Etaamb.openjustice.be
Decreet van 09 januari 2003
gepubliceerd op 21 februari 2003

Decreet betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2003029071
pub.
21/02/2003
prom.
09/01/2003
ELI
eli/decreet/2003/01/09/2003029071/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 JANUARI 2003. - Decreet betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Definities, toepassingsgebied

Artikel 1.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1. « Overheidsinstelling » : de publiekrechtelijke rechtspersonen die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, hierna genoemd : a) de RTBF, bedoeld bij het decreet van 14 juli 1997 houdende het statuut van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française (RTBF) »; b) de ONE, bedoeld bij het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », afgekort « O.N.E. ». c) het ETNIC, bedoeld bij het decreet van 27 maart 2002 houdende de oprichting van het Overheidsbedrijf voor de Nieuwe Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap (ETNIC);d) het « Fonds Ecureuil » bedoeld bij het decreet van 20 juni 2002 betreffende de oprichting van het « Fonds Ecureuil » van de Franse Gemeenschap;e) het « Institut de la Formation en cours de carrière (IFC) », bedoeld bij het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan.2. « Maatschappijen voor schoolgebouwen » : de maatschappijen bedoeld bij het decreet van 5 juli 1993 houdende oprichting van zes publiekrechtelijke maatschappijen voor het beheren van de schoolgebouwen van het door de overheid georganiseerd onderwijs.3. « Maatschappijen voor vermogensbeheer » : de maatschappijen bedoeld bij artikel 20 van het decreet van 14 juni 2001 betreffende het programma voor dringende werken aan de schoolgebouwen van het basisonderwijs en het secundair onderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd.4. « De overheidsbestuurder » : iedere natuurlijke persoon, gewone bestuurder, die in de raad van bestuur of in het bureau of het vast comité van een overheidsinstelling zitting houdt en die door de Franse Gemeenschap wordt aangesteld.5. « De bestuurder van rechtswege » : iedere natuurlijke persoon, gewone bestuurder, die in de raad van bestuur of in het bureau of het vast comité zitting houdt en die door een publiekrechtelijke rechtspersoon wordt aangesteld krachtens het decreet tot instelling van de overheidsinstelling of door het decreet zelf.6. « De leidend ambtenaar » : iedere natuurlijke persoon, uitvoerend bestuurder die in de raad van bestuur of in het bureau of het vast comité met raadgevende stem zitting houdt en door de Franse Gemeenschap aangesteld wordt.7. « Democratische politieke fractie » : iedere politieke fractie die de democratische beginselen naleeft die inzonderheid vermeld zijn in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of van elke andere vorm van genocide.8. « De Regering » : de Regering van de Franse Gemeenschap.9. « De toezichthoudende minister » : de minister onder wie de overheidsinstelling, de maatschappijen voor schoolgebouwen of de maatschappijen voor vermogensbeheer ressorteren.10. « De minister van Begroting » : de minister tot wiens bevoegdheid de begroting van de Franse Gemeenschap behoort.

Art. 2.Dit decreet is van toepassing op : 1. alle overheidsbestuurders en alle leidende ambtenaren van de overheidsinstellingen;2. alle leden van de cel voor interne audit bij de overheidsinstellingen;3. alle commissarissen van de Regering bij de maatschappijen voor schoolgebouwen en maatschappijen voor vermogensbeheer.4. alle commissarissen der rekeningen bij de overheidsinstellingen. De volgende bepalingen zijn echter niet van toepassing : 1. de artikelen 3 tot 8, 16 tot 19 en 61 zijn niet van toepassing op de RTBF en op de O.N.E.; 2. lid 2 van artikel 14 is niet van toepassing op de RTBF;3. de artikelen 4 en 13 zijn niet van toepassing op het « Fonds Ecureuil »;4. artikel 4, §§ 1 tot 3, is niet van toepassing op het ETNIC;5. de artikelen 4, 6, 7, 8,10, 13 tot 19, 24 tot 29, 58 en 60 zijn niet van toepassing op het « IFC »;6. de artikelen 33,34,35 en 36 zijn niet van toepassing op de Commissarissen van de Regering bij de maatschappijen voor schoolgebouwen en maatschappijen voor vermogensbeheer. TITEL II. - De overheidsbestuurder HOOFDSTUK I. - Voorwaarden voor de benoeming en de afzetting en onverenigbaarheden

Art. 3.De overheidsinstellingen worden door een raad van bestuur en door een bureau of een vast comité bestuurd.

Art. 4.§ 1. De raad van bestuur is samengesteld uit, naast de bestuurders van rechtswege, hoogstens 16 overheidsbestuurders, die door de Regering voor de periode van de legislatuur worden benoemd. Ze worden benoemd op grond van de kandidaturen die worden ingediend overeenkomstig een oproep bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en met toepassing van de evenredige vertegenwoordiging van de democratische politieke fracties die in de Raad van de Franse Gemeenschap erkend zijn, met toepassing van de methode van d'Hondt.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de raad van bestuur beslissend.

De Regering kan uit de 16 overheidsbestuurders hoogstens twee onafhankelijke overheidsbestuurders benoemen. § 2. Het bureau of het vast comité is samengesteld uit, naast de bestuurders van rechtswege, de voorzitter en drie ondervoorzitters aangewezen uit de leden van de raad van bestuur. Ze worden door de Regering voor de periode van de legislatuur benoemd. Ze behoren tot verschillende erkende democratische politieke fracties. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend. § 3. De overheidsbestuurders behouden echter hun mandaat totdat ze bij de volgende legislatuur werkelijk worden vervangen. § 4. Onverminderd andere bestaande onverenigbaarheden, is de hoedanigheid van overheidsbestuurder onverenigbaar met : a) de hoedanigheid van lid van een Regering;b) de hoedanigheid van lid van een wetgevende vergadering op Europees, federaal, gemeenschaps- en gewestvlak;c) de hoedanigheid van provinciegouverneur of gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad;d) de hoedanigheid van lid van een ministerieel kabinet van de Franse Gemeenschap;e) de hoedanigheid van personeelslid van de overheidsinstelling of van één van haar filialen;f) het behoren tot een instelling die niet de democratische beginselen naleeft die inzonderheid vermeld zijn in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of van elke andere vorm van genocide;g) de uitoefening van een ambt die een conflict van persoonlijk of functioneel belang kan veroorzaken als gevolg van de uitoefening van het ambt of van het bezit van belangen in een maatschappij of een organisatie die een activiteit uitoefent die in rechtstreekse concurrentie staat met die van de betrokken overheidsinstelling.h) de hoedanigheid van externe adviseur of regelmatige adviseur van de betrokken overheidsinstelling.

Art. 5.De overheidsbestuurders worden gekozen uit de personen die het bewijs leveren van geschikte diploma's of bevoegdheden, integriteit en kennis van het overheidsbeheer.

