Etaamb.openjustice.be
Decreet van 10 november 2011
gepubliceerd op 09 december 2011

Decreet betreffende de ondersteuning van de filmsector en de audiovisuele creatie

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2011029587
pub.
09/12/2011
prom.
10/11/2011
ELI
eli/decreet/2011/11/10/2011029587/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 2011. - Decreet betreffende de ondersteuning van de filmsector en de audiovisuele creatie (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : 1. - TITEL I.- ALGEMENE BEPALINGEN 1.1. - HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet, wordt verstaan onder : 1° Korte film : Het audiovisuele werk dat voornamelijk bestemd is voor verspreiding in de bioscoopzalen en waarvan de duur korter is dan of gelijk is aan 60 minuten.2° Verdeler van televisiediensten : Elke rechtspersoon die het publiek één of meer televisiediensten ter beschikking stelt op ongeacht welke wijze, inzonderheid door middel van terrestrische radiogolven, de satelliet of een teledistributienetwerk.Het dienstenaanbod kan diensten omvatten die door de persoon zelf worden uitgegeven en diensten die door derden met wie hij contractuele betrekkingen heeft, worden uitgegeven. Als dienstenverdeler wordt eveneens beschouwd, elke rechtspersoon die een dienstenaanbod samenstelt, door contractuele betrekkingen met andere verdelers aan te knopen. 3° Verdeler van audiovisuele werken : Elke rechtspersoon die cumulatief beantwoordt aan de volgende criteria : 1° zijn maatschappelijk doel behoort hoofdzakelijk tot de audiovisuele sector en hij stelt administratief of artistiek personeel tewerk met inachtneming van de geldende sociale wetgeving;2° hij beschikt over de rechten die noodzakelijk zijn voor de verdeling van een audiovisueel werk op het betrokken grondgebied;3° hij verdeelt het audiovisueel werk op zijn grondgebied;4° hij moet de daarbij horende verdelingskosten betalen;4° Uitgever van televisiediensten : De natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de editoriale verantwoordelijkheid voor de keuze van de inhoud van de televisiedienst neemt en die de wijze bepaalt waarop hij wordt georganiseerd.5° Exploitant van een bioscoopzaal (bioscoopzalen) : De rechtspersoon die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoort en die beschikt over een handelsbedrijf met een enkel scherm of met verschillende schermen, op dezelfde plaats en onder dezelfde handelsnaam, met uitsluiting van de polyvalente zalen van de filmclubs en de culturele centra.Worden eveneens als een enkele bioscoopzaal beschouwd, de bedrijven met een enkel scherm of met verschillende schermen, die gelegen zijn op verschillende plaatsen van één zelfde stad en die eigendom zijn van hetzelfde handelsbedrijf of waarvan de programmering van de zalen door dezelfde organisatie wordt verricht. 6° Lange film : Het audiovisuele werk dat voornamelijk bestemd is voor verspreiding in de bioscoopzalen en waarvan de duur langer is dan 60 minuten.7° Audiovisueel werk : Het audiovisuele werk dat beantwoordt aan de definitie van het audiovisuele fictiewerk of aan de definitie van het documentaire audiovisuele werk, met uitzondering van de volgende categorieën : 1° het televieplateauprogramma, met inbegrip van het programma dat documentaire of fictionele sequenties uitzendt;2° het televisieontspanningsprogramma, met inbegrip van het programma dat een scenario, een enscenering of een montage omvat of dat een zekere vorm van realiteit vertoont;3° het televisuele programma dat op fictieve wijze plateauprogramma's vertoont;4° de actualiteitsreportage;5° de informatiemagazine;6° het gewone opnemen, zonder wijziging van de enscenering of van de montage, van een levend spektakel, als dat spektakel onafhankelijk van het televisuele programma bestaat.8° Audiovisueel kunst- en essaywerk : Het audiovisuele werk dat voldoet aan ten minste één van de volgende criteria : 1° de visie weergeven van een auteur, waarbij de film als een kunstdiscipline wordt beschouwd en bij het maken van het script en het regisseren vooral gepoogd wordt zijn opvatting van het werk trouw te blijven;2° een onderzoeks- of vernieuwingsaspect vertonen op het gebied van de audiovisuele sector;3° recent zijn, en de eisen van de kritiek en de gunst van het publiek verzoenen, en kunnen beschouwd worden als een aanzienlijke bijdrage voor de creatie van audiovisuele werken.9° Audiovisueel fictiewerk : Het audiovisuele werk dat aan alle volgende criteria voldoet : 1° een creatie van de verbeelding zijn, ook al wil het een realiteit weergeven;2° een geënsceneerd werk zijn waarvan de productie steunt op een scenario, ook voor de films die improvisatie vrije uiting geven en waarvan het regisseren, met uitzondering van de animatiewerken, voornamelijk steunt op de prestatie van uitvoerend kunstenaars. Die definitie omvat de audiovisuele animatiewerken. 10° Documentair audiovisueel werk : Het audiovisuele werk dat aan alle volgende criteria voldoet : 1° een creatie zijn die een element uit de realiteit voorstelt, buiten de behandeling ervan die tot de animatie behoort;2° de visie van een auteur hebben, gekenmerkt door diepgaand nadenken, rijping van het behandelde onderwerp, onderzoek en maken van een script;3° de verwerving van kennis mogelijk maken;4° het onderwerp behandelen, met een duidelijke onderscheiding van een programma met een strikt informatiedoel;5° van duurzaam belang zijn, anders dan als archief.11° Experimenteel audiovisueel werk : Het audiovisuele werk dat, door zijn vorm of zijn inhoud, een visie voorstelt die de vernieuwing of de uitbreiding van de film- en audiovisuele expressie inhoudt, en die afstand doet van de traditionele verhalende schema's, om te komen tot een individueel of ambachtelijk werk, buiten alle normen.12° Televisueel eenheidswerk : Het audiovisuele eenheidswerk dat prioritair bestemd is voor de verspreiding door een uitgever van televisiediensten.13° Organisator van een filmfestival : De rechtspersoon die tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap behoort en audiovisuele werken programmeert in het kader van een evenement dat in de tijd en de ruimte beperkt is.De manifestatie wordt gekenmerkt door een brede waaier van geprogrammeerde werken en heeft als hoofddoel de verspreiding van de werken zowel naar het grote publiek als naar een nationaal of internationaal professioneel publiek, met het oog op de ontwikkeling en de promotie van de filmsector als kunstdiscipline. 14° Producent van audiovisuele werken : Iedere onafhankelijke producent van audiovisuele werken, opgericht in de vorm van een rechtspersoon die aan alle volgende criteria voldoet : 1° waarvan het maatschappelijk doel hoofdzakelijk tot de audiovisuele sector behoort, die administratief of artistiek personeel tewerkstelt met inachtneming van de toepasselijke sociale wetgeving;2° de financiële middelen, het personeel en alle gegevens ter beschikking stellen, die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van een audiovisueel werk;3° een rechtspersoonlijkheid hebben die verschilt van die van een dienstenuitgever;4° niet op een rechtstreekse of onrechtstreekse wijze over meer dan vijftien procent van het kapitaal van een dienstenuitgever beschikken;5° niet meer dan negentig procent van zijn omzet, gedurende een periode van drie jaar, halen uit de verkoop van de producties aan één zelfde dienstenuitgever;6° waarvan het kapitaal niet rechtstreeks of onrechtstreeks voor meer dan vijftien procent in het bezit is van één dienstenuitgever;7° waarvan het kapitaal niet door meer dan vijftien procent in het bezit is van een maatschappij die rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan vijftien procent van het kapitaal van een dienstenuitgever bezit.15° Televisieserie : het audiovisuele werk met verschillende afleveringen dat prioritair bestemd is voor de uitzending door een televisiedienstenuitgever.16° Televisiedienst : een dienst die ressorteert onder de editoriale verantwoordelijkheid van een televisiedienstenuitgever waarvan het hoofddoel bestaat in het uitzenden aan het publiek van televisieprogramma's door elektronische communicatienetwerken met het oog op het informeren, ontspannen en opvoeden of het verrichten van een handelscommunicatie. 1.2. - HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.§ 1. De in dit decreet bedoelde steun wordt toegekend binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten van de Franse Gemeenschap. § 2. De begunstigde verbindt er zich toe de toegekende steun te gebruiken overeenkomstig de geldende wetten en verordeningen, inzonderheid inzake auteursrechten en naburige rechten alsook inzake sociaal en fiscaal recht. § 3. Bij overtreding van de in § 2 bedoelde regeling, vraagt de Franse Gemeenschap de teruggave van het geheel of een deel van de steun.

Art. 3.§ 1. Voor de verlening van steun in de zin van dit decreet komen niet in aanmerking : 1° de audiovisuele werken met een reclame-, wetenschappelijk, actualiteits- of didactisch doel, met uitzondering van de didactische werken met een artistieke of litteraire inslag;2° de audiovisuele werken met een pornografisch of racistisch karakter, deze die tot geweld aanzetten en deze die aanzetten tot de schending van de rechten van de mens;3° de audiovisuele werken die door de overheid worden besteld;4° de audiovisuele bedrijfswerken. § 2. Onverminderd de bijzondere bepalingen in verband daarmee, kan de subsidie niet worden toegekend aan rechtspersonen of natuurlijke personen die behoren tot een instelling of een vereniging waarvan bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing werd vastgesteld dat ze niet de democratische beginselen in acht nemen zoals die bepaald zijn in het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, bij de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden, en bij de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd.

Art. 4.De Regering stelt de procedures vast voor de toekenning en de uitbetaling van de steun die bij toepassing van dit decreet wordt toegekend.

Het steungeld kan alleen worden uitbetaald aan begunstigden waarvan het hoofdverblijf, de maatschappelijke zetel of het vaste agentschap gelegen is in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. 2. - TITEL II.- CENTRUM VOOR DE FILM EN DE AUDIOVISUEL SECTOR

Art. 5.Het centrum voor de film en de audiovisuele sector is een staatsdienst met afzonderlijk beheer in de zin van artikel 140 van de op 17 juli 1991 gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit.

Deze dienst staat onder het rechtstreekse gezag van de Minister bevoegd voor de audiovisuele sector.

De Regering stelt de werking en het financiële, budgettaire en rekenplichtige beheer van het centrum voor de film en de audiovisuele sector.

