Etaamb.openjustice.be
Decreet van 06 november 2008
gepubliceerd op 26 november 2008

Decreet betreffende het plan voor maatschappelijke cohesie in de steden en gemeenten van Wallonië voor wat betreft de aangelegenheden waarvan de uitoefening van de Franse Gemeenschap is overgeheveld

bron
waalse overheidsdienst
numac
2008204253
pub.
26/11/2008
prom.
06/11/2008
ELI
eli/decreet/2008/11/06/2008204253/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 NOVEMBER 2008. - Decreet betreffende het plan voor maatschappelijke cohesie in de steden en gemeenten van Wallonië voor wat betreft de aangelegenheden waarvan de uitoefening van de Franse Gemeenschap is overgeheveld (1)


Het Waalse Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijvingen

Artikel 1.Dit decreet regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, aangelegenheden bedoeld in de artikelen 127, § 1, en 128, § 1, ervan.

Het is van toepassing op de Franstalige gemeenten van het Waalse Gewest.

Art. 2.§ 1. Het decreet strekt ertoe de maatschappelijke cohesie te begunstigen en de gemeenten te ondersteunen die zich op hun grondgebied daarvoor inzetten. § 2. Onder maatschappelijke cohesie worden alle processen verstaan die ertoe bijdragen dat alle individuen en groepen van individuen gelijke kansen en voorwaarden krijgen, alsook een daadwerkelijke toegang tot de fundamentele rechten en het economisch, sociaal en cultureel welzijn om allen actief deel te laten nemen aan de maatschappij en in die maatschappij erkend te worden, ongeacht de nationale of ethnische oorsprong, de culturele, godsdienstige of filosofische overtuiging, het maatschappelijk statuut, het sociaal-economisch niveau, de leeftijd, de seksuele geaardheid, de gezondheid of de handicap. § 3. Onder fundamentele rechten worden de economische, sociale en culturele rechten verstaan waarvan sprake in artikel 23 van de Grondwet.

Art. 3.§ 1. Het niveau van de maatschappelijke cohesie in elke gemeente wordt gemeten aan de hand van een samenvattende indicator voor de toegang tot de fundamentele rechten. Met die indicator wordt de toegang van de bevolking van elke gemeente tot de fundamentele rechten aangegeven. § 2. De indicator waarvan sprake in § 1 wordt opgemaakt door het "Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique" (Waals Instituut voor Evaluatie, Prospectie en Statistiek) op 31 mei van het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van het plan. § 3. De variabelen die uitgekozen worden om de indicator waarvan sprake in § 1 op te stellen zijn : 1° voor het recht op een waardig inkomen : a) het percentage maatschappelijke steuntrekkers;b) een ruime inkomensindicator bestaande uit het mediaan inkomen en de zwakke inkomens;c) het percentage lage lonen;2° voor het recht op de bescherming van de gezondheid en op maatschappelijke en medische hulp : a) de levensverwachting bij de geboorte;b) het percentage personen die lijden aan een langdurige ziekte of een handicap;c) het aantal personen die leven van een vergoeding wegens permanente ongeschiktheid wegens een beroepsziekte;3° voor het recht op een decente woning en een gezond leefmilieu : a) het percentage kwaliteitsarme woningen;b) een ruime indicator voor de beoordeling van de onmiddellijke leefomgeving van de woning;c) het percentage gezinnen die in een caravan of een woonwagen wonen;d) het percentage huurders van sociale woningen;4° voor het recht op werk : a) het percentage arbeidsreserve;b) het percentage van de langdurig werklozen;5° voor het recht op een opleiding : a) het aantal personen van achttien jaar en ouder die hoogstens een diploma lager onderwijs hebben;6° voor het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing : a) een indicator voor de digitale kloof;b) het percentage blanco of ongeldige stemmen uitgebracht bij de gemeenteraadsverkiezingen;7° voor het risicofactor betreffende de instandhouding van de maatschappelijke cohesie op het grondgebied van de gemeente : a) het percentage alleenstaanden van 65 jaar en ouder;b) het percentage eenoudergezinnen;c) het aantal procederende asielzoekers. § 4. De Regering legt de berekeningswijze van die variabelen vast en geeft de inhoud ervan nader aan. § 5. De indicator waarvan sprake in § 1 wordt als volgt berekend.