Art. 6.§ 1. De overheidsbestuurders kunnen door de Regering te allen tijde worden afgezet, nadat het advies van de raad van bestuur werd ingewonnen of op zijn voordracht, en nadat de betrokken overheidsbestuurder, zo nodig, werd gehoord, die : 1. een handeling heeft verricht die onverenigbaar is met de opdrachten van de overheidsinstelling;2. zich schuldig heeft gemaakt van een fout of een grove nalatigheid bij de uitoefening van zijn mandaat;3. een in artikel 4, § 4, bedoelde activiteit uitoefent die onverenigbaar is met de uitoefening van zijn mandaat;4. zonder verklaring, gedurende hetzelfde jaar, afwezig is geweest op meer dan drie vergaderingen van de raad van bestuur;5. een bepaling van het Handvest van de overheidsbestuurder bedoeld in artikel 9 heeft overtreden. § 2. Als een overheidsbestuurder zijn ontslag neemt, overlijdt, wordt afgezet of de hoedanigheid op grond waarvan hij werd benoemd, verliest, dan wordt hij vervangen volgens dezelfde procedure als deze die voor zijn benoeming werd gebruikt. De vervanger voleindigt het mandaat van het lid dat zijn ontslag heeft genomen, is overleden of werd afgezet. HOOFDSTUK II. - Opleiding

Art. 7.Binnen het jaar dat volgt op hun aanstelling, organiseert de overheidsinstelling voor de overheidsbestuurders en de bestuurders van rechtswege een cyclus van permanente opleiding over de evolutie van het statuut en het ambt van overheidsbestuurder ten opzichte van de evoluties op wetgevings-, sociaal, verordenings- en beheersvlak op dat gebied.

Art. 8.De raad van bestuur van elke overheidsinstelling keurt elk jaar een inlichtingenrapport over de door de overheidsbestuurders en de bestuurders van rechtswege gevolgde opleidingen goed en zendt het aan de toezichthoudende minister en de minister van begroting over. HOOFDSTUK III. - Het handvest van de overheidsbestuurder

Art. 9.Iedere bestuurder, of hij een overheidsbestuurder is of een bestuurder van ambtswege, verbindt zich ertoe het handvest van de overheidsbestuurder na te leven dat hij naar aanleiding van zijn aanstelling heeft ondertekend. Zijn benoeming heeft pas op de datum waarop hij het handvest heeft ondertekend uitwerking.

Het handvest van de overheidsbestuurder, dat de verbintenissen bepaalt die de overheidsbestuurder en de bestuurder van rechtswege bij de uitoefening van hun mandaat moeten uitoefenen, wordt vastgesteld door een besluit van de Regering dat in een bijlage de inhoud van het handvest vermeldt.

Het handvest van de overheidsbestuurder moet ten minste de volgende verbintenissen bepalen : 1. de naleving van de wettelijkheid, van het beheerscontract, en, meer in het algemeen, de uitoefening van de opdrachten van openbare dienst van de overheidsinstelling;2. het toezicht op de behartiging van de belangen van de overheidsinstelling;3. het toezicht op de doeltreffende werking van de raad van bestuur, van het bureau of het vast comité;4. de behartiging van de belangen van de Franse Gemeenschap;5. de beantwoording aan de gegronde verwachtingen van alle partners van de overheidsinstelling (gemeenschap, gebruikers, loontrekkers, leveranciers en schuldeisers);6. de naleving van de verplichting tot voorafgaande en latere informatie aan de Regering als er een crisis is of als strategische beslissingen dienen te worden getroffen, ongeacht of die beslissingen al dan niet behoren tot de opdrachten van openbare dienst;7. de uitzonderlijke verplichting, voor de voorzitter, bij het nemen van strategische beslissingen, zich te houden aan een bijzonder en met redenen omkleed mandaat van de Regering;8. de voorrangverlening, wat er ook moge gebeuren, aan de belangen van de overheidsinstelling en de Franse Gemeenschap boven de persoonlijke, rechtstreekse of onrechtstreekse belangen van de overheidsbestuurder;9. de naleving van de preventieve en repressieve regels in verband met misbruik van voorkennis;10. de eigen ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid bij de uitoefening van zijn opdracht. De toezichthoudende minister krijgt een afschrift van de handvesten die door de overheidsbestuurders en de bestuurders van rechtswege werden ondertekend.

Art. 10.De overheidsbestuurder en de bestuurder van rechtswege krijgen een presentiegeld per vergadering van de raad van bestuur en, in voorkomend geval, reis- en verblijfsvergoedingen waarvan de bedragen door de Regering worden vastgesteld.

Art. 11.Er wordt een vergoeding, waarvan de voorwaarden en de nadere regels voor de toekenning door de Regering vast te stellen zijn, elk jaar aan de voorzitter en de ondervoorzitters toegekend.

Die vergoeding is niet verschuldigd als de betrokken persoon een andere bezoldigde voltijdse activiteit uitoefent. In dat geval krijgt hij een presentiegeld bij elke vergadering van het bureau of het vast comité waarvan het bedrag gelijk is aan het bedrag bedoeld in artikel 10.

Bij beslissing van de raad van bestuur kan overigens een welbepaalde vergoeding worden toegekend met het oog op de uitoefening van een gedelegeerde opdracht, rekening houdend met het belang van de toegewezen opdracht en binnen de perken van de inkomsten van de overheidsinstelling.

Art. 12.Gedurende de periode van het mandaat stelt de raad van bestuur ter beschikking van iedere overheidsbestuurder en iedere bestuurder van rechtswege de instrumenten die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun opdracht. HOOFDSTUK IV. - De informatieplicht van de raad van bestuur

Art. 13.De overheidsinstellingen zenden uiterlijk 1 september de Regering een jaarverslag over de activiteiten van het vorige jaar over. De Regering zendt dit aan de Raad van de Franse Gemeenschap over binnen de maand nadat zij daarvan akte heeft genomen.

Dat verslag vermeldt inzonderheid de maatregelen die door de overheidsinstelling werden genomen om haar opdrachten van openbare dienst uit te oefenen, haar beheerscontract en het ontwikkelingsplan uit te voeren en om de toekomstperspectieven te bepalen. HOOFDSTUK V. - Reglement van de raad van bestuur

Art. 14.De raad van bestuur stelt een organiek reglement vast dat de wijze bepaalt waarop hij zijn bevoegdheden moet uitoefenen.

Dat reglement wordt vooraf aan de Regering ter goedkeuring voorgelegd, samen met een verslag van de commissarissen van de Regering.

Het zal inzonderheid de volgende minimumregels bevatten : 1. de perken binnen welke en de vormen waarin de raad van bestuur sommige van zijn bevoegdheden delegeert;2. de verplichting en de procedure betreffende de voorafgaande en latere informatie aan de Regering naar aanleiding van het nemen van strategische beslissingen of van een crisis;3. de overheidsinstelling handelt door toedoen van haar beheersorganen, en de leden van die organen gaan geen persoonlijke verbintenis aan in verband met de verbintenissen van die organen;4. de bestuurders stellen een college samen;in dringende gevallen en waanneer dit om maatschappelijke redenen verantwoord is, en voor zover het reglement van de raad van bestuur dit toelaat, kunnen de beslissingen van de raad van bestuur echter bij unanieme en schriftelijke toestemming van de bestuurders worden getroffen.

