Etaamb.openjustice.be
Decreet van 07 mei 2004
gepubliceerd op 31 augustus 2004

Decreet betreffende de regionale technologische centra en houdende noodzakelijke en dringende onderwijsbepalingen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036378
pub.
31/08/2004
prom.
07/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/07/2004036378/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 MEI 2004. - Decreet betreffende de regionale technologische centra en houdende noodzakelijke en dringende onderwijsbepalingen (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet betreffende de regionale technologische centra en houdende noodzakelijke en dringende onderwijsbepalingen.

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

TITEL I. - De regionale technologische centra

Art. 2.Hoofdstuk XII van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek, bestaande uit artikelen XII.1 tot en met XII.4, wordt vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK XII. - De regionale technologische centra Afdeling I. - Begripsomschrijving en opdrachten

Artikel XII.1 Een Regionaal Technologisch Centrum, hierna « RTC » te noemen, is een regionaal of interregionaal centrum georganiseerd door rechtspersonen, verzelfstandigde onderdelen van rechtspersonen of samenwerkingsverbanden tussen rechtspersonen.

De werking van een RTC is gericht op : 1° de bewerkstelliging van synergieën tussen onderwijsinstellingen en bedrijven, en 2° de optimale doorstroming van leerlingen, studenten en cursisten naar het bedrijfsleven, en 3° de opwaardering van het technisch en beroepsonderwijs. Artikel XII.2 Een RTC neemt concrete initiatieven inzake : 1° de onderlinge afstemming tussen onderwijsinstellingen en bedrijven van de vraag naar en het aanbod van infrastructuur, apparatuur en uitrusting voor technisch en beroepsonderwijs die een pedagogisch-didactische rol kunnen vervullen, inzonderheid door de ontwikkeling of ondersteuning van (een) infrastructurele inbedding(en), en 2° de onderlinge afstemming tussen onderwijsinstellingen en bedrijven van de vraag naar en het aanbod van leerlingen- en cursistenstages, en/of 3° het faciliteren of coördineren van nascholing op het vlak van nieuwe technologieën, en/of 4° de creatie van een platform waarbinnen onderwijsinstellingen en bedrijven kennis en ervaring kunnen uitwisselen. Afdeling II. - Beheersovereenkomst

Onderafdeling I. - Inhoud Artikel XII.3 § 1. Elk RTC sluit met de Vlaamse Regering een beheersovereenkomst voor 3 jaar af. § 2. De beheersovereenkomst wordt geregeld door algemene voorwaarden, vastgelegd door de Vlaamse Regering.

Deze algemene voorwaarden betreffen : 1° de minimale vereisten inzake de beheers- en of managementstructuur van de RTC's;2° de minimale resultaatsverbintenissen van de RTC's;3° de wijze waarop de ondersteuningsfunctie van de RTC-coördinator wordt uitgeoefend;4° de wijze waarop de lokale actoren uit het onderwijs-, vormings- en opleidingsveld bij de werking van het RTC betrokken kunnen worden;5° de rapporterings- en controlemechanismen;6° de remediërende en sanctionerende maatregelen in geval van niet-naleving van de beheersovereenkomst;7° de gevallen waarin en de wijze waarop de beheersovereenkomst tijdens de looptijd ervan kan worden gewijzigd. § 3. De algemene voorwaarden kunnen per RTC worden aangevuld met specifieke bepalingen die rekening houden met het regionale of interregionale behoeftepatroon.

Onderafdeling II. - Financiële bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap Sectie I. - Vaste werkingsenveloppe Artikel XII.4 Een RTC opent door het afsluiten van een beheersovereenkomst met de Vlaamse Regering een recht op een driejaarlijkse vaste werkingsenveloppe, overeenkomstig de bepalingen van deze sectie.

De vaste werkingsenveloppe wordt, binnen het kader van de begrotingskredieten, toegekend door de Vlaamse Gemeenschap.

Artikel XII.5 De omvang van de vaste werkingsenveloppe wordt per RTC vastgesteld met inachtname van : 1° de diversiteit en/of het belang van de actieterreinen waarop het RTC actief is, bedoeld in artikel XII.2; 2° de aard en het belang van de betrokken bedrijfssector(en);3° het aantal en de omvang van de participerende bedrijven en onderwijsinstellingen;4° de realisaties en voorgestelde mogelijkheden inzake cofinanciering;5° de vaste kostenstructuur. De Vlaamse Regering kan de regelen bepalen inzake de toekenning of herverdeling, tijdens een lopende periode van drie jaar, van nieuwe of vrijkomende middelen.

Artikel XII.6 De vaste werkingsenveloppe wordt jaarlijks vereffend volgens de volgende formule : 1° een eerste voorschot ten bedrage van 22,5 percent wordt uitbetaald ten laatste op 28 februari;2° een tweede voorschot ten bedrage van 22,5 percent wordt uitbetaald ten laatste op 31 mei;3° een derde voorschot ten bedrage van 22,5 percent wordt uitbetaald ten laatste op 31 juli;4° een vierde voorschot ten bedrage van 22,5 percent wordt uitbetaald ten laatste op 31 oktober;5° het saldo van 10 procent wordt uitbetaald na indiening en goedkeuring van een werkings- en activiteitenverslag. Sectie II. - Subsidie projectfinanciering Artikel XII.7 § 1. Binnen het kader van de begrotingskredieten, toegekend door de Vlaamse Gemeenschap, kan de Vlaamse Regering aan een RTC een subsidie projectfinanciering toekennen.

