Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 december 2016
gepubliceerd op 30 januari 2017

Decreet tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2017200237
pub.
30/01/2017
prom.
13/12/2016
ELI
eli/decreet/2016/12/13/2017200237/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 DECEMBER 2016. - Decreet tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.- Toepassingsgebied Dit decreet is van toepassing op de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven, de dienstverrichters en alle personen die als gebruiker een beroep doen op hun ondersteuningsmaatregelen.

Art. 2.- Verwijzing naar personen De verwijzingen naar personen in dit decreet gelden voor alle geslachten.

Art. 3.- Definities Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder: 1° zelfbeschikkend leven: vorm geven aan het eigen dagelijks leven, met de noodzakelijke adviesverlening, begeleiding en ondersteuning indien de betrokken gebruiker die nodig heeft of wenst;2° keuzevrijheid: de vrijheid van de gebruiker om zelf voor een mogelijkheid te kiezen;3° gebruikers: de hierna volgende natuurlijke personen: a) kinderen en jongeren: personen tussen 0 jaar en 21 jaar die wegens langdurige of blijvende lichamelijke, psychische, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen en in wisselwerking met diverse drempels niet volledig, effectief en op voet van gelijkheid kunnen participeren in de samenleving;b) volwassenen: personen tussen 21 jaar en de wettelijke pensioenleeftijd die wegens langdurige of blijvende lichamelijke, psychische, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen en in wisselwerking met diverse drempels niet volledig, effectief en op voet van gelijkheid kunnen participeren in de samenleving;c) bejaarden: personen die de wettelijke pensioenleeftijd overschreden hebben;d) mantelzorgers: personen die niet-beroepshalve zorgen voor een onder a), b) of c) vermelde persoon met wie ze een nauwe band hebben, los van de vraag of ze daarvoor vergoed worden of niet.Als mantelzorgers gelden ook de mantelzorgers vermeld in de wet van 12 mei 2014 betreffende de erkenning van de mantelzorger die voor mensen met een grote zorgbehoefte zorgen; 4° vertegenwoordiger: één van de hierna volgende natuurlijke personen: a) de wettelijke of door de rechter aangewezen vertegenwoordiger van de gebruiker;b) de door de gebruiker notarieel aangewezen gevolmachtigde, met uitzondering van de personen die werken voor een dienstverrichter op wie de gebruiker een beroep doet;5° dienstverrichters: diensten en instellingen die ondersteuning verstrekken bij de gebruikers;6° redelijke aanpassingen: de redelijke aanpassingen vermeld in artikel 3, 9°, van het decreet van 19 maart 2012 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;7° barrièrevrijheid: de vindbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de aspecten van het leven waaraan vorm wordt gegeven voor de gebruiker;8° behoefteanalyse: het inschatten en vaststellen van de nodige zorgverstrekkende, sociale, sociaal-pedagogische en huishoudelijke ondersteuningsmaatregelen, de behoefte aan hulpmiddelen en de behoefte aan aanpassingen van de woning, eventueel de behoefte aan professionele integratie, de financiële en administratieve hulp en andere behoeften van de gebruiker.Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden en bekwaamheden van de gebruiker en zijn sociale omgeving; 9° casemanagement: de methode om samen met de gebruiker behoeftegericht en op passende wijze de nodige ondersteuning, begeleiding, stimulering en verzorging te organiseren.De opgave is hierbij, samen met de gebruiker, een doelgericht samenwerkingssysteem te plannen, te organiseren en te evalueren dat afgestemd is op de concrete ondersteuningsbehoefte van de gebruiker; 10° ondersteuningsplan: het met behulp van de gebruiker op basis van de individuele behoefteanalyse samengestelde ondersteuningsaanbod als aanbeveling voor de ondersteuningsmaatregelen die de gebruiker heeft aangevraagd;11° Dienst: de dienst voor zelfbeschikkend leven;12° VN-verdrag: het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en het Facultatief Protocol, gedaan te New York op 13 december 2006.