Art. 6.Het centrum voor de film en de audiovisuele sector beschikt over de volgende inkomsten : 1° de jaarlijkse dotatie van de Franse Gemeenschap;2° de bijdrage van de uitgevers en verdelers van televisiediensten;3° de ontvangsten voortvloeiend uit zijn activiteit;4° de schenkingen ten voordele van het centrum.3. - TITEL III.- ADVIESINSTANTIES

Art. 7.Opgericht worden : 1° een overlegcomité voor de filmsector en de audiovisuele sector;2° een steuncommissie voor audiovisuele werken, hierna "Filmselectiecommissie" genoemd;3° een steuncommissie voor audiovisuele dienstenaanbieders.4. - TITEL IV.- STEUN VOOR DE CREATIE VAN AUDIOVISUELE WERKEN 4.1. - HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 8.Na het advies van de filmselectiecommissie te hebben ingewonnen, kan de Regering steun aan creatie verlenen. Die steun aan creatie heeft betrekking op het schrijven, ontwikkelen en produceren van audiovisuele werken.

Hij wordt verdeeld als volgt : - scenariosteun, voor het schrijven van het scenario van het audiovisuele werk; - ontwikkelingssteun, voor het ondersteunen van de stap voorbereiding van het audiovisuele werk, voorafgaand aan de productie ervan; - productiesteun, voorafgaand aan het begin van de beeldopnames, voor de ondersteuning van de productie van het audiovisuele werk zelf; - productiesteun na het begin van de opnames, voor de ondersteuning van de activiteiten die noodzakelijk zijn voor de afwerking van het audiovisuele werk. Die steun wordt alleen aan de audiovisuele werken verleend die vooraf geen steun aan productie hebben gekregen vóór het begin van de beeldopnames.

De creatiesteun moet worden bestemd voor de creatie van audiovisuele werken die voldoen aan de definitie van kunst- en essaywerken bedoeld in artikel 1, 8°.

Art. 9.De creatiesteun wordt verleend aan werken die worden gecoproduceerd in het kader ofwel van de Europese overeenkomst inzake de coproductie op het gebied van de film, ofwel van een bilateraal internationaal akkoord voor de coproductie van audiovisuele werken waarbij de Franse Gemeenschap wordt verbonden.

Als het audiovisuele werk niet wordt gecoproduceerd in het kader ofwel van de Europese overeenkomst inzake de coproductie op het gebied van de film, ofwel van een bilateraal internationaal akkoord voor de coproductie van audiovisuele werken waarbij de Franse Gemeenschap wordt verbonden, moet het voldoen aan ten minste drie van de volgende criteria : 1° in het scenario speelt de actie zich vooral af in België, in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in een lidstaat van de Europese Vrijhandelsassociatie;2° ten minste één van de voornaamste personages heeft een band met de Belgische cultuur of de Franse taal;3° het oorspronkelijke scenario wordt hoofdzakelijk opgesteld in het Frans;4° het scenario is een bewerking van een Belgisch origineel litterair werk;5° het audiovisuele werk heeft als hoofdthema de kunst of verschillende kunstenaars;6° het audiovisuele werk heeft hoofdzakelijk betrekking op historische personages of gebeurtenissen;7° het audiovisuele werk snijdt hoofdzakelijk samenlevingsthema's aan die betrekking hebben op actuele, culturele, sociale of politieke aspecten;8° het audiovisuele werk draagt bij tot het herwaarderen van het Belgische of Europese audiovisuele erfgoed.

Art. 10.De audiovisuele werken die in een school- of academisch kader worden gemaakt, kunnen geen creatiesteun krijgen.

Art. 11.De Regering bepaalt : 1° het steunaanvraagformulier, dat de lijst inhoudt van de documenten die moeten worden overgelegd bij de indiening van een aanvraag, inzonderheid de intentienota van de auteur en de producent, de behandeling of het scenario, de technische fiches die de artistieke, technische en financiële aspecten van het project nader bepalen, het bestek en het financieringsplan, samen met de technische aanwijzingen betreffende hun voorstelling, alsook een promotie- en verspreidingsplan;2° de lijst van de documenten die moeten worden overgelegd op grond van het type aangevraagde steun betreffende : a) de inachtneming van de rechten betreffende het te produceren werk;b) de naleving van de contractuele verplichtingen betreffende de vroegere verbintenissen van de aanvrager ten opzichte van de Franse Gemeenschap;c) het attest van een minimumfinanciering van de audiovisuele werken, bepaald overeenkomstig dit decreet;3° de einddrager voor de productie van de audiovisuele werken die creatiesteun krijgen, naar gelang van het type audiovisueel werk;4° de procedure voor de administratieve erkenning;5° de modelovereenkomsten die door de Regering en de begunstigde zullen worden ondertekend, naar gelang van het type audiovisueel werk.

Art. 12.De verleende steun, gecumuleerd met de andere overheidssteungelden, kan niet hoger zijn dan vijftig procent van de begroting van het audiovisuele werk.

Het eerste lid is niet van toepassing op de audiovisuele werken die als moeilijk worden beschouwd.

Onder moeilijke audiovisuele werken worden verstaan, de audiovisuele werken die weinig commerciële perspectieven op de nationale en internationale markt bieden, inzonderheid : 1° de korte films;2° het eerste en tweede audiovisuele werk van een regisseur;3° de audiovisuele kunst- en essaywerken;4° de experimentele audiovisuele werken.

Art. 13.Het bedrag van de steun die wordt verleend aan een audiovisueel werk op grond van deze titel, moet integraal in België en grotendeels in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden uitgegeven.

De in het eerste lid bedoelde verplichting wordt beperkt tot een bedrag van tachtig procent van de begroting van het audiovisuele werk.

Art. 14.Indien de diensten van de Regering stellen dat een dossier wordt ingediend door een aanvrager die zijn vroegere verbintenissen niet is nagekomen, inzonderheid inzake overleggen van de exploitatie-afrekeningen en terugbetaling van de voorschotten op opbrengsten van de werken die steun hebben gekregen op basis van dit decreet, brengen ze daar de aanvrager onmiddellijk op de hoogte van, die over een termijn van acht dagen beschikt om zijn commentaar of aanvullende informatie mee te delen.

Indien de diensten van de Regering, na kennis te hebben genomen van het antwoord van de aanvrager, stellen dat de vroegere verbintenissen niet zijn nagekomen, stellen ze de Minister bevoegd voor de audiovisuele sector voor de aanvraag als onontvankelijk te verklaren. 4.2. - HOOFDSTUK II. - Scenariosteun

Art. 15.Na advies van de filmselectiecommissie, kan de Regering steun verlenen voor het schrijven van het scenario van een lange speelfilm, een televisueel fictie-eenheidswerk of een televisuele fictiereeks.

De aard van de scenariosteun is een subsidie en/of de bekostiging van de begeleiding door een professionele, waarvan het bedrag en de nadere regels voor de toekenning door de Regering worden vastgesteld.

Art. 16.Om voor scenariosteun in aanmerking te kunnen komen, moet de aanvraag om scenariosteun worden ingediend : - voor de scenariosteun voor een lange film en een televisueel eenheidswerk : door een producent van audiovisuele werken of door een natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit of onderdaan van een lidstaat van de Europese economische ruimte. De onderdanen van een Staat die geen lid is van de Europese economische ruimte en de staatlozen die de hoedanigheid van resident in België hebben, worden gelijkgesteld met de onderdanen van een lidstaat van de Europese economische ruimte; - voor de scenariosteun voor een televisiereeks : samen door een producent van audiovisuele werken en door een natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit of onderdaan van een lidstaat van de Europese economische ruimte. De onderdanen van een Staat die geen lid is van de Europese economische ruimte en de staatlozen die de hoedanigheid van resident in België hebben, worden gelijkgesteld met de onderdanen van een lidstaat van de Europese economische ruimte.

Art. 17.De filmselectiecommissie brengt een met redenen omkleed advies uit over de opportuniteit en de aard van de steun, overeenkomstig dit hoofdstuk. Daartoe steunt ze op de volgende evaluatiecriteria : 1° de culturele inhoud en de artistieke kwaliteit van het project;2° de potentiële ontwikkeling van het project in de vorm van een audiovisueel werk;3° het culturele belang van het project voor de Franse Gemeenschap. 4.3. - HOOFDSTUK III. - Ontwikkelingssteun

Art. 18.Na advies van de filmselectiecommissie, kan de Regering steun verlenen voor de ontwikkeling van een lange film, een televisueel televisiewerk of een televisiereeks.

De aard van de ontwikkelingssteun, waarvan het bedrag en de nadere regels voor de toekenning door de Regering worden vastgesteld naar gelang van het type audiovisueel werk, is een subsidie.

Art. 19.Om voor ontwikkelingssteun in aanmerking te kunnen komen : 1° moet de aanvraag om ontwikkelingssteun worden ingediend : - voor de aanvragen om ontwikkelingssteun voor een lange film en een televisueel eenheidswerk : door een producent van audiovisuele werken; - voor de aanvragen om ontwikkelingssteun voor een televisiereeks : samen door een producent van audiovisuele werken en door een natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit of een onderdaan van een lidstaat van de Europese economische ruimte. De onderdanen van een Staat die geen lid is van de Europese economische ruimte en de staatlozen die de hoedanigheid van resident in België hebben, worden gelijkgesteld met de onderdanen van een lidstaat van de Europese economische ruimte. 2° de producent moet zich ertoe verbinden een financiële bijdrage te leveren tot beloop van ten minste vijftig procent van het bedrag bedoeld in artikel 18.

Art. 20.De filmselectiecommissie brengt een met redenen omkleed advies uit over de opportuniteit van de steun, overeenkomstig dit hoofdstuk. Daartoe steunt ze op de volgende evaluatiecriteria : 1° de culturele inhoud en de artistieke kwaliteit van het project;2° het culturele belang van het project voor de Franse Gemeenschap;3° de relevantie van het dossier, met inbegrip van de begroting en het plan voor de financiering van het audiovisuele werk.

Art. 21.Het bedrag van de uitbetaalde steun kan niet hoger zijn dan de financiële bijdrage van de producent. 4.4. - HOOFDSTUK IV. - Productiesteun

Art. 22.Na het advies van de filmselectiecommissie te hebben ingewonnen, kan de Regering productiesteun voor een audiovisueel werk ofwel vóór het begin van de beeldopnames ofwel na het begin van de beeldopnames.

De productiesteun die vóór het begin van de beeldopnames wordt verleend, kan worden verleend voor lange films, korte films, experimentele audiovisuele werken, televisuele eenheidswerken en televisiereeksen.

De productiesteun die vóór het begin van de beeldopnames wordt verleend, kan alleen worden verleend aan lange films, korte speelfilms, experimentele audiovisuele werken, en aan de documentaire televisuele eenheidswerken.

De aard van de productiesteun is een voorschot op de opbrengsten, met uitzondering van de steun bestemd voor de experimentele werken waarvan de aard een subsidie is.

De Regering stelt de minimum- en maximumbedragen vast die kunnen worden toegekend aan het in het eerste lid bedoelde audiovisuele werk naargelang het gaat om een eerste, een tweede of volgend audiovisueel werk.