Elk recht wordt benaderd door een reeks kwantitatieve variabelen waarvan de standaardwaarde teruggebracht wordt naar het interval [0-1].

De samenvattende indicator van elk recht is het arithmetisch gemiddelde van die waarden zonder weging, genormaliseerd.

De uitslag geeft de score van de gemeente aan voor elk beoogd recht.

De samenvattende indicator voor het risicofactor wordt berekend volgens een procedure die gelijk is aan de samenvattende indicatoren per recht.

De samenvattende indicator voor de toegang tot de fundamentele rechten wordt verkregen door de optelling van de positieve en de negatieve scores van de samenvattende indicatoren van elk recht en van het risicofactor.

Art. 4.§ 1. Om de maatschappelijke cohesie concreet te begunstigen, ondersteunt het Waalse Gewest de uitvoering van een plan voor maatschappelijke cohesie op gemeentelijk niveau.

Het plan voor sociale cohesie, hierna het plan genaamd, is het plan waarvan het einddoel bestaat uit de bevordering van de maatschappelijke cohesie zoals omschreven in artikel 2, § 2, op het gemeentelijk grondgebied. § 2. Het plan dient te voldoen aan beide doelstellingen, nl. : 1° de maatschappelijke ontwikkeling van de wijken;2° de bestrijding van alle vormen van bestaansonzekerheid, armoede en onveiligheid. § 3. Om beide doelstellingen waarvan sprake in § 2 te bereiken, resulteert het plan in gecoördineerde acties die streven naar een verbetering van de toestand van de bevolking ten opzichte van volgende beleidslijnen : 1° de inschakeling in het maatschappelijk en het beroepsleven;2° de toegang tot de gezondheid en de behandeling van de verslavingen;3° het opnieuw aanhalen van de maatschappelijke banden en de banden tussen de generaties en de culturen.

Art. 5.§ 1. Het plan bestaat uit acties die tegemoetkomen aan de behoeften waarop gewezen is door de diagnose van de maatschappelijke cohesie. § 2. Onder diagnose van de maatschappelijke cohesie wordt verstaan : 1° overheids- of privé-initiatieven die op het gemeentelijk grondgebied reeds uitgevoerd worden;2° de verwachtingen van de bevolking;3° de gebreken die ingevuld moeten worden in termen van bevolkingsgroepen, wijken, infrastructuren, diensten, ten opzichte van de doelstellingen en beleidslijnen waarvan sprake in artikel 4. § 3. De Regering stelt het model voor de diagnose van de maatschappelijke cohesie vast. HOOFDSTUK II. - Uitwerking van de ontwerpplannen

Art. 6.§ 1. De Regering richt een oproep tot het indienen van projecten aan alle Waalse gemeenten vóór 31 maart van het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van het plan. § 2. Die oproep tot het indienen van projecten vermeldt per gemeente : 1° de samenvattende indicator voor de toegang tot de fundamentele rechten waarvan sprake in artikel 3, § 1;2° de indicatoren betreffende alle fundamentele rechten waarvan sprake in artikel 3, § 5, lid 3;3° de indicator betreffende de risicofactor waarvan sprake in artikel 3, § 5, lid 5.