Art. 4.- Vertegenwoordiger Binnen de perken van de wettelijke bepalingen kan de vertegenwoordiger van de gebruiker alle rechten en plichten van de gebruiker die in dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan vermeld worden in diens naam en voor diens rekening waarnemen. Hierbij handelt hij uitsluitend in het belang van de gebruiker.

Hoofdstuk 2. - Oprichting van de Dienst

Art. 5.- Oprichting Er wordt een Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven opgericht.

De Dienst heeft de rechtspersoonlijkheid van een instelling van openbaar nut overeenkomstig artikel 87 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap. De Dienst is onderworpen aan de bepalingen van dit decreet.

De Dienst is in Sankt-Vith gevestigd.

Hoofdstuk 3. - Zelfbeschikkend leven en taken van de Dienst Afdeling 1. - Algemene taken en bepalingen

Art. 6.- Algemene taken De Dienst heeft de volgende algemene taken: 1° de bevolking via bewustmaking, publieksvoorlichting en verspreiding van documentatie algemeen informeren over de bestaande ondersteuningsmaatregelen en het bestaande ondersteuningsaanbod die tot de bevoegdheid van de Dienst behoren;2° op eigen initiatief of op verzoek van het Parlement of de Regering ontwikkelingen opvolgen die tot de bevoegdheid van de Dienst behoren;3° op eigen initiatief of op verzoek van het Parlement of van de Regering voorstellen of aanbevelingen uitwerken om het aanbod aan te passen, met de daarmee samenhangende raamvoorwaarden.De Dienst kan ook op verzoek van andere overheidsdiensten voorstellen of aanbevelingen uitwerken om het aanbod aan te passen, met de daarmee samenhangende raamvoorwaarden; 4° informatie-uitwisseling en networking tussen de dienstverrichters binnen het bevoegdheidsgebied van de Dienst bevorderen en begeleiden;5° studies en onderzoeken uitvoeren of in opdracht geven;6° de bij- en nascholing van de personen die werkzaam zijn binnen het bevoegdheidsgebied van de Dienst aanmoedigen;7° als centraal aanspreekpunt ('focal point') van de Duitstalige Gemeenschap voor het VN-verdrag: a) de uitvoering van het VN-verdrag in de Duitstalige Gemeenschap algemeen coördineren;b) een overkoepelend actieplan opmaken voor de uitvoering van het VN-verdrag in de Duitstalige Gemeenschap;dat actieplan wordt eerst door de Regering goedgekeurd en daarna aan het Parlement voorgelegd; c) de uitvoering van het VN-verdrag en de in het actieplan vermelde maatregelen als gespecialiseerde dienst coördineren;d) informeren en de bewustwording bevorderen over het VN-verdrag en vernieuwende concepten en ontwikkelingen op dat gebied, alsook over of voor de maatregelen en processen in de Duitstalige Gemeenschap;e) rapporteren over de uitvoering van het VN-verdrag;f) overleg plegen met de bevoegde nationale en internationale instellingen;8° advies verlenen over barrièrevrijheid en de bewustwording omtrent barrièrevrijheid bevorderen;9° de Duitstalige Gemeenschap in opdracht van de Regering vertegenwoordigen in Belgische, Europese of internationale organen, alsook samenwerkingsovereenkomsten sluiten met overheidsinstanties en instellingen in het binnen- en buitenland.

