Etaamb.openjustice.be
Decreet van 12 mei 2004
gepubliceerd op 14 juni 2004

Decreet betreffende de hulpverlening aan mishandelde kinderen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004029185
pub.
14/06/2004
prom.
12/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/12/2004029185/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 MEI 2004. - Decreet betreffende de hulpverlening aan mishandelde kinderen (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Definities en bevoegdheidsgebieden van de optredende personen

Artikel 1.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° Kind : iedere persoon jonger dan achttien jaar;2° Familie : de personen van wie het kind afstamt, de voogd en de toeziende voogd en de personen die een ouderlijke functie uitoefenen of de familiekring vormen waarin het kind leeft;3° Optredende persoon : iedere persoon die als beroep of als opdracht heeft, ook al is het op vrijwillige of tijdelijke basis, om bij te dragen tot de opvoeding, de psycho-medisch-sociale begeleiding, de jeugdzorg, de kinderbescherming, de opvang, de animatie en de begeleiding van kinderen;4° Mishandelingssituatie : elke situatie van fysiek geweld, lichamelijke mishandelingen, seksueel misbruik, psychologisch geweld of ernstige verwaarlozingen die de fysieke, psychologische of affectieve ontwikkeling van het kind schaden;de houding of het gedrag van de persoon die mishandelt, kunnen al dan niet opzettelijk zijn; 5° Het team SOS Kinderen (équipe SOS Enfants) : de multidisciplinaire dienst die gespecialiseerd is in de individuele preventie, de evaluatie of het opmaken van de balans van situaties waarin kinderen mishandeld worden, evenals de zorgverlening in deze situaties;6° Consulent : de consulent jeugdzorg wiens opdrachten bepaald worden in de artikels 31, 32 en 36 van het decreet van 4 maart 1991 betreffende jeugdzorg;7° Directeur : de directeur jeugdzorg wiens opdrachten bepaald worden in de artikels 33 en 38 van het decreet van 4 maart 1991 betreffende jeugdzorg.8° PMS-centrum : het centrum dat belast is met de begeleidingsopdrachten die omschreven worden in het organiek koninklijk besluit van 13 augustus 1962 over de psycho-medisch-sociale centra;9° PSE-dienst : de dienst voor de promotie van de gezondheid op school die in de onderwijsinstellingen die door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd worden, de opdrachten uitvoert die bepaald worden door het decreet van 20 december 2001 betreffende de promotie van de gezondheid op school; 10° Bureau : het Bureau voor Geboortes en Kinderwelzijn (Office de la Naissance et de l'Enfance - O.N.E.); 11° CAEM : het Comité voor de begeleiding van het mishandelde kind (Comité d'accompagnement de l'enfance maltraitée).

Art. 2.Op verzoek van de verantwoordelijke van een dienst, instelling of vereniging moet elke optredende persoon hem te allen tijde een uittreksel uit het strafregister kunnen overleggen, vrij van veroordelingen of interneringsmaatregelen voor de feiten uiteengezet in de artikels 372 tot 377, 379 tot 380ter, 381 en 383 tot 387 van het strafwetboek bedreven met een minderjarige die jonger is dan 16 jaar of waarbij hij betrokken is.

Art. 3.§ 1. Rekening houdend met zijn opdracht en zijn handelingsbevoegdheid is de optredende persoon verplicht om hulp en bescherming te bieden aan het mishandelde kind of aan het kind voor wie het vermoeden bestaat dat het dergelijke slechte behandelingen ondergaat. Als het in het belang van het kind is en als het binnen de grenzen van de opdracht en de handelingsbevoegdheid van de optredende persoon valt, wordt de hulp verleend aan de familie of de familiekring waarin het kind leeft.

Deze hulp is bedoeld om de mishandeling te voorkomen of te beëindigen. § 2. Om deze hulp te organiseren, kan elke optredende persoon die met een mishandelingssituatie of risicosituatie geconfronteerd wordt, zich richten tot een van de volgende specifieke organen of diensten om zich te laten begeleiden, oriënteren of aflossen bij de zorgverlening : het psycho-medisch-sociaal centrum, de dienst voor de promotie van de gezondheid op school, het team SOS Kinderen, de consulent of iedere andere gespecialiseerde competente optredende persoon.