Art. 23.De Regering stelt de voorwaarden en nadere regels vast voor de terugbetaling van het voorschot op de opbrengsten toegekend op grond van dit hoofdstuk.

Art. 24.Om productiesteun te kunnen krijgen, moet worden voldaan aan de volgende ontvankelijkheidscriteria : 1° de aanvraag om productiesteun moet worden ingediend door een producent van audiovisuele werken, met uitzondering van de aanvraag om steun aan de experimentele werken die ook kan worden ingediend door een natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit of een onderdaan van een lidstaat van de Europese economische ruimte.De onderdanen van een Staat die geen lid is van de Europese economische ruimte en de staatlozen die de hoedanigheid van resident in België hebben, worden gelijkgesteld met de onderdanen van een lidstaat van de Europese economische ruimte; 2° de aanvrager moet zich ertoe verbinden de eindproductiedrager die door de Regering naar gelang van het type audiovisueel werk wordt vastgesteld, te gebruiken;3° a) voor de productiesteun die vóór het begin van de beeldopnames wordt verleend, moet een financieringsdrempel worden vastgesteld voordat de steunaanvraag wordt ingediend.De Regering stelt die drempel vast naar gelang van het type audiovisueel werk en naar gelang van de culturele inhoud en de artistieke en technische kenmerken van het project dat door de aanvrager wordt voorgelegd; b) voor de productiesteun die na het begin van de beeldopnames wordt verleend, kan het audiovisuele werk geen productiesteun vooraf hebben gekregen vóór het begin van de beeldopnames.

Art. 25.De filmselectiecommissie brengt een met redenen omkleed advies uit over de opportuniteit en het bedrag van de steun overeenkomstig dit hoofdstuk. Daartoe steunt ze op de volgende evaluatiecriteria : 1° de culturele inhoud en de artistieke en technische kanmerken van het project;2° het cultureel belang van het project voor de Franse Gemeenschap;3° de overeenstemming tussen het bedrag van de aangevraagde steun en het kunstproject;4° de relevantie van het dossier, met inbegrip van de begroting en het plan voor de financiering van het audiovisuele werk.

Art. 26.Als het project wezenlijk wordt gewijzigd in verband met de in artikel 25 bedoelde evaluatiecriteria, kan de Regering, na advies van de filmselectiecommissie te hebben ingewonnen, het bedrag van de aanvankelijk toegekende steun verminderen of die intrekken.

Art. 27.Het bedrag van de scenariosteun en het bedrag van de ontwikkelingssteun worden, vóór het begin van de beeldopnames, afgetrokken van het bedrag van de productiesteun, toegekend voor hetzelfde werk op grond van dit decreet. 5. - TITEL V.- STEUN VOOR PROMOTIE EN VERSPREIDING VAN AUDIOVISUELE WERKEN 5.1. - HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 28.De Regering kan steun verlenen voor de promotie en de verspreiding van audiovisuele werken die beantwoorden aan de definitie van kunst- en essaywerken bedoeld in artikel 1, 8°.

Art. 29.Om in aanmerking te komen voor de steun verleend overeenkomstig deze titel, moet het audiovisuele werk erkend zijn.

Om erkend te worden, moet het audiovisuele werk voldoen aan de volgende voorwaarden : a) de originele versie moet in het Frans opgesteld zijn, behalve als de Regering een afwijking toestaat op grond van de volgende criteria : - het cultureel belang van het project voor de Franse Gemeenschap; - de specificiteit van het scenario. b) het audiovisuele werk moet : - ofwel een productiesteun verleend hebben gekregen zoals bedoeld in hoofdstuk IV van titel IV; - ofwel gecoproduceerd zijn in het kader van de Europese overeenkomst inzake de coproductie op het gebied van de film, ofwel van een bilateraal internationaal akkoord voor de coproductie van audiovisuele werken waarbij de Franse Gemeenschap wordt verbonden; - ofwel aan ten minste drie van de in artikel 9, tweede lid opgenomen criteria voldoen.

Art. 30.De Regering bepaalt : 1° het maximumbedrag (de maximumbedragen) dat kan/die kunnen worden toegekend voor elke promotiesteun en elke verspreidingssteun naar gelang van het type audiovisueel werk;2° de exploitatiedrager van de audiovisuele werken die een herinvesteringspremie genieten, naar gelang van het type audiovisueel werk;3° de vermeldingen van de Franse Gemeenschap op elk document voor de promotie van de ondersteunde audiovisuele werken;4° de erkenningsprocedure bedoeld in artikel 29. 5.2. - HOOFDSTUK II. - Steun voor de promotie van korte films en documentaire televisuele eenheidswerken

Art. 31.Op grond van de in dit hoofdstuk bepaalde toekenningsvoorwaarden, kan de Regering steun verlenen voor de promotie van korte films en van documentaire televisuele eenheidswerken.

De aard van de promotiesteun is een subsidie.

Art. 32.De aanvraag om promotiesteun wordt ingediend door de producent van het audiovisuele werk.

Art. 33.Om in aanmerking te kunnen komen voor promotiesteun, moet het audiovisuele werk worden geselecteerd in het kader van een festival waarvan de lijst door de Regering wordt vastgesteld op grond van het type audiovisueel werk.

In afwijking van het vorige lid, stelt de Regering de voorwaarden vast volgens welke een audiovisueel werk promotiesteun kan genieten zonder geselecteerd te worden in het kader van het festival.

Art. 34.Om promotiesteun te kunnen krijgen, moet de producent de volgende documenten vooraf overleggen : 1° het bewijs van de officiële selectie van het audiovisuele werk in het kader van een festival dat behoort tot de in artikel 33 bedoelde lijst;2° het plan en de begroting voor de promotie van het audiovisuele werk;3° een afschrift van het werk op een drager, bestemd voor het grote publiek, ingeval het audiovisuele werk geen productiesteun heeft genoten, zoals bedoeld in hoofdstuk IV van titel IV.

Art. 35.Promotiesteun wordt uitsluitend verleend als de aanvraag wordt ingediend binnen de door de Regering vastgestelde termijn.

Art. 36.Het bedrag van de steun die wordt verleend voor de promotie van het audiovisuele werk kan niet hoger zijn dan het bedrag van de in aanmerking komende uitgaven bepaald in de begroting bedoeld in artikel 34, 2°.

Het bedrag van de promotiesteun wordt vastgesteld op grond van de culturele inhoud en de artistieke en technische kenmerken van het project die door de Regering worden vastgesteld.

De Regering stelt de lijst vast van de in aanmerking komende uitgaven waarvoor promotiesteun kan worden verleend. 5.3. - HOOFDSTUK III. - Steun voor promotie van lange films

Art. 37.Op grond van de in dit hoofdstuk bepaalde toekenningsvoorwaarden, kan de Regering steun verlenen voor de promotie van lange films.

De aard van de promotiesteun is een subsidie.

Art. 38.De aanvraag om promotiesteun wordt door de producent ingediend. Steun wordt verleend aan de producent en/of de verdeler volgens de door de Regering nader te bepalen regels.

Art. 39.§ 1. Er zijn twee typen steunpromotie : promotiesteun "tijdens het draaien van de film" en promotiesteun "bij de selectie tijdens een festival of bij de vertoning in zalen". § 2. Om in aanmerking te komen voor de promotiesteun "tijdens het draaien van de film", moet het audiovisuele werk steun hebben gekregen voor de productie van een lange film zoals bedoeld in hoofdstuk IV van titel IV; § 3. Om in aanmerking te komen voor promotiesteun "bij de selectie tijdens een festival of bij de vertoning in zalen", moet het audiovisuele werk : 1° ofwel in een minimumaantal bioscoopzalen worden vertoond die gelegen zijn op het grondgebied van het Franse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, met een minimumaantal filmvertoningen.De Regering stelt dat aantal vast naargelang het werk al dan niet een steun heeft gekregen voor de productie van een lange film zoals bedoeld in hoofdstuk IV van titel IV; 2° ofwel geselecteerd werd in het kader van een festival waarvan de lijst door de Regering werd vastgesteld. § 4. Een zelfde audiovisueel werk kan die twee typen steun genieten.

Art. 40.De aanvraag om steun omvat de volgende gegevens : 1° het plan voor de promotie en de verspreiding van het audiovisuele werk;2° de begroting voor de promotie van het audiovisuele werk;3° het plan voor de vertoning van het audiovisuele werk, als het gaat om een promotiesteun bedoeld in artikel 39 § 3, 1° ;4° voor de steun bedoeld in artikel 39, § 3, 2°, het bewijs van de officiële selectie van het audiovisuele werk in het kader van een festival dat behoort tot de in dat lid bedoelde lijst.

Art. 41.De begunstigde moet er zich toe verbinden een copie van het audiovisuele werk kosteloos ter beschikking van de Franse Gemeenschap te stellen, om dit werk te vertonen in het kader van evenementen die door deze worden ondersteund en die plaatsvinden nadat dit audiovisueel werk in zalen in België werd vertoond.

Art. 42.Promotiesteun wordt enkel verleend als de aanvraag wordt ingediend binnen de door de Regering vastgestelde termijn.

Art. 43.De Regering stelt het bedrag van de promotiesteun vast volgens een criteriarooster, opgemaakt op grond van de artistieke en technische kenmerken voor het regisseren en op grond van de culturele inhoud van het project.

De Regering stelt het bedrag vast voor elke steun bedoeld in artikel 39.

Art. 44.Het bedrag van de verleende hulp kan niet hoger zijn dan de som van de in aanmerking komende uitgaven bepaald in de begroting bedoeld in artikel 40, 2°.

De Regering stelt de lijst vast van de in aanmerking komende uitgaven waarvoor promotiesteun kan worden verleend voor elke categorie bedoeld in artikel 39. 5.4. - HOOFDSTUK IV. - Herinvesteringspremies voor lange films

Art. 45.Op grond van de toekenningsvoorwaarden die in dit hoofdstuk worden bepaald, kent de Regering herinvesteringspremies toe voor lange films.

De aard van de herinvesteringspremies voor lange films is een subsidie.

Art. 46.De aanvraag om een herinvesteringspremie voor lange films wordt door een producent van audiovisuele werken ingediend.

Art. 47.Om een herinvesteringspremie voor lange films te kunnen genieten, moeten de volgende ontvankelijkheidscriteria worden vervuld : 1° een producent van audiovisuele werken of een verdeler van audiovisuele werken zijn;2° een verklaring hebben ingediend dat het audiovisuele werk waarvoor de premie wordt aangevraagd, in de maak is. De verklaring vermeldt het genre van de lange film, zijn vermoedelijke lengte, zijn scenario, zijn bestek alsook de datum van het begin van de beeldopnames. Die verklaring moet vóór het begin van de beeldopnames worden ingediend. Die verklaring is niet vereist voor de audiovisuele werken die in het kader van hoofdstuk IV van titel IV worden ondersteund; 3° het audiovisuele werk voorstellen met de begin- en eindgenerieken binnen een termijn van maximaal twee jaar na het maken van de nulkopie;4° het audiovisuele werk voorstellen in de bioscoopzalen die behoren tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap in een versie die gelijk is met deze die overeenkomstig punt 3° wordt voorgesteld;5° de vertoningen die meer dan drie jaar na de eerste vertoning in het kader van de commerciële distributie van het audiovisuele werk plaatsvinden, geven geen aanleiding meer tot toekenning van herinvesteringspremies.