Art. 7.Om de oproep tot het indienen van projecten te beantwoorden, moet de gemeente : 1° de diagnose van de maatschappelijke cohesie waarvan sprake in artikel 5, § 2, uitwerken;2° voor elke beleidslijn de acties die uitgevoerd moeten worden, de samenwerkingsverbanden die vastgelegd moeten worden en de verwachte resultaten omschrijven;3° haar ontwerpplan neerschrijven op grond van het model bepaald door de Regering;4° het ontwerpplan ter goedkeuring voorleggen aan de gemeenteraad;5° het project aan het Waalse Gewest overmaken op de wijze bepaald door de Regering. HOOFDSTUK III. - Samengaan van gemeenten

Art. 8.§ 1. Aan elkaar grenzenden gemeenten van minder dan 10 000 inwoners mogen samengaan en samen een ontwerp-plan voorleggen. § 2. Het samengaan wordt geformaliseerd aan de hand van een overeenkomst waarvan de nadere regels door de Regering bepaald worden.

In die overeenkomst worden met name nader aangegeven : 1° de lijst van het gemeentelijk personeel dat door de verenigde gemeenten ingeschakeld wordt voor het plan;2° de gemeente die het plan beheert op begrotings- en bestuursvlak;3° de nadere regels voor het gebruik en de verdeling van de voor het plan aangewende roerende en onroerende goederen tussen de verenigde gemeenten;4° de duur van de overeenkomst en de opzeggingsregels. De beslissing tot het samengaan wordt goedgekeurd door elkeen van de betrokken gemeenteraden. HOOFDSTUK IV. - Wijze van selectie van de ontwerpplannen en goedkeuring van de plannen voor maatschappelijke cohesie

Art. 9.§ 1. Na de ontwerpplannen te hebben gekregen, legt de Regering de lijst vast van de gemeenten waarvan het ontwerp-plan voor subsidie in aanmerking komt en bepaalt ze het bedrag van de jaarlijkse subsidie die aan de gemeente kan worden toegekend volgens de nadere regels bepaald in hoofdstuk V van dit decreet. Zij deelt haar advies over het ontwerp-plan en het bedrag van de subsidie waarop de gemeente aanspraak mag maken, aan de gemeente mee. § 2. De lijst van de gemeenten waarvan het ontwerp-plan ontvankelijk is vanuit subsidieoogpunt wordt vastgelegd op basis van de volgende criteria : 1° de beoordeling van de samenvattende indicator voor de toegang tot de fundamentele rechten waarvan sprake in artikel 3, § 1;2° de beoordeling van de maatschappelijke cohesie waarvan sprake in artikel 5, § 2;3° de cohesie tussen de acties voorgesteld in het plan, de samenvattende indicatoren door de toegang tot de fundamentele rechten en de diagnose van de maatschappelijke cohesie;4° de beoordeling van de kwaliteit van de samenwerkingsverbanden vastgesteld tussen de gemeenten en de instellingen, diensten of verenigingen die verenigd zijn voor de uitvoering van de acties van het plan.

Art. 10.§ 1. Als er een gunstig advies van de Regering wordt bekendgemaakt krachtens artikel 9, § 1, past de gemeente haar ontwerpplan aan in functie van de eventuele opmerkingen van de Regering en van het bedrag van de subsidie die laatstgenoemde haar verleent. § 2. Zij maakt haar definitief plan aan het Gewest over na goedkeuring door haar gemeenteraad, op grond van het model en de nadere regels voor de overmaking bepaald door de Regering. § 3. In het kader van een samengaan van gemeenten waarvan sprake in artikel 8 wordt het plan goedgekeurd door elkeen van de betrokken gemeenteraden.

Art. 11.De Regering keurt het definitieve plan goed, maakt haar beslissing aan de gemeente bekend en bevestigt het bedrag van de verleende subsidie. HOOFDSTUK V. - Wijze van subsidie van de geselecteerde plannen voor maatschappelijke cohesie

Art. 12.De globale subsidie die aan de gemeente wordt toegekend bestaat uit een basissubsidie en een gemoduleerde subsidie.

