Etaamb.openjustice.be
Decreet van 07 november 1997
gepubliceerd op 20 januari 1998

Decreet tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning van subsidies aan de Centra voor globale sociale actie

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1997031503
pub.
20/01/1998
prom.
07/11/1997
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 NOVEMBER 1997. Decreet tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning van subsidies aan de Centra voor globale sociale actie (1)


De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft aangenomen en wij, College, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikelen 138 en 178 van de Grondwet. Afdeling I. - Definities en toepassingsveld

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet dient te worden verstaan onder : 1° Globale sociale actie : actie die wordt opgezet met het oog op het herstel of verbetering van de interactieve relaties tussen de begunstigde en de samenleving aan de hand van methodes die enerzijds inwerken op ongeacht welke factor die de begunstigde sociaal onzeker maakt - zelfs wanneer beroep kan worden gedaan op instellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort hulpverlening of opdrachten - en die anderzijds inspelen op de capaciteiten van de begunstigen zelf.2° Centrum : een Centrum dat een globale sociale actie organiseert waarbij lidmaatschap geen vereiste is.3° Antenne : een gedecentraliseerde afdeling van een Centrum.4° Begunstigde : elke persoon, gezin, groep of specifiek publiek die beroep doet op het Centrum of die de globale sociale actie aanvaardt die het Centrum voorstelt.5° De Adviesraad : de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid opgericht bij decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 5 juni 1997.

Art. 3.De benaming "Centrum voor globale sociale actie" is voorbehouden voor de Centra die overeenkomstig dit decreet zijn erkend.

De vermelding van de erkenning wordt aangebracht op een plaats die van buitenaf zichtbaar is en komt voor op alle documenten, affiches en publicaties van het Centrum. Afdeling II. - Opdrachten, acties en werkmethodes van het Centrum

Art. 4.Het Centrum heeft als opdracht het opzetten van de globale sociale actie waarbij het meer bepaald zorgt voor een eerste opvang van de begunstigden, een analyse van hun probleemtoestand(en), keuzevoorlichting, begeleiding en opvolging. De sociale actie gebeurt volgens drie methodes : collectieve actie, sociale gemeenschapsactie en individuele hulp.

Art. 5.§ 1. De collectieve actie beoogt het vinden, uitwerken en aanreiken van collectieve antwoorden op individuele problemen van de begunstigden via hun leefomgeving evenals het herstel van de sociale banden en de interactieve solidariteits- en verantwoordelijkheidszin. § 2. De collectieve actie biedt de begunstigden van de groepsactiviteiten methodologische instrumenten en kennis die hun vaardigheid tot uiting doen komen en die hen in staat stellen hun persoonlijke bekwaamheden en zelfstandigheid te verwerven of te ontplooien.

Art. 6.§ 1. De sociale gemeenschapsactie beoogt, met en voor de begunstigden, het vinden, uitwerken, bijbrengen en uitdiepen van collectieve antwoorden op collectieve problemen, concrete acties ter bevordering van hun deelname en rol in het socio-culturele leven evenals preventie en strijd tegen de vervreemding en de socio-culturele uitsluitingsmechanismen. § 2. De activiteiten inzake sociale gemeenschapsactie steunen op : 1° de herkenning van de sociale problemen die tot uiting komen via de acties van het Centrum, de uitdieping van de aard en omvang ervan en de werkbare formulering van gewenste structurele en sociale veranderingen;2° de bepaling van de nodige instrumenten en middelen voor de totstandbrenging van die veranderingen, rekening houdend met de vermogens van de begunstigden, de interne en externe middelen van het Centrum en de bijkomende middelen die moeten worden ingezet om de opgetekende moeilijkheden en tekortkomingen te verhelpen;3° de bestaande of te verwezenlijken betrokkenheid en complementariteit van de verschillende politieke, institutionele, administratieve actoren of verenigingen die betrokken zijn bij de sociale problemen van de begunstigden.

