Etaamb.openjustice.be
Decreet van 07 april 2000
gepubliceerd op 23 mei 2000

Decreet houdende een waarborgregeling voor de ondernemingen die zijn getroffen door de dioxinecrisis in 1999

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035475
pub.
23/05/2000
prom.
07/04/2000
ELI
eli/decreet/2000/04/07/2000035475/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 APRIL 2000. - Decreet houdende een waarborgregeling voor de ondernemingen die zijn getroffen door de dioxinecrisis in 1999 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.§ 1. Het Vlaamse Gewest kan een kredietwaarborg verlenen aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest die schade hebben geleden door de dioxinecrisis in het jaar 1999.

Deze waarborg betreft kredieten die bestemd zijn voor de wedersamenstelling van het bedrijfskapitaal. § 2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder « dioxinecrisis » : de marktverstoring die zich in het jaar 1999 heeft voorgedaan door de dioxinecontaminatie van diervoeder in de eerste helft van het jaar 1999.

Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder « dioxinecontaminatie » : de contaminatie door dioxine of PCB's.

De Vlaamse regering omschrijft wat voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder de begrippen « onderneming », « hoofdactiviteit van de onderneming » en « intrinsiek gezonde onderneming ». HOOFDSTUK II. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 3.§ 1. Om voor de waarborg van het Vlaamse Gewest in aanmerking te komen, moet de onderneming voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de hoofdactiviteit van de onderneming heeft uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking op de productie van, de verwerking van, het vervoer van of de handel in voedingsproducten of diervoeder die in de eerste helft van het jaar 1999 door de dioxinecontaminatie zijn getroffen;2° de onderneming was op 27 mei 1999 een intrinsiek gezonde onderneming;3° de in het Vlaamse Gewest gevestigde exploitatiezetel van de onderneming die is getroffen door de dioxinecrisis produceert, verwerkt, vervoert of verhandelt producten van dierlijke oorsprong of afgeleide producten voor menselijke of dierlijke consumptie en : a) ten aanzien van deze producten zijn in de periode van 1 juni 1999 tot en met 30 september 1999 : - nationale maatregelen genomen of door de Europese Gemeenschap maatregelen genomen om te beletten dat potentieel met dioxine of PCB's verontreinigde producten worden verkocht of uitgevoerd, - of door buitenlandse autoriteiten blokkeringsmaatregelen genomen in verband met de dioxinecrisis in België;b) of de activiteiten zijn in de periode van 1 juni 1999 tot en met 30 september 1999 verminderd ten gevolge van annuleringen van leveringen of laattijdige leveringen door leveranciers van producten ten aanzien waarvan de in lid a) bedoelde maatregelen zijn genomen;4° de in het Vlaamse Gewest gevestigde exploitatiezetel van de onderneming die is getroffen door de dioxinecrisis heeft in de periode van juni 1999 tot en met september 1999 een omzetverlies geleden van minstens 20 % over drie al dan niet opeenvolgende maanden, of een omzetverlies van minstens 25 % over twee al dan niet opeenvolgende maanden, of een omzetverlies van minstens 40 % over één maand.Dat omzetverlies blijkt uit de vergelijking met de gemiddelde omzet in de overeenstemmende maanden of maand van de jaren 1996,1997 en 1998.

Het omzetverlies kan redelijkerwijze niet toegeschreven worden aan andere oorzaken dan de dioxinecrisis.

Voor ondernemingen die jonger zijn dan drie jaar wordt deze regeling pro rata temporis toegepast op basis van de beschikbare cijfergegevens. § 2. De regeling van dit decreet wordt opgeschort ten aanzien van ondernemingen waartegen strafrechtelijke vervolgingen of civielrechtelijke vorderingen zijn ingesteld op grond van hun eventuele aansprakelijkheid voor de verontreiniging van diervoeders met dioxine of PCB's.

Zijn uitgesloten van de regeling van dit decreet : 1° landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 3 december 1999 betreffende steunmaatregelen ten gunste van landbouwondernemingen getroffen door de dioxinecrisis, en de ondernemingen die daarmee met toepassing van onder meer artikel 3, 1° en 2°, van dezelfde wet kunnen worden gelijkgesteld;2° ondernemingen die strafrechtelijk of civielrechtelijk veroordeeld zijn op grond van hun aansprakelijkheid voor de verontreiniging van diervoeders met dioxine of PCB's.