Art. 7.- Advisering van de gebruikers De Dienst vervult de volgende adviserende taken voor de gebruikers: 1° de persoonlijke informatie, oriëntering en advisering van de gebruiker over de bestaande ondersteuningsmaatregelen die tot de bevoegdheid van de Dienst behoren;2° de uitvoering van de individuele behoefteanalyse, samen met de gebruiker.Bij deze analyse houdt de Dienst rekening met de wensen en noden van de gebruiker en met zijn keuzevrijheid. Als de gebruiker dat wenst, kunnen andere personen bij de analyse van de behoeften worden betrokken. De analyse van de behoeften gebeurt in de regel in de woning van de gebruiker of, naargelang van het geval, op de plaats waar hij een opleiding volgt of op de plaats waar hij werkt; 3° het opstellen van een individueel en leefwereldgericht ondersteuningsplan in overleg met de gebruiker.In het ondersteuningsplan worden de resultaten van de behoefteanalyse en de overeenkomstig die behoefteanalyse vastgestelde ondersteuningsmaatregelen vastgelegd. Het ondersteuningsplan wordt opgesteld met kennis van de eigen en voorhanden zijnde vrije capaciteiten bij de dienstverrichters en in overleg met die dienstverrichters; 4° de coördinatie van de maatregelen van het ondersteuningsplan, voor zover daar behoefte aan is en voor zover de gebruiker het eens is met het uitgewerkte ondersteuningsplan.Indien van het ondersteuningsplan wordt afgeweken of indien het verworpen wordt, ondersteunt de Dienst de gebruiker bij de uitvoering van de door hem gekozen ondersteuningsmaatregelen, binnen de perken van de beschikbare capaciteiten van de dienstverrichter; 5° de simulatie van de persoonlijke participatie voor de ondersteuningen die in het ondersteuningsplan zijn opgenomen en de informatie van de gebruiker over mogelijke financiële en administratieve hulp;6° het geven van vakkundig en persoonlijk advies aan de gebruiker gedurende de hele ondersteuningsperiode en het behoeftegericht coördineren van de maatregelen, met inachtneming van de individuele leefwereld van de gebruiker.Om na te gaan of de maatregelen nog altijd aangepast zijn, wordt het ondersteuningsplan samen met de gebruiker en de betrokken dienstverrichters: a) voor kinderen, jongeren en volwassenen: op verzoek van de gebruiker of op voorstel van de Dienst opnieuw bekeken;b) voor bejaarden: minstens om de zes maanden opnieuw bekeken. De gebruikers en betrokken dienstverrichters brengen de Dienst ook op de hoogte als de behoeften veranderd zijn; 7° de gebruiker advies geven over geweldpreventie en hem ondersteunen na geweldervaringen. De Regering bepaalt aan welke voorwaarden moet worden voldaan om een beroep te kunnen doen op de behoefteanalyse en op het opstellen van het ondersteuningsplan, alsook welke evaluatiecriteria en evaluatieprocedure gehanteerd worden om de behoefte in te schatten.

Art. 8.- Tegemoetkomingen en subsidies voor de gebruikers De Dienst kan financiële tegemoetkomingen en/of subsidies voor individuele hulp- en aanpassingsmaatregelen aan de gebruikers toekennen om de redelijke aanpassingen uit te voeren, ook voor mobiliteitshulpmiddelen.

De Regering bepaalt: 1° de voorwaarden voor de toekenning van tegemoetkomingen en subsidies, met inbegrip van een eventueel maximumbedrag;2° de eventuele vormen van de tegemoetkomingen en subsidies;3° de criteria en de procedure op basis waarvan de Dienst tegemoetkomingen en subsidies kan toekennen.

Art. 9.- Materiële ondersteuning voor de gebruikers De Dienst kan de gebruikers materiële ondersteuning voor individuele hulp- en aanpassingsmaatregelen bieden om redelijke aanpassingen uit te voeren, ook mobiliteitshulpmiddelen in de vorm van uitleningen.