Elke coördinatie moet discreet verlopen en mag alleen maar betrekking hebben op de informatie die onmisbaar is voor de zorgverlening. De aflossing van de zorgverlening moet meegedeeld worden aan het kind, zijn familie en de familiekring waarin het leeft tenzij dit nadelig is voor het belang van het kind. § 3. De algemeen afgevaardigde voor de rechten van het kind kan zich richten tot de specifieke organen of diensten opgenoemd in § 2 met het oog op de volbrenging van zijn opdracht.

TITEL II. - De coördinatie

Art. 4.Er wordt een coördinatiecommissie voor hulpverlening aan mishandelde kinderen opgericht in ieder gerechtelijk arrondissement gelegen binnen het Franse taalgebied en het gerechtelijk arrondissement Brussel beperkt tot het grondgebied van het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het is echter mogelijk om een coördinatiecommissie op te richten voor verschillende gerechtelijke arrondissementen.

Art. 5.De coördinatiecommissie heeft als opdracht om te waken over de verbetering van de procedures voor zorgverlening in situaties waarin kinderen mishandeld worden. Zij behandelt geen individuele gevallen van mishandelde kinderen.

De commissie definieert bij het begin van elk jaar haar strategische hoofdlijnen.

Art. 6.De coördinatiecommissie is samengesteld uit : 1° een vertegenwoordiger van het team of de teams SOS Kinderen die binnen het arrondissement werkzaam zijn;2° de consulent van het arrondissement;3° de directeur van het arrondissement;4° een vertegenwoordiger van het Bureau;5° de jeugdrechter(s) van het arrondissement;6° de magistraat/magistraten van het jeugdparket van het arrondissement;7° een vertegenwoordiger van de PMS-centra;8° een vertegenwoordiger van de PSE-diensten of PMS-centra die de opdracht van de promotie van de gezondheid op school ten uitvoer brengt; Voor de vervulling van haar opdracht kan de commissie bij haar werken een beroep doen op elke optredende persoon die betrokken is bij de zorgverlening in mishandelingssituaties.

Voor het geval bepaald in de 2e alinea van artikel 4 mag de commissie, per betrokken gerechtelijk arrondissement, een vertegenwoordiger tellen van elk van de acht categorieën van leden die vermeld worden in de 1e alinea van dit artikel.

Art. 7.De commissie kiest uit haar midden een Voorzitter.

Het Bureau staat in voor het secretariaat van de commissie, nodigt de leden bedoeld in artikel 6 uit op de bijeenkomsten van de commissie en geeft de geactualiseerde lijst van deze leden door aan de Regering.

De commissie kan de hulp inroepen van een externe optredende persoon opdat deze een animatie- of toezichtsfunctie opneemt.

De Regering bepaalt de budgettaire modaliteiten betreffende de logistieke en methodologische kosten van de commissie.

De coördinatiecommissie komt ten minste twee maal per jaar samen.

Art. 8.De coördinatiecommissie stelt jaarlijks een verslag over de werkzaamheden op, dat handelt over het voorgaande kalenderjaar. Dit verslag evalueert de acties vooral in functie van de strategische hoofdlijnen die ter sprake kwamen in artikel 5. De commissie bezorgt het verslag ten laatste op 30 april aan de Regering.

De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.