Art. 48.De herinvesteringspremie voor lange films kan niet hoger zijn dan de kosten van het gesteunde audiovisuele werk en, bij een coproductie, het bedrag van de Franstalie Belgische bijdrage, na aftrek van het geheel van de overheidssteun verleend voor de productie van het audiovisuele werk.

Art. 49.§ 1. Het bedrag van de herinvesteringspremie is gelijk aan een percentage van een basisbedrag bepaald volgens de in de §§ 2, 3 en 4, nader bepaalde regels, gewogen overeenkomstig de §§ 5 en 6. § 2. Het basisbedrag wordt vastgesteld op grond van de jaarlijkse bruto-opbrengst van een lange film.

Onder jaarlijkse bruto-opbrengst wordt verstaan, de exploitatieopbrengst van de lange film in bioscoopzalen die behoren tot de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap voor het betrokken begrotingsjaar, dit is het aantal toegangstickets voor één jaar, vermenigvuldigd met de prijs van het ticket in euro.

Alleen de vertoningen die na de indiening van de aanvraag plaatsvinden, worden in aanmerking genomen. § 3. Als de jaarlijkse bruto-opbrengst tussen 0 en 180.000,00 euro begrepen is, dan is het basisbedrag gelijk aan die jaarlijkse bruto-opbrengst.

Als de jaarlijkse bruto-opbrengst tussen 180.000,01 en 420.000,00 euro begrepen is, dan is het basisbedrag gelijk aan (180.000,00 + 0,8 x (jaarlijkse bruto-opbrengst - 180.000,00)) euro.

Als de jaarlijkse bruto-opbrengst tussen 420.000,01 en 720.000,00 euro begrepen is, dan is het basisbedrag gelijk aan (372.000,00 + 0,6 x (jaarlijkse bruto-opbrengst - 420.000,00)) euro.

Als de jaarlijkse bruto-opbrengst tussen 720.000,01 en 1.200.000,00 euro begrepen is, dan is het basisbedrag gelijk aan (552.000,00 + 0,4 x (jaarlijkse bruto-opbrengst - 720.000,00)) euro.

Als de jaarlijkse bruto-opbrengst tussen 1.200.000,01 en 2.400.000,00 euro begrepen is, dan is het basisbedrag gelijk aan (744.000,00 + 0,2 x (jaarlijkse bruto-opbrengst - 1.200.000,00)) euro.

Als de jaarlijkse bruto-opbrengst hoger is dan 2.400.000,00 euro, dan is het basisbedrag gelijk aan 984.000,00 euro. § 4. De Regering stelt het percentage vast dat wordt toegepast op het basisbedrag. § 5. Het basisbedrag, vermenigvuldigd met het percentage, wordt gewogen door een coëfficiënt die toepasselijk is op de lange film die de premie geniet.

De Regering stelt de verschillende coëfficiënten vast volgens een criteriarooster, opgemaakt op grond van de artistieke en technische kenmerken voor de verwezenlijking van audiovisuele werken. § 6. Als het totaal van de premies berekend krachtens de §§ 1 tot 5 voor alle in aanmerking komende audiovisuele werken hoger is dan de begrotingsenvelop die voor de herinvesteringspremies wordt toegekend, wordt het bedrag van elke premie evenredig verminderd op zodanige wijze dat het totaal van de aangepaste premies gelijk is aan de begrotingsenveloppe die voor de herinvesteringspremies wordt toegekend.

Art. 50.Het bedrag van de herinvesteringspremie voor lange films wordt verdeeld als volgt : - zeventig procent voor de producent van het audiovisuele werk; - dertig procent voor de verdeler van het audiovisuele werk.

Art. 51.De herinvesteringspremie voor lange films wordt toegekend : 1° aan de producent van audiovisuele werken, in de vorm van een trekkingsrecht dat wordt uitgeoefend als herinvestering op de creatie van een nieuw audiovisueel werk dat wordt erkend overeenkomstig artikel 29 en dat de door de Regering vastgestelde artistieke en technische kenmerken in acht neemt.Die herinvestering moet geschieden binnen drie jaar na de toekenning van de steun; 2° aan de verdeler van audiovisuele werken, in de vorm van een trekkingsrecht dat wordt uitgeoefend als herinvestering op de verdeling van een nieuw audiovisueel werk dat wordt erkend overeenkomstig artikel 29 en dat de door de Regering vastgestelde artistieke en technische kenmerken in acht neemt, onder de voorwaarde dat het ontvangen bedrag met vijftig procent wordt vermeerderd door een eigen bijdrage van de verdeler.Die herinvestering moet worden verricht binnen drie jaar volgend op de toekenning van de steun.

Art. 52.De aanvragen om herinvesteringspremie voor lange films moeten worden ingediend volgens door de Regering nader te bepalen regels. 5.5. - HOOFDSTUK V. - Herinvesteringspremies voor korte films

Art. 53.Op grond van de in dit hoofdstuk bepaalde toekenningsvoorwaarden, kent de Regering herinvesteringspremies voor korte films toe.

De aard van de herinvesteringspremies voor korte films is een subsidie.

Art. 54.De aanvraag om een herinvesteringspremie voor korte films wordt door de producent van audiovisuele werken ingediend.

Art. 55.§ 1. Om een herinvesteringspremie voor korte films te kunnen genieten, moeten de volgende ontvankelijkheidscriteria worden vervuld : 1° een producent van audiovisuele werken zijn of een natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit of onderdaan van een lidstaat van de Europese economische ruimte die de hoedanigheid van scenarioschrijver of regisseur heeft.De onderdanen van een Staat die geen lid is van de Europese economische ruimte, die de hoedanigheid van resident in België hebben, worden gelijkgesteld met de onderdanen van een lidstaat van de Europese economische ruimte; 2° een verklaring hebben ingediend dat het audiovisuele werk waarvoor de premie wordt aangevraagd, in de maak is. De verklaring vermeldt het genre van de korte film, zijn vermoedelijke lengte, zijn scenario, zijn bestek alsook de datum van het begin van de beeldopnames. Die verklaring moet vóór het begin van de beeldopnames worden ingediend. Die verklaring is niet vereist voor de audiovisuele werken die in het kader van hoofdstuk IV van titel IV worden ondersteund; 3° het audiovisuele werk moet voldoen aan ten minste twee van de drie volgende criteria : a) in een minimumaantal verschillende zalen met een minimumaantal toeschouwers vertoond zijn;b) voor een minimumbedrag verkocht zijn bij dienstenuitgevers die minstens op nationaal vlak aanwezig zijn;c) geselecteerd zijn in een minimumaantal festivals waarvan de lijst door de Regering wordt vastgesteld.4° het audiovisuele werk aan de diensten van de Regering voorleggen met de begin- en eindgenerieken binnen een termijn van maximaal twee jaar na het maken van de nulkopie;5° het audiovisuele werk voorstellen in een versie die gelijk is met deze die overeenkomstig punt 4° wordt voorgesteld;6° de vertoningen die meer dan drie jaar na de eerste openbare vertoning van het audiovisuele werk plaatsvinden, geven geen aanleiding meer tot toekenning van herinvesteringspremies. § 2. De Regering stelt de voorwaarden vast voor de toepassing van de criteria bedoeld in 3° van § 1.

Art. 56.Voor elk jaar, kunnen niet in aanmerking komen voor de toekenning van een herinvesteringspremie voor korte films : 1° meer dan twee afleveringen van één zelfde reeks korte films;2° meer dan twee korte films van één zelfde regisseur;3° meer dan vijf korte films van één zelfde producent van audiovisuele werken.

Art. 57.Het bedrag van de herinvesteringspremie voor korte films wordt berekend door de begrotingsenveloppe op gelijke wijze te verdelen over de korte films die de voorwaarden bedoeld in de artikelen 55 en 56 vervullen, waarbij het echter niet hoger kan zijn dan het in artikel 30, 1° bedoelde maximumbedrag.

De herinvesteringspremie voor korte films kan niet hoger zijn dan de kosten van het gesteunde audiovisuele werk, en bij een coproductie, dan het bedrag van de Franstalie Belgische bijdrage, na aftrek van het geheel van de overheidssteun verleend voor de productie van het audiovisuele werk.

Art. 58.De herinvesteringspremie voor korte films wordt verdeeld als volgt : - Tachtig procent voor de producent van de korte film; - Tien procent voor de regisseur van de korte film; - Tien procent voor de scenarioschrijver van de korte film.

Art. 59.De delen van de herinvesteringspremie voor korte films worden toegekend : - ofwel in de vorm van een terugbetaling tot dekking van de in aanmerking komende audiovisuele uitgaven in het kader van de gesteunde korte film. De Regering bepaalt die in aanmerking komende uitgaven; - ofwel in de vorm van een trekkingsrecht dat wordt uitgeoefend als herinvestering op de creatie van een nieuw audiovisueel werk dat wordt erkend overeenkomstig artikel 29. Die herinvestering moet worden verricht binnen drie jaar volgend op de toekenning van de steun.

Art. 60.De aanvragen om een herinvesteringspremie voor korte films moeten worden ingediend volgens door de Regering nader te bepalen regels. 6. - TITEL VI.- STEUN AAN AUDIOVISUELE DIENSTENAANBIEDERS 6.1. - HOOFDSTUK I. - Steun aan gastateliers, ateliers voor audiovisuele productie en schoolateliers 6.1.1. - Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 61.Na advies van de steuncommissie voor audiovisuele dienstenaanbieders, kan de Regering steun verlenen aan de in artikel 62 bedoelde ateliers.

De aard van de steun aan ateliers is een subsidie waarvan de regels nader worden bepaald in een programma-overeenkomst die een duur van vijf jaar heeft of een overeenkomst die een duur van twee jaar heeft.

Art. 62.De ateliers hebben tot doel de creatie te ondersteunen van audiovisuele werken van auteurs, regisseurs en producenten die in de Franse Gemeenschap verblijven.