Art. 4.De waarborg van het Vlaamse Gewest wordt alleen toegekend voor kredieten die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het krediet is verleend door een Belgische of buitenlandse kredietinstelling die volgens de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen gerechtigd is in België kredieten te verstrekken en die schriftelijk is toegetreden tot het Protocol van 6 oktober 1999 tussen de gewesten en de Belgische Vereniging van Banken over een gewestgarantie voor kredieten verleend aan ondernemingen naar aanleiding van de dioxinecontaminatie in 1999, zoals gewijzigd door het addendum van 21 januari 2000;2° het krediet is bestemd voor de wedersamenstelling van het bedrijfskapitaal dat is verminderd ingevolge de dioxinecrisis. Onder bedrijfskapitaal wordt verstaan de tegoeden op korte termijn verminderd met de schulden op korte termijn; 3° het krediet mag niet dienen voor de herfinanciering van uitstaande kredieten van de betrokken deelnemende kredietinstelling, onverminderd de bepalingen van artikel 7 van dit decreet;4° de hoofdsom van het krediet bedraagt maximaal 30 % van het omzetverlies dat de getroffen exploitatiezetel van de onderneming heeft geleden in de periode van juni tot en met september 1999 in vergelijking met de omzet in de periode van juni tot en met september 1998, met een absoluut maximumbedrag aan hoofdsom van het krediet van 50 miljoen BEF;5° de hoofdsom van het krediet bedraagt ten minste 1 miljoen BEF;6° de looptijd van het krediet is maximaal vijf jaar;7° het kapitaal wordt afgelost in gelijke driemaandelijkse, zesmaandelijkse of jaarlijkse schijven, met maximaal één jaar uitstel van terugbetaling;8° op het krediet wordt een vaste rentevoet aangerekend die maximaal de Belgian prime rate, verminderd met 30 basispunten, bedraagt. De Belgian prime rate stemt overeen met de looptijd van het krediet.

Ze geldt op de datum waarop de kredietinstelling het krediet heeft goedgekeurd of op de datum van de eerste opneming op het krediet als dat later dan 30 dagen na de goedkeuring van het krediet gebeurt; 9° de rente is driemaandelijks, zesmaandelijks of jaarlijks betaalbaar na vervallen termijn;10° De kredietinstelling voert een marktconform beleid voor de zakelijke en persoonlijke zekerheden die de kredietnemer moet stellen voor de in dit decreet bedoelde kredieten.

Art. 5.Aan een onderneming wordt slechts één gewaarborgd krediet toegekend per exploitatiezetel die is gevestigd in het Vlaamse Gewest.

Indien een onderneming kredieten aanvraagt voor exploitatiezetels gevestigd in meerdere gewesten, dan mag het globale hoofdbedrag van het geheel van de aangevraagde kredieten de 50 miljoen BEF niet overschrijden.

De onderneming die meerdere exploitatiezetels heeft - ongeacht of die exploitatiezetels gevestigd zijn in hetzelfde gewest, in België of in het buitenland - mag buiten het kader van het normale beheer van haar zaken geen transfers hebben doorgevoerd tussen de verschillende exploitatiezetels om de toepassingsvoorwaarden van dit decreet voor de exploitatiezetel te laten gelden of om het kredietvolume voor de exploitatiezetel te verhogen.

Art. 6.De onderneming mag het krediet te allen tijde vervroegd terugbetalen zonder dat een wederbeleggingsvergoeding of andere kosten verschuldigd zijn, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° een schriftelijk voorbericht vanwege de onderneming van ten minste 15 dagen;2° de terugbetaling slaat op het volledige uitstaande bedrag in hoofdsom en interesten;3° op de datum van de opzegging is de Belgian prime rate die overeenstemt met de resterende looptijd van het krediet niet lager dan de aangerekende interestvoet plus 30 basispunten.

Art. 7.§ 1. Tot en met 31 maart 2000 zal de kredietinstelling bestaande kredietlijnen en kredieten zonder een vaste vervaldag niet eenzijdig beëindigen of verminderen, tenzij de handhaving van die lijnen of kredieten een zodanig risico inhoudt dat de aansprakelijkheid van de kredietinstelling in het gedrang zou komen. § 2. De bepaling van § 1 belet evenwel niet dat de onderneming normale kapitaalaflossingen van kredieten met vaste vervaldag, verstrekt vóór 27 mei 1999 op de vastgestelde vervaldagen doet, met inbegrip van de vervaldagen die op of na 27 mei 1999 nog niet zouden zijn betaald. § 3. Na 27 mei 1999 toegestane of gedoogde overschrijdingen van kredietlimieten vallen onder de « standstill » van § 1, zodat de betrokken kredietlijn tijdelijk, tot en met 31 maart 2000, pro tanto wordt opgetrokken. Aanzuivering van het desbetreffende debetsaldo in rekening-courant van de betrokken onderneming geldt niet als herfinanciering.

