Etaamb.openjustice.be
Decreet van 08 juli 1997
gepubliceerd op 22 oktober 1997

Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1997

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036256
pub.
22/10/1997
prom.
08/07/1997
ELI
eli/decreet/1997/07/08/1997036256/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 JULI 1997. Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1997 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Stedelijk beleid

Artikel 1.In artikel 24 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° sub 4° wordt vervangen door wat volgt : « 4° renovatiewerkzaamheden : de uitvoering van structurele ingrepen waarvoor op grond van artikel 42 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, een bouwvergunning vereist is en die vooral betrekking hebben op de stabiliteit, de bouwfysica en de veiligheid, en/of op de herstelling van zichtbare en storende gebreken, om een gebouw en/of woning weer geschikt volgens de oorspronkelijke bestemming te maken of een nieuwe bestemming te geven in overeenstemming met de eisen van een goede plaatselijke ruimtelijke ordening;voor de toepassing van dit decreet wordt sloop gevolgd door vervangingsbouw, gelijkgesteld met renovatiewerkzaamheden; »; 2° sub 5° wordt vervangen door wat volgt : « 5° sociale woonorganisaties : de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de door de VHM erkende lokale sociale huisvestingsmaatschappijen en het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen;»; 3° een sub 7° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 7° inventarisatiedatum : datum waarop het gebouw en/of de woning voor de eerste maal in de inventaris wordt opgenomen of, zolang het gebouw en/of de woning niet uit de inventaris is geschrapt, het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van de eerste inschrijving.».

Art. 2.In artikel 30, § 1, van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Een gebouw wordt beschouwd als leegstaand als meer dan 50 procent van de totale vloeroppervlakte niet effectief wordt gebruikt gedurende minstens 12 opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de woningen die deel uitmaken van het gebouw. » .

Art. 3.In artikel 32 van hetzelfde decreet wordt het laatste lid vervangen door wat volgt : « Wanneer de vaststelling niet werd betwist of de houder van het zakelijk recht er niet in slaagt het tegenbewijs te leveren binnen de gestelde termijn, neemt de administratie het gebouw en/of de woning op in de inventaris. Het gebouw en/of de woning wordt ingeschreven op de datum van de administratieve akte, bedoeld in artikel 28. ».

Art. 4.In artikel 33 van hetzelfde decreet wordt aan het voorlaatste lid de volgende zin toegevoegd : « Het gebouw en/of de woning wordt ingeschreven op de datum van de administratieve akte, bedoeld in artikel 28. ».

Art. 5.In artikel 35 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Onverminderd de bepalingen van artikel 39, § 2, schrapt de administratie een gebouw uit de inventaris zodra de houder van het zakelijk recht, bedoeld in artikel 27, of zijn rechtsopvolger kan bewijzen dat : - meer dan 50 procent van de totale vloeroppervlakte van het gebouw, zoals bedoeld in artikel 30, § 1, na de periode van leegstand, meer dan 6 opeenvolgende maanden effectief wordt gebruikt; - de zichtbare en storende gebreken en de tekenen van verval, bedoeld in artikel 29, werden hersteld en/of verwijderd. »; 2° in § 2 worden de woorden « na een onderzoek » geschrapt.

Art. 6.Artikel 36 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 36.Het bedrag van de heffing is gelijk aan het resultaat van de volgende formule : (KI x V + M) x (P + 1), waarbij : - KI staat voor het kadastraal inkomen van het gebouw en/of de woning, vastgesteld overeenkomstig de artikelen 255 en 256 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, zoals die van toepassing zijn op het Vlaamse Gewest ingevolge het artikel 60 van het decreet van 21 december 1990, en geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van hetzelfde wetboek. Als zich meerdere gebouwen en/of woningen bevinden op een kadastraal perceel staat KI voor het kadastraal inkomen van de grond en de opstanden van het gehele perceel, berekend overeenkomstig de vorige bepaling, vermenigvuldigd met een breuk waarin de teller gelijk is aan de oppervlakte van het geïnventariseerde gebouw en/of woning en de noemer gelijk is aan de totale oppervlakte van de gebouwen en /of woningen die zich op het kadastraal perceel bevinden; - V staat voor 1/2, als het gebouw en/of de woning enkel op de lijst van de verwaarloosde gebouwen en/of woningen voorkomt, en voor 1 in de andere gevallen; - M staat voor het bedrag waarmee het resultaat van de vermenigvuldiging van KI met V in voorkomend geval moet worden verhoogd om het bedrag van 20 000 frank te bereiken, of om het bedrag van 40 000 frank te bereiken als het gebouw en/of de woning voorkomt op de lijst van leegstaande gebouwen en/of woningen en op de lijst van verwaarloosde gebouwen en/of woningen; - P staat voor het aantal periodes van 12 maanden dat het gebouw en/of de woning zonder onderbreking is opgenomen in de inventaris, bedoeld in artikel 28, zonder echter meer te bedragen dan 4. ».