Die procedure kan evenwel niet worden aangewend voor de goedkeuring van dat reglement, de aanstelling van de voorzitter en de ondervoorzitters, de afsluiting van de jaarrekeningen, de aanwending van het kapitaal of voor elk ander geval dat door het reglement van de raad van bestuur zou worden uitgesloten; 5. een procedure voor de informatie aan de raad van bestuur en de commissarissen van de Regering bij belangenconflicten vanwege één van de overheidsbestuurders, alsook de mogelijkheid, voor de overheidsinstelling, om de vernietiging te vragen van de beslissingen die in overtreding van die bepaling genomen zijn, wanneer de andere partij kennis had of moest hebben van die omstandigheid;6. de overheidsbestuurders en de bestuurders van rechtswege zijn persoonlijk en solidair aansprakelijk wanneer een beslissing die werd genomen bij toepassing van de beginselen bepaald in punt 5 aan hen of aan één van hen een onrechtmatig financieel voordeel ten nadele van de overheidsinstelling heeft bezorgd. TITEL III. -Doorzichtigheid van de bezoldigingen

Art. 15.De bezoldigingen, vergoedingen, presentiegeld, mandaten en ambten bedoeld in de artikelen 10, 11 alsook de bezoldiging van de leidend ambtenaar worden in het bij artikel 13 bedoeld jaarlijks activiteitenverslag vermeld.

TITEL IV. - Beheerscontract en ontwikkelingsplan HOOFDSTUK I. - Het beheerscontract Afdeling I. - Definitie en inhoud

Art. 16.§ 1. De algemene en nadere regels volgens welke een overheidsinstelling de opdrachten van openbare dienst vervult die haar door het decreet zijn toevertrouwd, worden vastgelegd in een beheerscontract tussen de Franse Gemeenschap en de betrokken instelling van openbaar nut of het betrokken overheidsbedrijf. § 2. Onverminderd andere bepalingen bedoeld bij een wetgeving die eigen is aan de overheidsinstelling, regelt het beheerscontract de volgende aangelegenheden : 1. de taken die de overheidsinstelling op zich neemt ter vervulling van haar opdrachten van openbare dienst, hierna de « taken van openbare dienst » genoemd;2. de grondregelen inzake de tarieven voor de prestaties geleverd in het kader van de taken van openbare dienst, hierna de « prestaties van openbare dienst » genoemd;3. de gedragsregels, de verbintenissen en de doelstellingen die te bereiken zijn ten aanzien van de gebruikers van prestaties van openbare dienst en van de mensen die in de praktijk van die sector werkzaam zijn;4. de vaststelling, de berekening en de nadere regels voor de uitbetaling van eventuele dotaties of subsidies ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap, die de Franse Gemeenschap aanvaardt te bestemmen voor de dekking van de lasten die voor de overheidsinstelling voortvloeien uit haar taken van openbare dienst;5. de vatstelling, de berekening en de nadere regels voor de uitbetaling van gebeurlijke vergoedingen door de overheidsinstelling te betalen aan de Franse Gemeenschap, inzonderheid betreffende de voordelen verbonden aan de gebeurlijke alleenrechten van de overheidsinstelling en, in voorkomend geval, de door de Franse Gemeenschap aan de overheids instelling verleende gebruiksrechten op goederen;6. in voorkomend geval, doelstellingen betreffende de financiële structuur van de overheidsinstelling;7. in voorkomend geval, regelen betreffende de bestemming van de nettowinst;8. de bestanddelen van het bij artikel 20 bedoelde ontwikkelingsplan;9. in voorkomend geval, de vaststelling van een bedrag, wat de onroerende verrichtingen betreft die onderworpen zijn aan de voorafgaande toestemming van de toezichthoudende minister en de minister van Begroting, en, in voorkomend geval, de bepaling van een termijn waarna de toestemming geacht wordt gegeven te zijn;10. een onvoorspelbaarheidsvoorwaarde waarbij sommige bepalingen van het beheerscontract kunnen worden gewijzigd, als gevolg van onvoorspelbare gevallen of overmacht;11. de sancties bij niet-naleving door de overheidsinstelling van haar verbintenissen of haar doelstellingen uit hoofde van het beheerscontract. § 3. Het beheerscontract moet op dusdanige wijze worden opgesteld dat de concrete doelstellingen, waarvan de resultaten op het vlak van de dienstverlening aan het publiek moeten kunnen worden geëvalueerd, goed uitkomen. Daartoe voert de betrokken overheidsinstelling, vóór de onderhandeling over een nieuw beheerscontract, een onderzoek, behalve afwijking toegestaan door de Regering indien dit door de aard van de overheidsinstelling vereist is, bij de gebruikers en de mensen die op dat gebied in de praktijk van die sector werkzaam zijn, om hun behoeften te kennen. § 4. Elke uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde in het beheerscontract wordt voor niet geschreven gehouden. Artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op het beheerscontract. De partij jegens wie een verbintenis in het beheerscontract niet is uitgevoerd kan slechts de uitvoering van de verbintenis vorderen alsmede, in voorkomend geval, schadevergoeding, onverminderd de toepassing van eventuele bijzondere sancties bepaald in het beheerscontract. § 5. De eventuele algemene financiële verplichtingen van de Franse Gemeenschap ten opzichte van een overheidsinstelling zijn beperkt tot die welke voortvloeien uit de bepalingen van het met de overheidsinstelling gesloten beheerscontract. Afdeling II. - Sluiting en goedkeuring, opvolging en evaluatie, einde

en vernieuwing

Art. 17.Bij de onderhandeling en het sluiten van het beheerscontract, wordt de Franse Gemeenschap vertegenwoordigd door de toezichthoudende minister.

Bij de onderhandeling van het beheerscontract wordt de overheidsinstelling vertegenwoordigd door haar leidend ambtenaar en haar voorzitter. Het beheerscontract wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur die er bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen over beslist.

Het beheerscontract treedt slechts in werking na goedkeuring ervan bij besluit van de Regering, vanaf de datum vastgesteld bij dat besluit.

Het beheerscontract wordt tevens aan de Raad van de Franse Gemeenschap doorgezonden.

Art. 18.§ 1. Elk jaar wordt een vergadering georganiseerd tussen de overheidsinstelling en de toezichthoudende minister alsook de minister van Begroting, om inzonderheid de evolutie van de uitvoering van het beheerscontract te evalueren. § 2. Het beheerscontract wordt om de twee jaar geëvalueerd op grond van een instrumentenbord met indicatoren waarvan de parameters door het beheerscontract worden vastgelegd. Dat instrumentenbord wordt door de overheidsinstelling vastgelegd en, in voorkomend geval, in onderling overleg aangepast aan gewijzigde marktomstandigheden en technische ontwikkelingen met toepassing van in het beheerscontract vastgelegde objectieve parameters.

Die door één van de partijen of door beide partijen voorgestelde aanpassingen komen tot stand overeenkomstig artikel 17. § 3. De toezichthoudende minister en de minister van Begroting leggen de evaluatie van het beheerscontract, samen met hun opmerkingen, alsmede het bij artikel 13 bedoelde jaarlijks activiteitenverslag, aan de Regering voor. § 4. De Regering kan de overheidsinstelling vragen om een externe evaluatie van het beheerscontract te laten verrichten. § 5. Het beheerscontract wordt gesloten voor een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vijf jaar. § 6. Uiterlijk zes maanden na het verstrijken van het beheerscontract, legt het bureau of het vast comité aan de toezichthoudende minister een ontwerp van nieuw beheerscontract voor.

Indien bij het verstrijken van een beheerscontract geen nieuw beheerscontract in werking is getreden, wordt het van rechtswege verlengd, tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract in werking is getreden. Deze verlenging wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt door de toezichthoudende minister.