Art. 8.Hernemingen van omloop op het krediet dat is verleend bij toepassing van dit decreet zijn niet toegestaan. HOOFDSTUK III. - Waarborg van het Vlaamse Gewest

Art. 9.§ 1. Het Vlaamse Gewest waarborgt bij wijze van borgstelling de met toepassing van dit decreet verstrekte kredieten ten belope van 50 % van de uitstaande hoofdsom en interesten (inclusief verwijlinteresten), met uitsluiting van kosten. § 2. De waarborg van het Vlaamse Gewest neemt een einde op het ogenblik dat het gewaarborgde krediet terugbetaald is.

Art. 10.De omloop van de waarborgverbintenissen van het Vlaamse Gewest wordt vastgesteld op maximaal 7 miljard BEF in hoofdsom, verhoogd met interesten (inclusief verwijlinteresten).

Art. 11.De procedure en de verdere toekenningsvoorwaarden voor het verkrijgen van de waarborg van het Vlaamse Gewest worden door de Vlaamse regering bepaald.

De Vlaamse regering richt een evaluatiecomité op en regelt de samenstelling, de werking en de opdrachten ervan.

Het evaluatiecomité beslist over de toekenning van de waarborg van het Vlaamse Gewest.

Art. 12.De waarborg van het Vlaamse Gewest verleend tot waarborg van een krediet dat met toepassing van dit decreet is verstrekt, kan per exploitatiezetel niet gecumuleerd worden met een andere waarborg die de federale overheid of één van de gewesten verstrekken voor de wedersamenstelling van het bedrijfskapitaal dat is verminderd ingevolge de dioxinecrisis.

Art. 13.§ 1. De kredietinstelling kan het gewaarborgde krediet alleen beëindigen nadat ze het Vlaamse Gewest van haar intentie op de hoogte heeft gebracht of op gemotiveerd verzoek van het Vlaamse Gewest. § 2. Het krediet is evenwel onmiddellijk opeisbaar als : 1° aan de voorwaarden voor het verkrijgen van het krediet of de waarborg van het Vlaamse Gewest niet meer voldaan is;2° het krediet of de waarborg van het Vlaamse Gewest werd verkregen op grond van onjuiste of onvolledige inlichtingen van de onderneming of de kredietinstelling.

Art. 14.§ 1. Als geen zekerheden gevestigd of ontstaan zijn ter gelegenheid van de toekenning van het gewaarborgde krediet kan de waarborg van het Vlaamse Gewest aangesproken worden ten belope van 50 % van de uitstaande hoofdsom en interesten (inclusief verwijlinteresten), zodra de kredietnemer een onder het gewaarborgde krediet verschuldigde en eisbare som niet heeft betaald 30 dagen na de beëindiging van het gewaarborgde krediet.

De waarborg van het Vlaamse Gewest moet uiterlijk drie maanden na de beëindiging van het gewaarborgde krediet worden aangesproken. § 2. Nadat het Vlaamse Gewest haar waarborg heeft betaald, moet de kredietinstelling de eventuele nettoterugwinningen op het door dit decreet gewaarborgde krediet in dezelfde mate (50 %) verdelen en terugbetalen aan het Vlaamse Gewest.

Art. 15.§ 1. Als er zekerheden gevestigd of ontstaan zijn ter gelegenheid van de toekenning van het gewaarborgde krediet moet de kredietinstelling binnen drie maanden na de beëindiging van het gewaarborgde krediet een aanvraag tot voorschot indienen bij het Vlaamse Gewest.

Het voorschot is gelijk aan 50 % van de uitstaande hoofdsom en interesten (inclusief verwijlinteresten), verminderd met de gemotiveerde raming van de opbrengst van de nog uit te winnen zekerheden. § 2. Het Vlaamse Gewest betaalt het voorschot zo snel mogelijk. § 3. De definitieve afrekening wordt ingediend uiterlijk zes maanden na de uitwinning van de laatste zekerheid. De definitieve afrekening kan aanleiding geven tot de betaling van een supplement of tot terugbetaling. § 4. Als de kredietinstelling na de definitieve afrekening nog nettoterugwinningen op het door dit decreet gewaarborgde krediet realiseert, moet ze hiervan 50 % terugbetalen aan het Vlaamse Gewest.

Art. 16.De rentevoet die gebruikt wordt in de afrekeningen, bepaald in artikelen 14 en 15, is de rentevoet van het gewaarborgde krediet. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 17.Dit decreet treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 7 april 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN _______ Nota (1) Zitting 1999-2000. Stukken. - Ontwerp van decreet 182, nr. 1. - Verslag 182, nr. 2. - Amendementen 182, nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering 182, nr. 4.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 29 maart 2000.

^