Art. 7.Artikel 42 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 42.§ 1. De verkrijger van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 27, wordt vrijgesteld van de heffing gedurende een periode van één jaar volgend op de volledige overdracht van het gebouw en/of de woning, op voorwaarde dat in de loop van voormelde periode geen nieuwe overdracht plaatsvindt, en : - ofwel het gebouw en/of de woning in de loop van voormelde periode geschrapt wordt uit de inventaris; - ofwel in de loop van voormelde periode een heffing geschorst wordt op grond van artikel 43, en deze schorsing achteraf niet ongedaan wordt gemaakt.

Deze vrijstelling geldt niet voor overdrachten aan : - vennootschappen waarin de vroegere houder van het zakelijk recht participeert, rechtstreeks of onrechtstreeks, voor meer dan 10 procent van het aandeelhouderschap; - bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad, tenzij ingeval van overdracht bij erfopvolging of testament. § 2. De houder van het zakelijk recht, bedoeld in artikel 27, op een van de volgende gebouwen en/of woningen wordt vrijgesteld van de heffing : 1° de gebouwen en/of woningen die liggen binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan of waar voor geen bouwvergunning meer wordt afgeleverd omdat een onteigeningsplan wordt voorbereid;2° de gebouwen en/of woningen die krachtens het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten zijn beschermd als monument en waarvoor a) ofwel bij de bevoegde overheid een ontvankelijk verklaard restauratiepremiedossier is ingediend, gedurende de termijn van behandeling;b) ofwel de bevoegde overheid attesteert dat het beschermde gebouw en/of woning in de bestaande toestand mag bewaard blijven. Dit attest vermeldt voor welke termijn en voor welke lijsten, waarop de gebouwen en/of woningen zijn geïnventariseerd, vrijstelling wordt verleend; 3° de gebouwen en/of woningen die getroffen zijn door een ramp, zoals bepaald door de Vlaamse regering, die zich heeft voorgedaan onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige, gedurende een periode van 2 jaar volgend op de datum van de ramp;4° de gebouwen en/of woningen die na de beëindiging van de renovatiewerkzaamheden binnen de maximale schorsingsperiode, zoals bedoeld in artikel 43, enkel nog voorkomen op de lijst van leegstaande gebouwen en/of woningen, gedurende een periode van 2 jaar volgend op het einde van de periode van schorsing.».

Art. 8.Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 43.De heffing wordt geschorst van zodra de belastingplichtige een bouwvergunning voorlegt waaruit blijkt dat hij de nodige renovatiewerken gaat uitvoeren. Als de belastingplichtige tijdens de termijn van een maand na kennisgeving van de administratieve akte, bedoeld in de artikelen 32 en 33, een bouwvergunning voorlegt die dateert van voor de administratieve akte, op basis waarvan de eerste inventarisatie van het gebouw en/of de woning gebeurt, dan gaat de schorsing in op de datum van de administratieve akte in plaats van op de datum waarop de bouwvergunning voorgelegd wordt.

De periode van schorsing eindigt op het moment dat de renovatiewerkzaamheden beëindigd zijn. Zij kan niet langer duren dan 2 jaar, tenzij de renovatiewerkzaamheden betrekking hebben op 3 of meer gebouwen en of woningen, of dermate omvangrijk zijn dat ze niet kunnen worden voltooid in 2 jaar, in welke gevallen de maximale periode 3 jaar bedraagt.

