Etaamb.openjustice.be
Decreet van 07 mei 2004
gepubliceerd op 04 oktober 2004

Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036491
pub.
04/10/2004
prom.
07/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/07/2004036491/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 MEI 2004. - Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.§ 1. In dit decreet wordt verstaan onder : 1° decreet integrale jeugdhulp : het decreet van 7 mei 2004 betreffende de integrale jeugdhulp;2° jeugdhulp : het geheel van de jeugdhulpverlening en de indicatiestelling, de toewijzing en de trajectbegeleiding, bedoeld in respectievelijk artikelen 19, 22 en 26 van het decreet integrale jeugdhulp;3° jeugdhulpverlening : de hulp- en zorgverlening die zich richt tot minderjarigen of tot minderjarigen en hun ouders, hun opvoedingsverantwoordelijken en/of personen uit hun leefomgeving zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 4°, van het decreet integrale jeugdhulp;4° residentiële jeugdhulpverlening : jeugdhulpverlening waarbij een vervangende woon- of verblijfssituatie wordt aangeboden;5° semi-residentiële jeugdhulpverlening : jeugdhulpverlening waarbij een vervangende dagactiviteit of een vervangend nachtverblijf wordt aangeboden;6° gerechtelijke jeugdhulp : jeugdhulp die wordt opgelegd bij een rechterlijke beslissing;7° buitengerechtelijke jeugdhulp : jeugdhulp die wordt verstrekt zonder interventie van een rechterlijke beslissing;8° minderjarige : elke natuurlijke persoon jonger dan achttien jaar;9° niet-begeleide minderjarige vreemdeling : elke minderjarige, die valt onder de toepassing van titel XIII, hoofdstuk 6, van de programmawet (I) van 24 december 2002;10° ouders : de personen die titularis zijn van het ouderlijk gezag of, bij ontstentenis van deze personen, de wettelijke vertegenwoordiger;11° opvoedingsverantwoordelijken : de natuurlijke personen, andere dan de ouders, die de minderjarige op duurzame wijze in feite onder hun bewaring hebben of bij wie de minderjarige geplaatst is door bemiddeling of ten laste van een openbare overheid;12° jeugdhulpaanbieder : een persoon of een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als bedoeld in artikel 4 van het decreet integrale jeugdhulp;13° jeugdhulpvoorziening : een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt als bedoeld in artikel 4 van het decreet integrale jeugdhulp;14° jeugdhulpverlener : een persoon die of een team dat binnen een jeugdhulpvoorziening belast is met het verstrekken van jeugdhulpverlening;15° toegangspoort : orgaan, bedoeld in artikel 17 van het decreet integrale jeugdhulp, dat zorgt voor de indicatiestelling en de toewijzing;16° dossier : alle gegevens die op een systematische wijze met betrekking tot een minderjarige worden verzameld en bijgehouden;17° sector : een bevoegdheidsdomein dat geregeld wordt door regelgeving, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet integrale jeugdhulp, of toepasselijk verklaard krachtens artikel 4, § 2, van dat decreet. § 2. Bij verwijzing naar personen wordt in dit decreet de mannelijke vorm gebruikt. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 3.§ 1. Onverminderd de wetgeving betreffende de rechten van de patiënt en behoudens afwijkingen waarin dit decreet voorziet, regelt dit decreet de rechten van minderjarigen ten aanzien van de jeugdhulpaanbieders, de toegangspoort en de trajectbegeleiding.

Het is van toepassing vanaf het eerste contact dat een minderjarige heeft met een jeugdhulpaanbieder, de toegangspoort of de trajectbegeleiding, ongeacht op welke wijze en door wie dit contact geïnitieerd wordt. § 2. Dit decreet doet geen afbreuk aan wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, die aan minderjarigen ruimere rechten toekennen. HOOFDSTUK III. - Bekwaamheid van de minderjarige

Art. 4.§ 1. Onverminderd de rechten van de ouders, oefent de minderjarige de rechten, opgesomd in dit decreet, zelfstandig uit. § 2. In afwijking van § 1, oefent de minderjarige de rechten, bedoeld in artikelen 8, 13 en 22, zelfstandig uit op voorwaarde dat hij tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat is, rekening houdend met zijn leeftijd en zijn maturiteit. De minderjarige van twaalf jaar of ouder wordt vermoed in staat te zijn tot een redelijke beoordeling van zijn belangen. HOOFDSTUK IV. - Belang van de minderjarige

Art. 5.Het belang van de minderjarige vormt de belangrijkste overweging bij het verlenen van jeugdhulp.