Er zijn drie types ateliers : 1° de gastateliers hebben als hoofdopdracht de creatie en de productie van professionele audiovisuele werken te begeleiden.Ze hebben ook als opdracht die werken te ondersteunen door coproductie en te zorgen voor de promotie en de verspreiding ervan zowel in België als in het buitenland; 2° de productieateliers hebben als hoofdopdracht audiovisuele werken te regisseren, produceren en/of coproduceren.Ze hebben ook als opdracht te zorgen voor de promotie en de verspreiding ervan. Die ateliers willen bijdragen tot het sensibiliseren van het publiek en tot het herwaarderen van het cultureel erfgoed; 3° de schoolateliers hebben als doel de verwezenlijking van de audiovisuele werken van de studenten die in de scholen ingeschreven zijn, inzonderheid de eindestudiewerken, mogelijk te maken.Die ateliers werken samen met één of verschillende scholen voor hoger kunstonderwijs.

Art. 63.De Regering stelt, voor elk type atelier, de minimum- en maximumbedragen vast van de steun die de ateliers kunnen worden verleend. 6.1.2. - Afdeling II. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 64.Om een overeenkomst te kunnen genieten, moet het atelier voldoen aan de volgende ontvankelijkheidscriteria : 1° een rechtspersoon zijn;2° zijn hoofdactiviteit bepalen volgens het type atelier bedoeld in artikel 62;3° het bewijs leveren, gedurende de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, van een regelmatige beroepsactiviteit in de audiovisuele sector;4° geen programma-overeenkomst genieten krachtens dit hoofdstuk;5° door zijn activiteiten de culturele verscheidenheid aanmoedigen;6° voor de in artikel 62,1° en 62,2°, bedoelde ateliers, de eerste werken prioritair ondersteunen en de toegang van het publiek alsook een brede deelneming ervan in de hand werken;7° expressiepluralisme bevorderen;8° onderzoek en experimenten op technisch en esthetisch vlak bevorderen, de originaliteit en de authenticiteit van de thema's aanmoedigen, de creatieve keuzen bij het schrijven van scenario's en het regisseren herwaarderen;9° het cultureel erfgoed van de Franse Gemeenschap herwaarderen en ontwikkelen;10° het geheel van de activiteiten bedoeld in de punten 5° tot 7° op het grondgebied van het Franse taalgebied en van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ontwikkelen en ervoor zorgen die op Belgisch en internationaal niveau te ontwikkelen.

Art. 65.Om een programma-overeenkomst te kunnen genieten, behalve de voorwaarden bedoeld in artikel 64, 1° tot 10°, moeten de ateliers een overeenkomst gedurende twee jaar hebben genoten. 6.1.3. - Afdeling III. - Toekenningsprocedure

Art. 66.§ 1. De aanvraag om steun omvat de volgende gegevens : 1° een afschrift van de statuten van de rechtspersoon en de naam en de hoedanigheid van de personen die het atelier dat de aanvraag heeft ingediend, vertegenwoordigen;2° een beschrijving van het activiteitenproject waarvoor de steun wordt aangevraagd;3° de balansen en resultatenrekeningen van het vorige dienstjaar;4° voor de periode van de overeenkomst of de programma-overeenkomst : a) een financieel plan met betrekking tot dat project;b) het volume van de activiteiten;c) de beschrijving van het doelpubliek;5° een beschrijving van de activiteiten die gedurende minstens de laatste twee jaar, voor de programma-overeenkomst, en de laatste drie jaar, voor de overeenkomst, werden uitgeoefend. § 2. De Regering stelt de uiterste datum vast voor de indiening van de aanvraag om steun.

Art. 67.§ 1. De steuncommissie voor audiovisuele dienstenaanbieders brengt een met redenen omkleed advies uit over de opportuniteit om steun te verlenen, over de aard en het bedrag ervan. Daartoe analyseert ze de specificiteit van het atelier en steunt op de volgende evaluatiecriteria : 1° de relevantie van het dossier dat wordt voorgelegd overeenkomstig artikel 66, § 1;2° de artistieke en culturele kwaliteit van het project;3° zijn uitstraling op het grondgebied van het Franse taalgebied en van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, op Belgisch of internationaal vlak;4° de overeenstemming tussen het bedrag van de aangevraagde steun en het artistieke project. De steuncommissie voor audiovisuele dienstenaanbieders onderzoekt eveneens de herwaardering van de auteurs en regisseurs van de Franse Gemeenschap of het gebruik van de nieuwste expressievormen van het betrokken domein. § 2. Op grond van de gegevens en criteria bedoeld in de artikelen 66 en 67, § 1, kan de steuncommissie voor audiovisuele dienstenaanbieders de aanvraag die betrekking heeft op het verkrijgen van een programma-overeenkomst omzetten tot een aanvraag betreffende een overeenkomst. 6.1.4. - Afdeling IV. - Inhoud

Art. 68.§ 1. De overeenkomst bevat minstens de volgende gegevens : 1° de datum voor het begin en het einde van de geldigheidsduur;2° het bedrag van de subsidie en de nadere regels voor de uitbetaling ervan;3° de opdrachten en doelstellingen toegekend aan het atelier op grond van zijn specifieke activiteiten;4° de verbintenissen betreffende het financiële evenwicht van het atelier;5° de nadere regels voor de schorsing, de wijziging, de beëindiging en de hernieuwing van de overeenkomst;6° de termijn binnen welke het atelier zijn activiteitenverslag voorlegt en de sancties als het verslag niet binnen de gestelde termijn wordt ingediend. § 2. Naast de gegevens bedoeld in § 1 omvat de programma-overeenkomst de volgende gegevens : 1° voor de duur van de programma-overeenkomst : a) het aantal betrekkingen;b) het totale deel van de middelen bestemd voor de werking van het atelier en van deze die bestemd zijn voor de productie van werken;c) het volume van de voorziene activiteiten.2° de nadere regels voor de financiële controle uitgeoefend door de Franse Gemeenschap. 6.1.5. - Afdeling V. - Evaluatie

Art. 69.Op het einde van elk dienstjaar, deelt het atelier de administratie een activiteitenverslag, mee dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° een moreel verslag;2° de balansen en rekeningen van het afgelopen dienstjaar, opgemaakt overeenkomstig de geldende wetten en verordeningen inzake comptabiliteit;3° de vervulling van de opdrachten en doelstellingen toegekend aan het atelier;4° de lijst van de lopende en afgewerkte producties. 6.1.6. - Afdeling VI. - Hernieuwing

Art. 70.Uiterlijk vóór het einde van het eerste trimester van het laatste dienstjaar waarop de overeenkomst of de programma-overeenkomst betrekking heeft, brengt het atelier, in voorkomend geval, de Regering op de hoogte van zijn wens tot hernieuwing van de overeenkomst of de programma-overeenkomst.

In dat geval deelt het atelier de administratie de in artikel 66, § 1 bedoelde bijgewerkte documenten mee alsook een beschrijving van de activiteiten gevoerd in het kader van de overeenkomst of de programma-overeenkomst die ten einde loopt, inzonderheid de graad van uitvoering van de opdrachten die erin voorkomen. De hernieuwing van een overeenkomst of een programma-overeenkomst geschiedt volgens dezelfde nadere regels als de toekenning van een overeenkomst of een programma-overeenkomst. 6.1.7. - Afdeling VII. - Rol van de waarnemer

Art. 71.De Regering kan een waarnemer voordragen om haar met raadgevende stem te vertegenwoordigen bij de vergaderingen van de raad van bestuur van een atelier dat steun geniet.

Hij brengt één keer per jaar verslag uit aan de minister bevoegd voor de audiovisuele sector. 6.2. - HOOFDSTUK II. - Steun aan de voorzieningen voor de promotie en de verspreiding van audiovisuele werken 6.2.1. - Afdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 72.De Regering stelt de minimum- en maximumbedragen vast die kunnen worden toegekend voor elke steun aan de voorzieningen voor promotie en verspreiding van audiovisuele werken bedoeld bij dit hoofdstuk.

De Regering stelt de uiterste datum vast voor de indiening van elke aanvraag om steun bedoeld bij dit hoofdstuk. 6.2.2. - Afdeling II. - Steun aan verdelers van audiovisuele werken 6.2.2.1. - Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 73.Na advies van de steuncommissie voor audiovisuele dienstenaanbieders, kan de Regering steun verlenen aan de verdelers van audiovisuele werken.

De aard van de steun is een subsidie. 6.2.2.2. - Onderafdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 74.Om steun te kunnen genieten, moet de verdeler van audiovisuele werken voldoen aan de volgende ontvankelijkheidscriteria : 1° een rechtspersoon zijn;2° door zijn activiteiten de culturele verscheidenheid bevorderen;3° als hoofddoel de verspreiding en de promotie van de filmsector in het algemeen hebben, met het oog op de aanmoediging van de pluraliteit van expressie, inzonderheid van de Franstalige Belgische audiovisuele kunst- en essaywerken;4° gedurende het jaar dat aan de indiening van de aanvraag voorafgaat minstens vijf lange films voor hun eerste vertoning in Belgische bioscoopzalen hebben verdeeld;5° gedurende het jaar dat aan de indiening van de aanvraag voorafgaat minstens vijftig procent van audiovisuele kunst- en essaywerken hebben verdeeld.

Art. 75.§ 1. De aanvraag om steun bevat de volgende gegevens : 1° de lijst van alle nieuwe audiovisuele werken die gedurende het voorafgaande jaar werden verdeeld;2° voor elk audiovisueel kunst- en essaywerk : a) de titel;b) de naam van de regisseur;c) het maximumaantal copies die in België worden geëxploiteerd;d) de zalen waarin het audiovisuele werk werd geëxploiteerd;e) het aantal toegangskaarten die in België werden verkocht tot 1 maart van het jaar volgend op de eerste vertoning van het audiovisuele werk;f) de box-office;g) de ondertitels;h) de lijst van de uitgaven in verband met de eerste vertoning, opgesteld na deze.3° de statuten van de maatschappij;4° de lijst van de aanverwante activiteiten. § 2. De Regering stelt de uiterste datum voor de indiening van de aanvraag om steun vast. 6.2.2.3. - Onderafdeling 3. - Toekenningsprocedure

Art. 76.De steuncommissie voor audiovisuele dienstenaanbieders brengt een met redenen omkleed advies uit over de opportuniteit om steun te verlenen en over het bedrag ervan. Daartoe beoordeelt ze, op grond van de in artikel 75 § 1 bepaalde documenten, de volgende evaluatiecriteria : 1° het aantal en het percentage verdeelde audiovisuele kunst- en essaywerken;2° het aantal toeschouwers van de audiovisuele kunst- en essaywerken;3° het aantal toeschouwers voor de Franstalie Belgische audiovisuele kunst- en essaywerken;4° het aantal copies voor elk Franstalig Belgisch audiovisueel kunst- en essaywerk;5° de kwaliteit van het verdelingswerk, onder meer in verband met de promotiebegroting voor elk audiovisueel kunst- en essaywerk;6° de omvang van de verspreiding, inzonderheid in België en op het grondgebied van de lidstaten van de Europese economische ruimte;7° de ondertitel(s);8° de samenwerking met de bioscoopzalen die in het kader van afdeling IV een steun krijgen;9° de bijzondere acties ten voordele van de audiovisuele kunst- en essaywerken. 6.2.2.4. - Onderafdeling 4. - Evaluatie

Art. 77.Op het einde van elk dienstjaar, deelt de verdeler van audiovisuele werken een activiteitenverslag mee, dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° een moreel verslag;2° de balansen en rekeningen van het afgelopen dienstjaar, opgemaakt overeenkomstig de geldende wetten en verordeningen inzake comptabiliteit;3° de vervulling van de opdrachten en doelstellingen die aan de verdelers van audiovisuele werken worden toegekend. 6.2.3. - Afdeling III. - Steun aan filmfestivals 6.2.3.1. - Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 78.Na advies van de steuncommissie voor audiovisuele dienstenaanbieders, kan de Regering steun verlenen aan organisatoren van filmfestivals.