Art. 13.§ 1. De basissubsidie die aan de gemeente wordt verleend, wordt door de Regering vastgelegd op grond van de bevolkingscategorie waartoe die gemeente behoort. § 2. De gemeenten worden gerangschikt in acht bevolkingscategorieën : 1° de gemeenten met minder dan 5 000 inwoners;2° de gemeenten met 50 00 tot 10 000 inwoners;3° de gemeenten met 10 001 tot 20 000 inwoners;4° de gemeenten met 20 001 tot 30 000 inwoners;5° de gemeenten met 30 001 tot 40 000 inwoners;6° de gemeenten met 40 001 tot 60 000 inwoners;7° de gemeenten met 60 001 tot 90 000 inwoners;2° de gemeenten met 90 001 inwoners en hoger. § 3. Het aantal inwoners ingeschreven in het bevolkingsregister en in het vreemdelingenregister van elke gemeente wordt berekend op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de uitvoering van het plan. Er volgt na drie jaar een nieuwe beoordeling van de werking van het plan.

Art. 14.§ 1. De gemeente krijgt ook een gemoduleerde subsidie die in verhouding staat tot de samenvattende indicator voor de toegang tot de fundamentele rechten waarvan sprake in artikel 3, § 1. § 2. Die subsidie wordt berekend op basis van de score van de samenvattende indicator vermenigvuldigd met het aantal inwoners ingeschreven in het bevolkingsregister en in het vreemdelingenregister van een gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de uitvoering van plan en een waarde "V", vastgesteld door de Regering. § 3. Indien de score van de samenvattende indicator waarvan sprake in artikel 3, § 1, lager is dan "0", wordt het bedrag van de gemoduleerde subsidie verkregen : 1° door die score te vermenigvuldigen met het gemiddelde van het aantal inwoners van de gemeenten die behoren tot de bevolkingscategorie waarvan sprake in artikel 13, § 2, waaronder de betrokken gemeente valt;2° door het product van die eerste vermenigvuldiging te vermenigvuldigen met één derde van de waarde "V" waarvan sprake in § 2 van dit artikel.

Art. 15.De gemeente krijgt geen subsidie als de berekening van haar globale subsidie een resultaat oplevert van minder dan 10.000 euro.

Art. 16.De subsidie is een jaarlijkse subsidie.

Ze wordt uitbetaald in twee schijven : een eerste schijf van 75 % wordt gestort bij de mededeling van het toekenningsbesluit en het saldo na overleg van de bewijsdocumenten en -stukken vastgesteld door de Regering.

Art. 17.Het deelnamepercentage van de gemeenten aan de financiering van de door de Regering goedgekeurde plannen is minstens 25 % van het subsidiebedrag.

Art. 18.De Regering kan de gemeente bijkomende middelen toekennen om acties te steunen die door in een samenwerkingsverband opgenomen verenigingen gevoerd worden in het kader van het plan.

Die bijkomende middelen worden aan de betrokken verenigingen doorbetaald volgens nadere regels bepaald door de Regering.

De bijkomende middelen waarvan sprake in dit artikel vallen niet onder de berekeningswijze waarvan sprake in de artikelen 12 tot 15.

Zij worden niet in rekening genomen bij de berekening van de 25 % gemeentelijke medefinanciering waarvan sprake in artikel 17.

Art. 19.De Regering bepaalt de voor de subsidie toelaatbare uitgaven.

Art. 20.De indexering van de subsidie van het plan wordt berekend op het groeipercentage van de primaire uitgaven van het Waalse Gewest.

Art. 21.De wijze van berekening van de subsidie die toegekend kan worden aan gemeenten die samengaan zoals bedoeld in artikel 8 valt onder de artikelen 12 tot 15. HOOFDSTUK VI. - Uitvoering van de plannen voor maatschappelijke cohesie

Art. 22.Als het plan eenmaal goedgekeurd is, wordt het uitgevoerd voor een verlengbare periode van zes jaar die ingaat op 1 januari van het tweede jaar volgend op het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen.

Het valt uiteen in twee fases van drie jaar in combinatie met doelstellingen die tijdens die periodes na te streven zijn.