Art. 7.§ 1. Doel van de individuele hulp is : 1° de begunstigde bijstaan in het overwinnen van diens specifieke probleemtoestand, hem concreet bijstaan in zijn juridische en administratieve stappen en hem zonodig in zijn leefomgeving volgen;2° afdoend reageren op crisistoestanden, de breuk of achteruitgang van de toestand van de begunstigde in of met diens leefomgeving voorkomen;3° het verstrekken van de nodige informatie aan de begunstigde opdat hij zijn fundamentele rechten kan laten gelden en toegang heeft tot alle diensten en instellingen voor bijstand aan personen en gezondheid evenals tot alle sociale, culturele en medische instanties en deze voor permanent onderwijs die gevestigd zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° het begeleiden en steunen van de begunstigde bij de uitwerking of verwezenlijking van individuele oplossingen. § 2. Individuele hulp vormt waar mogelijk een steun bij de collectieve acties en de sociale gemeenschapsacties.

Het Centrum mag geen enkele vorm van dwang uitoefenen jegens de begunstigde.

De dienstverlening is kosteloos voor alle prestaties inzake individuele hulp.

Art. 8.Het Centrum komt tot een conventioneel samenwerkingsverband met iedere andere dienst of instelling die door het speciale karakter van zijn taak of activiteit kan bijdragen tot de oplossing of verbetering van alle of een deel van de problemen van de begunstigden.

Het College bepaalt na advies van de Adviesraad de voorwaarden en nadere regels voor deze conventionele samenwerkingsverbanden.

Art. 9.Het College kan op verzoek van een Centrum en na advies van de Adviesraad aan dat Centrum opdrachten toevertrouwen die een aanvulling vormen op de opdrachten zoals bedoeld in artikelen 4 tot 8 van dit decreet zodat afdoende antwoorden kunnen worden gegeven wanneer nieuwe sociale behoeften ontstaan.

Dergelijke opdrachten worden toevertrouwd aan andere personen dan die welke subsidies krijgen die voorzien zijn in dit decreet.

Art. 10.De erkende centra werken daarnaast onderling samen met het oog op : 1° een optimale spreiding over het Gewest van de permanente diensten voor eerste opvang zoals bedoeld in artikelen 15,5° en 17 van dit decreet;2° een zo groot mogelijke zichtbare aanwezigheid van de erkende Centra en van alle diensten en actviteiten die ze het publiek aanbieden;3° een collectieve analyse van de problemen die tot uiting komen via hun globale sociale actie door het aangeven van de evolutie van de sociale verschijnselen. Het resultaat van die analyse wordt om de twee jaar ingediend bij het College en dit uiterlijk in de maand februari en voor de eerste keer in februari 1999.

Dit document onderscheidt zich van activiteitenverslagen zoals bedoeld in artikel 26 van dit decreet.

Na advies van de Adviesraad bepaalt het College de voorwaarden en nadere regels voor de samenwerking tussen de Centra.

Art. 11.Het Centrum maakt voor eenieder die het opvolgt : 1° een genummerde fiche met de identificatie van de begunstigde en alle administratieve gegevens;2° een dossier met het nummer van de overeenstemmende fiche en met minstens : a) een analyse van de probleemtoestand van de begunstigde b) een plan van de gevoerde actie dat is aangepast aan de probleemtoestand en de evolutie ervan. Het College kan de inhoud en model van het plan vaststellen.

Dit dossier mag in geen geval vermeldingen of indicaties inhouden die de identificatie van de begunstigde mogelijk maken. Het is ter beschikking van het bestuur op de zetel van het Centrum en moet in het archief worden opgenomen zodra de actie wordt stopgezet.

Art. 12.Het Centrum houdt een dossier bij dat betrekking heeft op de doelstellingen, modaliteiten en gevolgen van de collectieve acties en sociale gemeenschapsacties. Dit dossier omvat daarenboven de identiteit van de betrokkenen die samenwerken. Het is ter beschikking van het bestuur op de zetel van het Centrum. HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden Afdeling I. - Algemene principes

Art. 13.§ 1. Het College kan overgaan tot de erkenning van Centra voor globale sociale actie die voldoen aan de algemene voorwaarden die zijn vastgesteld in artikelen 3 tot 11 van dit decreet. § 2. In een eerste fase kan het College een voorlopige erkenning toekennen voor een duur van twee jaar.