Deze subsidie kan ten hoogste voor een periode van 3 jaar worden toegekend. § 2. De projecten worden geselecteerd en de omvang van de subsidie projectfinanciering wordt vastgesteld op grond van criteria die door de Vlaamse Regering worden bepaald.

Die criteria hebben ten minste betrekking op : 1° de afstemming van de projecten op de opdrachten, bedoeld in artikel XII.2; 2° het aantal en de omvang van de participerende bedrijven en onderwijsinstellingen;3° de aard en/of de omvang van het doelpubliek dat bij de projecten kan worden betrokken;4° de relevantie van de projecten op lange termijn. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen inzake : 1° de wijze waarop de subsidie projectfinanciering wordt aangevraagd;2° de wijze waarop het dossier wordt beoordeeld;3° het betalingsritme van de subsidie projectfinanciering. Afdeling III. - Facilitair kader

Onderafdeling I. - Aanvullende middelen Artikel XII.8 Benevens de financiële bijdragen van de Vlaamse Gemeenschap, bedoeld in artikelen XII.4 en XII.7, kan een RTC beschikken over de volgende middelen : 1° financiële, materiële of immateriële ondersteuning door actoren uit de onderwijssector of de bedrijfswereld of door openbare besturen;2° opbrengsten uit het eigen bezit;3° schenkingen en legaten;4° leningen van allerlei aard. De Vlaamse Regering kan aan de leningen ten behoeve van een RTC de waarborg van de Vlaamse Gemeenschap verlenen.

Onderafdeling II. - Infrastructuur Artikel XII.9 § 1. Indien een inrichtende macht aan een (rechtspersoon binnen een) RTC en ten behoeve van de werking van een RTC een persoonlijk of zakelijk recht of een gebruiksrecht verleent op een onroerend goed, bestemd voor het onderwijs, wordt dit nimmer als een bestemmingswijziging beschouwd. § 2. (De rechtspersoon binnen) het RTC treedt ten aanzien van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs, verder : « DIGO », of de rechtsopvolger daarvan, in de rechten en verplichtingen van de overdragende inrichtende macht, indien (de rechtspersoon binnen) het RTC eigenaar wordt van het gebouw of het zakelijk recht overneemt dat noodzakelijk was voor het verkrijgen van de subsidies, verstrekt door de DIGO, of de rechtsopvolger daarvan.

Indien (de rechtspersoon binnen) het RTC de eigendom of het zakelijk recht niet overneemt, blijft de overdragende inrichtende macht verantwoordelijk voor de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving voor het verkrijgen van de subsidies verstrekt door de DIGO of de rechtsopvolger daarvan. Afdeling IV. - De RTC-coördinator

Onderafdeling I. - Aanstelling Artikel XII.10 § 1. De Vlaamse Regering stelt één coördinator voor alle RTC's aan op basis van een vooraf bekendgemaakt profiel. § 2. De functie van RTC-coördinator is een mandaatfunctie. De Vlaamse Regering bepaalt de duurtijd van het mandaat. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de functiebeschrijving van de RTC-coördinator.

De functiebeschrijving bevat de strategische en operationele doelstellingen van de RTC-coördinator en de wijze waarop hij over zijn werking moet rapporteren. § 4. De Vlaamse Regering kan het mandaat op elk ogenblik beëindigen.

Onderafdeling II. - Missie en opdrachten Sectie I. - Missie Artikel XII.11 De RTC-coördinator heeft als missie : 1° de ontwikkeling van een netwerk van RTC's coördineren;2° de werking van de RTC's ondersteunen;3° het overleg tussen de RTC's bevorderen. Sectie II. - Opdrachten Subsectie I. - Behoeftestudie Artikel XII.12 Het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap verricht, in samenspraak met de RTC-coördinator, op regelmatige basis een behoeftestudie die aan de hand van een analyse van de regionale sociaal-economische structuren aangeeft : 1° welke regio's behoefte hebben aan de oprichting van een RTC;2° welke RTC's behoefte hebben aan een gewijzigde of uitgebreide werking. Subsectie II. - Ontwikkeling van een overlegstructuur Artikel XII.13 De RTC-coördinator ziet toe op de ontwikkeling van een overlegstructuur waarbinnen hij op geregelde basis en ten minste jaarlijks overleg pleegt met vertegenwoordigers van de RTC's.

Subsectie III. - Opdrachten inzake de beheersovereenkomsten Artikel XII.14 De RTC-coördinator vervult een adviserende functie bij : 1° het opstellen van de algemene voorwaarden, bedoeld in artikel XII.3, § 2; 2° het vaststellen van de omvang van de vaste werkingsenveloppe, bedoeld in artikel XII.4.