Indien geen nieuw beheerscontract in werking is getreden binnen een termijn van één jaar na de in het voorgaande lid bedoelde verlenging, kan de Regering voorlopige regels vaststellen inzake de in artikel 16, § 2 bedoelde aangelegenheden. Deze voorlopige regels zullen als nieuw beheerscontract gelden tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract, gesloten overeenkomstig artikel 17, in werking treedt.

Art. 19.De besluiten tot goedkeuring van een beheerscontract, of van een aanpassing ervan, alsmede de besluiten tot vaststelling van voorlopige regels, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

De bepalingen van het beheerscontract of, in voorkomend geval, van de voorlopige regels met uitzondering van die welke industriële of commerciële geheimen bevatten, worden in bijlage bij het besluit bekendgemaakt. HOOFDSTUK II. - Ontwikkelingsplan

Art. 20.De raad van bestuur van elke overheidsinstelling stelt jaarlijks een ontwikkelingsplan op dat de doelstellingen en de strategie op middellange termijn van de overheidsinstelling en de gevolgen ervan op haar begroting bepaalt.

Het ontwikkelingsplan wordt ter goedkeuring aan de toezichthoudende minister of aan de minister van Begroting voorgelegd.

TITEL V. - Het recht van de gebruikers

Art. 21.Behoudens afwijking toegestaan door de Regering, stellen de overheidsinstellingen een dienst binnen de instelling in die de klachten van de gebruikers zal behandelen.

Die klacht zal moeten worden gestaafd door de vaststelling van de niet-naleving door de overheidsinstelling van haar verplichtingen ten aanzien van de gebruikers in het kader van de uitvoering van haar opdrachten van openbare dienst.

De in lid 1 bepaalde dienst bepaalt in zijn huishoudelijk reglement dat hij de procedure die te volgen is voor de behandeling van die klachten ter goedkeuring voorlegt aan de toezichthoudende minister.

Art. 22.De dienst kan, in het kader van een klacht die hem wordt voorgelegd, zonder zich te moeten verplaatsen, kennis nemen van de boeken, de briefwisseling, de processen-verbaal en notulen, en, in het algemeen, van alle documenten en alle geschriften van de overheidsinstelling die rechtstreeks verband houden met de inhoud van de klacht. Hij kan van de overheidsbestuurders, ambtenaren en aangestelden van de overheidsinstelling alle uitleg of informatie vorderen en alle nazicht uitoefenen die noodzakelijk is voor het onderzoek ervan. De aldus verkregen informatie wordt door de dienst als vertrouwelijk behandeld als de verspreiding ervan de overheidsinstelling in het algemeen zou kunnen schaden.

TITEL VI. - De administratieve en begrotingscontrole

Art. 23.Iedere overheidsinstelling wordt onderworpen aan een - zowel interne als externe - administratieve en begrotingscontrole. HOOFDSTUK I. - De interne controle

Art. 24.In elke overheidsinstelling wordt een cel voor interne audit ingesteld. Afdeling 1. - De voorwaarden voor de benoeming en de afzetting van de

leden van de cel voor interne audit

Art. 25.De cel voor interne audit is samengesteld uit hoogstens twee deskundigen, die door de raad van bestuur van de overheidsinstelling worden benoemd en afgezet, na advies van de leidend ambtenaar, die het bewijs leveren van kwalificaties of van een nuttige ervaring inzake openbaar beheer en de respectieve gebieden van de opdrachten van de betrokken overheidsinstelling.

De Regering bepaalt het statuut van die deskundigen.

Art. 26.In het organogram van de overheidsinstelling ressorteert de cel voor interne audit onder de leidend ambtenaar, die haar de mogelijkheid verschaft om haar opdrachten uit te oefenen zonder een inmenging te moeten ondergaan die haar onafhankelijkheid en haar objectiviteit in het gedrang zou brengen.

Elke overheidsinstelling stelt jaarlijks een informatieverslag op dat door de cel voor interne audit wordt opgesteld en dat bevestigt dat de cel betrouwbaar is op het vlak van onafhankelijkheid en objectiviteit.

Dit verslag wordt aan de betrokken toezichthoudende minister en aan de minister van Begroting overgezonden. De toezichthoudende minister zendt het aan de Regering door. Afdeling II. - De opdrachten

Art. 27.De opdrachten van de cel zijn de volgende : 1. de doeltreffendheid van het beleid inzake beheer van de risico's binnen de overheidsinstelling controleren en evalueren;2. de risico's evalueren in verband met het beheer van de overheidsinstelling en de wijze waarop de informatie binnen de instelling wordt verspreid, betreffende : a) de betrouwbaarheid en de integriteit van de financiële en operationele informatie;b) de doeltreffendheid van de acties gevoerd door de overheidsinstelling;c) de bescherming van de financiële inkomsten van de overheidsinstelling;d) de naleving van de geldende wetten, decreten en verordeningen;e) de vervulling van de opdrachten van openbare dienst en de naleving van het beheerscontract.3. de bestaansreden en de doeltreffendheid evalueren van de structuur voor de controle op het beheer en de wijzen van verspreiding van de informatie in verband daarmee binnen de overheidsinstelling, betreffende : a) de betrouwbaarheid en de integriteit van de financiële en operationele informatie;b) de doeltreffendheid van de acties gevoerd door de overheidsinstelling;c) de bescherming van de financiële inkomsten van de overheidsinstelling;d) de naleving van de geldende wetten, decreten en verordeningen;e) de vervulling van de opdrachten van openbare dienst en de naleving van het beheerscontract;4. bepalen in welke mate doelstellingen werden vastgesteld voor de gevoerde acties en projecten en of die doelstellingen overeenstemmen met het doel van de overheidsinstelling, met inbegrip van de uitoefening van de opdrachten van openbare dienst, het beheerscontract en het ontwikkelingsplan;5. de door de overheidsinstelling gevoerde acties en projecten nagaan om uit te maken in welke mate de resultaten beantwoorden aan de doelstellingen;6. bijdragen tot het beheer van de overheidsinstelling, door het proces te evalueren en te verbeteren waarmee de doelstellingen worden bepaald en meegedeeld, waarmee rekenschap daarvan wordt gegeven en waarmee de opdrachten van openbare dienst worden vervuld en het beheerscontract wordt nageleefd;7. adviezen uitbrengen op de met redenen omklede aanvraag van een overheidsbestuurder.

Art. 28.De leden van de cel voor interne audit hebben uiterst uitgebreide bevoegdheden voor de vervulling van hun opdrachten.

Ze kunnen zich elk document laten bezorgen die ze als nuttig achten voor de uitoefening van hun ambt.

Ze zijn gehouden tot een geheimhoudingsplicht ten opzichte van de informatie waarvan ze kennis hebben bij de uitoefening van hun opdrachten.

