattijdig nagemeld of afgemeld transport.

Voor transporten die op de 30e dag na de dag van transport nog niet nagemeld of afgemeld zijn en voor transporten die niet correct zijn nagemeld of afgemeld, bedraagt de administratieve geldboete 50 euro per transport dat op de 30ste dag na de dag van transport nog niet nagemeld of afgemeld is of niet correct nagemeld of afgemeld is. »; 6° er wordt een § 29, een § 30, een § 31 en een § 32 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 29.Lastens elke landbouwer, als vermeld in artikel 14, § 4, die het bemestingsplan of het bemestingsregister, vermeld in artikel 14, § 4, eerste lid, 3°, niet of niet correct heeft bijgehouden, wordt een administratieve geldboete van 250 euro opgelegd.

Bij herhaling van een overtreding binnen de 5 jaar na het opleggen, via het aangetekend schrijven, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, van de administratieve geldboete, vermeld in deze paragraaf, bedraagt de administratieve geldboete 500 euro. § 30. Lastens elke landbouwer die de hem opgelegde nitraatresidubepaling, vermeld in artikel 14, § 2, derde lid, niet of niet correct heeft laten uitvoeren of de hem opgelegde maatregelen, vermeld in artikel 14, § 3, eerste lid, 1° of 3°, § 4, eerste lid, 2°, of § 5, eerste lid, 4°, niet of niet correct heeft nageleefd, wordt een administratieve geldboete opgelegd van 250 euro per perceel waarop hij de hem opgelegde nitraatresidubepaling, vermeld in artikel 14, § 2, derde lid, niet of niet correct heeft laten uitvoeren of waarop hij de hem opgelegde maatregelen, vermeld in artikel 14, § 3, eerste lid, 1° of 3°, § 4, eerste lid, 2°, of § 5, eerste lid, 4°, niet of niet correct heeft nageleefd. Bij herhaling van een overtreding binnen de 5 jaar na het opleggen, via het aangetekend schrijven, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, van de administratieve geldboete, vermeld in deze paragraaf, bedraagt de administratieve geldboete 500 euro per perceel waarop hij de hem opgelegde nitraatresidubepaling, vermeld in artikel 14, § 2, derde lid, niet of niet correct heeft laten uitvoeren of waarop hij de hem opgelegde maatregelen, vermeld in artikel 14, § 3, eerste lid, 1° of 3°, § 4, eerste lid, 2°, of § 5, eerste lid, 4°, niet of niet correct heeft nageleefd. § 31. Onverminderd de bepalingen van artikel 71 en 72, wordt lastens de aanbieder of de afnemer die met toepassing van artikel 49 dierlijke mest of andere meststoffen vervoeren zonder dat dit vervoer gebeurt door de aanbieder of de afnemer met een trekkend voertuig waarvan hij eigenaar is, een administratieve geldboete opgelegd van 200 euro.

Bij herhaling van een overtreding binnen de 5 jaar na het opleggen, via het aangetekend schrijven, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, van de administratieve geldboete, vermeld in deze paragraaf, bedraagt de administratieve geldboete 400 euro; § 32. Onverminderd de bepalingen van artikel 71 en 72, wordt lastens de aanbieder of de afnemer die met toepassing van artikel 49 dierlijke mest of andere meststoffen vervoeren zonder dat het vervoer tijdig werd gemeld aan de Mestbank, een administratieve geldboete opgelegd van 50 euro.

Bij herhaling van een overtreding binnen de 5 jaar na het opleggen, via het aangetekend schrijven, vermeld in artikel 64, § 1, tweede lid, van de administratieve geldboete, vermeld in deze paragraaf, bedraagt de administratieve geldboete 100 euro. ».

Art. 24.Aan artikel 84 van hetzelfde decreet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, worden een § 2, een § 3 en een § 4 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 2. Percelen gelegen in zandgronden, waarvan de landbouwer, in uitvoering van artikel 13, § 2, zoals het gold op 31 december 2010, door een textuuranalyse van het betreffende perceel reeds aangetoond heeft dat de textuurklasse van dat perceel niet textuurklasse P, S of Z is, worden in afwijking van artikel 3, 72°, niet aanzien als zandgrond. § 3. Aan landbouwers die in het kalenderjaar 2011 maatregelen opgelegd kregen, in uitvoering van artikel 38, en de opgelegde maatregelen in 2011 niet volledig hebben nageleefd, worden in 2012 de volgende maatregelen opgelegd : 1° de maatregelen vermeld in artikel 14, § 4, als de landbouwer in 2011 de maatregelen, als vermeld in artikel 2, § 1, van het ministerieel besluit van 11 februari 2011 tot nadere bepaling van de strengere verbodsbepalingen ter uitvoering van artikel 38 van het Mestdecreet van 22 december 2006, opgelegd kreeg;2° de maatregelen vermeld in artikel 14, § 5, als de landbouwer in 2011, de maatregelen, als vermeld in artikel 2, § 2, van het ministerieel besluit van 11 februari 2011 tot nadere bepaling van de strengere verbodsbepalingen ter uitvoering van artikel 38 van het Mestdecreet van 22 december 2006, opgelegd kreeg;3° de maatregelen vermeld in artikel 14, § 6, als de landbouwer in 2011, de maatregelen, als vermeld in artikel 2, § 3, van het ministerieel besluit van 11 februari 2011 tot nadere bepaling van de strengere verbodsbepalingen ter uitvoering van artikel 38 van het Mestdecreet van 22 december 2006, opgelegd kreeg. § 4. De Vlaamse Regering kan voor een periode tot en met 1 september 2011, afwijkingen voorzien op artikel 8, als blijkt dat de landbouwers niet bij machte zijn om de wijzigingen die aan dit decreet in 2011 zijn ingevoerd, uit te voeren. ».

Art. 25.Voor eind februari 2012 zal de Vlaamse Regering een externe evaluatie van de uitvoering van het mestbeleid (inclusief handhaving) met bijhorende voorstellen tot aanpassing van dit decreet aan het Vlaams Parlement voorleggen.

Art. 26.Dit decreet treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van : 1° artikel 3, 6, 7 en 14, die uitwerking hebben vanaf 1 januari 2011;2° artikel 18, dat in werking treedt op 1 januari 2012;3° artikel 19, dat in werking treedt op 1 januari 2013;4° artikel 5, 7°, dat in werking treedt op 15 november 2013. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 6 mei 2011.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE _______ Nota (1) Zitting 2010-2011 : Stukken.- Voorstel van decreet : 1038 - Nr. 1. - Amendementen : 1038 - Nr. 2. - Verslag over hoorzitting : 1038 - Nr. 3. - Verslag : 1038 - Nr. 4. - Motie raadpleging Raad van State : 1038 - Nr. 5. - Advies van de Raad van State : 1038 - Nr. 6. - Amendementen : 1038 - Nr. 7. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1038 - Nr. 8.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergadering van 4 mei 2011.

^