Hij doet een remediëringsvoorstel indien hij, op grond van de controlemechanismen in de beheersovereenkomst, vaststelt dat een RTC de decretale, reglementaire of conventionele verplichtingen of verbintenissen manifest niet of niet behoorlijk uitvoert of nakomt. Afdeling V. - Meta-evaluatie

Artikel XII.15 De Vlaamse Regering neemt de nodige maatregelen opdat een algehele evaluatie van de werking van de RTC's aan het Vlaams Parlement kan worden voorgelegd vóór 31 december 2007. Afdeling VI. - Overgangsmaatregel

Artikel XII.16 De Vlaamse Regering sluit uiterlijk op 15 mei 2004 een beheersovereenkomst met de RTC's die bestaan op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit hoofdstuk.

In afwijking van artikel XII.7 wordt de financiële bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap, verschuldigd in 2004, uitbetaald overeenkomstig het volgende betalingsritme : 1° een eerste voorschot ten bedrage van 50 procent wordt uitbetaald na ondertekening van de beheersovereenkomst;2° een tweede voorschot ten bedrage van 40 procent wordt uitbetaald ten laatste op 15 oktober;3° het saldo van 10 procent wordt uitbetaald na indiening en goedkeuring van een werkings- en activiteitenverslag. Afdeling VII. - Inwerkingtredingsbepaling

Artikel XII.17 De bepalingen van deze titel hebben uitwerking met ingang van 1 april 2004. » Art.3. De bepalingen van deze titel hebben uitwerking met ingang van 1 april 2004.

TITEL II. - Noodzakelijke en dringende onderwijsbepalingen HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving

Art. 4.In artikel 53, 3°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, ingevoegd bij decreet van 14 februari 2003, worden de woorden « artikel 6bis, 2°, dat in werking treedt » vervangen door de woorden « artikel 6bis, 2° en 4°, die in werking treden ».

Art. 5.Artikel 4 heeft uitwerking op 1 september 2003. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen

Art. 6.Artikel 3 van het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 3.Voor de toepassing van dit decreet wordt onder het begrip « laaggeschoolde volwassenen » verstaan : meerderjarigen voor wie een basisvorming noodzakelijk blijkt om maatschappelijk te functioneren of een verdere opleiding te volgen.

De Vlaamse Regering bepaalt per opleiding het maximale competentieniveau waarover de kandidaat-cursisten mogen beschikken en de wijze waarop dit door de centra geëvalueerd kan worden. »

Art. 7.Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 5.§ 1. Basiseducatie is een onderwijsvoorziening waarin een geheel van specifieke opleidingen wordt aangeboden in aansluiting op of binnen bestaande studiegebieden in het volwassenenonderwijs.

Basiseducatie heeft tot doel cursisten de competenties te laten verwerven die nodig zijn om maatschappelijk te functioneren en voor het volgen van verdere opleiding of vorming. § 2. Het niveau van de basiseducatie is vergelijkbaar met het niveau van basisonderwijs en secundair onderwijs van de eerste graad, behoudens voor de opleidingen bedoeld in § 3, 2°, 5° en 6°. Voor deze opleidingen wordt het niveau bepaald door de Vlaamse Regering. § 3. Basiseducatie omvat de volgende opleidingen : 1° Nederlands moedertaal;2° Nederlands als tweede taal;3° wiskunde;4° maatschappij-oriëntatie;5° informatie- en communicatietechnologie;6° opstapcursussen Frans en Engels. De Vlaamse Regering kan experimenteel nieuwe opleidingen erkennen.

Uiterlijk na vijf jaar worden deze opleidingen decretaal aan het eerste lid toegevoegd of wordt de erkenning jaar na jaar opgeheven. § 4. Basiseducatie omvat tevens de nodige activerings- en keuzebegeleidingsactiviteiten. Dit zijn educatieve programma's die gericht zijn op : 1° de verkenning van de educatieve behoeften;2° een exemplarische kennismaking met de inhouden en de werkwijzen van de basiseducatie;3° het stimuleren van de deelnemers om na het doorlopen van het programma zich verder te vervolmaken en door te stromen naar andere educatieve voorzieningen.»

Art. 8.In hetzelfde decreet wordt een artikel 6bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 6bis.De Centra voor Basiseducatie worden gemachtigd erkende studiebewijzen basiseducatie uit te reiken aan cursisten die met goed gevolg een opleiding of een deel ervan hebben doorlopen.

De Vlaamse Regering legt de certificering vast en bepaalt : 1° de evaluatiemodaliteiten;2° het model van de studiebewijzen die de centra uitreiken;3° de periode waarbinnen de studiebewijzen moeten worden afgeleverd.»