Art. 29.Om de zes maanden brengt de leidend ambtenaar verslag uit over de uitoefening van de opdrachten van de cel aan de beheersorganen van de overheidsinstelling. HOOFDSTUK II. - De externe controle Afdeling 1. - De commissarissen van de Regering

Onderafdeling 1. - De benoemings- en afzettingsvoorwaarden

Art. 30.§ 1. De externe controle op elke overheidsinstelling wordt, ieder voor wat zijn eigen bevoegdheidsgebied betreft, uitgeoefend door : a) twee commissarissen van de Regering;b) twee commissarissen der rekeningen. § 2. De externe controle op elke maatschappij voor schoolgebouwen en op elke maatschappij voor vermogensbeheer wordt uitgeoefend door een commissaris van de Regering. § 3. In elke overheidsinstelling wordt één van beide commissarissen van de Regering in vast verband benoemd en oefent zijn ambt voltijds uit, en wordt de andere tijdelijk aangesteld voor de duur van de legislatuur en oefent zijn mandaat voltijds uit. § 4. In de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer, wordt de commissaris van de Regering in vast verband benoemd en oefent zijn ambt voltijds uit. § 5. Een zelfde commissaris van de Regering of een zelfde commissaris der rekeningen kan worden aangewezen voor verschillende overheidsinstellingen. § 6. Een zelfde commissaris van de Regering kan worden aangewezen voor verschillende maatschappijen voor schoolgebouwen en verschillende maatschappijen voor vermogensbeheer.

Art. 31.De vastbenoemde commissarissen van de Regering worden door de Regering aangesteld na een openbare oproep tot de kandidaten, die hun kandidaturen bij de Regering indienen.

De commissarissen van de Regering die deeltijds werken, worden, op de voordracht van de toezichthoudende minister, bij het begin van de legislatuur, door de Regering aangesteld. Ze kunnen te allen tijde worden afgezet. Ze ontvangen een vergoeding die door de Regering worden vastgesteld.

De kandidaat-commissarissen van de Regering moeten voldoen aan de algemene voorwaarden inzake toelaatbaarheid voor een openbare betrekking bedoeld in artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen.

De commissarissen van de Regering ressorteren, bij de uitoefening van hun opdrachten, gezamenlijk onder de betrokken toezichthoudende minister en de minister van Begroting.

Onderafdeling 2. - Onverenigbaarheden

Art. 32.Het ambt van commissaris van de Regering is onverenigbaar met : 1. de hoedanigheid van lid van een Regering;2. de hoedanigheid van lid van een wetgevende vergadering op Europees, federaal, Gemeenschaps- en Gewestvlak;3. de hoedanigheid van provinciegouverneur of gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en de hoedanigheid van lid van de bestendige deputatie; 4. burgemeester, schepen of voorzitter van het OCMW van een gemeente van meer dan 30.000 inwoners; 5. bestuurder, ambtenaar of aangestelde van de overheidsinstellingen die onder dit decreet vallen of van de instellingen die er rechtstreeks of onrechtstreeks onder ressorteren;6. de uitoefening van een mandaat of een ambt binnen een instelling die activiteiten uitoefent die van dezelfde aard zijn als die van de overheidsinstelling;7. de hoedanigheid van commissaris der rekeningen bedoeld in artikel 45;8. de hoedanigheid van externe adviseur of regelmatige adviseur van de betrokken overheidsinstelling;9. de hoedanigheid van lid van de cel voor interne audit bedoeld in artikel 25. Onderafdeling 3. -- De opdrachten

Art. 33.Onverminderd de specifieke opdrachten toegekend bij een andere wet of een ander decreet, zijn de opdrachten die aan de commissarissen van de Regering toegewezen zijn, de volgende : 1. zorgen voor de behartiging van het algemeen belang, de naleving van de wetten, decreten, ordonnanties en besluiten;2. zorgen voor de vervulling van de opdrachten van openbare dienst en een speciaal verslag aan de toezichthoudende minister en aan de minister van Begroting uitbrengen over elke beslissing of handeling van de beheersorganen die negatieve gevolgen zouden kunnen hebben op de goede verloop van die.3. zorgen voor de naleving van het beheerscontract en van het ontwikkelingsplan en een speciaal verslag aan de toezichthoudende minister en aan de minister van Begroting uitbrengen over iedere beslissing of elke handeling van de beheersorganen die negatieve gevolgen zouden kunnen hebben op de naleving van die;4. verslag uitbrengen aan de toezichthoudende minister en aan de minister van Begroting over alle beslissingen van de beheersorganen die negatieve gevolgen zouden kunnen hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap of die het evenwicht van de financiën van de overheidsinstelling in het gedrang zouden kunnen brengen;5. aan de toezichthoudende minister en aan de minister van Begroting een omstandig schriftelijk verslag uitbrengen wanneer de commissarissen der rekeningen hen op de hoogte willen brengen van het feit dat ze ernstige en met elkaar overeenstemmende feiten hebben vastgesteld die de continuïteit van de overheidsinstelling in het gedrang zouden kunnen brengen;6. aan de toezichthoudende minister en aan de minister van Begroting een schriftelijk en omstandig verslag uitbrengen, wanneer één van de overheidsbestuurders hen op de hoogte wil brengen van het bestaan van een belangenconflict tussen een bestuurder en de overheidsinstelling;7. ten minste om de zes maanden een algemeen verslag uitbrengen aan de toezichthoudende minister en aan de minister van Begroting.De verslagen worden mede ondertekend als er twee commissarissen van de Regering zijn. In voorkomend geval bevatten die verslagen de uiteenlopende opmerkingen van de commissarissen.

In voorkomend geval zenden de toezichthoudende minister en de minister van Begroting aan de Regering de verslagen over die ze van de commissarissen van de Regering hebben ontvangen.

Onderafdeling 4. - Werking

Art. 34.De commissarissen van de Regering wonen de vergaderingen van de beheersorganen van de overheidsinstelling bij.

Art. 35.De commissarissen van de Regering hebben uiterst uitgebreide bevoegdheden voor de vervulling van hun opdrachten.

Ze kunnen zich, door toedoen van iedere overheidsbestuurder, iedere bestuurder van rechtswege of de leidend ambtenaar, elk document laten bezorgen die ze als nuttig achten voor de uitoefening van hun ambt.

Ze oefenen hun opdracht op grond van stukken uit en ze krijgen elk document meegedeeld dat betrekking heeft op de vragen die op de agenda staan van de beheersorganen 5 volle dagen vóór de vergaderingen van de raad van bestuur, behalve bij dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de raad van bestuur, en 3 volle dagen vóór de vergaderingen van het bureau of het vast comité, behalve bij dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het bureau of het vast comité.

Ze kunnen vragen dat elk punt dat ze nuttig achten in het kader van hun opdrachten op de agenda zou staan.

Ze zijn onderworpen aan een geheimhoudingsplicht betreffende de informatie waarvan ze kennis hebben genomen bij de uitoefening van hun ambt.

Art. 36.§ 1. Iedere commissaris kan binnen een termijn van vier volle dagen bij de Regering een met redenen omkleed beroep indienen tegen elke beslissing die hij tegenstrijdig acht met het algemeen belang, de wetten, decreten, ordonnanties en besluiten, en de opdrachten van openbare dienst of met het beheerscontract.