De gemeente waakt erover dat er samenhang bestaat tussen het plan en andere bestaande regelingen.

Art. 23.§ 1. Voor de uitvoering van het plan en de verwezenlijking van de acties die erin zijn opgenomen, ondersteunt de gemeente bij voorrang de samenwerkingsverbanden. § 2. De samenwerkingsverbanden dienen ervoor te zorgen dat de acties van de overheden en die van de verenigingssectoren elkaar aanvullen.

Ze strekken er met name toe een geïntegreerd lokaal beleid te ondersteunen inzake het dienstverleningsaanbod dat valt onder de acties waarvan sprake in artikel 4, § 3. § 3. De samenwerkingsverbanden worden aangegaan met de instellingen, diensten of verenigingen als volgt : 1° het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;2° "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling);3° het maatschappelijk contactpunt;4° het centrum voor gezinsvragen;5° het sociale dienstencentrum;6° de openbare huisvestingsmaatschappij;7° het plan betreffende de permanente bewoning van campings en toeristische accommodaties;8° het sociale vastgoedagentschap;9° het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" (Woningfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië);10° het regionale centrum voor de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst;11° elke andere betrokken instelling, dienst of vereniging. § 4. Zo er geen duidelijke partner voorhanden is, kan de gemeente zelf één of meerdere acties opgenomen in het plan uitvoeren. § 5. In de gevallen waarin geldmiddelen worden overgeheveld, wordt het samenwerkingsverband geformaliseerd aan de hand van een overeenkomst waarvan de inhoud en de nadere regels door de Regering worden bepaald.

Die overeenkomst bevat met name de verplichtingen waaraan de betrokkenen van het samenwerkingsverband onderworpen worden.

De samenwerkingsovereenkomst wordt ter beraadslaging voorgelegd aan de gemeenteraad.

Bij een samengaan van gemeenten zoals bedoeld in artikel 8, wordt de overeenkomst van het samenwerkingsverband door elke gemeenteraad die bij dat samengaan betrokken is, goedgekeurd. § 6. Voor het samenwerkingsverband kan de overeenkomst niet gesloten worden waarvan sprake in § 5 met de instellingen, diensten of verenigingen waarvan de bevoegdheden niet onder de bevoegdheden bedoeld in artikel 1 vallen.

Art. 24.§ 1. De gemeente wijst een projectleider aan voor het plan. § 2. Vanaf diens aanwijzing maakt de projectleider deel uit van het gemeentelijk personeel. § 3. De projectleider verzorgt het secretariaat en de opvolging van de commissie waarvan sprake in artikel 25 van het decreet, het toezicht en het dagelijks bestuur van het plan voor maatschappelijke cohesie en de coördinatie van de samenwerkingsverbanden waarvan sprake in artikel 23. § 4. De Regering bepaalt de vereiste kwalificaties voor de functie van projectleider en de minimum werktijd die hij dient te besteden aan de opdrachten waarvan sprake in § 3.

Art. 25.§ 1. Een begeleidingscommissie, hierna de commissie genoemd, wordt opgericht op initiatief van de gemeente.