Het belang van de minderjarige wordt vastgesteld in dialoog met de minderjarige zelf. Aan de mening van de minderjarige wordt passend gevolg gegeven, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. Bij de vaststelling van het belang van de minderjarige is tevens respect vereist voor de mening en voor de verantwoordelijkheden van de ouders. HOOFDSTUK V. - Rechten van de minderjarige Afdeling 1. - Algemene bepaling

Art. 6.De rechten die in dit decreet zijn opgesomd, gelden zonder onderscheid voor alle minderjarigen. Afdeling 2. - Het recht op jeugdhulp

Art. 7.Binnen het beschikbare jeugdhulpaanbod heeft de minderjarige recht op jeugdhulp, zoals bepaald in artikel 6 van het decreet integrale jeugdhulp. Afdeling 3. - Recht op instemming met en vrije keuze van de

buitengerechtelijke jeugdhulp

Art. 8.De minderjarige heeft het recht om geïnformeerd vrij in te stemmen met de buitengerechtelijke jeugdhulp of die hulp te weigeren.

Art. 9.Als buitengerechtelijke jeugdhulp die past bij de jeugdhulpvraag of jeugdhulpbehoefte van de minderjarige, door meerdere jeugdhulpaanbieders kan worden verstrekt, heeft de minderjarige het recht om de jeugdhulpaanbieder vrij te kiezen en om zijn keuze nadien te wijzigen, behoudens beperkingen die bij of krachtens wet of decreet zijn opgelegd.

Art. 10.§ 1. Bij buitengerechtelijke jeugdhulp heeft de minderjarige te allen tijde het recht de interventie van een bepaalde jeugdhulpverlener te weigeren, voorzover de opdracht en de organisatie van de jeugdhulpvoorziening dat toelaten. De weigering mag de jeugdhulpverlening van de jeugdhulpvoorziening aan de minderjarige niet in het gedrang brengen.

Op verzoek van de minderjarige wordt de weigering, bedoeld in het vorige lid, schriftelijk vastgelegd en toegevoegd aan het dossier van de minderjarige. De minderjarige heeft het recht om een schriftelijke motivering van die weigering aan zijn dossier te laten toevoegen. § 2. De bepalingen van § 1 zijn van overeenkomstige toepassing op de toegangspoort en de trajectbegeleiding. Afdeling 4. - Recht op informatie en duidelijke communicatie

Art. 11.§ 1. De minderjarige heeft recht op duidelijke, toereikende en voor hem begrijpelijke informatie over de jeugdhulp en over alle zaken die daarmee verband houden, inzonderheid leefregels en afspraken. § 2. In het belang van de minderjarige, zoals omschreven in artikel 5, kan worden beslist om de minderjarige over bepaalde zaken niet te informeren. Een dergelijke beslissing wordt gemotiveerd en in het dossier van de minderjarige opgenomen. De persoon, bedoeld in artikel 24, heeft het recht over die zaken geïnformeerd te worden.

Art. 12.De communicatie met de minderjarige verloopt in een voor hem begrijpelijke taal, afgestemd op zijn leeftijd en maturiteit.

De Vlaamse regering bepaalt hoe dit recht wordt nageleefd ten aanzien van anderstalige minderjarigen. Afdeling 5. - Het recht op respect voor het gezinsleven

Art. 13.Tenzij een rechterlijke beslissing dat beveelt, kan een minderjarige niet tegen zijn wil van zijn ouders worden gescheiden.

Art. 14.Als jeugdhulpverlening de minderjarige scheidt van zijn ouder of opvoedingsverantwoordelijke, heeft de minderjarige recht op informatie over en op regelmatig persoonlijk en rechtstreeks contact met die persoon, tenzij dit in strijd is met het belang van de minderjarige, zoals omschreven in artikel 5, of met een rechterlijke beslissing.

Het verstrekken van gevoelige informatie over een ouder of opvoedingsverantwoordelijke gebeurt zo dat het welzijn van de minderjarige zo min mogelijk wordt geschaad.

Art. 15.De minderjarige en inzonderheid de niet-begeleide minderjarige vreemdeling heeft recht op ondersteuning bij het zoeken naar informatie over de situatie van familieleden. Afdeling 6. - Recht op inspraak en participatie

Art. 16.Onverminderd de procedureregels voor het verlenen van gerechtelijke jeugdhulp, heeft de minderjarige recht op participatie bij de totstandkoming en de uitvoering van de jeugdhulp die hem wordt verleend.