Het Centrum dat een voorlopige erkenning heeft, wordt gelijkgesteld met een Centrum van categorie 1 zoals bedoeld in bijlage 1 van dit decreet. § 3. Bij het verstrijken van die termijn kan het College een erkenning toekennen voor een duur van vijf jaar. Deze erkenning is hernieuwbaar voor opeenvolgende termijnen van vijf jaar.

Art. 14.Het College kan een voorlopige erkenning weigeren aan het Centrum dat voldoet aan de voorwaarden waarin dit decreet voorziet om binnen de perken van de begrotingskredieten het globaal sociaal aanbod zo billijk mogelijk te verdelen. Van deze beslissing wordt kennis gegeven aan het Centrum.

Op advies van de Adviesraad kan het College de programmacriteria inzake de erkenning van de Centra vaststellen. Afdeling II. - Basisvoorwaarden

Art. 15.Om te worden erkend als Centrum voor globale sociale actie moeten de werking en de organisatie van het Centrum voorafgaandelijk voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° zijn maatschappelijke en activiteitenzetel moet gevestigd zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° het moet opgericht zijn als een vereniging zonder winstoogmerk en met de globale sociale actie als doel;3° omwille van zijn interne organisatie beschouwd worden als uitsluitend behorend tot de Franse Gemeenschap krachtens artikel 2 van het decreet van 1 juli 1982 tot vaststelling van de criteria die exclusief toebehoren aan de Franse Gemeenschap van de instellingen die persoonsgebonden materies behandelen in het gewest van Brussel-Hoofdstad;4° al minstens één jaar bestaan en actief zijn overeenkomstig de bepalingen zoals bedoeld in artikelen 4 tot 8 van dit decreet;5° onverminderd de bepalingen voorzien in artikel 17, een permanente dienst voor eerste opvang naar rato van blokken van minimum 2 uur voor minstens 20 uur per week verzekeren.Deze permanentie moet gedurende 46 weken per jaar verzekerd zijn.

De normale uren waarin de activiteiten en permanentie doorgaan, worden aangebracht in een lokaal dat voor publiek toegankelijk is en op een plaats die zichtbaar is van buitenaf. De permanentie gebeurt in een afzonderlijke zaal en is discreet. 6° een dossier voor sociale actie voorleggen waarvan de inhoud door het College is vastgesteld;dit omvat een afschrift van de conventionele samenwerkingsverbanden bedoeld in artikel 9 van dit decreet.

Art. 16.Om te worden erkend verbindt de Raad van Bestuur van het Centrum of de afgevaardigd bestuurder ervan zich er schriftelijk toe : 1° een van de gesubsidieerde sociale functies aan te wijzen en te bestemmen met het oog op de verantwoordelijkheid van de interne coördinatie, de controle op de naleving van de voorschriften inzake de permanenties en uurroosters, het onderzoek en de coördinatie van de conventionele samenwerkingsverbanden;deze persoon is tevens aangesteld om bij te dragen tot de samenwerking tussen de Centra zoals bedoeld in artikel 10 van dit decreet; 2° de sociale functies toe te wijzen aan houders van een diploma maatschappelijk assistent of sociaal hulpverlener of houder van een diploma van gegradueerd sociaal verpleegkundige of gegradueerd verpleegkundige met specialisatie in gemeenschapsgezondheid of houder van een evenwaardig buitenlands studiediploma. Op gemotiveerd verzoek van het Centrum en na advies van de Adviesraad kan het College evenwel toelating geven voor een verschillende bekwaming in de sociale functies vermeld in de categorieën zoals bedoeld in bijlage 1 van dit decreet en dit naargelang van de bijzondere behoeften van de begunstigden; 3° de administratieve functie toe te wijzen aan een houder van een getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs;4° de werktijd van het gesubsidieerd personeel uitsluitend te besteden aan de vervulling van de activiteiten waarop dit decreet betrekking heeft en op ieder tijdstip 80 % van dit personeel in dienst te hebben behoudens afwijking van het College;5° in te staan voor de navorming van het personeel naar rato van minimum 30 uur per jaar en dit per gesubsidieerd voltijds equivalent. Het College kan de nadere regelen en inhoud van deze vorming bepalen; 6° samen te werken met de erkende Centra overeenkomstig artikel 10 van dit decreet en de toepassingsbesluiten ervan;7° het dossier voor de sociale actie zoals bedoeld in artikel 15, 6° ter beschikking te stellen van alle personeelsleden;een document met een samenvatting van dit dossier wordt ter beschikking gesteld van ieder particulier persoon, dienst of instelling die daar om verzoekt; 8° een boekhouding bij te houden volgens een systeem van boeken en rekeningen conform het model dat is vastgesteld door het College en jaarlijks de rekeningen en begroting die zijn goedgekeurd door de algemene vergadering te bezorgen aan het bestuur;9° in te stemmen met de controle op de overeenstemming van de opdrachten en acties evenals met de verenigbaarheid ervan met de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies.