Die commissie bestaat minstens uit : 1° een voorzitter, lid van het gemeentecollege en door laatstgenoemde aangewezen; 2° een ondervoorzitter, lid van het vaste O.C.M.W.-bureau en door laatstgenoemde aangewezen; 3° een ondervoorzitter die het verenigingsleven vertegenwoordigt;4° de projectleider waarvan sprake in artikel 24; 5° de verantwoordelijke(n) voor de maatschappelijke coördinatie bij het O.C.M.W.; 6° de personen die gemachtigd zijn om de instellingen, diensten of verenigingen waarvan sprake in artikel 23, § 3, te vertegenwoordigen die een samenwerkingsovereenkomst met de gemeente gesloten hebben;7° de vertegenwoordiger van de diensten van de Regering die de deelname kan voorstellen van elke andere vertegenwoordiger die hij nuttig acht erbij te betrekken. § 2. Naast de instellingen, diensten of verenigingen waarvan sprake in artikel 23, § 3, die van ambtswege lid zijn van de commissie, kan de gemeente volgende instellingen, diensten of verenigingen in de commissie opnemen, voor zover ze op het gemeentelijk grondgebied bestaan : 1° de dienst voor hulpverlening in open milieu;2° het jeugdhuis (de jeugdhuizen);3° het cultureel centrum;4° de vereniging(en) voor inschakeling in het maatschappelijk en het beroepsleven;5° de Dienst voor geestelijke gezondheid, de geïntegreerde gezondheidsdienst of enige andere instelling die verband houdt met de gezondheid;6° het netwerk voor hulp- en zorgverlening bij verslavingen; 7° het (de) P.M.S.-centrum (-centra); 8° de buurtcoördinatie(s);9° de dienst voor forensisch welzijnswerk;10° het opvangtehuis voor volwassenen in maatschappelijke moeilijkheden;11° de gewestelijke taakgroep Werkgelegenheid;12° het plaatselijk ontwikkelingsagentschap;13° de provincie;14° het strategisch veiligheidsplan;15° het federaal plan grootstedelijk beleid;16° de politie; 17° elke andere betrokken instelling of dienst,...

Art. 26.§ 1. Bij een samengaan van gemeenten zoals bedoeld in artikel 8 wordt de commissie waarvan sprake in artikel 25 opgericht op initiatief van de betrokken gemeenten. § 2. Elke betrokken gemeente wordt in de commissie vertegenwoordigd.

Art. 27.§ 1. De functie van voorzitter en die van projectleider zijn onverenigbaar. § 2. Met uitzondering van de vertegenwoordiger van de diensten van de Regering worden de commissieleden benoemd en herroepen door de gemeenteraad op voordracht van het gemeentecollege. § 3. De Regering bepaalt de werkingsregels van de commissie. § 4. De commissie kan thematische subcommissies oprichten volgens de behoeften van het plan.

Art. 28.§ 1. De commissie waakt over de coördinatie, de samenhang, het op elkaar aansluiten, de bevordering en de beoordeling van de acties die in het kader van het plan gevoerd worden. § 2. Zij voorziet in de wijze van deelname van de bevolking aan de uitvoering van het plan. § 3. Zij waakt erover dat het plan financieel zorgvuldig beheerd wordt. § 4. Ze vergadert minstens twee keer per jaar. HOOFDSTUK VII. - Begeleiding, opvolging en beoordeling van de plannen voor maatschappelijke cohesie

Art. 29.§ 1. De commissie stelt jaarlijks een activiteitenverslag op en neemt het aan.

Dat verslag bevat een stand van zaken in de voortgang van het plan en van de onderliggende initiatieven, alsook in voorkomend geval voorstellen met betrekking tot de aanneming van de projecten voor het volgend jaar. § 2. De commissie stelt een financieel verslag voor het afgelopen jaar op en stelt jaarlijks een begrotingsdocument vast dat alle uitgaven met betrekking tot het plan voor het komende jaar vastlegt. § 3. In het derde jaar van de uitvoering van het plan stelt de commissie een tussentijds beoordelingsverslag over de afgelopen jaren op en neemt het aan. § 4. Tijdens het laatste jaar van de gemeentelijke legislatuur beoordeelt de commissie het plan in zijn geheel zoals uitgevoerd sinds de aanvang van de legislatuur, in een afsluitend beoordelingsverslag dat ze aanneemt. § 5. De documenten waarvan sprake in de §§ 1, 2, 3 en 4 worden opgemaakt op grond van de verstrekte modellen. Ze worden door de gemeenteraad goedgekeurd. § 6. Bij een samengaan van gemeenten zoals bedoeld in artikel 8 worden de documenten zoals bedoeld in de §§ 1, 2, 3 en 4 van dit artikel door elke gemeenteraad die bij dat samengaan betrokken is, goedgekeurd.