De aard van de steun aan organisatoren van filmfestivals is een subsidie waarvan de regels nader bepaald worden in een programma-overeenkomst met een duur van vijf jaar of een overeenkomst met een duur van één jaar. 6.2.3.2. - Onderafdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 79.Om een overeenkomst te kunnen genieten, moet de organisator van filmfestivals voldoen aan de volgende ontvankelijkheidscriteria : 1° een rechtspersoon zijn;2° door zijn activiteiten de culturele verscheidenheid bevorderen;3° als hoofddoel, via de organisatie van festivals, de verspreiding en de promotie van de filmsector in het algemeen hebben, met het oog op de aanmoediging van de pluraliteit van expressie, inzonderheid van de Franstalige Belgische audiovisuele kunst- en essaywerken die komen uit films die in de Franse Gemeenschap weinig verspreid zijn;4° een brede toegang en een brede deelneming van het publiek aanmoedigen.

Art. 80.Om een programma-overeenkomst te kunnen genieten, moet de organisator van filmfestivals, behalve de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 79, ook voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° activiteiten ontwikkelen of toelaten in verband met de audiovisuele vaksector en/of acties inzake permanente opvoeding en opvoeding en sensibilisatie tot de film ontwikkelen of toelaten;2° een overeenkomst gedurende drie opeenvolgende jaren hebben genoten. 6.2.3.3 Onderafdeling 3. Toekenningsprocedure

Art. 81.§ 1. De aanvraag om steun bevat de volgende gegevens : 1° een afschrift van de statuten van de rechtspersoon en de namen en titels van de personen die de organisator van een festival die de aanvraag indient, vertegenwoordigen;2° een beschrijving van het activiteitenproject waarvoor de steun wordt aangevraagd;3° de balansen en resultatenrekeningen van het voorafgaande dienstjaar;4° de met redenen omklede keuze van de aanvrager ofwel een overeenkomst ofwel een programma-overeenkomst aan te vragen;5° Voor de duur van de overeenkomst : a) het financiële plan in verband met dat project;b) het volume van de voorziene activiteiten;c) het plan voor de verspreiding of de promotie van het project;d) de beschrijving van het doelpubliek;e) het beleid inzake prijzen en toegang tot het publiek.6° als de aanvraag betrekking heeft op een programma-overeenkomst, moet de aanvraag om steun, naast de gegevens bedoeld in de punten 1° tot 5°, de volgende gegevens bevatten : a) een gedetailleerde beschrijving van de activiteiten gevoerd gedurende de laatste drie jaar;b) het voorziene aantal betrekkingen voor de duur van de programma-overeenkomst. § 2. De Regering stelt de uiterste datum voor de indiening van de aanvraag om steun vast.

Art. 82.§ 1. De steuncommissie voor de audiovisuele dienstenaanbieders brengt een met redenen omkleed advies uit over de opportuniteit en het bedrag van de steun. Daartoe evalueert ze de specificiteit van het festival en steunt ze op de volgende evaluatiecriteria : 1° de relevantie van het dossier dat overeenkomstig artikel 81 § 1 wordt overgezonden;2° het cultureel belang van het project voor de Franse Gemeenschap;3° de kwaliteit van het project en zijn meerwaarde voor de ontwikkeling en de promotie van de filmsector in de Franse Gemeenschap;4° zijn uitstralingscapaciteit;5° de overeenstemming tussen het bedrag van de aangevraagde steun en het culturele project. § 2. Op grond van de gegevens en criteria bedoeld in de artikelen 81 en 82, § 1, kan de steuncommissie voor de audiovisuele dienstenaanbieders een aanvraag die betrekking heeft op het verkrijgen van een programma-overeenkomst omzetten tot een aanvraag voor het verkrijgen van een overeenkomst. 6.2.3.4. - Onderafdeling 4. - Inhoud

Art. 83.§ 1. De overeenkomst bevat minstens de volgende gegevens : 1° de datum van het begin en het einde van de geldigheidsduur;2° het bedrag van de subsidie en de nadere regels voor de uitbetaling ervan;3° de opdrachten en de doelstellingen die aan de organisator van een festival worden toegewezen op grond van zijn specifieke activiteiten;4° de verplichtingen van de organisator van een festival ten opzichte van de Franse Gemeenschap, inzonderheid inzake doorzichtigheid;5° de verbintenissen van de organisator van een festival tot financieel evenwicht;6° de nadere regels voor de schorsing, de wijziging, de beëindiging en de hernieuwing van de overeenkomst;7° de termijn binnen welke de organisator van een festival zijn activiteitenverslag voorlegt en de sancties als dit verslag niet binnen de gestelde termijn wordt voorgelegd. § 2. Naast de gegevens bedoeld in § 1, bevat de programma-overeenkomst de volgende gegevens : 1° voor de duur van de programma-overeenkomst : a) het aantal betrekkingen;b) het totale deel van de lasten bestemd voor de werkingskosten en het deel bestemd voor de activiteiten;c) het voorziene volume van de activiteiten.2° de nadere regels voor het door de Franse Gemeenschap uitgeoefende financieel toezicht. 6.2.3.5. - Onderafdeling 5. - Evaluatie

Art. 84.Op het einde van elk dienstjaar, deelt de organisator van een festival een activiteitenverslag mee, dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° een moreel verslag;2° de balansen en rekeningen van het afgelopen dienstjaar, opgemaakt overeenkomstig de geldende wetten en verordeningen inzake comptabiliteit;3° de vervulling van de opdrachten en doelstellingen toegekend aan het festival. 6.2.3.6. - Onderafdeling 6. - Hernieuwing

Art. 85.Uiterlijk vóór het einde van het eerste trimester van het laatste dienstjaar waarop de overeenkomst of de programma-overeenkomst betrekking heeft, brengt de organisator van een festival, in voorkomend geval, de Regering op de hoogte van zijn wens tot hernieuwing van de overeenkomst of de programma-overeenkomst.

In dat geval deelt de organisator van een festival de administratie de in artikel 81, § 1 bedoelde bijgewerkte documenten mee alsook een beschrijving van de activiteiten gevoerd in het kader van de overeenkomst of de programma-overeenkomst die ten einde loopt, inzonderheid de graad van uitvoering van de opdrachten die erin voorkomen. De hernieuwing van een overeenkomst of een programma-overeenkomst geschiedt volgens dezelfde nadere regels als de toekenning van een overeenkomst of een programma-overeenkomst. 6.2.3.7. - Onderafdeling 7. - Rol van de waarnemer

Art. 86.De Regering kan een waarnemer voordragen om haar met raadgevende stem te vertegenwoordigen bij de vergaderingen van de raad van bestuur van het festival dat steun geniet.

Hij brengt minstens één keer per jaar verslag uit aan de minister bevoegd voor de audiovisuele sector. 6.2.4. - Afdeling IV. - Steun aan exploitanten van bioscoopzalen 6.2.4.1. - Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 87.Na advies van de steuncommissie voor audiovisuele dienstenaanbieders, kan de Regering steun verlenen aan exploitanten van bioscoopzalen.

De aard van de steun aan de exploitanten van bioscoopzalen is een subsidie in de vorm van een programma-overeenkomst met een duur van vijf jaar of een overeenkomst met een duur van twee jaar. 6.2.4.2. - Onderafdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 88.Om een steun te kunnen genieten, moet de exploitant van bioscoopzalen voldoen aan de volgende ontvankelijkheidscriteria : 1° een rechtspersoon zijn;2° de verspreiding en de promotie van de kunst- en essayfilm in het algemeen aanmoedigen met het oog op de bevordering van de cultuurverscheidenheid.De Regering stelt het minimumaantal geprogrammeerde audiovisuele kunst- en essaywerken vast; 3° als hoofddoel de verspreiding en de promotie van de filmsector in het algemeen hebben, met het oog op de aanmoediging van de pluraliteit van expressie, inzonderheid van de Franstalige Belgische audiovisuele kunst- en essaywerken die komen uit films die in de Franse Gemeenschap weinig verspreid zijn;4° een brede toegang en een brede deelneming van het publiek aanmoedigen.5° acties inzake permanente opvoeding, opvoeding en sensibilisatie voor de filmsector ontwikkelen.

Art. 89.Om een programma-overeenkomst te kunnen genieten, moet de exploitant van bioscoopzalen, behalve de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 87, ook een overeenkomst gedurende twee jaar hebben genoten. 6.2.4.3. - Onderafdeling 3. - Toekenningsprocedure

Art. 90.§ 1. De aanvraag om steun bevat de volgende gegevens : 1° een afschrift van de statuten van de rechtspersoon en de namen en titels van de personen die de exploitant van bioscoopzalen die de aanvraag indient, vertegenwoordigen;2° een beschrijving van het activiteitenproject waarvoor de steun wordt aangevraagd;3° de balansen en resultatenrekeningen van het voorafgaande dienstjaar;4° de met redenen omklede keuze van de aanvrager ofwel een overeenkomst ofwel een programma-overeenkomst aan te vragen;5° Voor de duur van de overeenkomst : a) het financiële plan in verband met dat project;b) het volume van de voorziene activiteiten;c) het plan voor de promotie van het project;d) de beschrijving van het doelpubliek;e) het beleid inzake prijzen en toegang tot het publiek.6° als de aanvraag betrekking heeft op een programma-overeenkomst, moet de aanvraag om steun, naast de gegevens bedoeld in de punten 1° tot 5°, de volgende gegevens bevatten : a) een gedetailleerde beschrijving van de activiteiten gevoerd gedurende de laatste drie jaar;b) het voorziene aantal betrekkingen voor de duur van de programma-overeenkomst. § 2. De Regering stelt de uiterste datum voor de indiening van de aanvraag om steun vast.