Art. 10.- Plichten van de gebruikers De Regering bepaalt: 1° het bedrag en de nadere regels voor de vaststelling van de persoonlijke participatie ten laste van de gebruikers die een beroep doen op de ondersteuning van de Dienst of van de dienstverrichters, onverminderd andersluidende wettelijke of decretale bepalingen;2° de plichten van de gebruiker of, naargelang van het geval, van zijn rechtsopvolger indien het eventueel gesubsidieerde of ter beschikking gestelde materiaal niet meer door hem persoonlijk gebruikt wordt;3° de andere plichten van de gebruiker die gepaard gaan met de toekenning van een tegemoetkoming, een subsidie of materiële ondersteuning. Afdeling 2. - Specifieke taken ten behoeve van kinderen, jongeren en

volwassenen

Art. 11.- Taken § 1 - De Dienst vervult de volgende specifieke taken ten behoeve van kinderen, jongeren en volwassenen: 1° de sociaal-pedagogische begeleiding;2° de begeleiding in het kader van de professionele integratie;3° de toekenning van opleidings- en werkgelegenheidssteun;4° de organisatie van woonaanbod buiten instellingen. § 2 - De Dienst begeleidt de kinderen en jongeren met medische revalidatiebehoeften in het kader van een casemanagement.

De Regering bepaalt de criteria die daarbij gehanteerd worden.

Art. 12.- Erkenning van dienstverrichters Elke dienstverrichter die in het kader van dit decreet regelmatig één of meer van de volgende ondersteuningsmaatregelen voor kinderen, jongeren of volwassenen aanbiedt, moet door de Dienst erkend zijn voordat hij van start gaat met: 1° een therapeutisch aanbod, onverminderd andersluidende wettelijke of decretale bepalingen;2° instellingsgebonden woonvormen;3° instellingsgebonden vormen van werkgelegenheid;4° ondersteuningsaanbod en aanbod om belasting te verminderen;5° aanbod op het gebied van zelfhulp, zelfbeschikking, bewustwording, vrije tijd en onderwijs en opleiding;6° gespecialiseerd aanbod op het gebied van personenvervoer.

Art. 13.- Erkenningsprocedure Om als dienstverrichter overeenkomstig artikel 12 erkend te kunnen worden, moet de inrichtende macht als vereniging zonder winstoogmerk opgericht zijn of van een ondergeschikte overheid afhangen.

De Regering bepaalt: 1° de verdere erkenningsvoorwaarden en verplichtingen;2° de eventuele vormen van de erkenning;3° de criteria en de procedure op basis waarvan de Dienst de erkenning toekent, weigert, schorst of intrekt;4° de duur van de erkenning die voor minstens één jaar en voor hoogstens tien jaar wordt toegekend.

Art. 14.- Subsidie voor de dienstverrichters § 1 - De Dienst kan subsidie toekennen aan erkende dienstverrichters, ook voor uitrusting.

De Regering bepaalt: 1° de subsidievoorwaarden en verplichtingen, met inbegrip van een eventueel maximumbedrag;2° de eventuele subsidievormen;3° de criteria en de procedure op basis waarvan de Dienst subsidies kan toekennen. § 2 - Onverminderd paragraaf 1 kan de subsidiëring in het kader van een overeenkomst tussen de Dienst en de dienstverrichter geschieden.

De Regering bepaalt de criteria die daarbij gehanteerd worden. Afdeling 3. - Specifieke taken ten behoeve van de bejaarden

Art. 15 - Adviesattest § 1 - Na de adviesverlening vermeld in afdeling 1 en na de opmaak van een ondersteuningsplan bezorgt de Dienst een attest aan de bejaarde.

Indien de bejaarde een beroep wil doen op het residentiële aanbod van de bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen of op dienstverstrekkingen van de gezins- en bejaardenhulp, dient hij dat attest samen met zijn aanvraag bij de dienstverrichter in.

Als geen attest is ingediend, verwijst de dienstverrichter - voordat hij ondersteuning verstrekt - de bejaarde naar de Dienst om een ondersteuningsplan te laten opstellen. § 2 - In afwijking van paragraaf 1 hoeft geen attest bij de dienstverrichter te worden ingediend als de ondersteuning minder dan één maand duurt of als het gaat om palliatieve zorg.