Art. 9.De artikelen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2004. HOOFDSTUK III. - Rechtspositieregeling Afdeling I. - Wijziging aan het decreet van 27 maart 1991 betreffende

de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs

Art. 10.Aan artikel 29 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. In afwijking op § 1 komt een betrekking die wordt ingericht in uren-leraar, lesuren of lestijden die worden toegekend in het kader van het geïntegreerd onderwijs in het basis- en secundair onderwijs en het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon basis- en secundair onderwijs, wel in aanmerking voor vacantverklaring en vaste benoeming. Deze bepaling geldt voorzover de betrekking in toepassing van de rationalisatieregelen niet onderhevig is aan progressieve opheffing zoals bepaald in § 1. »

Art. 11.In hoofdstuk V van hetzelfde decreet wordt een artikel 48ter ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 48ter.In afwijking van de bepalingen van dit hoofdstuk moet een personeelslid dat reeds deeltijds vast benoemd is in een selectie- of bevorderingsambt, met het oog op een uitbreiding van vaste benoeming in hetzelfde ambt geen proeftijd meer doorlopen. De raad van bestuur - voor de pedagogische begeleidingsdiensten en het vormingscentrum de afgevaardigd bestuurder - kan dit personeelslid vast benoemen mits het voldoet aan de bepalingen van artikel 46, 1° tot en met 5°. ».

Art. 12.In artikel 100undecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 10 juli 2003, worden een § 8, § 9 en § 10 ingevoegd, die luiden als volgt : « § 8. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn in een gefinancierde instelling van het secundair onderwijs als contractueel personeelslid ten laste van het departement Onderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een administratieve functie in een gefinancierde instelling van het secundair onderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in de artikelen 4, 21, 21bis, 36 en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het ondersteunend personeel in het secundair onderwijs.

Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De beperking tot 720 dagen geldt niet voor de toepassing van artikel 55, §§ 1 en 2.

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven. § 9. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement Onderwijs in een gefinancierde instelling van het deeltijds kunstonderwijs of van het volwassenenonderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid ten laste van het departement Onderwijs in een ambt van een personeelscategorie van het deeltijds kunstonderwijs of volwassenenonderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in de artikelen 4, 21, 36 en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het overeenkomstig ambt.

Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven.

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven. § 10. Diensten als contractueel personeelslid ten laste van het departement Onderwijs die gepresteerd zijn door de personeelsleden die in de maand juni 2004 tewerkgesteld zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement Onderwijs bij het Gemeenschapsonderwijs, worden mits instemming van de raad van bestuur en het akkoord van het bevoegd lokaal comité, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in de artikelen 4, 21, 21bis, 36 en 56, met dien verstande dat een personeelslid op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen kan verwerven.

Deze diensten worden in dat geval beschouwd als zijnde gepresteerd bij de betrokken scholengroep. De raad van bestuur beslist voor welk ambt deze diensten in aanmerking komen. Als de raad van bestuur de diensten in aanmerking laat komen voor het ambt van administratief medewerker in het beleids- en ondersteunend personeel of het ambt van administratief medewerker in het ondersteunend personeel, geldt de beperking van 720 dagen dienst-anciënniteit niet voor de toepassing van artikel 55, § 1, § 2 of § 2bis. »

Art. 13.In hoofdstuk XI van hetzelfde decreet wordt een artikel 103quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 103quinquies.Onverminderd de bepalingen van dit decreet en in afwijking op artikel 35 en artikel 37, § 3, kan de raad van bestuur eenmalig op 1 september 2004 een vaste benoeming uitspreken in een betrekking die wordt ingericht in uren-leraar, lesuren of lestijden die worden toegekend in het kader van het geïntegreerd onderwijs in het basis- en secundair onderwijs en het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon basis- en secundair onderwijs.

Deze vaste benoeming kan slechts worden uitgesproken als de raad van bestuur de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstellingen heeft nageleefd tot op het niveau van de instelling waar de vaste benoeming wordt uitgesproken. » Afdeling II. - Wijzigingen aan het decreet van 27 maart 1991

betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding

Art. 14.Aan artikel 34 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. In afwijking op § 1 komt een betrekking die wordt ingericht in uren-leraar, lesuren of lestijden die worden toegekend in het kader van het geïntegreerd onderwijs in het basis- en secundair onderwijs en het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon basis- en secundair onderwijs, wel in aanmerking voor vacantverklaring en vaste benoeming. Deze bepaling geldt voor zover de betrekking in toepassing van de rationalisatieregelen niet onderhevig is aan progressieve opheffing zoals bepaald in § 1. »

Art. 15.In artikel 84decies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 10 juli 2003, worden een § 7 en § 8 ingevoegd, die luiden als volgt : « § 7. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement Onderwijs in een gesubsidieerde instelling van het deeltijds kunstonderwijs of van het volwassenenonderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid ten laste van het departement Onderwijs in een ambt van een personeelscategorie van het deeltijds kunstonderwijs of volwassenenonderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in de artikelen 6, 23, 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het overeenkomstig ambt.

Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven.

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven. § 8. Diensten als contractueel personeelslid ten laste van het departement Onderwijs die gepresteerd zijn door de personeelsleden die in de maand juni 2004 tewerkgesteld zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement Onderwijs bij een representatieve vereniging van inrichtende machten van het gesubsidieerd officieel onderwijs, het gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs of het gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs, worden mits instemming van de inrichtende macht en het akkoord van het bevoegd lokaal comité, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in de artikelen 6, 23, 23bis, 31, 35, 74 en 77, met dien verstande dat een personeelslid op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen kan verwerven.