De minderjarige heeft het recht zijn mening vrij te uiten in elke aangelegenheid of procedure betreffende de jeugdhulp die hem betreft.

Aan de mening van de minderjarige wordt in de mate van het mogelijke passend gevolg gegeven, in overeenstemming met de leeftijd en de maturiteit van de minderjarige. Als aan de mening van de minderjarige geen passend gevolg wordt gegeven, wordt dat afdoende gemotiveerd. Op verzoek van de minderjarige wordt die motivering aan zijn dossier toegevoegd.

Art. 17.Onverminderd de procedureregels voor het verlenen van gerechtelijke jeugdhulp, heeft de minderjarige recht op een periodieke evaluatie van de jeugdhulpverlening die hij krijgt, in verhouding tot de duur van die hulpverlening. Hij heeft recht op participatie bij die evaluatie.

Art. 18.Tenzij dat in strijd is met een rechterlijke beslissing en voorzover de opdracht en de organisatie van de jeugdhulpvoorziening dat toelaten, heeft de minderjarige aan wie die voorziening semi-residentiële of residentiële jeugdhulpverlening aanbiedt, het recht om met medebewoners te vergaderen over aspecten van de jeugdhulpverlening.

Art. 19.De jeugdhulpvoorzieningen beschikken over een regeling met betrekking tot de inspraak van de minderjarige. Die inspraakregeling voldoet ten minste aan de volgende eisen : 1° er is een inspraakorgaan of een inspraakprocedure;2° indien mogelijk en in elk geval bij semi-residentiële of residentiële jeugdhulpverlening die gemiddeld ten minste zes maanden bedraagt, gebeurt de inspraak collectief;3° elke minderjarige aan wie de jeugdhulpvoorziening jeugdhulpverlening aanbiedt, kan participeren aan de inspraak;4° de jeugdhulpvoorziening biedt haar medewerking om de inspraak te realiseren. Afdeling 7. - Het dossier

Art. 20.De minderjarige heeft recht op een dossier dat door de jeugdhulpvoorziening, de toegangspoort en de trajectbegeleiding zorgvuldig wordt bijgehouden en veilig wordt bewaard.

Het opstellen, het bewaren en het gebruik van het dossier zijn onderworpen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving betreffende de verwerking van persoonsgegevens, aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving van de sectoren en aan de supplementaire of specifieke verplichtingen, bepaald in deze Afdeling.

Als deze verplichtingen onderling tegenstrijdig zijn, hebben de verplichtingen die voor de minderjarige het gunstigst zijn, voorrang.

Art. 21.In het dossier worden de persoonsgegevens betreffende de gezondheid apart bijgehouden. De verwerking van en de toegang tot die gegevens is onderworpen aan de relevante bepalingen uit de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en betreffende de rechten van de patiënt.

Art. 22.§ 1. Dit artikel is van toepassing op de dossiergegevens die geen persoonsgegevens betreffende de gezondheid uitmaken. § 2. De minderjarige heeft recht op toegang tot de gegevens die hem betreffen.

Het toegangsrecht geldt niet voor de volgende gegevens : 1° de gegevens die werden verstrekt door derden zonder dat zij daartoe verplicht werden en die zij als vertrouwelijk hebben bestempeld, tenzij zij zich akkoord verklaren met de toegang;2° de stukken die werden opgesteld ten behoeve van de gerechtelijke overheden;3° de gegevens waarover de minderjarige, met toepassing van artikel 11, § 2, niet werd geïnformeerd.De persoon, bedoeld in artikel 24, heeft wel recht op toegang tot deze gegevens.

De minderjarige heeft recht op toelichting bij de gegevens waartoe hij toegang heeft.

Behoudens afwijkende bepalingen, wordt het recht op toegang en toelichting verleend ten laatste binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek. § 3. De toegang tot de gegevens wordt verstrekt door inzage.

Als bepaalde gegevens ook een derde betreffen en volledige inzage in de gegevens door de minderjarige afbreuk zou doen aan het recht van de derde op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, wordt de toegang tot deze gegevens verstrekt via een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage. § 4. Voor de toepassing van § 2 worden de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem ten opzichte van elkaar als derden beschouwd.

Onverminderd de toepassing van § 2, worden, voor de toepassing van § 3, tweede lid, de personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem ten opzichte van de minderjarige niet als derden beschouwd, voorzover het gaat om contextuele gegevens.