De schorsing geldt voor de heffingen die verschuldigd worden op de inventarisatiedata die vallen in de periode van schorsing.

De schorsing wordt ongedaan gemaakt als de in de bouwvergunning aangeduide renovatiewerken op het einde van de periode van schorsing niet beëindigd zijn.

Als de renovatiewerkzaamheden worden uitgevoerd door een sociale woonorganisatie, de gemeente of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, dan kan de termijn van 2 of 3 jaar door de Vlaamse regering worden verlengd op grond van een verslag over de voorbereiding of de vordering van de werkzaamheden. ».

Art. 9.De bepalingen van artikel 1, 2° en 3°, artikel 3, artikel 4, artikel 5 en artikel 7 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1996. HOOFDSTUK II. - Huisvesting

Art. 10.In artikel 49, § 6, van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 wordt een derde lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse regering kan de bepalingen van deze paragraaf tevens van toepassing verklaren indien een sociale huisvestingsmaatschappij voor de in de §§ 3 en 4 bedoelde verrichtingen een financiering bekomt bij de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij. ». HOOFDSTUK III. - Ruimtelijke Ordening

Art. 11.Artikel 17, § 3, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimtes wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Leefmilieu Afdeling 1. - VLINA

Art. 12.In het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, wordt in artikel 75, § 6, de zin : « Het eigen vermogen IBW kan geen inkomsten boeken lastens de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. » vervangen door de zin : « Het eigen vermogen van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer (IBW) kan geen inkomsten boeken lastens de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, uitgezonderd de vergoeding van de marginale meerkosten verbonden aan de door de Vlaamse regering goedgekeurde projecten in het kader van het Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse regering tot instelling en organisatie van een Vlaams Impulsprogramma : Natuurontwikkeling, van 8 februari 1995, gewijzigd bij besluit van 26 november 1996. ».

Art. 13.In hetzelfde decreet wordt in artikel 76, § 6, de zin : « Het eigen vermogen IVN kan geen inkomsten boeken lastens de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. » vervangen door de zin : « Het eigen vermogen van het Instituut voor Natuurbehoud (IVN) kan geen inkomsten boeken lastens de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, uitgezonderd de vergoeding van de marginale meerkosten verbonden aan de door de Vlaamse regering goedgekeurde projecten in het kader van het Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse regering tot instelling en organisatie van een Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling, van 8 februari 1995, gewijzigd bij besluit van 26 november 1996. ». Afdeling 2. - Vlaamse Milieumaatschappij

Art. 14.In artikel 35ter, § 6, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij decreet van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « schriftelijk of persoonlijk » worden geschrapt;2° de woorden « op datum van de uitvoerbaarverklaring van het kohier geniet » worden vervangen door « gedurende minimaal drie maanden voorafgaand aan de uitvoerbaarverklaring van het kohier genoten heeft ».

Art. 15.§ 1. In artikel 35quater van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij decreet van 25 juni 1992, wordt § 4 geschrapt. § 2. Dit artikel treedt in werking vanaf het heffingsjaar 1997.

Art. 16.Aan artikel 35octies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij decreet van 25 juni 1992, wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. Zolang de innings- en invorderingsprocedure betreffende het heffingsjaar 1991 niet afgesloten is, blijven de artikelen 35undecies, § 6, 35terdecies, § 2 en §§ 4-6 en 35quaterdecies, § 5 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991 van kracht, ondanks de wijzigingen ingevoerd bij decreet van 25 juni 1992 en later. ». HOOFDSTUK V. - Onderwijs Afdeling 1. - Deeltijds Kunstonderwijs

Art. 17.§ 1. De inschrijvingsgelden voor het deeltijds kunstonderwijs worden jaarlijks met ingang van 1 september door de Vlaamse regering aangepast aan de evolutie van de index der consumptieprijzen. De basisindex is deze van de maand september 1993. De nieuwe index is deze van de maand april van het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de nieuwe inschrijvingsgelden van toepassing zijn.