Dat beroep schorst de beslissing. Van dat beroep wordt binnen dezelfde termijn kennisgegeven aan de raad van bestuur of aan het bureau of het vast comité dat de bestreden beslissing heeft genomen. § 2. Die termijn loopt vanaf de dag waarop de vergadering plaatsvond tijdens welke de beslissing werd genomen, voor zover de commissaris daar regelmatig werd opgeroepen, en, zo niet, vanaf de dag waarop hem daarvan kennis werd gegeven. § 3. Indien de Regering, binnen een termijn van 20 volle dagen, die begint te lopen op dezelfde dag als de termijn waarover de commissarissen van de Regering beschikken, de vernietiging van de beslissing niet heeft uitgesproken, dan wordt deze definitief. § 4. Bij beslissing van de toezichthoudende minister of de minister van Begroting, waarvan kennis wordt gegeven aan het beheersorgaan, kan de in § 3 bedoelde termijn met tien volle dagen worden verlengd. § 5. Van de vernietiging van de beslissing wordt door de Regering kennis gegeven aan het beheersorgaan met afschrift aan de commissaris van de Regering. Afdeling II. - Het interministerieel college van commissarissen van de

Regering

Art. 37.Er wordt een interministerieel college van commissarissen van de Regering ingesteld, bestaande uit de commissarissen van de Regering die in vast verband benoemd zijn. Het ressorteert onder het hiërarchische en administratieve gezag van de Regering.

Het interministerieel college wordt beurtelings gedurende 2 jaar voorgezeten. Het eerste voorzitterschap wordt waargenomen door de oudste commissaris van de Regering, en zo voort.

Onderafdeling 1. - Ter beschikking gesteld personeel en werkingsmiddelen van het interministerieel college

Art. 38.§ 1. Het interministerieel college van commissarissen van de Regering beschikt bij besluit van de Regering over personeelsleden van niveau 1, 2+, 2 en 3 en over de werkingsmiddelen die noodzakelijk en geschikt zijn voor de uitoefening van hun collegiale en individuele opdrachten.

Het interministerieel College oefent het hiërarchisch en administratief gezag over de leden van zijn personeel uit. § 2. De personeelsleden van het interministerieel College van commissarissen van de Regering zijn aan de in artikel 35, lid 5 bedoelde geheimhoudingsplicht gehouden. § 3. De commissarissen van de Regering die deeltijds werken kunnen een beroep doen op de personeelsleden bedoeld in § 1 volgens regels die nader te bepalen zijn in overleg met het interministerieel College van commissarissen van de Regering.

Onderafdeling 2. - Dienstaanwijzing van de leden van het interministerieel College

Art. 39.Zodra de commissarissen van de Regering, leden van het interministerieel College, in vast verband benoemd zijn, dan worden ze aangewezen voor een ambtsgebied dat door de Regering voor een periode van 5 jaar wordt vastgesteld. Bij het begin van elke legislatuur, vindt een beweging plaats binnen de zes maanden na de installatie van de nieuwe Regering.

Hetzelfde geldt wanneer een nieuwe commissaris van de Regering in vast verband gedurende de legislatuur wordt benoemd.

Voor elk ambtsgebied worden, binnen het interministerieel College van commissarissen, een werkend commissaris van de Regering en een plaatsvervangend commissaris van de Regering benoemd. Deze wordt ermee belast de commissaris van de Regering die in hoodzaak voor het betrokken ambtsgebied is aangewezen, te vervangen wanneer deze afwezig is voor een periode die korter is dan drie maanden.

Voor de afwezigheden van meer dan drie maanden, wordt een commissaris van de Regering ter vervanging van de afwezige commissaris door de Regering aangesteld, buiten het interministerieel College, voor de periode gedurende welke de titularis van het ambt afwezig is.

Hetzelfde geldt bij de definitieve vacantverklaring van een betrekking. In dat geval is de duur van de aanstelling beperkt tot zes maanden.

De vervangende commissaris geniet hetzelfde statuut als de in vast verband benoemde commissarissen van de Regering.

Onderafdeling 3. - Statuut

Art. 40.Het administratief en geldelijk statuut van de commissarissen van de Regering, leden van het interministerieel College, wordt door de Regering bepaald.

Onderafdeling 4. - Evaluatie

Art. 41.Het werk dat door de commissarissen van de Regering, leden van het interministerieel College, wordt geleverd, wordt ter evaluatie voorgelegd aan de Regering, die er de procedure van bepaalt.

De evaluatie vindt om de twee jaar plaats, op grond van de ambtsbeschrijving, de bekwaamheidsgebieden en de functionele criteria die door de Regering worden bepaald.

De commissaris van de Regering wordt als definitief ongeschikt verklaard indien een ongunstige vermelding twee keer opeenvolgend op zijn evaluatieverslag wordt opgenomen.

Onderafdeling 5. - Definitieve ambtsneerlegging

Art. 42.Tot definitieve ambtsneerlegging voor de commissarissen van de Regering, leden van het interministerieel College, geven aanleiding : 1. het vrijwillig ontslag, ten minste dertig dagen vooraf bij aangetekend schrijven in te dienen;2. het ontslag van ambtswege;3. het ontslag wegens lichamelijke ongeschiktheid die door de administratieve gezondheidsdienst wordt vastgesteld;4. het feit dat een commissaris de wettelijke leeftijd voor het rustpensioen of de leeftijdsgrens heeft bereikt;5. de verklaring van onbekwaamheid tot het uitoefenen van het ambt, die voortvloeit uit de evaluatie;6. de afzetting als gevolg van een tuchtsanctie.

Art. 43.De Regering stelt de tuchtregeling van de commissarissen van de Regering, leden van het interministerieel College, vast. Afdeling III. - Het College van commissarissen van de Regering

Art. 44.Alle commissarissen van de Regering, op initiatief en onder het voorzitterschap van de voorzitter van het interministerieel College, vergaderen in een College, ten minste vier keer per jaar.

Gedurende de vergadering van het College, bespreken de commissarissen van de Regering elk transversaal vraagstuk in verband met de controle die zij uitoefenen en kunnen alle nuttige suggesties richten aan de Regering.

De Regering, de toezichthoudende minister of de minister van Begroting kunnen elk vraagstuk dat zij als nuttig achten, aan het College voorleggen.

De werkings- en secretariaatskosten worden betaald door het interministerieel College van commissarissen van de Regering. Afdeling IV. - De commissarissen der rekeningen

Onderafdeling 1. - De benoemings- en afzettingsvoorwaarden

Art. 45.De commissarissen der rekeningen worden bij elke overheidsinstelling benoemd.

De commissarissen der rekeningen worden door de Regering benoemd, voor de helft uit de leden van het Instituut der bedrijfsrevisoren en voor de helft uit de leden van het Rekenhof.

Art. 46.De commissarissen der rekeningen kunnen te allen tijde door de Regering worden afgezet.