Art. 30.§ 1. De Regering wijst de dienst aan die belast is met de opvolging van de uitvoering van het plan en de beoordeling ervan. § 2. Zij wijst de dienst aan die belast is met de financiële opvolging.

Art. 31.§ 1. Het activiteitenverslag waarvan sprake in artikel 29, § 1, en de beoordelingsverslagen zoals bedoeld in artikel 29, §§ 3 en 4, worden aan de regeringsdienst waarvan sprake in artikel 30, § 1, overgemaakt volgens de nadere regels bepaald door de Regering.

Die dienst wordt ermee belast een tussentijds beoordelingsverslag en een afsluitend verslag over de plannen op te stellen. § 2. De financiële verslagen waarvan sprake in artikel 29, §§ 2 en 4, worden aan de regeringsdienst waarvan sprake in artikel 30, § 2, overgemaakt volgens de nadere regels bepaald door de Regering.

Art. 32.Om de zes jaar maakt de Regering een globaal beoordelingsverslag over de plannen aan het Parlement over. HOOFDSTUK VIII. - Bestraffing en geleidelijke uittredingsregeling van de bestrafte gemeenten

Art. 33.§ 1. Na afloop van het derde jaar van uitvoering van het plan, dat beantwoordt aan de eerste fase, kan de Regering op grond van de tussentijdse beoordeling bepaald in artikel 29, § 3, en op grond van een gezamenlijk advies van de diensten waarvan sprake in artikel 30, beslissen de subsidie te verminderen of in te trekken zoals verleend aan de gemeente overeenkomstig artikel 11 van dit decreet. § 2. De Regering bepaalt de voorwaarden voor de vermindering of de intrekking van de subsidie ten gevolge van de tussentijdse beoordeling.

Art. 34.§ 1. De gehele of gedeeltelijke niet-naleving van de bepalingen, vastgelegd bij dit decreet, door een gemeente kan ertoe leiden dat de Regering op grond van een gezamenlijk advies van de diensten waarvan sprake in artikel 30, de lijst van de gesubsidieerde gemeenten voor de uitvoering van een plan herziet. § 2. De Regering legt de bestraffingsprocedure vast. HOOFDSTUK IX. - Afnemende subsidieregeling en geleidelijke uittredingsregeling voor de gemeenten die niet meer gesubsidieerd worden

Art. 35.§ 1. De gemeente wier aflopende plan een positieve beoordeling heeft gekregen en wier ontwerp-plan niet meer ontvankelijk is met het oog op de subsidie waarvan sprake in artikel 11 kan niettemin een afnemende subsidie krijgen voor een periode van drie jaar. § 2. Het bedrag van die subsidie wordt als volgt berekend : 1° voor het eerste jaar, 80 % van de laatste subsidie gekregen voor het voorgaande plan;2° voor het tweede jaar, 60 % van de laatste subsidie gekregen voor het voorgaande plan;3° voor het derde jaar, 40 % van de laatste subsidie gekregen voor het voorgaande plan. § 3. De gemeente die zich in de voorwaarden waarvan sprake in dit artikel bevindt, richt een jaarlijks activiteitenverslag en een jaarlijks financieel verslag aan de diensten waarvan sprake in artikel 30, op de wijze bepaald door de Regering.

Art. 36.De gesubsidieerde gemeente wier subsidiebedrag lager is dan het bedrag van het voorgaande plan krijgt een afnemende subsidieregeling over een periode van drie jaar ten belope van de vermindering die haar opgelegd werd en waarvan het bedrag als volgt berekend wordt : 1° voor het eerste jaar, 100 % van de laatste subsidie gekregen voor het voorgaande plan;2° voor het tweede jaar, 80 % van de laatste subsidie gekregen voor het voorgaande plan;3° voor het derde jaar, 60 % van de laatste subsidie gekregen voor het voorgaande plan;4° voor het vierde jaar, het bedrag van de toegewezen subsidie, behalve indien dat bedrag reeds is bereikt. HOOFDSTUK X. - Overgangsbepalingen

Art. 37.In afwijking van artikel 22 worden de eerste goedgekeurde en gesubsidieerde plannen uitgevoerd voor een periode gaande van 1 april 2009 tot 31 december 2013.