Contextuele gegevens zijn gegevens die tegelijk de minderjarige en één of meer andere personen die deel uitmaken van het cliëntsysteem, betreffen.

Voor de toepassing van deze paragraaf bestaat het cliëntsysteem uit de volgende personen : 1° de minderjarige;2° de ouders;3° de opvoedingsverantwoordelijken;4° de personen die met de minderjarige samenwonen op het ogenblik van de uitoefening van het recht op toegang. § 5. Deze paragraaf is van toepassing als de minderjarige, met toepassing van artikel 4, § 2, het recht op toegang niet zelfstandig kan uitoefenen.

Het recht op toegang wordt uitgeoefend door de ouders.

De ouder kan zich niet beroepen op de toepassing van § 4 wat betreft de contextuele gegevens die het kind en een ander persoon dan de ouder zelf betreffen. Hij heeft geen toegang tot de gegevens, bedoeld in artikel 23.

Ingeval er tegenstrijdige belangen zijn met de ouders of als die het toegangsrecht niet uitoefenen, kan het toegangsrecht van de minderjarige worden uitgeoefend door de persoon, bedoeld in artikel 24. § 6. Op verzoek van de minderjarige worden de documenten die hij aanreikt, toegevoegd aan zijn dossier.

De minderjarige heeft het recht om zijn versie te geven van de feiten die vermeld zijn in zijn dossier. § 7. De minderjarige heeft recht op een afschrift van de gegevens van zijn dossier waartoe hij toegang heeft door inzage en op een rapport van de gegevens van zijn dossier waartoe hij toegang heeft op een andere wijze dan door inzage.

Ieder afschrift en ieder rapport is persoonlijk en vertrouwelijk, en mag enkel worden aangewend voor doeleinden van jeugdhulp. De dossierhouder die een afschrift of rapport bezorgt, wijst de minderjarige hierop en voegt een toelichting in die zin bij het afschrift of rapport.

De Vlaamse regering kan de modaliteiten bepalen waaronder een afschrift of rapport wordt afgeleverd.

Art. 23.De minderjarige kan zich uitdrukkelijk en gemotiveerd verzetten tegen de toegang van een persoon van het cliëntsysteem, zoals bedoeld in artikel 22, § 4, tot door hem aangewezen gegevens. Afdeling 8. - Recht op bijstand

Art. 24.§ 1. De minderjarige heeft het recht om zich in alle contacten met de jeugdhulpaanbieders, de toegangspoort en de trajectbegeleiding en in de uitoefening van zijn rechten, opgesomd in dit decreet, te laten bijstaan door een persoon die aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° door het beroepsgeheim gebonden zijn of personeelslid zijn van de instelling waar de minderjarige onderwijs volgt;2° niet rechtstreeks betrokken zijn bij de jeugdhulpverlening, georganiseerd ten behoeve van de minderjarige;3° op ondubbelzinnige wijze door de minderjarige aangewezen zijn. De persoon die de minderjarige bijstaat, legitimeert zich bij elk optreden in die hoedanigheid. § 2. Als de minderjarige niet in staat is om zelf een persoon als bedoeld in § 1, aan te wijzen en als de minderjarige en zijn ouders tegenstrijdige belangen hebben, kan de jeugdhulpvoorziening of de toegangspoort voor hem een persoon aanwijzen die beantwoordt aan de bepalingen van § 1, eerste lid, 1° en 2°. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de aanwijzing van die persoon. Het tweede lid van § 1 is op die persoon van toepassing.

Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing als de minderjarige en zijn opvoedingsverantwoordelijke tegenstrijdige belangen hebben en niemand het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent. Afdeling 9. - Recht op privacy

Art. 25.De minderjarige heeft recht op respect voor zijn persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van : 1° de bescherming van zijn persoonsgegevens, onverminderd de bepalingen van Afdeling 7;2° een respectvolle omgang met de eigen politieke, filosofische, ideologische of religieuze overtuiging en seksuele geaardheid;3° voorzover de opdracht en de organisatie van de jeugdhulpaanbieder dit toelaten, het recht om bezoek te ontvangen en om te gaan met personen van zijn eigen keuze bij residentiële of semi-residentiële jeugdhulpverlening, tenzij een beperking van dat recht voortvloeit uit een rechterlijke beslissing;4° het recht op overleg omtrent de verblijfsomstandigheden bij residentiële of semi-residenti-ele jeugdhulpverlening. Behalve indien de beperking van het recht, bedoeld in het voorgaande lid, 3°, voortvloeit uit een rechterlijke beslissing, wordt die beperking uitvoerig gemotiveerd in het dossier van de minderjarige. Afdeling 10. - Recht op een vrij besteedbaar bedrag