Deze diensten worden in dat geval beschouwd als zijnde gepresteerd bij de betrokken inrichtende macht. De inrichtende macht beslist voor welk ambt deze diensten in aanmerking komen. Als de inrichtende macht de diensten in aanmerking laat komen voor het ambt van administratief medewerker in het beleids- en ondersteunend personeel of het ambt van administratief medewerker in het ondersteunend personeel, geldt de beperking van 720 dagen dienstanciënniteit niet voor de toepassing van artikel 44, §§ 1, 2 of 2bis. »

Art. 16.Aan titel II, hoofdstuk XI van hetzelfde decreet wordt een artikel 84duodecies toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 84duodecies.Onverminderd de bepalingen van dit decreet en in afwijking op artikel 30 en artikel 33, § 1, laatste lid, kan een inrichtende macht eenmalig op 1 september 2004 een vaste benoeming uitspreken in een betrekking die wordt ingericht in uren-leraar, lesuren of lestijden die worden toegekend in het kader van het geïntegreerd onderwijs in het basis- en secundair onderwijs en het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon basis- en secundair onderwijs.

Deze vaste benoeming kan slechts worden uitgesproken als de inrichtende macht de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstellingen heeft nageleefd tot op het niveau van de instelling waar de vaste benoeming wordt uitgesproken. » Afdeling III. - Inwerkingtredingsdatum

Art. 17.De artikelen van dit hoofdstuk hebben uitwerking op 1 april 2004, met uitzondering van artikel 11, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2004. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap

Art. 18.In artikel 20quater van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, 1, wordt tussen het woord « Nederlands, » en het woord « godsdienst » het woord « gebarentaal, » ingevoegd;2° er wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.Tot een door de Vlaamse Regering te bepalen datum worden als algemene, kunst-, technische respectievelijk praktische vakken beschouwd : alle algemene, kunst-, technische res-pectievelijk praktische vakken, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs en in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs die als centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs fungeren, georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs, waarvan de vermelding in het leerplan wordt gevolgd door het woord « -gebarentaal ». »

Art. 19.Aan artikel 326 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van artikel 122 kan de hogeschool tot het einde van het academiejaar 2004-2005 werkgelegenheid verschaffen aan de tijdelijke personeelsleden die op 30 juni 1995 aangesteld waren in een vacant ambt van assistent, naar rato van het opdrachtvolume op 30 juni 1995, voorzover zij dit ambt in hoofdambt uitoefenden. »

Art. 20.De artikelen van dit hoofdstuk treden als volgt in werking : 1° artikel 18 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1996;2° artikel 19 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004. HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997

Art. 21.Artikel 16 van het decreet van 25 februari van 1997 betreffende het basisonderwijs wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 16.Naast de toelatingsvoorwaarden bepaald in de artikelen 12, 13 en 15 is voor de aanvullende financiering of subsidiëring van een leerling in het geïntegreerd onderwijs nog een integratieplan vereist.

De regering bepaalt de inhoud van het integratieplan en legt de samenstelling van het integratieteam, dat het integratieplan zal opstellen, vast.

Een nieuw integratieplan wordt opgesteld bij de wijziging van : de aard van de integratie, de aard en de ernst van de handicap of het onderwijsniveau (met inbegrip van het beroepenveld, de studierichting, de afdeling of de opties). Bij wijziging van het integratieteam kan het bestaande integratieplan bevestigd worden.

Indien het attest, bedoeld in artikel 15, naar de types 1, 3 of 8 oriënteert, moet de leerling in het betreffende type ten minste negen maanden voltijds buitengewoon onderwijs gevolgd hebben onmiddellijk voorafgaand aan de integratie in het gewoon onderwijs. ».

Art. 22.Aan artikel 125duodecies, § 2, 3°, van hetzelfde decreet, worden in fine de woorden « en op basis van de inschrijving in het buitengewoon basisonderwijs » toegevoegd.

Art. 23.Artikel 194 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 14 februari 2003, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «

Artikel 194.In afwijking van artikel 131 van het decreet basisonderwijs worden de lestijden volgens de schalen voor de scholen voor buitengewoon basisonderwijs die uitsluitend type 4 én type 8 inrichten en die gedurende het schooljaar 1998-1999 overeenkomstig artikel 108 leerlingen onderbrengen, berekend op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de laatste schooldag van september. »

Art. 24.De artikelen van dit hoofdstuk treden als volgt in werking : 1° artikel 21 treedt in werking op 1 september 2004;2° artikel 22 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2003;3° artikel 23 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998. HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen aan het decreet betreffende het onderwijs VIII van 15 juli 1997

Art. 25.Artikelen 21, 22 en 23 van het decreet betreffende het onderwijs VIII van 15 juli 1997 worden vervangen door wat volgt : «

Artikel 21.Om toegelaten te worden tot het geïntegreerd secundair onderwijs is het volgende vereist : 1° de leerling moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden die gelden voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs;2° voor de betrokken leerling moet een integratieplan opgesteld worden. De regering bepaalt de inhoud van het integratieplan en legt de samenstelling van het integratieteam, dat het integratieplan zal opstellen, vast; 3° indien het attest, bedoeld in artikel 5 van de wet op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs van 6 juli 1970, naar de types 1 of 3 oriënteert, moet de leerling in het betreffende type ten minste negen maanden voltijds buitengewoon onderwijs gevolgd hebben onmiddellijk voorafgaand aan de integratie in het gewoon onderwijs.