Het aldus bekomen bedrag wordt afgerond naar het hogere honderdtal. § 2. Dit artikel treedt in werking op 1 september 1997. Afdeling 2. - Nascholing

Art. 18.§ 1. In artikel 44, § 1, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de lerarenopleiding en de nascholing worden voor het jaar 1997 de middelen van de overheid vastgesteld op 25,6 miljoen frank. § 2. Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997. HOOFDSTUK VI. - Cultuur Afdeling 1. - Vlaamse Opera

Art. 19.Artikel 108 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, gewijzigd bij decreet van 25 juni 1992, wordt opgeheven.

Art. 20.Aan de Vlaamse Opera wordt gedurende 14 jaar een toelage verstrekt van maximum 50 miljoen frank per jaar die dient voor de aflossing in kapitaal en intresten van een lening aan te gaan door de instelling zelf en die bestemd is voor aankoop van terreinen en gebouwen, geschiktmaking of constructie van gebouwen met het doel een eigen infrastructuur te realiseren. Afdeling 2. - Verenigingen voor Volksontwikkelingswerk

Art. 21.Artikel 56 van het decreet van 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997 wordt opgeheven. Afdeling 3. - Schenking Roger Raveel

Art. 22.De aanvaarding namens de Vlaamse regering door de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn van de schenking onder levenden met betrekking tot 102 schilderijen van de kunstschilder Roger Ridder Raveel aan de Vlaamse Gemeenschap, wordt goedgekeurd. HOOFDSTUK VII. - Welzijn

Art. 23.§ 1. In artikel 21, § 3, van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor de berekening en de uitbetaling van het aandeel van elk Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn voor het jaar 1996 in de in artikel 2, 3° van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 tot vaststelling voor de jaren 1991 tot en met 1995 van de objectieve normen voor de verdeling van het Bijzonder Fonds voor MaatschappeIijk Welzijn onder de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn van het Vlaamse Gewest bedoelde nettolasten die betrekking hebben op het dienstjaar 1995 en voor zover de betrokken gemeente en het betrokken Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn voor het jaar 1997 in toepassing van artikel 8 niet meer ontvangen dan het gewaarborgd trekkingsrecht, blijven de regelen van kracht die op 31 december 1995 van toepassing zijn, waarbij het te verdelen vastleggingskrediet gelijk is aan 89 900 000 frank. ». § 2. Dit artikel heeft uitwerking met ingang van 14 mei 1996. HOOFDSTUK VIII. - Openbare werken

Art. 24.Aan het decreet van 4 mei 1994 betreffende de naamloze vennootschap Zeekanaal en watergebonden grondbeheer Vlaanderen wordt een artikel 46bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 46bis.De inkomsten van de vaarvergunning in de vorm van een waterwegenvignet en de vergunning voor het varen met hoge snelheid worden toegekend aan de vennootschap voor het bedrag dat zij zelf int. ».

Art. 25.In artikel 57 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 wordt na de woorden « Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap » de volgende zinsnede ingevoegd « en de Vlaamse Openbare Instellingen ». HOOFDSTUK IX. - Financiën Afdeling 1. - Successierechten

Art. 26.Aan artikel 60bis, § 9, van het Wetboek der Successierechten zoals het geldt in het Vlaamse Gewest, wordt een tweede en derde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Ingeval een vennootschap overeenkomstig § 3 als een familiale vennootschap wordt beschouwd op grond van het feit dat zij aandelen en desgevallend vorderingen houdt van een of meer dochtervennootschappen die aan de voorwaarden van §§ 1, 5 en 8 beantwoorden, wordt de nettowaarde van de aandelen van en de vorderingen op de vennootschap beperkt tot de som van de waarden van de aandelen van en desgevallend vorderingen op de dochtervennootschappen die aan de voornoemde voorwaarden beantwoorden.

In de mate dat de waarden van de aandelen van en desgevallend vorderingen op deze dochtervennootschappen slechts gedeeltelijk in aanmerking kunnen worden genomen volgens § 5, tweede lid van dit artikel, wordt de nettowaarde overeenkomstig beperkt. ».