Art. 17.Naargelang van de behoeften zoals gemotiveerd in het dossier voor sociale actie en na advies van de Adviesraad kan het College toelating geven voor het oprichten van een of meerdere antennes voor eenzelfde Centrum op voorwaarde dat de activiteiten met betrekking tot een globale sociale actie en de permanentie van de eerste opvang er verzekerd zijn door een geschoolde beroepskracht die gesubsidieerd wordt volgens de voorwaarden van dit decreet.

In elke antenne verzekert het Centrum minstens 46 weken per jaar een permanente eerste opvang van minimum 8 uren per week naar rato van blokken van minimum 2 uren. Afdeling III. - Erkenningsprocedure

Art. 18.§ 1 - Met inachtneming van dit decreet bepaalt het College de procedure voor de toekenning, weigering, hernieuwing en intrekking van de erkenning na advies van de Adviesraad. § 2. Binnen de twee maanden na ontvangst van de aanvraag geeft het College per aangetekende brief aan het Centrum kennis van de ontvankelijkheid ervan of verzoekt het de aanvraag te vervolledigen indien deze onvolledig is.

De aanvraag is ontvankelijk wanneer deze alle documenten en gegevens bevat die door het College zijn vastgesteld.

Binnen de twee maanden na de kennisgeving van de ontvankelijkheid van de aanvraag gaat het College over tot een inspectie en bezorgt het zijn verslag en conclusies aan de Adviesraad. § 3. De Adviesraad hoort de behoorlijk gevolmachtigde vertegenwoordiger van het Centrum of verzoekt laatstgenoemde zijn standpunt uiteen te zetten en geeft zijn gemotiveerd advies binnen de drie maanden na ontvangst van het dossier.

Na het verstrijken van deze termijn wordt zijn advies geacht conform de conclusies van de inspectie te zijn.

Binnen de drie maanden na het advies van de Adviesraad geeft het College per aangetekende brief aan het Centrum kennis van de gemotiveerde beslissing tot toekenning of weigering. Na het verstrijken van deze termijn wordt de beslissing van het College geacht conform het advies van de Adviesraad te zijn. § 4. De beslissing tot toekenning van een voorlopige erkenning, tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning vermeldt de datum van inwerkingtreding en de categorie waarin het Centrum erkend wordt.

De weigering tot erkenning moet worden gemotiveerd. Het Centrum kan een nieuwe aanvraag indienen wanneer er geen redenen tot weigering meer zijn.

Art. 19.Zes maand voor het verstrijken van zijn voorlopige erkenning of zijn erkenning kan het Centrum een aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning indienen volgens de voorwaarden en procedure zoals bedoeld in Hoofdstuk II van dit decreet.

Het Centrum wordt geacht erkend te zijn tot op het tijdstip van de kennisgeving van de hernieuwing van de erkenning.

Art. 20.Het College kan een erkend Centrum de toelating geven om over te gaan tot een hogere categorie wanneer deze verandering gerechtvaardigd is door een toename van de omvang der activiteiten in verband met de collectieve actie en de sociale gemeenschapsactie of door een heroriëntering van de vooropgezette operationele doelstellingen in hoofdzaak naar die werkmethodes.