Art. 91.§ 1. De steuncommissie voor de audiovisuele dienstenaanbieders brengt een met redenen omkleed advies uit over de opportuniteit en het bedrag van de steun. Daartoe evalueert ze de specificiteit van de aanvrager en steunt ze op de volgende evaluatiecriteria : 1° de relevantie van het dossier bedoeld in artikel 90, § 1;2° het cultureel belang van het project voor de Franse Gemeenschap;3° de acties naar het publiek;4° de kwaliteit van het project en zijn meerwaarde voor de ontwikkeling en de promotie van de filmsector in de Franse Gemeenschap;5° zijn uitstralingscapaciteit op het grondgebied van het Franse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;6° de overeenstemming tussen het bedrag van de aangevraagde steun en het culturele project. § 2. Op grond van de gegevens en criteria bedoeld in de artikelen 90 en 91, § 1, kan de steuncommissie voor de audiovisuele dienstenaanbieders een aanvraag die betrekking heeft op het verkrijgen van een programma-overeenkomst omzetten tot een aanvraag voor het verkrijgen van een overeenkomst. 6.2.4.4. - Onderafdeling 4. - Inhoud

Art. 92.§ 1. De overeenkomst bevat minstens de volgende gegevens : 1° de datum van het begin en het einde van de geldigheidsduur;2° het bedrag van de subsidie en de nadere regels voor de uitbetaling ervan;3° de opdrachten en de doelstellingen die aan de exploitant van bioscoopzalen worden toegewezen op grond van zijn specifieke activiteiten;4° de verplichtingen van de exploitant van bioscoopzalen ten opzichte van de Franse Gemeenschap, inzonderheid inzake doorzichtigheid;5° de verbintenissen van de exploitant van bioscoopzalen tot financieel evenwicht;6° de nadere regels voor de schorsing, de wijziging, de beëindiging en de hernieuwing van de overeenkomst;7° de termijn binnen welke de exploitant van bioscoopzalen zijn activiteitenverslag voorlegt en de sancties als dit verslag niet binnen de gestelde termijn wordt voorgelegd. § 2. Naast de gegevens bedoeld in § 1, bevat de programma-overeenkomst de volgende gegevens : 1° voor de duur van de programma-overeenkomst : a)het aantal betrekkingen;b) het totale deel van de lasten bestemd voor de werkingskosten en het deel bestemd voor de activiteiten;c) het voorziene volume van de activiteiten.2° de nadere regels voor het door de Franse Gemeenschap uitgeoefende financieel toezicht. 6.2.4.5. - Onderafdeling 5. - Evaluatie

Art. 93.Op het einde van elk dienstjaar, deelt de exploitant van bioscoopzalen een activiteitenverslag mee, dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° een moreel verslag;2° de balansen en rekeningen van het afgelopen dienstjaar, opgemaakt overeenkomstig de geldende wetten en verordeningen inzake comptabiliteit;3° de vervulling van de opdrachten en doelstellingen toegekend aan het festival. 6.2.4.6. - Onderafdeling 6. - Hernieuwing

Art. 94.Uiterlijk vóór het einde van het eerste trimester van het laatste dienstjaar waarop de overeenkomst of de programma-overeenkomst betrekking heeft, brengt de exploitant van bioscoopzalen, in voorkomend geval, de Regering op de hoogte van zijn wens tot hernieuwing van de overeenkomst of de programma-overeenkomst.

In dat geval deelt de exploitant van bioscoopzalen de administratie de in artikel 90, § 1 bedoelde bijgewerkte documenten mee alsook een beschrijving van de activiteiten gevoerd in het kader van de overeenkomst of de programma-overeenkomst die ten einde loopt, inzonderheid de graad van uitvoering van de opdrachten die erin voorkomen. De hernieuwing van een overeenkomst of een programma-overeenkomst geschiedt volgens dezelfde nadere regels als de toekenning van een overeenkomst of een programma-overeenkomst. 6.2.4.7. - Onderafdeling 7. - Rol van de waarnemer

Art. 95.De Regering kan een waarnemer voordragen om haar met raadgevende stem te vertegenwoordigen bij de vergaderingen van de raad van bestuur van de exploitant van bioscoopzalen die steun geniet.

Hij brengt minstens één keer per jaar verslag uit aan de minister bevoegd voor de audiovisuele sector. 6.2.5. - Afdeling V. - Steun aan voorzieningen voor digitale verspreiding 6.2.5.1. - Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 96.Na advies van de steuncommissie voor audiovisuele dienstenaanbieders, kan de Regering steun verlenen aan voorzieningen voor de andere digitale verspreiding van audiovisuele werken dan de verspreiding in bioscoopzalen.

De aard van de steun aan de voorzieningen voor digitale verspreiding is een subsidie in de vorm van een overeenkomst. 6.2.5.2. - Onderafdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 97.Om een steun te kunnen genieten, moet de verspreidingsvoorziening voldoen aan de volgende ontvankelijkheidscriteria : 1° een rechtspersoon zijn;2° als maatschappelijk hoofddoel de verspreiding en de promotie van de audiovisuele werken hebben, met het oog op de aanmoediging van de pluraliteit van expressie, inzonderheid van de Franstalige Belgische audiovisuele kunst- en essaywerken die komen uit films die in de Franse Gemeenschap weinig verspreid zijn; 6.2.5.3. - Onderafdeling 3. - Toekenningsprocedure

Art. 98.§ 1. De aanvraag om steun bevat de volgende gegevens : 1° een afschrift van de statuten van de rechtspersoon en de namen en titels van de personen die de voorziening voor digitale verspreiding die de aanvraag indient, vertegenwoordigen;2° een beschrijving van het activiteitenproject waarvoor de steun wordt aangevraagd;3° de balansen en resultatenrekeningen van het voorafgaande dienstjaar, in voorkomend geval;4° voor de duur van de overeenkomst : a) het financiële plan in verband met dat project;b) het volume van de voorziene activiteiten;c) het plan voor de promotie van het project;d) de beschrijving van de activiteiten die gedurende de laatste drie jaar werden gevoerd, indien de verspreidingsvoorziening sedert minstens drie jaar bestaat;e) het aantal betrekkingen;f) het beleid inzake prijzen en toegang. § 2. De Regering stelt de uiterste datum voor de indiening van de aanvraag om steun vast.

Art. 99.De steuncommissie voor de audiovisuele dienstenaanbieders brengt een met redenen omkleed advies uit over de opportuniteit om een overeenkomst te sluiten, de duur ervan en het bedrag van de steun.

Daartoe evalueert ze de specificiteit van de aanvrager en steunt ze op de volgende evaluatiecriteria : 1° de relevantie van het dossier bedoeld in artikel 98 § 1;2° het cultureel belang van het project voor de Franse Gemeenschap;3° de kwaliteit van het project en zijn meerwaarde voor de ontwikkeling en de promotie van de audiovisuele werken in de Franse Gemeenschap;4° Het doelpubliek en de uitstralingscapaciteit in de Franse Gemeenschap of op internationaal vlak;5° de overeenstemming tussen het bedrag van de aangevraagde steun en het culturele project. 6.2.5.4. - Onderafdeling 4. - Inhoud

Art. 100.De overeenkomst bevat minstens de volgende gegevens : 1° de datum van het begin en het einde van de geldigheidsduur;2° het bedrag van de subsidie en de nadere regels voor de uitbetaling ervan;3° de opdrachten en de doelstellingen die aan de voorziening voor digitale verspreiding worden toegewezen op grond van haar specifieke activiteiten;4° de verplichtingen van de voorziening voor digitale verspreiding ten opzichte van de Franse Gemeenschap, inzonderheid inzake doorzichtigheid;5° voor de duur van de overeenkomst : a) het aantal betrekkingen;b) het voorziene volume van de activiteiten;c) het totale deel van de lasten bestemd voor de werkingskosten en het deel bestemd voor de activiteiten;6° de verbintenissen van de voorziening voor digitale verspreiding tot financieel evenwicht;7° de nadere regels voor het door de Franse Gemeenschap uitgeoefende financiële toezicht;8° de nadere regels voor de schorsing, de wijziging, de beëindiging en de hernieuwing van de overeenkomst;9° de termijn binnen welke de voorziening voor digitale verspreiding haar activiteitenverslag voorlegt en de sancties als dit verslag niet binnen de gestelde termijn wordt voorgelegd. 6.2.5.5. - Onderafdeling 5. - Evaluatie

Art. 101.Op het einde van elk dienstjaar, deelt de voorziening voor digitale verspreiding een activiteitenverslag mee, dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° een moreel verslag;2° de balansen en rekeningen van het afgelopen dienstjaar, opgemaakt overeenkomstig de geldende wetten en verordeningen inzake comptabiliteit;3° de vervulling van de opdrachten en doelstellingen toegekend aan de verspreidingsvoorziening. 6.2.5.6. - Onderafdeling 6. - Rol van de waarnemer

Art. 102.De Regering kan een waarnemer voordragen om haar met raadgevende stem te vertegenwoordigen bij de vergaderingen van de raad van bestuur binnen elke voorziening voor digitale verspreiding die steun geniet.

Hij brengt minstens één keer per jaar verslag uit aan de minister bevoegd voor de audiovisuele sector. 7. - TITEL VII.- STEUN VOOR OPLEIDING

Art. 103.De Regering verleent steun tot aanmoediging van de deelneming van professionelen aan nationale en internationale opleidingen op audiovisueel vlak.

De aard van de steun voor opleiding is een subsidie bestemd voor het dekken van de kosten voor inschrijving van de deelnemer aan de opleiding.

Art. 104.De aanvraag om steun moet worden ingediend door een producent van audiovisuele werken of door een natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit of onderdaan van een lidstaat van de Europese economische ruimte. De onderdanen van een staat die geen lid is van de Europese economische ruimte en de staatlozen die de hoedanigheid van resident in België hebben, worden gelijkgesteld met de onderdanen van een lidstaat van de Europese economische ruimte.

Art. 105.Om in aanmerking te komen voor steun : 1° moet de gewenste opleiding worden opgenomen in een door de Regering vastgestelde lijst;2° moet de aanvraag om steun worden ingediend vóór de datum waarop de opleiding wordt gegeven.

Art. 106.De Regering stelt het of de minimum- en maximumbedrag(en) die voor steun voor opleiding kunnen worden toegekend.

Het bedrag van de door de Regering toegekende steun kan niet hoger zijn dan vijftig procent van de kosten voor inschrijving tot de opleiding.

Art. 107.De steun wordt automatisch verleend in de volgorde van de ontvangst van de in aanmerking komende aanvragen, totdat de jaarlijkse begrotingsenveloppe totaal is uitbetaald.

Art. 108.Op het einde van de opleiding, legt de begunstigde een verslag voor betreffende de opleiding waaraan hij heeft deelgenomen.