Art. 27.In artikel 60bis, § 5, van hetzelfde wetboek wordt de zinsnede « verhoogd met de wettelijke intrest sinds het overlijden » vervangen door de zinsnede « verhoogd met de wettelijke intrest ».

Art. 28.De artikelen 26 en 27 treden in werking op 1 januari 1997. Afdeling 2

Waarborg van het Vlaamse Gewest ten aanzien van het bestaand consortiumkrediet van de NV Tunnel Liefkenshoek

Art. 29.§ 1. De waarborg van het Vlaamse Gewest welke gehecht werd aan het bestaande consortiumkrediet van de NV Tunnel Liefkenshoek verleend op grond van artikel 30 van het decreet van 19 april 1995 houdende de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1995 en waarvan de modaliteiten opgenomen zijn in het besluit van de Vlaamse regering van 15 mei 1995, waarbij de gewestwaarborg wordt gehecht aan leningen van de NV Tunnel Liefkenshoek, wordt bevestigd voor een bedrag van 8 950 000 000 frank. § 2. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om de waarborg van het Vlaamse Gewest te hechten aan een krediet van de NV Tunnel Liefkenshoek waarmee het bestaande consortiumkrediet wordt terugbetaald.

De waarborg van het Vlaamse Gewest is beperkt tot een maximaal bedrag van 8 950 000 000 frank.

De waarborg van het Vlaamse Gewest bedoeld in § 1 komt van rechtswege te vervallen indien het bestaande consortiumkrediet met een lening onder de waarborg van het Vlaamse Gewest wordt terugbetaald. § 3. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om de waarborg van het Vlaamse Gewest te hechten aan renteproducten die toelaten om een kortetermijnintrestvoet in te dekken ten aanzien van een langetermijnintrestvoet. De waarborg van het Vlaamse Gewest is beperkt tot het bedrag gelijk aan het verschil tussen het bedrag aan intresten berekend met de langetermijnrentevoet (OLO gelijk aan de looptijd van het krediet) en het bedrag aan intresten berekend met de korte termijn rentevoet (Bibor 6 maanden) volgens de looptijd van het gewaarborgde krediet. Afdeling 3. - Kijk- en luistergeld

Art. 30.De inning door de Vlaamse Gemeenschap vanaf 1 april 1997 van het kijk- en luistergeld wordt bekrachtigd. HOOFDSTUK X. - Uitzonderlijke Investeringssubsidies

Art. 31.De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd om voor de jaren 1997 tot en met 1999, in cumulatie met de subsidiëring voorzien bij toepassing van het decreet van 20 maart 1991 betreffende het investeringsfonds ter verdeling van de subsidies voor bepaalde onroerende investeringen die in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest door of op initiatief van de provincies, de gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gedaan, toelagen te verstrekken voor de hiernavolgende aangelegenheden : 1° de vier landinrichtingsprojecten : Noord-Oost-Limburg, Leie en Schelde, Grote Netegebied, Westhoek;2° de commerciële centra;3° de toeristische uitrusting aan de Vlaamse kust;4° de drie voetbal- of atletiekstadions in het kader van Euro 2000 : Jan Breydelstadion Brugge, Bosuilstadion Antwerpen, Indooratletiekhal Gent. Deze cumulatie is beperkt tot de betoelaagbare uitgaven waartoe de Vlaamse regering beslist. HOOFDSTUK XI. - IJzermonument

Art. 32.In artikel 3 van het decreet van 23 december 1986 houdende uitroeping van het IJzermonument en het omringende domein te Diksmuide tot Memoriaal van de Vlaamse ontvoogding, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, worden de woorden « 2 miljoen frank » vervangen door de woorden « 4 miljoen frank ». HOOFDSTUK XII. - Inwerkingtreding

Art. 33.Tenzij anders bepaald, treden de bepalingen van dit decreet in werking op 1 juli 1997.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 8 juli 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHERMANS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, E. BALDEWIJNS De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY De Vlaamse minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijke Kansenbeleid, Mevr. A. VAN ASBROECK Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^