Daartoe dient het Centrum een gemotiveerde aanvraag in, aangevuld met omstandige bewijsstukken.

De aanvraag wordt behandeld volgens de erkenningsprocedure zoals bedoeld in artikel 18.

Art. 21.§ 1. Het College kan de erkenning intrekken indien : 1° de gegevens die verstrekt zijn in het raam van de erkenningsaanvraag onjuist blijken te zijn;2° het Centrum niet langer voldoet aan alle of een deel van de voorwaarden vermeld in dit decreet;3° het Centrum niet alle of een deel van de verbintenissen nakomt die zijn aangegaan met het oog op het verkrijgen van de erkenning overeenkomstig artikel 16 van dit decreet gedurende minstens drie maanden;4° in geval van overtreding van de wet of van de bepalingen van dit decreet. § 2. De intrekking van de erkenning wordt voorafgegaan door een inspectie. Het College bezorgt het verslag en de conclusies van het bestuur aan de Adviesraad. Deze hoort de behoorlijk gevolmachtigde verantwoordelijken van het Centrum en geeft een gemotiveerd advies binnen de drie maanden na de ontvangst van het inspectieverslag. Na het verstrijken van die termijn wordt zijn advies geacht conform de conclusies van de inspectie te zijn.

De intrekking van de erkenning wordt uitvoerbaar drie maand na de datum van de kennisgeving van de beslissing van het College.

Een Centrum waarvan de erkenning is ingetrokken mag geen nieuwe erkenningsaanvraag indienen binnen de 12 maanden. HOOFDSTUK III. - Toekenning van de subsidies en controle van de Centra Afdeling I. - Algemene beginselen

Art. 22.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten en overeenkomstig de bepalingen van dit decreet verleent het College aan de erkende Centra subsidies voor de personeels- en werkingskosten. § 2. Met inachtneming van dit decreet bepaalt het College na advies van de Adviesraad de procedure en nadere regelen voor de toekenning en controle van de subsidies.

Art. 23.§ 1. De personeelskosten omvatten het jaarlijks geïndexeerd bruto loonbedrag, de werkgeversbijdrage, de verzekering-wet, het vakantiegeld en de eindejaarspremie. Deze jaarlijkse subsidie, als loon van het personeel, wordt berekend op basis van : 1° de loonschalen zoals bedoeld in bijlage 2 van dit decreet en die jaarlijks worden aangepast aan het schommelingspercentage van het gemiddelde indexcijfer der consumptieprijzen en dit met ingang van 1 januari 1998;2° het aantal betrekkingen opgenomen in de toegekende categorie;3° de anciënniteit verworven in de sociale of administratieve functie zoals bedoeld in bijlage 1 in de hoedanigheid van loontrekkende in een openbare dienst of vereniging zonder winstoogmerk. Het College bepaalt de berekeningswijze van de subsidie voor de eindejaarspremie. § 2. Voor de deeltijdse geschoolde beroepskrachten wordt het subsidiebedrag berekend in verhouding tot de duur van de prestaties.

Indien een van de gesubsidieerde personeelsleden vervangen wordt, moet de vervangingsovereenkomst verzonden worden naar het bestuur samen met de afschriften van diens getuigschriften en diploma's.

Art. 24.§ 1. De jaarlijkse subsidie voor de werkingskosten per categorie van Centrum wordt vastgesteld door het College na advies van de Adviesraad. § 2. Het College bepaalt de toegelaten uitgaven voor de werkingskosten met inbegrip van de maximumbedragen voor de opleidingskosten van het gesubsidieerd personeel en de kosten voor de samenwerking tussen de Centra.

De bedragen bedoeld in dit artikel worden jaarlijks aangepast aan het schommelingspercentage van het gemiddelde indexcijfer der consumptieprijzen en dit vanaf 1 januari 1999.

Art. 25.Driemaandelijkse voorschotten worden berekend volgens 22,5 % van de jaarlijkse subsidies.

De uitbetaling van die voorschotten gebeurt elk kwartaal en uiterlijk op 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november.