TITEL III. - De teams SOS Kinderen HOOFDSTUK I. - De opdrachten van de teams SOS Kinderen

Art. 9.De teams SOS Kinderen hebben als opdrachten : 1° zorgen voor de individuele preventie en de behandeling van mishandelingssituaties uit eigen beweging of wanneer de tussenkomst gevraagd wordt door eender welke persoon, instelling of dienst, of wanneer de tussenkomst gevraagd wordt door de consulent jeugdzorg ter verwijzing naar artikel 36, § 3 van het decreet van 4 maart 1991 of door de directeur overeenkomstig een rechterlijke beslissing op grond van artikel 38 van het decreet van 4 maart 1991 betreffende jeugdzorg;2° een multidisciplinaire balans opmaken van de situatie van het kind en van zijn situatie in de familiekring waarin hij leeft;3° ervoor zorgen dat de gepaste hulp verleend wordt aan het kind dat mishandeld wordt of zich in een risicosituatie bevindt;hiervoor verlenen de teams hulp aan de familiekring waarin het kind leeft door, indien nodig, een synergie te creëren met het psycho-medisch-sociaal netwerk behalve als dit het belang van het kind schaadt; 4° alle nuttige samenwerking opstarten in het bijzonder met de medisch-sociale werkers van het Bureau, de consulenten en directeurs;5° hun medewerking verlenen aan het Bureau, de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de CAAJ's voor de organisatie van preventie- en informatiecampagnes en voor de opleiding van beroepsmatig optredende personen op het gebied van kindermishandeling;6° ervoor zorgen dat de wetenschappelijke kennis vooruitgang boekt door middel van publicaties, conferenties, opleidingen en studiedagen bestemd voor de optredende personen. De Regering heeft de samenwerkingsmodaliteiten bedoeld in 1° en 4° goedgekeurd.

Art. 10.Bij wijze van aanvulling kunnen de teams SOS Kinderen specifieke acties ondernemen om in te spelen op nieuwe problemen zoals : - de preventieve hulp aan toekomstige ouders wier milieu of gedrag de kans op mishandeling van het verwachte kind uitlokt, door acties in een netwerk te ontwikkelen; - de therapeutische zorgverlening aan minderjarigen die strafbare feiten van seksuele aard gepleegd hebben. HOOFDSTUK II. - De samenstelling van de teams SOS Kinderen

Art. 11.Elk team moet minstens samengesteld zijn uit de volgende functies : 1° dokter in de algemene geneeskunde of gespecialiseerd in de kindergeneeskunde;2° dokter in de geneeskunde gespecialiseerd in de kinderpsychiatrie of dokter in de geneeskunde gespecialiseerd in de psychiatrie van de volwassene;3° licentiaat in de rechten : 4° sociaal assistent;5° licentiaat in de klinische psychologie;6° administratief secretaris;7° coördinator. De multidisciplinaire samenstelling van het team moet een medische, psychiatrische, psychologische, sociale en juridische benadering van elke situatie garanderen. HOOFDSTUK III. - Erkenning

Art. 12.§ 1. In het kader van de ontwikkeling van de beschikbare budgettaire gelden verzekeren de teams SOS Kinderen de zorgverlening in mishandelingsituaties in alle gerechtelijke arrondissementen en het Bureau garandeert dat langzaam aan elk gerechtelijk arrondissement kan rekenen op de tussenkomst van minstens een team SOS Kinderen. § 2. Als het aantal kinderen het vereist, kan de Regering meerdere teams per gerechtelijk arrondissement erkennen. § 3. Om door de Regering erkend te worden, moet elk team SOS Kinderen aan de volgende algemene voorwaarden voldoen : 1° de minimale multidisciplinaire samenstelling bedoeld in artikel 11 respecteren;2° door een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon georganiseerd zijn;3° de opdrachten bedoeld in artikel 9 op regelmatige en principiële wijze uitvoeren;4° een klinisch project opstellen;5° de opvang van kinderen en families evenals persoonlijke en familiale gesprekken organiseren in lokalen die aan de therapeutische doeleinden aangepast zijn. De Regering bepaalt de andere voorwaarden voor erkenning, voor het intrekken van de erkenning en voor beroep in geval van weigering of intrekking van de erkenning. § 4. De Regering beslist over de aanvragen tot erkenning na een gemotiveerd advies van het CAEM. HOOFDSTUK IV. - De subsidies

Art. 13.§ 1. De Regering legt de voorwaarden, modaliteiten en procedures vast voor de toekenning van subsidies en voor de controle van de aanwending ervan binnen de perken van de beschikbare budgettaire gelden. § 2. Zover de budgettaire kredieten het toestaan, kent de Regering aan het Bureau een subsidie toe, genaamd « bijkomende subsidie O.N.E. voor de erkende teams SOS Kinderen ».