Ze verlopen in een eerste fase van drie jaar en een volgende fase van twee jaar, allebei gecombineerd met na te streven doelstellingen.

Art. 38.In afwijking van artikel 6, § 1, wordt de oproep voor het indienen van projecten voor de periode gaande van 1 april 2009 tot 31 december 2013 uiterlijk uitgeschreven op het einde van de maand volgend op de inwerkingtreding van het decreet.

Art. 39.In afwijking van artikel 29, § 3 en § 4, wordt het tussentijdse beoordelingsverslag voor de periode gaande van 1 april 2009 tot 31 december 2013 gelijkgesteld met het eindverslag.

In afwijking van artikel 31, § 1, lid 2, wordt de dienst waarvan sprake in artikel 30, § 1, voor de periode gaande van 1 april 2009 tot 31 december 2013 belast met de opstelling van één enkel beoordelingsverslag over de gezamenlijke plannen.

Art. 40.§ 1. De gemeente die vóór de inwerkingtreding van dit decreet over een subsidie beschikte voor de uitvoering van een preventieplan buurtwerking met een positieve beoordeling en wier ontwerpplan niet meer ontvankelijk is met het oog op de subsidie waarvan sprake in artikel 11 krijgt niettemin een afnemende subsidie over een periode van vijf jaar. § 2. Het bedrag van die subsidie wordt als volgt berekend : 1° voor het eerste en het tweede jaar, 100 % van de laatste subsidie gekregen voor het preventieplan buurtwerking;2° voor het derde en het vierde jaar, 80 % van de laatste subsidie gekregen voor het preventieplan buurtwerking;3° voor het vijfde jaar, 60 % van de laatste subsidie gekregen voor het preventieplan buurtwerking. § 3. De gemeente die zich in de voorwaarden waarvan sprake in § 1 bevindt, richt een jaarlijks activiteitenverslag en een jaarlijks financieel verslag aan de diensten waarvan sprake in artikel 30, op de wijze bepaald door de Regering.

Art. 41.§ 1. De gemeente die vóór de inwerkingtreding van dit decreet over een subsidie beschikte voor de uitvoering van een preventieplan buurtwerking met een positieve beoordeling en wier ontwerpplan een subsidie krijgt waarvan het bedrag lager is dan de subsidie die aan het preventieplan buurtwerking in 2008 toegewezen werd, krijgt een afnemende subsidie over vijf jaar ten belope van de vermindering die haar opgelegd werd. § 2. Het bedrag van die subsidie wordt als volgt berekend : 1° voor het eerste en het tweede jaar, 100 % van de laatste subsidie gekregen voor het preventieplan buurtwerking;2° voor het derde en het vierde jaar, 80 % van de laatste subsidie gekregen voor het preventieplan buurtwerking;3° voor het vijfde jaar, 60 % van de laatste subsidie gekregen voor het preventieplan buurtwerking. HOOFDSTUK XI. - Opheffingsbepaling

Art. 42.Het decreet van 15 mei 2003 betreffende de buurtpreventie in de steden en de gemeenten van Wallonië wordt opgeheven.

Art. 43.Dit decreet treedt in werking op de datum vastgesteld door de Regering.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 6 november 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting, M. DAERDEN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Economie, Tewerkstelling, Buitenlandse Handel en Patrimonium, J.-C. MARCOURT De Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Vorming, M. TARABELLA De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, D. DONFUT De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN _______ Nota (1) Zitting 2007-2008. Stukken van het Waals Parlement 836 (2007-2008), nrs. 1 en 5.

Volledig verslag, openbare vergadering van 5 november 2008.

Bespreking - Stemmingen.

^