De uitbetaling van het saldo van de subsidie van het eerste semester voor de loonkosten gebeurt uiterlijk op 30 oktober van het lopende jaar. Deze van het tweede semester gebeurt uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op het desbetreffende boekjaar.

De uitbetaling van het jaarsaldo houdende de subsidie voor werkingskosten en de regularisering van de subsidie voor loonkosten gebeurt uiterlijk op 30 oktober van het jaar dat volgt op het desbetreffend dienstjaar.

Na het verstrijken van de termijnen vermeld in dit artikel geven de verschuldigde voorschotten, jaar- en semestersaldo's van rechtswege aanleiding tot verwijlinteresten behalve wanneer het Centrum de bewijsstukken niet levert binnen die termijnen die zijn vastgesteld door het College.

Art. 26.§ 1. Het Centrum bezorgt jaarlijks voor 30 april, overeenkomstig het model geleverd door het bestuur, een activiteitenverslag dat is goedgekeurd door de algemene vergadering en dat het vorige kalenderjaar bestrijkt.

Dit verslag motiveert de gesubsidieerde activiteiten voor de verwezenlijking van de opdrachten van dit decreet. De aangestelde coördinator doet daarin verslag van zijn bijzondere rol. § 2. Binnen de zes maanden na de overhandiging van het verslag bezorgt het College een synthese en analyse ervan aan alle erkende Centra, aan de Adviesraad en aan de Vergadering. Afdeling II. - Controle van de Centra en sancties

Art. 27.Het College duidt de bestuursambtenaren aan die belast zijn met de controle van de bepalingen van dit decreet en de toepassingsbesluiten ervan.

Art. 28.Elke natuurlijke persoon die, ook in de hoedanigheid van instelling of persoon met rechtspersoonlijkheid, de benaming "Centrum voor globale sociale actie" gebruikt in overtreding met artikel 3 van dit decreet, wordt bestraft met een boete van 1 000 tot 3 000 frank. HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 29.In afwijking op Hoofdstuk II worden de volgende Centra van rechtswege erkend vanaf de inwerkingtreding van dit decreet voor een overgangsperiode van twee jaar.

Gedurende deze periode vallen ze onder een van de categorieën vermeld in bijlage 1 van dit decreet.

Het "Centre de Service social de la Ligue des Familles asbl" valt onder categorie 2.

Het "Centre de Services et d'Aide à Domicile" valt onder categorie 2. "Wolu Service asbl" valt onder categorie 3.

Het "Centre de Service social de Bruxelles Sud-Est" valt onder categorie 3. "Entreaide des Travailleuses asbl" valt onder categorie 4. "Télé Service asbl" valt onder categorie 4.

De "Service Social Juif asbl" valt onder categorie 4.

Zes maand voor het verstrijken van deze periode kunnen deze Centra een aanvraag tot hernieuwing van de erkenning indienen volgens de voorwaarden en de procedure waarin is voorzien in Hoofdstuk II van dit decreet.

Art. 30.Het koninklijk besluit van 14 maart 1978 tot bepaling, voor het Brussels Gewest, van de regels tot erkenning van de centra voor maatschappelijk werk en tot toekenning van subsidies aan die centra, gewijzigd bij de verordening van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 mei 1992 wordt opgeheven, behalve voor wat betreft de centra die reeds zijn opgericht bij de inwerkingtreding van dit decreet door een landsbond of federatie van mutualiteiten zoals bepaald bij de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Art. 31.Dit decreet treedt in werking op de datum die is vastgesteld door het College en uiterlijk op 1 januari 1998.

Verkondigen dit decreet en bevelen dat het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 7 november 1997.

H. HASQUIN, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met Begroting, Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest alsook met de Internationale Betrekkingen.

Ch. PICQUE, Lid van het College belast met Bijstand aan Personen.

D. GOSUIN, Lid van het College belast met Cultuur, Sport en Toerisme.

E. ANDRE, Lid van het College belast de Beroepsopleiding en de Permanente Opleiding van de Middenklasse.

E. TOMAS, Lid van het College belast met Gezondheid, Beroepsomscholing en Bijscholing, Onderwijs, Sociale Promotie, Leerlingenvervoer en Openbaar Ambt.