Onderafdeling 2. - Onverenigbaarheden

Art. 47.Het ambt van commissaris der rekeningen is onverenigbaar met : 1. de hoedanigheid van lid van een Regering;2. de hoedanigheid van lid van een wetgevende vergadering op Europees, federaal, Gemeenschaps- en Gewestvlak;3. de hoedanigheid van provinciegouverneur of van gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad alsook de hoedanigheid van lid van de bestendige deputatie; 4. de hoedanigheid van burgemeester, schepen of voorzitter van het OCMW van een gemeente van meer dan 30.000 inwoners; 5. de hoedanigheid van bestuurder, ambtenaar of aangestelde van overheidsinstellingen die vallen onder de toepassing van dit decreet en van de instellingen of ondernemingen die er rechtstreeks of onrechtstreeks onder ressorteren;6. de uitoefening van een mandaat of een ambt binnen een onderneming die activiteiten uitoefent die lijken op die van de overheidsinstelling;7. de hoedanigheid van commissaris of commissaris-revisor belast met de controle op de rekeningen van een andere onderneming die in een gelijkaardige sector werkzaam is;8. de hoedanigheid van commissaris van de Regering bedoeld in artikel 30;9. de hoedanigheid van externe adviseur of regelmatige adviseur van de betrokken overheidsinstelling;10. de hoedanigheid van lid van de cel voor interne audit bedoeld in artikel 25. Onderafdeling 3. - De opdrachten

Art. 48.De opdrachten van de commissarissen der rekeningen zijn de volgende : 1. de controle, binnen de overheidsinstelling, op de financiële toestand, de jaarrekening en de overeenstemming met de geldende wetgeving van de decreten tot oprichting van de overheidsinstellingen en van het beheerscontract, en op de verrichtingen die in de jaarrekening vast te stellen zijn.2. jaarlijks een schriftelijk en omstandig verslag opstellen overeenkomstig artikel 143 van het wetboek van vennootschappen. Daartoe overhandigen de beheersorganen van de overheidsinstelling aan de commissarissen der rekeningen de gegevens die noodzakelijk zijn voor de opstelling van dat verslag, binnen de wettelijke termijn bepaald in het wetboek van vennootschappen, behalve indien het decreet tot oprichting van de overheidsinstelling een bijzondere termijn bepaalt. Die gegevens worden aan de commissarissen van de Regering ter informatie voorgelegd.

Art. 49.§ 1. Het in artikel 48 bedoelde verslag vermeldt inzonderheid : 1. hoe zij hun controletaak hebben verricht en of zij van het bestuursorgaan en aangestelden van de overheidsinstelling de ophelderingen en inlichtingen hebben gekregen die zij hebben gevraagd;2. of de boekhouding is gevoerd en de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften die op de overheidsinstellingen toepasselijk zijn;3. of naar hun oordeel de jaarrekening een getrouw beeld geeft van het vermogen, van de financiële toestand en van de resultaten van de overheidsinstelling, rekening houdend met de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften die daarop van toepassing zijn, en of een passende verantwoording is gegeven in de toelichting;4. of de winstbestemming die aan de vergadering wordt voorgelegd, in overeenstemming is met de geldende wets-, decreet- en verordeningsbepalingen;5. of zij geen kennis hebben gekregen van verrichtingen gedaan of beslissingen genomen met overtreding van de geldende wets-, decreet- en verordeningsbepalingen.Deze laatste vermelding kan echter worden weggelaten wanneer de openbaarmaking van de overtreding aan de overheidsinstelling onverantwoorde schade kan berokkenen, of omdat het bestuursorgaan gepaste maatregelen heeft genomen om de aldus ontstane onwettige toestand te herstellen. § 2. In hun verslag vermelden en rechtvaardigen de commissarissen der rekeningen nauwkeurig en duidelijk het voorbehoud en de bezwaren die zij menen te moeten maken. Zo niet, dan vermelden zij uitdrukkelijk dat zij voorbehoud noch bezwaar te maken hebben. § 3. Dat verslag wordt overgezonden : 1. aan de commissarissen van de Regering;2. aan de beheersorganen;3. aan de toezichthoudende minister en aan de minister van Begroting, die het aan de Regering overzenden;4. aan de Raad van de Franse Gemeenschap. Onderafdeling 4. - Werking

Art. 50.Om hun opdrachten uit te voeren : 1. kunnen de commissarissen der rekeningen, te allen tijde, zonder zich te moeten verplaatsen, kennis nemen van de boeken, de briefwisseling, de proces-verbalen en notulen, en, in het algemeen, van alle stukken en geschriften van de overheidsinstelling.Ze kunnen van het beheersorgaan, de ambtenaren en aangestelden van de overheidsinstelling alle ophelderingen of informatie vorderen en alle nazicht uitvoeren die hun noodzakelijk lijkt; 2. de commissarissen der rekeningen kunnen het beheersorgaan verzoeken om bij de zetel van de overheidsinstelling in het bezit te worden gesteld van informatie met betrekking tot maatschappijen die met de instelling verbonden zijn of waarmee de instelling een deelnemingsverband heeft, voor zover die informatie hun noodzakelijk lijkt voor de controle op de financiële toestand;3. het beheersorgaan legt ten minste om de zes maanden aan de commissarissen der rekeningen een boekhoudingsstaat die wordt opgemaakt volgens de boekhoudingsregeling die op de overheidsinstelling van toepassing is;4. indien zij, naar aanleiding van hun controles, ernstige en samenlopende feiten vaststellen die de continuïteit van de overheidsinstelling in het gedrang zouden kunnen brengen, brengen ze op schriftelijke en omstandige wijze daar de volgende instanties op de hoogte van : a) de commissarissen van de Regering;b) de beheersorganen;c) de toezichthoudende minister en de minister van Begroting, die de Regering op de hoogte brengen;d) de Raad van de Franse Gemeenschap;5. de commissarissen der rekeningen kunnen een beroep doen op de personeelsleden van niveau 1 die ter beschikking worden gesteld door het interministerieel College van commissarissen van de Regering.In dat geval richten zij hun aanvraag aan de voorzitter van het interministerieel College.

Art. 51.De commissarissen der rekeningen zijn gehouden tot een geheimhoudingsplicht over de informatie waarvan ze kennis hebben genomen naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt.

Onderafdeling 5. - Statuut

Art. 52.De Regering bepaalt de werkingsmiddelen en de vergoedingen die aan de commissarissen der rekeningen worden toegekend.

Onderafdeling 6. - Aansprakelijkheid

Art. 53.§ 1. De commissarissen der rekeningen zijn aansprakelijk tegenover de overheidsinstelling voor de fouten die zij naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt hebben begaan. § 2. Ze zijn, zowel ten aanzien van de overheidsinstelling als ten aanzien van derden, aansprakelijk voor elke schade die wordt aangericht als gevolg van de overtreding van dit decreet of van het decreet tot oprichting van de overheidsinstelling waarvan ze de rekeningen nazien. § 3. Ze worden slechts ontheven van hun aansprakelijkheid, voor de overtredingen waaraan ze geen deel hebben genomen, als ze het bewijs leveren dat ze de normale handelingen van hun ambt hebben verricht en dat ze die overtredingen, voorzover ze daarvan kennis hadden genomen, hebben aangegeven aan : 1. de commissarissen van de Regering;2. de beheersorganen;3. de toezichthoudende minister en de minister van Begroting;4. de Raad van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - Coördinatie van de controles

Art. 54.Het College van commissarissen van de Regering roept, op initiatief van zijn Voorzitter, ten minste twee keer per jaar, alle commissarissen der rekeningen en de leden van de cel voor interne audit van alle overheidsinstellingen op, om de verschillende controles te coördineren.

De bedrijfsrevisoren die bij de overheidsinstellingen worden aangesteld, kunnen die vergaderingen bijwonen.

Art. 55.De Regering kan een beroep doen op het interministerieel College van commissarissen van de Regering opdat elk vraagstuk dat ze als nuttig acht bij die vergaderingen zou worden besproken.

Omgekeerd kan het interministerieel College aan de Regering elke suggestie of elk advies doorzenden, die gedurende die coördinatievergaderingen werden uitgedrukt en die betrekking hebben op de uitgeoefende administratieve en begrotingscontrole.