In het kader van deze bijkomende subsidie wordt jaarlijks aan elk erkend team SOS Kinderen een subsidie toegekend.

Deze subsidie dekt de personeelskosten volgens de multidisciplinaire samenstelling uiteengezet in artikel 11 van het decreet alsook de werkingskosten van het team.

In het kader van de ontwikkeling van de beschikbare budgettaire gelden moet de subsidie een minimale tijd dekken van : - 6,2 voltijdsequivalenten voor de teams die instaan voor een gerechtelijk arrondissement of een grondgebied waarin meer van 60 000 kinderen wonen; - 5,2 voltijdsequivalenten voor de teams die instaan voor een gerechtelijk arrondissement of een grondgebeid waarin minder van 60 000 kinderen wonen. § 3. De Regering kan na advies van het CAEM specifieke subsidies toekennen aan teams SOS Kinderen voor bijzondere projecten die zij van plan zijn uit te voeren in het kader van de specifieke opdrachten bedoeld in artikel 10. HOOFDSTUK V. - Het Comité voor de begeleiding van het mishandelde kind

Art. 14.Binnen het Bureau wordt er een Comité voor de begeleiding van het mishandelde kind opgericht. Dit Comité is de interne wetenschappelijke referent voor iedere vraag betreffende de hulpverlening aan mishandelde kinderen en de teams SOS Kinderen.

Het CAEM vervult de volgende opdrachten : 1° een advies uitbrengen over de aanvragen voor erkenning als team SOS Kinderen alsook over de aanvragen voor vernieuwing en intrekking van de erkenning;2° een advies uitbrengen over alle voorstellen voor samenwerkingsprotocollen tussen de teams SOS Kinderen en elke categorie van optredende personen die bij de mishandeling betrokken zijn;3° voorstellen doen of advies uitbrengen aan de Raad van Beheer van het Bureau over kindermishandeling, de follow-up van de teams SOS Kinderen en de bijzondere projecten in het kader van de specifieke opdrachten opgesomd in artikel 10;4° aanbevelingen geven voor de standaardisatie van de verslagen over de werkzaamheden van de teams SOS Kinderen en voor de uniforme inzameling van statistische gegevens;5° advies geven voor de uitwisseling van informatie tussen de erkende teams SOS Kinderen en deze uitwisseling evalueren;6° advies uitbrengen over de collectieve opleidingen over kindermishandeling die het Bureau organiseert voor de leden van de teams SOS Kinderen;7° aanbevelingen en wetenschappelijk advies geven voor de publicaties door het Bureau.

Art. 15.§ 1. Het CAEM is samengesteld uit ten minste tien leden en een gelijk aantal plaatsvervangers. Het Comité telt : 1° drie vertegenwoordigers van de teams SOS Kinderen, voorgedragen door de representatieve organisaties van de teams;2° drie vertegenwoordigers van de sector van wetenschappelijk onderzoek, als experts;3° drie vertegenwoordigers van het Bureau;4° een vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal van de diensten van de Regering, die bevoegd is voor jeugdzorg en jeugdbescherming. § 2. Het CAEM mag bij zijn werken een beroep doen op elke optredende persoon of expert. § 3. De Regering mag uit eigen beweging een vertegenwoordiger afvaardigen opdat deze aan de werken van het CAEM deelneemt. § 4. De kandidaten worden gekozen op basis van hun capaciteiten en bekwaamheid op het gebied van hulpverlening aan mishandelde kinderen, in functie van een multidisciplinariteit en complementariteit van hun capaciteiten op dit vlak. § 5. De effectieve leden en hun plaatsvervangers worden door de Regering benoemd voor een hernieuwbare termijn van 5 jaar. De plaatsvervangende leden zetelen alleen maar als de effectieve leden afwezig zijn. § 6. In geval van overlijden of ontslag van een lid wordt zijn vervanger door de Regering benoemd om het mandaat van zijn voorganger te beëindigen. Elk lid dat de titel verliest waardoor hij benoemd werd, wordt geacht ontslag te nemen. § 7. Het CAEM kiest uit zijn midden, uit zijn effectieve leden, een Voorzitter en Vice-voorzitter. Deze mandaten zijn onverenigbaar met de functie van ambtenaar van de Franse Gemeenschap of van een van haar instellingen van algemeen belang. § 8. Het secretariaat wordt verzorgd door de dienst van het Bureau, dat bevoegd is voor de follow-up van de teams SOS Kinderen. § 9. Het CAEM komt ten minste vier maal per jaar samen.