Bijlage 1 Referentienormen voor de berekening van de jaarlijkse subsidie voor personeelskosten per categorie Centrum voor globale sociale actie van categorie 1 Twee voltijds equivalente sociale functies voor beroepskrachten die houder zijn van het diploma van maatschappelijk assistent of sociaal hulpverlener of van het diploma van gegradueerd sociaal verpleegkundige of van gegradueerd verpleegkundige met specialisatie in gemeenschapsgezondheid of houder van een evenwaardig buitenlands studiediploma.

Een van deze beroepskrachten is verantwoordelijk voor de interne en externe coördinatie (1/4).

Een administratieve functie (1/2) voor een beroepskracht die houder is van een getuigschrift hoger middelbaar onderwijs.

Centrum voor globale sociale actie van categorie 2 Drie voltijds equivalente sociale functies voor beroepskrachten die houder zijn van het diploma van maatschappelijk assistent of sociaal hulpverlener of van het diploma van gegradueerd sociaal verpleegkundige of van gegradueerd verpleegkundige met specialisatie in gemeenschapsgezondheid of houder van een evenwaardig buitenlands studiediploma.

Een van deze beroepskrachten is verantwoordelijk voor de interne en externe coördinatie (1/2).

Een administratieve functie (1/2) voor een beroepskracht die houder is van een getuigschrift hoger middelbaar onderwijs.

Centrum voor globale sociale actie van categorie 3 Vier voltijds equivalente sociale functies voor beroepskrachten die houder zijn van het diploma van maatschappelijk assistent of sociaal hulpverlener of van het diploma van gegradueerd sociaal verpleegkundige of van gegradueerd verpleegkundige met specialisatie in gemeenschapsgezondheid of houder van een evenwaardig buitenlands studiediploma.

Een van deze beroepskrachten is verantwoordelijk voor de interne en externe coördinatie (3/4).

Een administratieve functie (1/2) voor een beroepskracht die houder is van een getuigschrift hoger middelbaar onderwijs.

Centrum voor globale sociale actie van categorie 4 Vijf voltijds equivalente sociale functies voor beroepskrachten die houder zijn van het diploma van maatschappelijk assistent of sociaal hulpverlener of van het diploma van gegradueerd sociaal verpleegkundige of van gegradueerd verpleegkundige met specialisatie in gemeenschapsgezondheid of houder van een evenwaardig buitenlands studiediploma.

Een van deze beroepskrachten is verantwoordelijk voor de interne en externe coördinatie (voltijds).

Een administratieve functie (3/4) voor een beroepskracht die houder is van een getuigschrift hoger middelbaar onderwijs.

Centrum voor globale sociale actie van categorie 5 Zes voltijds equivalente sociale functies voor beroepskrachten die houder zijn van het diploma van maaschappelijk assistent of sociaal hulpverlener of van het diploma van gegradueerd sociaal verpleegkundige of van gegradueerd verpleegkundige met specialisatie in gemeenschapsgezondheid of houder van een evenwaardig buitenlands studiediploma.

Een van deze beroepskrachten is verantwoordelijk voor de interne en externe coördinatie (voltijds).

Een administratieve functie (voltijds) voor een beroepskracht die houder is van een getuigschrift hoger middelbaar onderwijs.

Gezien om als bijlage te worden toegevoegd aan het decreet tot vaststelling van de regels voor de erkenning en toekenning van subsidies aan de Centra voor globale sociale actie.

Brussel, 10 juli 1997.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Het Lid van het College belast met Bijstand aan Personen Ch. PICQUE De Voorzitter van het College, H. HASQUIN Bijlage 2 Jaarbasis loonschalen (100% niet geïndexeerd) toepasbaar op de Franse Gemeenschapscommissie voor de Centra voor globale sociale actie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om als bijlage te worden toegevoegd aan het decreet tot vaststelling van de regels tot erkenning en toekenning van de subsidies aan de Centra voor globale sociale actie.

Brussel, 10 juli 1997.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Ch. PICQUE, Lid van het College belast met Bijstand aan Personen H. HASQUIN, Voorzitter van het College Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^