Art. 26.De minderjarige aan wie residentiële jeugdhulpverlening wordt geboden, heeft, ten laste van de Vlaamse Overheid, recht op een vrij besteedbaar bedrag. De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag, de nadere regels voor de toekenning ervan en de wijze waarop het wordt vereffend. Afdeling 11. - Recht op een menswaardige behandeling

Art. 27.Geen enkele minderjarige wordt in de jeugdhulp onderworpen aan een onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

Art. 28.§ 1. Sancties vanwege de jeugdhulpaanbieders zijn aan de persoonlijkheid van de minderjarige aangepast en zijn proportioneel met de ernst van de feiten. Ze bevorderen altijd de opvoeding en hebben geen traumatische uitwerking. § 2. Lichamelijke straffen, geestelijk geweld, onthouding van maaltijden en, behoudens andersluidende rechterlijke beslissing, onthouding van bezoekrecht, zijn verboden. § 3. Tijdelijke afzondering of tijdelijke vrijheidsbeperking is alleen mogelijk indien en zolang als het gedrag van de minderjarige : 1° risico's inhoudt voor zijn eigen fysieke integriteit, of;2° risico's inhoudt voor de fysieke integriteit van medebewoners of personeelsleden of materieelvernielend werkt. De procedures van jeugdhulpvoorzieningen om tot tijdelijke afzondering of tijdelijke vrijheidsbeperking over te gaan, zijn duidelijk omschreven in het huishoudelijk reglement en worden duidelijk meegedeeld. Als gebruik wordt gemaakt van een beveiligingskamer, beschrijft het huishoudelijk reglement in elk geval : de inrichting en het gebruik van de beveiligingskamer, het beveiligingsdossier, de duur van de beveiliging en het toezicht. Afdeling 12. - Klachtrecht

Art. 29.De minderjarige heeft het recht om bij een jeugdhulpvoorziening, de toegangspoort of de trajectbegeleiding klachten te formuleren over : 1° de inhoud van de jeugdhulp en de wijze waarop ze wordt aangeboden;2° de leefomstandigheden binnen residentiële en semi-residentiële jeugdhulpverlening;3° de niet-naleving van de rechten, opgesomd in dit decreet. De klachtenbehandeling verloopt volgens de bepalingen die terzake van toepassing zijn op de jeugdhulpvoorziening, de toegangspoort of de trajectbegeleiding. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 30.Tot 31 december 2007 worden met een toegangspoort gelijkgesteld : 1° het bureau voor bijzondere jeugdbijstand, bedoeld in artikel 8 van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, en de sociale dienst, bedoeld in artikel 40, § 1, van die decreten, bij de uitvoering van de taken die vermeld zijn in artikel 4, 1° en 2°, en artikel 9 van dezelfde decreten;2° de sociale dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbank, bedoeld in artikel 40, § 2, van de decreten, vermeld in 1°, bij de uitvoering van de taken, vermeld in die bepaling;3° het Fonds, bedoeld in artikel 3 van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, en de provinciale evaluatiecommissie, bedoeld in artikel 40 van dat decreet, bij de uitvoering van de taken die vermeld zijn in hoofdstuk V van hetzelfde decreet.

Art. 31.Na de inwerkingtreding van dit artikel doet de Vlaamse Regering het nodige om de sectorale regelgeving, die met betrekking tot de jeugdhulp van toepassing is op de jeugdhulpaanbieders en de instanties, bedoeld in artikel 30, in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet.

Art. 32.De Vlaamse Regering neemt de nodige initiatieven voor de vorming van het personeel van de jeugdhulpaanbieders, de toegangspoort en de trajectbegeleiding en voor het informeren en sensibiliseren van minderjarigen en ouders.

Art. 33.Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum en uiterlijk op 1 juli 2006, met uitzondering van artikelen 31 en 32 die in werking treden op 1 juli 2004.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 7 mei 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken. - Voorstel van decreet : 2063, nr. 1. - Motie houdende verzoek tot raadpleging van de Raad van State : 2063, nr. 2. - Advies van de Raad van State : 2063, nr. 3. - Verslag : 2063, nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2063, nr. 5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : vergaderingen van 4 en 5 mei 2004.

^