De Regering bepaalt het model van het verslag dat door de begunstigde moet worden voorgelegd. 8. - TITEL VIII.- WIJZIGINGS-, OVERGANGS-, OPHEFFINGS- EN SLOTBEPALINGEN 8.1. - HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen

Art. 109.In artikel 8 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector, wordt het tweede lid aangevuld als volgt : « tenzij het decreet houdende oprichting van de adviesinstantie in een ander vervangingssysteem voorziet. ».

Art. 110.In artikel 2 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2006 tot bepaling van de opdrachten, de samenstelling en de belangrijkste aspecten van de werking van adviesinstanties die vallen onder het toepassingsgebied van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector, wordt het volgende lid ingevoegd tussen het eerste lid en het tweede lid : « In afwijking daarvan, worden de leden van de filmselectiecommissie voor een periode van drie jaar benoemd. Het mandaat van die leden kan niet worden hernieuwd. Een termijn van drie jaar tussen beide mandaten is vereist. »

Art. 111.In artikel 4, 1° van hetzelfde besluit, worden de woorden "en, voor de adviesinstanties van de filmsector en de audiovisuele sector, de secretaris-generaal of diens afgevaardigde" toegevoegd na de woorden "van de Algemene Inspectie".

Art. 112.In titel II van hetzelfde besluit, wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd : « Hoofdstuk VI. - Filmsector en audiovisuele sector Afdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 68/1.Voor de adviesinstanties bedoeld bij dit hoofdstuk, maakt de Regering een lijst op, samengesteld uit een aantal plaatsvervangende leden dat minstens gelijk is aan de helft van het aantal werkende leden van die commissie.

Het plaatsvervangend lid zetelt bij afwezigheid van het werkend lid dat het vervangt. Afdeling II. - Overlegcomité voor de filmsector en de audiovisuele

sector

Art. 68/2.§ 1. Het Overlegcomité voor de filmsector en de audiovisuele sector heeft als opdracht, op aanvraag van de Minister bevoegd voor de audiovisuele sector, adviezen uit te brengen over elk vraagstuk betreffende het beleid in verband met de productie en de verspreiding van films en audiovisuele werken. § 2. Het overlegcomité wordt geraadpleegd over elke vraag betreffende het decreet van 10 november 2011 betreffende de ondersteuning van de filmsector en de audiovisuele creatie en de besluiten tot toepassing ervan. § 3. Het overlegcomité voor de filmsector en de audiovisuele sector is samengesteld uit zestien stemgerechtigde leden die door de Regering worden benoemd en die worden verdeeld als volgt : 1° de administrateur-generaal van de Franse Gemeenschap bevoegd voor de audiovisuele sector, of diens afgevaardigde, die er het voorzitterschap van waarneemt;2° vijf vertegenwoordigers van erkende gebruikersorganisaties, die vooral werkzaam zijn voor de auteurs, scenarioschrijvers, regisseurs, acteurs en toneelspelers;3° vijf vertegenwoordigers van erkende gebruikersorganisaties, die vooral werkzaam zijn voor de producenten van audiovisuele werken en filmateliers;4° vier vertegenwoordigers van erkende gebruikersorganisaties, die vooral werkzaam zijn voor de verdelers van audiovisuele werken en de exploitanten van bioscoopzalen;5° een vertegenwoordiger van een erkende gebruikersorganisatie, die werkzaam is op multimedia-gebied. § 4. Bij gebrek aan erkende gebruikersorganisaties, kunnen deskundigen of professionelen worden aangesteld die het bewijs leveren van bekwaamheid of ervaring op de hierboven vermelde gebieden. § 5. Naast de leden bedoeld in § 3, is het overlegcomité voor de filmsector en de audiovisuele sector samengesteld uit de volgende leden met raadgevende stem : - een vertegenwoordiger voor elke adviesinstantie bepaald in het kader van dit hoofdstuk; - een vertegenwoordiger van de RTBF; - een vertegenwoordiger van de lokale televisies; - drie vertegenwoordigers van de private televisiedienstenuitgevers; - drie vertegenwoordigers van de verdelers van televisiediensten; - een deskundige of een professionele die het bewijs levert van bekwaamheid of ervaring op het gebied van audiovisuele investering met een economisch oogmerk; - een deskundige of een professionele die het bewijs levert van bekwaamheid of ervaring op het gebied van de organisatie van filmfestivals; - een deskundige of een professionele die het bewijs levert van bekwaamheid of ervaring op het gebied van de technische vakken van de audiovisuele sector. Afdeling III. - Filmselectiecommissie

Art. 68/3.De commissie voor steun aan audiovisuele werken, hierna "Filmselectiecommissie" genoemd, brengt de adviezen uit die bedoeld zijn bij titel IV van het decreet van 10 november 2011 betreffende de ondersteuning van de filmsector en de audiovisuele creatie.

Art. 68/4.De filmselectiecommissie is samengesteld uit vijfenvijftig stemgerechtigde werkende leden die door de Regering worden benoemd en die worden verdeeld als volgt : 1° achtentwintig professionelen die het bewijs leveren van bekwaamheid of ervaring op het gebied van de filmsector of de audiovisuele sector;2° drieëntwintig vertegenwoordigers van erkende gebruikersorganisaties;3° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische tendensen. Afdeling IV. - Steuncommissie voor de audiovisuele dienstenaanbieders

Art. 68/5.De steuncommissie voor de audiovisuele dienstenaanbieders brengen de adviezen uit die bedoeld zijn bij titel VI van het decreet van 10 november 2011 betreffende de ondersteuning van de filmsector en de audiovisuele creatie.

Art. 68/6.De steuncommissie voor de audiovisuele dienstenaanbieders is samengesteld uit achttien stemgerechtigde werkende leden die door de Regering worden benoemd en die verdeeld worden als volgt : 1° vier professionelen die het bewijs leveren van bekwaamheid of ervaring op het gebied van de filmsector en de audiovisuele sector; - een professionele die het bewijs van ervaring levert op het gebied van productie; - een professionele die het bewijs levert van ervaring op het gebied van regisseren; - een professionele die het bewijs levert van ervaring op het gebied van de opvoeding tot de media; - een professionele die het bewijs levert van ervaring op het gebied van de sociaal-culturele animatie en de permanente opvoeding; 2° drie deskundigen die het bewijs leveren van bekwaamheid of ervaring op het gebied van de filmsector en de audiovisuele sector : - een deskundige die het bewijs levert van ervaring op het gebied van de cinematografische geschreven pers; - een deskundige die het bewijs levert van ervaring op het gebied van de cinematografische audiovisuele pers; - een deskundige die het bewijs levert van ervaring op het gebied van de cinematografische pers op Internet; 3° zeven vertegenwoordigers van erkende gebruikersorganisaties;4° vier vertegenwoordigers van ideologische en filosofische tendensen. »

Art. 113.In artikel 1, 11°, van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap, worden de woorden "het besluit van de Executieve van 26 juli 1990 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de productieateliers en de gastateliers voor films en videogrammen" vervangen door de woorden "hoofdstuk VI van het decreet van 10 november 2011 betreffende de ondersteuning van de filmsector en de audiovisuele creatie, met uitzondering van de schoolateliers bedoeld in artikel 62,3° ".

Art. 114.In artikel 28 van hetzelfde decreet, wordt het woord "erkend" vervangen door het woord "gesubsidieerd". 8.2. - HOOFDSTUK II. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 115.Zolang voor artikel 5 geen specifieke toepassingsbepaling wordt getroffen, blijft het centrum voor de film en de audiovisuele sector onderworpen aan de bepalingen van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 april 1995 betreffende het budgettaire, financiële en boekhoudkundige beheer van het "Centre du Cinéma et de l'Audiovisuel ".

Art. 116.Onverminderd artikel 121, 1°, wordt de uitbetaling van de subsidies voor de verspreiding betreffende de ontvangsten 2011 met toepassing van de artikelen 23 tot 26 van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 ter bevordering van de Franstalige filmcultuur in 2012 verricht.

Art. 117.Onverminderd artikel 121, 2°, genieten de ateliers de subsidies verder die werden toegekend met toepassing van het voormelde besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 juli 1990, voor het jaar 2012, met inbegrip van de uitbetaling van de tweede schijf van de subsidie in 2013.

Art. 118.De dienstenaanbieders bedoeld in hoofdstuk II van titel VI die, vóór de inwerkingtreding van dit decreet, een overeenkomst hebben gesloten met de Regering van de Franse Gemeenschap of, voor de organisatoren van festivals die niet geconventioneerd zijn maar die subsidies hebben ontvangen gedurende een ononderbroken periode van drie jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit decreet, blijven het voordeel ervan genieten tot het sluiten van een programma-overeenkomst met toepassing van dit decreet en uiterlijk tot de vervaldatum van die overeenkomst of tot einde 2012, voor de erkende organisatoren van festivals.

Art. 119.De selectiecommissie voor culturele films, opgericht bij artikel 11 van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 ter bevordering van de Franstalige filmcultuur, blijft verder werken tot de oprichting en samenstelling van de steuncommissie voor audiovisuele werken opgericht met toepassing van dit decreet.

De filmselectiecommissie bedoeld in het eerste lid brengt de adviezen bedoeld in de hoofdstukken I tot IV van titel IV uit.

Art. 120.Het overlegcomité voor het centrum voor de film en de audiovisuele sector, opgericht door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 juli 1996 tot instelling van het Overlegcomité voor het "Centre du Cinéma et de l'Audiovisuel" (Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector) blijft werken, zolang het niet vervangen is door het overlegcomité voor de filmsector en de audiovisuele sector, opgericht met toepassing van dit decreet.

Art. 121.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 22 juni 1967 ter bevordering van de Franstalige filmcultuur, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 februari 1976, 4 april 1995, 25 maart 1996, 21 december 1998, 5 mei 1999 en 18 december 2001, met uitzondering van hoofdstuk III, dat wordt opgeheven op een door de Regering te bepalen datum, uiterlijk op 1 januari 2013;2° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 26 juli 1990 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de productieateliers en de gastateliers voor films en videogrammen";3° op een door de Regering te bepalen datum, uiterlijk op 1 januari 2013, het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 juli 1996 tot instelling van het Overlegcomité voor het "Centre du Cinéma et de l'Audiovisuel" (Centrum voor de Film en de Audiovisuele Sector), zoals gewijzigd bij de besluiten van 18 september 1996, 21 mei 1997 en 20 maart 2003;4° hoofdstuk I van het decreet van 22 december 1994 houdende verschillende maatregelen in verband met de audiovisuele sector en het onderwijs.

Art. 122.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2012, met uitzondering van artikel 112, dat in werking treedt op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 10 november 2011.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-C. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET _______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 255-1. - Commissie-amendementen, nr. 255-2. - Verslag, nr. 255-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 9 november 2011.

^