Artikel 22.Een nieuw integratieplan wordt opgesteld bij wijziging van : de aard van de integratie, de aard en de ernst van de handicap of het onderwijsniveau (met inbegrip van het beroepenveld, de studierichting, de afdeling of de opties).

Artikel 23.Bij wijziging van het integratieteam kan het bestaande integratieplan bevestigd worden. »

Art. 26.Artikel 25 treedt in werking op 1 september 2004. HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen aan het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs

Art. 27.In artikel 99, § 2, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt het vierde lid vervangen door wat volgt : « Voor het schooljaar 2003-2004 bedraagt deze voorafname maximum 2 % van de totale puntenenveloppe. Volstaat deze 2 % voorafname evenwel niet om een volledige betrekking op te richten, dan mag de scholengemeenschap deze 2 % overschrijden tot een maximum van 120 punten. De scholengemeenschap kan evenwel een hoger percentage dan voormelde 2 % voorafnemen en dit tot een maximum van 5 %. Deze voorafname kan enkel plaatsvinden als hierover binnen het bevoegde lokaal onderhandelingscomité van de scholengemeenschap een akkoord wordt bereikt.

Vanaf het schooljaar 2004-2005 en tot een door de Vlaamse Regering te bepalen datum kan de scholengemeenschap tot maximum 5 % van de totale puntenenveloppe voorafnemen voor haar ondersteuning. Deze voorafname kan enkel plaatsvinden als hierover binnen het bevoegde lokaal onderhandelingscomité van de scholengemeenschap een akkoord wordt bereikt. »

Art. 28.Artikel 27 heeft uitwerking op 1 september 2003. HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingen aan het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs

Art. 29.In artikel 15 van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt 2° vervangen door wat volgt : « 2° of een module van deze afdeling, opleiding of optie 40 of 60 lestijden, of een veelvoud van 40 lestijden en maximaal 240 lestijden omvat;»; 2° 4° wordt vervangen door wat volgt : « 4° de basiscompetenties van elke module;»; 3° er wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2.In afwijking van § 1, 2° kan de regering voor bijzondere doelgroepen afwijken van het vastgestelde minimaal aantal lestijden. »

Art. 30.In artikel 45 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vierde lid worden tussen de woorden « gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad » en « behouden hun recht op financiering of subsidiëring » de woorden « of in een rand- of taalgrensgemeente » gevoegd;2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor de toepassing van het vierde lid wordt verstaan onder « rand- of taalgrensgemeenten » : de gemeenten genoemd in artikel 3, 1°, van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs of genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.»

Art. 31.Artikel 48 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 48.§ 1. Het aantal financierbare of subsidieerbare leraarsuren wordt voor het schooljaar dat tijdens een bepaald jaar begint, berekend volgens de formule : Fla = Flh - (Nh - Na)/d als Na groter is dan Nh' of kleiner is dan Nh''. In het andere geval blijft Fla gelijk aan Flh. Als Fla kleiner wordt dan Flh, kan Fla in geen geval kleiner worden dan Na/d op voorwaarde dat Flh groter is dan Na/d.

Fla = het aantal financierbare of subsidieerbare leraarsuren per studiegebied of categorie van het betrokken schooljaar;

Flh = het per studiegebied of categorie historische bepaalde forfaitair aantal leraarsuren;

Nh = het historisch aantal lesurencursist voor het betrokken studiegebied of categorie;

Nh' = Nh + 3 %;

Nh" = Nh - 3 %.

De waarden van Flh, Nh, Nh' en Nh » zijn per centrum en per studiegebied of categorie opgenomen in bijlage II. Na = het aantal lesurencursist voor het betrokken studiegebied of de betrokken categorie vanaf 1 februari van het vorig jaar tot en met 31 januari van het lopend jaar; d = 9, voor de studiegebieden algemene vorming, auto, boekbinden, bouw, chemie, confectie, decoratieve technieken, diamantbewerking, grafische technieken, hout, juwelen, koeling en warmte, land- en tuinbouw, lederbewerking, maritiem onderwijs, mechanica-elektriciteit, meubelrestauratie en houtsnijden, muziekinstrumentenbouw, optiek, orthopedische technieken, Nederlands tweede taal, smeden, textiel en voeding; 12, voor de studiegebieden handel, kant, lichaamsverzorging, personenzorg, talen richtgraad 3 en 4 en toerisme; 13, voor het hoger onderwijs; 15, voor de studiegebieden bedrijfsbeheer, fotografie, huishoudelijk onderwijs en talen richtgraad 1 en 2. § 2. Als in een studiegebied of categorie een opleiding, optie of afdeling wordt overgeschakeld naar modulair onderwijs dan is, eenmalig voor dat studiegebied of die categorie, gedurende de drie daaropvolgende schooljaren in dat studiegebied of die categorie FLa in geen geval kleiner dan FLh. Het centrum kiest vrij of deze waarborgregeling ingaat vanaf het schooljaar van de omschakeling of vanaf het schooljaar volgend op de omschakeling. Het centrum deelt deze keuze mee aan het departement op het ogenblik van de omschakeling. § 3. Als centra studiegebieden inrichten waarvoor voor hen geen historisch forfait in bijlage II werd vastgesteld, wordt het aantal jaarlijks financierbare leraarsuren voor het schooljaar dat tijdens een bepaald jaar begint, berekend door het aantal lesurencursist vanaf 1 februari van het vorig schooljaar tot en met 31 januari van het lopend jaar te delen door d. De eerste maal wordt het aantal lesurencursist vermenigvuldigd met 2. § 4. Als een studiegebied wordt overgedragen van het ene centrum naar het andere zonder dat de betrokken centra een fusie aangaan, wordt voor het centrum dat het studiegebied verwerft het aantal leraarsuren voor het studiegebied dat wordt overgedragen, het eerste jaar na de overdracht met 20 % verhoogd en het tweede jaar met 10 %. Als twee of meer centra fuseren, dan wordt het aantal leraarsuren de eerste drie jaar verhoogd met 1 % als de fusie ten minste 300.000 lesurencursist telt.

