Etaamb.openjustice.be
Decreet van 07 juli 2006
gepubliceerd op 20 september 2006

Decreet houdende vrijstelling van successierechten ten voordele van de langstlevende partner voor de nettowaarde van de gezinswoning

bron
vlaamse overheid
numac
2006036307
pub.
20/09/2006
prom.
07/07/2006
ELI
eli/decreet/2006/07/07/2006036307/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JULI 2006. - Decreet houdende vrijstelling van successierechten ten voordele van de langstlevende partner voor de nettowaarde van de gezinswoning (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende vrijstelling van successierechten ten voordele van de lantgstlevende partner voor de nettowaarde van de gezinswoning.

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 42, VIII, van het Wetboek der Successierechten, wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Als de afwijking vermeld in artikel 48, § 2, derde lid, van toepassing is, moet bij de schulden die specifiek werden aangegaan om de gezinswoning te verwerven of te behouden uitdrukkelijk worden vermeld dat ze met dat doel werden aangegaan. ».

Art. 3.Artikel 48 van hetzelfde wetboek, vervangen bij decreet van 15 april 1997 en gewijzigd bij de decreten van 15 juli 1997, 30 juni 2000, 1 december 2000 en 6 juli 2001 wordt vervangen als volgt : « § 1. De rechten van successie en van overgang bij overlijden worden geheven volgens het tarief aangeduid in onderstaande tabellen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Tabel I bevat het tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden.

Dit tarief wordt per rechtverkrijgende toegepast op het netto-aandeel in de onroerende goederen enerzijds, en op het netto-aandeel in de roerende goederen anderzijds volgens de overeenstemmende gedeelten zoals voorkomend in kolom A. In afwijking van het vorige lid wordt het tarief van het recht van successie en van het recht van overgang bij overlijden tussen echtgenoten en tussen samenwonenden wat de onroerende goederen betreft, enkel toegepast op het netto-aandeel van de rechtverkrijgende echtgenoot of samenwonende in de andere goederen dan de woning die de erflater en zijn echtgenoot of samenwonende tot gezinswoning diende op het ogenblik van het overlijden. Die afwijking geldt evenwel niet als de samenwonende die een aandeel verkrijgt in die gezinswoning hetzij een bloedverwant in de rechte lijn van de erflater is, hetzij een rechtverkrijgende is die voor de toepassing van het tarief met een rechtverkrijgende in de rechte lijn wordt gelijkgesteld.

Onder gezinswoning wordt voor de toepassing van deze bepaling verstaan de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de erflater en zijn overlevende echtgenoot of samenwonende. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van de samenwoning.

Als gezinswoning wordt eveneens in aanmerking genomen de laatste gezinswoning van de echtgenoten of samenwonenden als aan hun samenwonen een einde is gekomen, hetzij door de feitelijke scheiding van de echtgenoten of van de personen die overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek samenwonen, hetzij door een geval van overmacht dat tot op het ogenblik van het overlijden heeft voortgeduurd, hetzij door de verplaatsing van de hoofdverblijfplaats van één van de of van beide betrokkenen naar een rust- of verzorgingsinstelling, of een serviceflatgebouw of een woningcomplex met dienstverlening.

De schulden en de begrafeniskosten worden bij voorrang aangerekend op de roerende goederen en op de goederen vermeld in artikel 60bis, tenzij de aangevers bewijzen dat het schulden betreft die specifiek werden aangegaan om onroerende goederen te verwerven of te behouden.

Als de langstlevende echtgenoot of samenwonende een deel verkrijgt in de gezinswoning, wordt zijn aandeel in de schulden van de nalatenschap die specifiek werden aangegaan om die woning te verwerven of te behouden evenwel steeds bij voorrang aangerekend op de waarde van zijn deel in de gezinswoning.

Als er voor de langstlevende echtgenoot of samenwonende die een deel in de gezinswoning verkrijgt, na de toepassing van de vorige twee leden schulden overblijven, worden die eerst aangerekend op de overblijvende waarde van de aan het tarief onderworpen onroerende goederen, vervolgens op de overblijvende waarde van het roerend actief en de goederen vermeld in artikel 60bis, en ten slotte op de overblijvende waarde van dat deel in de gezinswoning.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder samenwonenden verstaan : 1° de persoon, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek, met de erflater wettelijk samenwoont;2° de persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, ten minste één jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren.De afwijking vermeld in het derde lid is echter alleen van toepassing voor de persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, ten minste drie jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Deze voorwaarden worden geacht ook vervuld te zijn indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater, aansluitend op de bedoelde periode van één of drie jaar tot op de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. § 3. Tabel lI bevat het tarief tussen andere personen dan in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden. Dit tarief wordt, voor wat broers en zusters betreft, toegepast op het overeenstemmende gedeelte van het netto-aandeel van elk der rechtverkrijgenden zoals voorkomend in kolom A. Voor wat alle anderen betreft, wordt dit tarief toegepast op het overeenstemmende gedeelte van de som van de netto-aandelen, verkregen door de rechtverkrijgenden van deze groep. ».

Art. 4.In artikel 56 van hetzelfde wetboek, vervangen bij decreet van 21 december 2001 en gewijzigd bij decreten van 19 april 2002 en 20 december 2002, wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Voor de bepaling van de nettoverkrijging, vermeld in het eerste lid, wordt geen rekening gehouden met het aandeel dat de echtgenoot of samenwonende verkrijgt in de gezinswoning, vermeld in artikel 48. ».

Art. 5.In artikel 128 van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de wet van 7 maart 2002, wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° die schulden aangeeft die niet ten laste van de nalatenschap komen of die in het geval vermeld in artikel 42, VIII, tweede zin, nalaat te vermelden dat een opgegeven schuld werd aangegaan met als doel de gezinswoning te verwerven of te behouden; ».

Art. 6.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2007.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 7 juli 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN _______ Nota's (1) Zitting 2005-2006. Stukken. - Ontwerp van decreet : 865 - Nr. 1. - Amendementen : 865 - Nr. 2. - Verslag : 865 - Nr. 3. - Amendementen voorgesteld na indiening van het verslag : 865 - Nr. 4.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : vergaderingen van 5 juli 2006.

^