Art. 56.Het interministerieel College neemt het voorzitterschap, het secretariaat, de expertisetaken waar en neemt de werkingskosten van die coördinatievergaderingen op zich.

TITEL VII. - Opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen Afdeling I. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen

Art. 57.§ 1. In het decreet van 14 juli 1997 houdende het statuut van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française » worden opgeheven : 1° artikel 14, § 5;2° artikel 31, § 1 en § 3;3° artikel 32, § 1, § 2, § 3 en § 5. § 2. Artikel 24 van het decreet van 14 juli 1997 houdende het statuut van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française » wordt gewijzigd als volgt : « Het jaarlijks activiteitenverslag wordt onderworpen aan het onderzoek van het College van commissarissen der rekeningen uiterlijk op 31 mei, alvorens aan de Regering en aan de Hoge Raad voor de audiovisuele sector uiterlijk op 1 september te worden doorgezonden. § 3. In het decreet van 27 maart 2002 houdende de oprichting van het Overheidsbedrijf voor de Nieuwe Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap (ETNIC) worden opgeheven : 1° artikel 7, § 1;2° artikel 8;3° artikel 14, § 2;4° artikel 15;5° artikel 16, §§ 5, 6, 7. § 4. De artikelen 6, 7 en 9 van het decreet van 27 maart 2002 worden vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 6.Het overheidsbedrijf wordt bestuurd door een raad van bestuur en een bureau die door de Regering worden benoemd.

Art. 7.§ 1. De raad van bestuur is samengesteld uit : 1° hoogstens 16 overheidsbestuurders;2° bestuurders van rechtswege;3° een secretaris. § 2. De overheidsbestuurders worden door de Regering benoemd op grond van de kandidaturen die ingediend worden overeenkomstig een oproep die door deze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en bij toepassing van de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties die erkend zijn binnen de Raad van de Franse Gemeenschap, met toepassing van de methode van d'Hondt, zonder rekening te houden met de politieke fractie(s) die de democratische beginselen niet in acht zou(den) nemen die inzonderheid verwoord zijn in het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of van elke andere vorm van genocide.

Onder die 16 overheidsbestuurders kan de Regering echter hoogstens twee onafhankelijke bestuurders benoemen.

De overheidsbestuurders moeten het bewijs leveren van een ervaring of een kennis ofwel op de gebieden van de opdrachten van het overheidsbedrijf ofwel inzake beheer. Ten minste 4 onder hen moeten het bewijs leveren dat ze zeer deskundig zijn inzake informatica.

De overheidsbestuurders worden voor de duur van de legislatuur benoemd. Ze behouden echter hun mandaat totdat ze bij de volgende legislatuur werkelijk worden vervangen.

De onverenigbaarheden bedoeld in artikel 4, § 4, van het decreet van 9 januari 2003 betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, zijn van toepassing op de overheidsbestuurders.

De Regering kan iedere overheidsbestuurder afzetten overeenkomstig de bepalingen bedoeld in artikel 6 van het decreet van 9 januari 2003 betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.

Indien een overheidsbestuurder zijn ontslag neemt, overlijdt, wordt afgezet of de hoedanigheid verliest op grond waarvan hij benoemd is, dan wordt hij vervangen volgens dezelfde procedure als deze die werd gevolgd voor zijn benoeming. De vervanger voleindigt het mandaat van het lid dat zijn ontslag heeft genomen, overleden is of afgezet is. § 3. De administrateurs van rechtswege zijn : 1° de Secretaris-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap;2° de leidend ambtenaar van elke overheidsinstelling die onder de Franse Gemeenschap ressorteert, met uitsluiting van die van het Overheidsbedrijf;3° de administrateurs-generaal van het ministerie van de Franse Gemeenschap. § 4. Het ambt van secretaris van de raad van bestuur wordt waargenomen door de leidend ambtenaar van het Overheidsbedrijf, die met raadgevende stem de vergaderingen van de raad van bestuur bijwoont. § 5. Onder de leden bedoeld in § 2 benoemt de Regering een voorzitter en drie ondervoorzitters. Ze behoren tot verschillende democratische politieke fracties. Ze worden benoemd voor de duur van de legislatuur.

Ze behouden echter hun mandaat totdat ze bij de volgende legislatuur werkelijk worden vervangen. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend.

Art. 9.§ 1. Het bureau is samengesteld uit de voorzitter en drie ondervoorzitters. § 2. De leidend ambtenaar woont de vergaderingen van het bureau met raadgevende stem bij. Hij neemt er het secretariaat van waar. § 3. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend. § 5. In het decreet van 20 juni 2002 betreffende de oprichting van het « Fonds Ecureuil » van de Franse Gemeenschap worden opgeheven : 1° artikel 5, 6 2, lid 1;2° artikel 6, leden 2 en 3;3° artikel 11. § 6. Artikel 16 van het decreet van 20 juni 2002 betreffende de oprichting van het « Fonds Ecureuil « van de Franse Gemeenschap wordt gewijzigd als volgt : « Een van de commissarissen van de Regering is een Inspecteur van Financiën die ter beschikking wort gesteld van de minister belast met de financiën binnen de Regering van de Franse Gemeenschap. § 7. De artikelen 9 en 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut zijn niet van toepassing op de instellingen bedoeld in artikel 1, 1. § 8. Artikel 32, § 2, van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan wordt aangevuld als volgt : « e) een bepaling overtreedt van het Handvest van de overheidsbestuurder bedoeld in artikel 9 van het decreet van 9 januari 2003 betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren. ». § 9. Artikel 39, lid 2 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan wordt aangevuld door de woorden « zijn ontwikkelingsplan » na de woorden « zijn beheerscontract » toe te voegen. § 10. In het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan wordt de tweede zin van § 2 van artikel 48 opgeheven. § 4bis. In het decreet van 27 maart 2002 houdende de oprichting van het Overheidsbedrijf voor de Nieuwe Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap (ETNIC) wordt een artikel 22 toegevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van § 2 van artikel 7, gewijzigd bij artikel 57, § 4, van het decreet van 9 januari 2003 betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, voor de samenstelling van de eerste raad van bestuur zal geen gebruik worden gemaakt van een oproep tot kandidaten via het Belgisch Staatsblad . » Afdeling II. - Slotbepalingen

Art. 58.Het reglement van de raad van bestuur bedoeld in artikel 14 wordt voor de eerste keer goedgekeurd door de raad van bestuur van elke overheidsinstelling binnen de zes maanden die volgen op de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 59.Voor de eerste keer worden alle commissarissen van de Regering en de commissarissen der rekeningen benoemd en aangesteld binnen de zes maanden die volgen op de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 60.De deskundigen van de cel voor interne audit worden benoemd door elke raad van bestuur van de overheidsinstellingen binnen de zes maanden die volgen op de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 61.De beheerscontracten worden opgesteld binnen een termijn van zes maanden die volgen op de inwerkingtreding van dit decreet en vervallen binnen de termijn bedoeld in artikel 18, § 5.

Art. 62.De minister-president, de minister van Begroting en de toezichthoudende minister worden belast met de uitvoering van dit decreet.

Art. 63.Behalve artikel 57, § 4, en § 4bis, dat in werking treedt op 18 december 2002, treedt dit decreet in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, op 9 januari 2003.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 345-1. - Commissieamendementen, nr. 345-2. - Verslag, nr. 345-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 7 januari 2003.

^