Bij een overdracht van een studiegebied van het ene centrum naar een ander centrum en bij fusie van centra worden de gegevens van bijlage II, vermeld onder FLh, Nh, Nh' en Nh" ambtshalve samengeteld. § 5. De delingen worden telkens gemaakt tot en met de eerste decimaal.

Het aantal financierbare of subsidieerbare leraarsuren dat op basis van die berekening verkregen wordt, wordt per centrum afgerond tot de hogere eenheid. § 6. Voor de toepassing van dit artikel worden binnen het studiegebied talen de richtgraden 1 en 2 en de richtgraden 3 en 4 als twee aparte studiegebieden beschouwd. »

Art. 32.In hetzelfde decreet wordt een onderafdeling Cbis, bestaande uit artikel 50bis toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling Cbis. - Cursusmateriaal

Artikel 50bis.§ 1. Aan de cursisten mogen geen andere kosten worden aangerekend, tenzij voor cursusmateriaal. Onder cursusmateriaal wordt verstaan alle benodigdheden die door het centrum als noodzakelijk voor het volgen van het vak of de module worden opgegeven en door het centrum worden aangerekend. Deze aanrekening moet gebeuren tegen kostprijs en moet bij het begin van elk schooljaar geraamd worden. § 2. Voor het studiegebied NT2 moet al het cursusmateriaal door het centrum worden aangerekend en wordt de maximale kostprijs bepaald in overleg tussen de centra die binnen dezelfde provincie NT2 aanbieden.

Voor de centra gevestigd in Antwerpen, Gent en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gebeurt het overleg tussen de centra van deze betrokken steden.

Wanneer de centra een jaar na de inwerkingtreding van onderhavig decreet niet tot een overeenkomst zijn gekomen wat de maximale kostprijs betreft, kan deze door de regering worden opgelegd. »

Art. 33.Artikel 51 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 34.Er wordt een artikel 87bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 87bis.De Vlaamse Regering kan afstandsonderwijs ingericht door derden en de hieraan verbonden studiebewijzen erkennen indien dit onderwijs dezelfde structuur en dezelfde basiscompetenties of eindtermen respecteert als door de Vlaamse Gemeenschap erkend onderwijs, een examenprocedure gebruikt die door de regering is goedgekeurd en controle namens de regering aanvaardt.

De Regering kan aanvullende voorwaarden vastleggen. »

Art. 35.De artikelen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2004. HOOFDSTUK IX. - Wijzigingen aan het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001, 20 december 2002 en 10 juli 2003

Art. 36.In artikel 10 van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001 en 10 juli 2003, wordt een 13° ingevoegd, dat luidt als volgt : « 13° beheersorgaan : orgaan dat in toepassing van de wetgeving op de overheidsopdrachten bij overeenkomst wordt belast met het beheer van de vervangingspool. ».

Art. 37.In artikel 11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001, 20 december 2002 en 10 juli 2003, worden in § 2, tweede lid, de woorden « vanaf het schooljaar 2001-2002 of 2002-2003 of 2003-2004 » vervangen door de woorden « vanaf een bepaald schooljaar ».

Art. 38.Artikel 15 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 15.Het beheersorgaan wordt belast met de werking van de vervangingspool en neemt daarbij de principes van dit hoofdstuk in acht. »

Art. 39.In artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « De administrateur-generaal van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of zijn gemachtigde » vervangen door de woorden : « Het beheersorgaan of zijn aangestelde »;2° in 6° worden de woorden « de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding » vervangen door de woorden « het beheersorgaan ».

Art. 40.In artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, worden in het eerste lid de woorden « de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding » vervangen door de woorden « het beheersorgaan ».