Als een dringende ondersteuningsmaatregel toegekend wordt en verwacht wordt dat de ondersteuning meer dan een maand zal duren, licht de dienstverrichter de Dienst onmiddellijk in over de gemotiveerde urgentie. De Dienst onderzoekt de behoefte binnen een maand na het begin van de ondersteuning die door de dienstverrichter wordt verstrekt.

In geval van palliatieve zorg wordt de Dienst over de genomen maatregelen ingelicht. § 3 - Met uitzondering van de mobiliteitshulpmiddelen vermeld in de artikelen 8 en 9 en met uitzondering van de toewijzing van een zorgcategorie vermeld in artikel 16 eindigt de opdracht van de Dienst van rechtswege zodra de betrokkene permanent residentiële begeleiding krijgt.

Art. 16.- Toewijzing van een zorgcategorie Met het oog op de toekenning van de passende financiële middelen aan de inrichtende machten van de bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen deelt de Dienst de bejaarde in een zorgcategorie in, voordat de bejaarde een beroep doet op het residentiële zorgaanbod van de bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen.

De Regering bepaalt welke evaluatiecriteria en welke evaluatieprocedure voor de toewijzing van de zorgcategorie moeten worden gehanteerd. Afdeling 4. - Inspectie- en controletaken

Art. 17.- Inspectie en controle § 1 - Onverminderd artikel 13 van het decreet van 4 juni 2007 betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden, de seniorenresidenties en de psychiatrische verzorgingstehuizen en artikel 19 van het decreet van 16 februari 2009 betreffende de thuishulpdiensten vallen de dienstverrichters vermeld in dit decreet onder het toezicht van de inspecteurs die door de Regering zijn aangewezen. Met het oog op de uitoefening van hun opdracht kunnen de inspecteurs een beroep doen op de steun van vertegenwoordigers van het openbaar gezag.

De met het toezicht belaste inspecteurs mogen alle onderzoeken, controles en opsporingen uitvoeren en alle inlichtingen verzamelen die zij noodzakelijk achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan nageleefd worden.

Ze kunnen: 1° iedere persoon ondervragen over feiten waarvan de bekendheid nuttig is voor de uitoefening van het toezicht;2° ter plaatse kennis nemen van alle boeken en bescheiden voorgeschreven bij dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan, alsook afschriften of uittreksels ervan vervaardigen;3° alle boeken en bescheiden inzien die noodzakelijk zijn om hun opdracht te vervullen;4° op om het even welk ogenblik alle ruimten van de dienstverrichters bezoeken die geen woning zijn.Die onderzoeken en controles mogen worden uitgevoerd zonder voorafgaande aanmelding en zonder dat ze door een vertegenwoordiger van de dienstverrichter worden begeleid. In dat geval krijgt de vertegenwoordiger van de dienstverrichter in aansluiting daarop onmiddellijk feedback; 5° de woningen met toestemming van alle meerderjarige inwonenden met voorafgaande aanmelding bezoeken.De inwonenden hebben het recht daarbij aanwezig te zijn; 6° in de uitoefening van hun ambt een beroep doen op de hulp van de lokale of federale politie. § 2 - De Regering kan bovendien externe deskundigen, onder toezicht van de inspecteurs, belasten met het onderzoek en de beoordeling van een dienstverrichter. In dat geval ondersteunen de met die taken belaste deskundigen de inspecteurs bij de uitoefening van hun bevoegdheden vermeld in paragraaf 1. § 3 - De aanwending van de toegekende subsidies wordt gecontroleerd overeenkomstig de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. Afdeling 5. - Uitvoering en andere opdrachten

Art. 18.- Uitvoering § 1 - Voor zover dit hoofdstuk geen bijzondere regeling voor verdere raamvoorwaarden bevat, kan de Regering verdere raamvoorwaarden voor de uitvoering van de taken vermeld in dit hoofdstuk vastleggen, met inbegrip van eventuele procedurebepalingen. § 2 - De Regering keurt de bepalingen betreffende de uitvoering van de in dit decreet vervatte machtigingen goed; die goedkeuring geschiedt ofwel op voorstel van de raad van bestuur, ofwel nadat de voorontwerpen aan de raad van bestuur ter goedkeuring zijn voorgelegd.