Art. 16.Het CAEM kan alleen maar geldige adviezen geven als ten minste de helft van de leden aanwezig is. Als het quorum niet aanwezig is, worden de leden opnieuw bijeengeroepen binnen de vijftien volgende dagen. Als het quorum tijdens deze zitting weer niet aanwezig is, is de zitting van het CAEM geldig ongeacht het aantal aanwezige leden.

Beslissingen worden genomen met gewone meerderheid. Bij gelijkheid van stemmen is de stem van de Voorzitter of de stem van de Vice-voorzitter als de Voorzitter afwezig is, doorslaggevend.

Het Comité bepaalt zijn huishoudelijk reglement en onderwerpt het aan de goedkeuring van de Regering.

De Regering legt de uitkeringen vast die aan de leden van het Comité worden toegekend.

TITEL IV. - De opleiding voor optredende personen en de voorlichting van kinderen en het grote publiek HOOFDSTUK I. - De opleiding

Art. 17.Als voor de beroepsmatig optredende personen een initiële opleiding over het thema van kindermishandeling georganiseerd wordt, dan heeft deze opleiding betrekking op de herkenning van risicosignalen, de contextuele elementen en de symptomen van mishandeling, de voorbereiding van een reactie om het kind hulp en bescherming te bieden, en de rol van de optredende persoon rekening houdend met zijn beroepsidentiteit.

Deze opleiding geeft ook informatie over de bevoegde diensten die in deze materie gespecialiseerd zijn, hun organisatie binnen de Franse Gemeenschap en de van kracht zijnde wettelijke bepalingen.

Art. 18.Een programma voor permanente opleiding, « jaarlijks gemeenschapsprogramma » genaamd, wordt jaarlijks georganiseerd en omvat twee luiken : 1° een permanente opleiding wordt georganiseerd voor de optredende personen die handelen in het kader van hun beroep om de praktijken te verbeteren door middel van een transversale benadering en in het kader van een gecoördineerde zorgverlening in mishandelingsituaties;2° intersectoriële opleidingsprogramma's worden voorgesteld aan de bevoegde organen en diensten bedoeld in artikel 3.

Art. 19.De diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap organiseren het jaarlijks gemeenschapsprogramma betreffende artikel 18 na goedkeuring door de Regering. Zij kunnen alle of een gedeelte van de animatie en de omkadering van dit programma aan experts toevertrouwen die tegen vergoeding aangenomen worden. HOOFDSTUK II. - De voorlichting van kinderen en het grote publiek

Art. 20.Met uitzondering van het programma van het Bureau worden informatie- of bewustmakingscampagnes gevoerd die bestemd zijn voor het grote publiek, de ouders of de kinderen om mishandeling te voorkomen, de diensten voor preventie en zorgverlening aan mishandelde kinderen voor te stellen en de toegang tot deze diensten te vergemakkelijken. Deze campagnes worden georganiseerd ter ondersteuning van het werk van de beroepsmatig optredende personen.

De onderwijsinstellingen, de instellingen van algemeen belang, de instituten en verenigingen die door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd of erkend worden, nemen deel aan de verspreiding van deze campagnes.

Art. 21.De diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap organiseren de informatie- of bewustmakingscampagnes bedoeld in artikel 20.

