Etaamb.openjustice.be
Decreet van 07 mei 2004
gepubliceerd op 08 juni 2004

Decreet houdende wijziging van het Elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000, wat betreft het groenestroomcertificatensysteem, en tot interpretatie van artikel 37, § 2, van ditzelfde decreet

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035856
pub.
08/06/2004
prom.
07/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/07/2004035856/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 MEI 2004. - Decreet houdende wijziging van het Elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000, wat betreft het groenestroomcertificatensysteem, en tot interpretatie van artikel 37, § 2, van ditzelfde decreet (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende wijziging van het Elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000, wat betreft het groenestroomcertificatensysteem, en tot interpretatie van artikel 37, § 2, van ditzelfde decreet.

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 23 van het Electriciteitsdecreet van 17 juli 2000, gewijzigd bij de decreten van 5 juli 2002 en 20 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het vierde lid vervangen door een vierde, een vijfde en een zesde lid, die luiden als volgt : « In afwijking van § 2 gebeurt voor de elektriciteit die door de netbeheerders wordt geleverd aan eindafnemers de eerste en laatste voorlegging van groenestroomcertificaten in 2003. De bepaling in het vierde lid is niet van toepassing voor de levering van de hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in artikel 18bis, als de netbeheerder zelf deze elektriciteit levert.

Voor de toepassing van het eerste lid worden de leveringen van de hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in artikel 18bis, door een houder van een leveringsvergunning aan een eindafnemer van de netbeheerder, als een levering van deze houder van een leveringsvergunning aan een eindafnemer beschouwd. ». 2° in § 2 wordt het tweede lid vervangen door een tweede en derde lid, die luiden als volgt : « In afwijking van het eerste lid wordt Ev verminderd met de volgende hoeveelheden : 1° per afnamepunt waaraan één of meerdere leveranciers in het jaar n-1 in de eerste verbruiksschijf van 20.000 MWh tot 100.000 MWh heeft geleverd, 25% van het verschil tussen deze geleverde hoeveelheid elektriciteit uitgedrukt in MWh en 20.000 MWh; 2° per afnamepunt waaraan één of meerdere leveranciers in het jaar n-1 in de tweede verbruiksschijf van meer dan 100.000 MWh heeft geleverd, 50% van het verschil tussen deze geleverde hoeveelheid elektriciteit uitgedrukt in MWh en 100.000 MWh.

Het geheel van de afnamepunten van afnemers die zorgen voor het verzorgen van openbaar vervoer kunnen als 1 afnamepunt worden beschouwd. ». 3° aan § 2bis wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het tweede lid geldt niet voor groenestroomcertificaten die op 31 maart 2004 in het bezit zijn van een netbeheerder.».

Art. 3.Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 23bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 23bis.De verkoop van elektriciteit aan eindafnemers in het Vlaamse Gewest als een hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of enige andere benaming die erop zou kunnen wijzen dat de elektriciteit werd opgewekt door middel van hernieuwbare energiebronnen, is toegestaan voorzover de leverancier een overeenstemmend aantal groenestroomcertificaten toont aan de VREG. Op de getoonde groenestroomcertificaten wordt aangegeven dat ze gebruikt werden in het kader van de verkoop van elektriciteit zoals bedoeld in het eerste lid.

Een groenestroomcertificaat kan maar eenmaal worden gebruikt voor de verkoop van elektriciteit zoals bedoeld in het eerste lid.

De Vlaamse regering stelt de criteria en procedure vast voor het tonen en aanmerken van groenestroomcertificaten zoals bedoeld in dit artikel. ».

Art. 4.Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 25ter toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 25ter.§ 1. De netbeheerders kennen een minimumsteun toe voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die is opgewekt in installaties aangesloten op hun net, voorzover de producent zelf daarom verzoekt. Als bewijs van zijn productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, draagt de producent het overeenstemmende aantal groenestroomcertificaten over aan de betrokken netbeheerder.

Een groenestroomcertificaat kan maar eenmaal aan een netbeheerder worden overgedragen. Er kan geen steun worden verleend voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die langer dan 48 maanden voor de overdracht van de overeenstemmende groenestroomcertificaten is geproduceerd of waarvoor het betreffende groenestroomcertificaat niet kan worden voorgelegd in het kader van artikel 23.

De minimumsteun wordt vastgelegd afhankelijk van de gebruikte hernieuwbare energiebron en de gebruikte productietechnologie en bedraagt : 1° voor zonne-energie : 450 euro per overgedragen certificaat;2° voor waterkracht, getijden- en golfslagenergie en aardwarmte : 95 euro per overgedragen certificaat;3° voor windenergie op land en voor organisch-biologische stoffen waarbij al dan niet coverbranding wordt toegepast, voor de vergisting van organisch-biologische stoffen in stortplaatsen, en voor het organisch-biologisch deel van restafval : 80 euro per overgedragen certificaat. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, begint bij de inwerkingstelling van een nieuwe productie-installatie en loopt over een periode van 10 jaar. Voor het geval van zonne-energie begint de verplichting voor installaties die in dienst zijn genomen na 1 januari 2006 en loopt over een periode van twintig jaar. § 2. De netbeheerders brengen op regelmatige tijdstippen de certificaten die hen werden overgedragen op de markt om de kosten verbonden aan de verplichting, bedoeld in § 1, te recupereren. De VREG zorgt voor de transparantie en de regulariteit van de verkoop van deze certificaten door de netbeheerders.

De lijsten van de overgedragen certificaten en van de certificaten die door de netbeheerders op de markt werden gebracht, worden maandelijks door de netbeheerders aan de VREG meegedeeld. § 3. In het geval dat de steun, bedoeld in § 1, door een beslissing van de Vlaamse overheid niet langer wordt toegekend, vergoedt de Vlaamse regering voor bestaande installaties de geleden schade. ».

Art. 5.In artikel 37, § 2, van hetzelfde decreet wordt het woord « onverminderd » uitgelegd als volgt : « met uitsluiting van ».

Art. 6.Dit decreet treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 2 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2004.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 7 mei 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004. Stukken. - Voorstel van decreet, nr. 2188/1. - Amendementen, nr. 2188/2. - In eerste lezing door de Commissie aangenomen artikelen; nr. 2188/3. - Verslag, nr. 2188/4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, nr. 2188/5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Middagvergadering van 28 april 2004 en vergadering van 29 april 2004.

^