Art. 41.In artikel 18 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « De administrateur-generaal van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of zijn gemachtigde » vervangen door de woorden « Het beheersorgaan of zijn aangestelde »;2° in § 2 worden de woorden « de administrateur-generaal van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of zijn gemachtigde » vervangen door de woorden « het beheersorgaan of zijn aangestelde »;3° § 3 wordt opgeheven;4° in § 4 worden de woorden « de administrateur-generaal van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of zijn gemachtigde » vervangen door de woorden « het beheersorgaan of zijn aangestelde ».

Art. 42.In artikel 30 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, worden in § 2 de woorden « De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding » vervangen door de woorden « Het beheersorgaan ».

Art. 43.In artikel 36 van hetzelfde decreet worden de woorden « De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding » vervangen door de woorden « Het beheersorgaan ».

Art. 44.In artikel 38 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding » vervangen door de woorden « het beheersorgaan »;2° in § 1 wordt 4° vervangen door wat volgt : « 4° als toepassing moet worden gemaakt van artikel 18, § 2 ».

Art. 45.In artikel 43bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2001 en gewijzigd bij het decreet van 20 december 2002, wordt § 5 vervangen door wat volgt : « § 5. De zelfstandige stage zoals beschreven in § 1 geldt vanaf het schooljaar 2001-2002 tot en met het schooljaar 2004-2005. »

Art. 46.In artikel 44, tweede lid, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 20 december 2002, wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : « De maatregelen vervat in de hoofdstukken II, III en IV gelden voor een periode van vijf schooljaren die aanvangt op 1 september 2000. »

Art. 47.In artikel 44, tweede lid, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 20 december 2002, wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : « De maatregelen vervat in hoofdstuk IV gelden tot en met schooljaar 2007-2008. »

Art. 48.De artikelen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2005, met uitzondering van de artikelen 37, 45 en 46, die in werking treden op 1 september 2004. HOOFDSTUK X. - Wijziging aan het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I

Art. 49.In artikel X.1. van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs-XIV, worden de woorden « Tijdens de schooljaren 2002-2003 en 2003-2004 » vervangen door de woorden « Tijdens de schooljaren 2002-2003, 2003-2004 en 2004-2005 ».

Art. 50.Artikel 49 treedt in werking op 1 september 2004. HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen aan het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV

Art. 51.Artikel X.53, § 2, van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV wordt vervangen door wat volgt : « § 2. Een overeenkomst houdende oprichting van een in § 1, 3°, bedoeld samenwerkingsplatform wordt afgesloten : 1° voor het schooljaar 2003-2004 voor de duur van één schooljaar;2° voor het schooljaar 2004-2005 voor de duur van één schooljaar;3° vanaf 1 september 2005 voor de duur van zes schooljaren. De Vlaamse Regering kan het minimum aantal instellingen/leerlingen/lesurencursist bepalen dat bij een samenwerkingsplatform moet worden betrokken. Indien het samenwerkingsplatform een scholengemeenschap en/of een scholengroep omvat, kan van deze regeling worden afgeweken. »

Art. 52.Artikel 51 heeft uitwerking op 1 september 2003. HOOFDSTUK XII. - Wijzigingen aan het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen

Art. 53.Aan artikel 125 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wordt een § 6bis toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6bis. De hogescholen kunnen hun voortgezette lerarenopleidingen van ten minste 60 studiepunten die ze in het academiejaar 2001-2002 aanbieden en die volgen op een basisopleiding omvormen tot een bachelorsopleiding die volgt op een andere bachelorsopleiding. De hogescholen melden elke voorgenomen omvorming aan de Vlaamse Regering.

Daarbij verstrekken ze de gegevens bedoeld in § 3.

Voor de omvorming geldt volgende tijdstabel : 1° de hogescholen delen uiterlijk op 30 juni 2004 hun voorstellen van omvorming mee aan de Vlaamse Regering;2° de Erkenningscommissie deelt haar advies aan de Vlaamse Regering mee ten laatste op 1 november 2004;3° de Vlaamse Regering stelt vóór 1 januari 2005 de lijst op van de bachelorsopleidingen die volgen op een bachelorsopleiding die hogescholen kunnen organiseren.De lijst vermeldt de bestaande opleidingen, de omgevormde opleidingen, de studieomvang van de omgevorrmde opleidingen en de onderwijstaal.

Voor de toepassing van dit decreet worden bedoelde opleidingen beschouwd als omgevormde opleidingen in de zin van § 4. »

Art. 54.Artikel 53 treedt in werking op 1 juni 2004. HOOFDSTUK XIII. - Leerlingenvervoer en busbegeleiding

Art. 55.De scholen die betrokken zijn bij de organisatie van het zonaal leerlingenvervoer georganiseerd krachtens de wet van 15 juli 1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer, verlenen hun medewerking aan de organisatie van het collectief zonaal leerlingenvervoer.

Zij stellen busbegeleiders aan en ontvangen hiervoor een toelage lastens de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag van deze toelage, de wijze van toekenning en de controlemaatregelen.

Art. 56.Artikel 55 heeft uitwerking op 1 september 2000.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 7 mei 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken. - Voorstel van decreet : 2172 - Nr. 1. - Amendementen : 2172 - Nr. 2. - Verslag : 2172 - Nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2172 - Nr. 4.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 4 en 5 mei 2004.

^