TITEL V. - Strafrechtelijke beslissing

Art. 22.Iedere persoon die de titel van team SOS Kinderen draagt zonder dat hij hiervoor erkend werd, kan veroordeeld worden tot een gevangenisstraf gaande van acht dagen tot zes maanden en een geldboete gaande van zesentwintig tot vijfhonderd euro of tot slechts een van deze straffen.

TITEL VI. - Wijzigende bepalingen, intrekkingsbepalingen, overgangsbepalingen en slotbepalingen

Art. 23.§ 1. Artikel 20, alinea 1 van het decreet van 4 maart 1991 betreffende jeugdzorg wordt aangevuld zoals volgt : « of wegens een bijzondere thematiek ». § 2. Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt aangevuld zoals volgt : « 8° brengt advies uit over het ontwerp van de gemeenschapsprogramma's voor opleiding bestemd voor optredende personen, en van de informatie- en preventiecampagnes inzake de strijd tegen mishandeling die gericht zijn op het grote publiek, met uitzondering van de opleidings- en informatieprogramma's van het Bureau, en deel te nemen aan de toepassing ervan. » § 3. Artikel 27, § 1 van hetzelfde decreet wordt aangevuld zoals volgt : « met inbegrip van de hulpverlening aan mishandelde kinderen » § 4. Artikel 28, § 1, 7° van hetzelfde decreet wordt gewijzigd zoals volgt : « 7° twee vertegenwoordigers van de teams SOS Kinderen gekozen uit een lijst van zes kandidaten, die wordt voorgelegd door de representatieve organisaties van de teams SOS Kinderen. » § 5. Een punt 7°bis, opgesteld zoals volgt, wordt toegevoegd aan het vervolg van punt 7° van artikel 28, § 1 van hetzelfde decreet : « 7°bis. Een vertegenwoordiger van het Comité voor de begeleiding van het mishandelde kind gekozen uit een lijst van drie kandidaten die aangewezen worden uit zijn midden. »

Art. 24.Het decreet van 16 maart 1998 betreffende de hulpverlening aan mishandelde kinderen wordt ingetrokken.

Art. 25.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 26 oktober 2001 betreffende de verspreiding van de informatie bestemd voor kinderen, overeenkomstig artikel 17 van het decreet van 16 maart 1998 betreffende de hulpverlening aan mishandelde kinderen, wordt ingetrokken.

Art. 26.In artikel 2 van dit decreet moet onder « uittreksel uit het strafregister » verstaan worden het bewijs van goed zedelijk gedrag vrij van dezelfde veroordelingen en interneringsmaatregelen totdat de artikels 9 en 10 van de wet van 8 augustus 1997 betreffende het centrale strafregister in werking treden.

Art. 27.Het team dat wordt samengesteld voordat dit decreet in werking treedt en waaraan geen erkenning verleend wordt op basis van artikel 12 van dit decreet, zal een strafsanctie opgelegd krijgen op grond van artikel 22 van dit decreet als het de titel van SOS Kinderen blijft dragen.

Art. 28.De teams SOS Kinderen die gesubsidieerd worden door het Bureau op het moment dat dit decreet in werking treedt, kunnen hun subsidie verder blijven ontvangen totdat zij opnieuw erkend worden op voorwaarde dat zij hun aanvraag tot erkenning indienen binnen de drie maanden na de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad van de normen vastgelegd door de Regering betreffende de erkenning, dat zij zich inspannen om te voldoen aan de voorwaarden voor erkenning bedoeld in artikel 12, en dat zij alle opdrachten bedoeld in artikel 9 van dit decreet volbrengen.

Art. 29.Voor de toepassing van artikel 11, alinea 1, 4° wordt aangenomen dat personeelsleden de vereiste opleiding hebben als zij op het moment dat dit decreet in werking treedt, de functie uitoefenden waarvoor de opleiding vereist is krachtens de voorafgaande wettelijke bepalingen en overheidsbepalingen.

Art. 30.De Regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 12 mei 2004.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, O. CHASTEL De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 512-1. - Commissie-amendementen, nr. 512-2. - Verslag, nr. 512-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 5 mei 2004.

I

^