Art. 19.- Andere opdrachten De Regering kan de Dienst belasten met de uitvoering van aanvullende opdrachten, voor zover die tot de bevoegdheid van de Dienst behoren en betrekking hebben op de gebruikers bepaald in artikel 3.

Hoofdstuk 4. - Bestuur van de Dienst Afdeling 1. - Raad van bestuur

Art. 20.- Samenstelling De raad van bestuur van de Dienst is samengesteld uit de volgende stemgerechtigde leden : 1° een voorzitter, onverminderd artikel 23, tweede lid;2° twee vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties;3° twee vertegenwoordigers van de interprofessionele werkgeversorganisaties die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn;4° twee vertegenwoordigers van de ziekenfondsen;5° twee deskundigen uit het bevoegdheidsgebied van de Dienst, onder wie minstens één persoon betrokken bij de taken bepaald in hoofdstuk 3, afdeling 2, en één persoon betrokken bij de taken bepaald in hoofdstuk 3, afdeling 3. Hebben raadgevende stem in de raad van bestuur: 1° twee door de Regering aangewezen vertegenwoordigers van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;2° de afgevaardigd directeur van de Dienst, tenzij de raad van bestuur voor een bepaalde vergadering daarover anders beslist;3° één vertegenwoordiger van elke conferentie van dienstverrichters;4° twee vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. De raad van bestuur kan voor bepaalde punten deskundigen met adviserende stem voor zijn vergaderingen uitnodigen.

Art. 21.- Aanwijzing van de leden § 1 - De Regering wijst de volgende personen aan: 1° de voorzitter van de raad van bestuur;2° de leden vermeld in artikel 20, eerste lid, 2°, op voordracht van de representatieve werknemersorganisaties;3° de leden vermeld in artikel 20, eerste lid, 3°, op voordracht van de interprofessionele werkgeversorganisaties die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn;4° de leden vermeld in artikel 20, eerste lid, 4°, op voordracht van de ziekenfondsen;5° de leden vermeld in artikel 20, eerste lid, 5°;6° de leden vermeld in artikel 20, tweede lid, 3°, op voordracht van elke overeenkomstig artikel 31 ingestelde conferentie van dienstverrichters;7° de leden vermeld in artikel 20, tweede lid, 4°, op voordracht van de verenigingen vermeld in artikel 35. Niet meer dan twee derde van de leden vermeld in artikel 20, eerste lid, 2° tot 5°, mag van hetzelfde geslacht zijn. § 2 - De hoedanigheid van lid van de raad van bestuur is niet verenigbaar met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, een gemeenschapsparlement, een gewestparlement of een regering. Bovendien is de hoedanigheid van lid van de raad van bestuur niet verenigbaar met de hoedanigheid van provinciegouverneur, kabinetsmedewerker of personeelslid van de Dienst, onverminderd artikel 20, tweede lid, 2°.

Een stemgerechtigd lid van de raad van bestuur mag geen zitting hebben in de besluitvormings- of toezichtsorganen van de dienstverrichters die onder dit decreet vallen en mag evenmin personeelslid van één van die dienstverrichters zijn.

Art. 22.- Duur van de mandaten De leden van de raad van bestuur worden voor een termijn van vijf jaar aangewezen. Hun mandaat kan worden verlengd.

Het mandaat van de leden van de raad van bestuur eindigt door overlijden, vrijwillig ontslag, verval van de burgerlijke of politieke rechten, verlies van het mandaat van de verenigingen, instellingen, diensten of groeperingen die kandidaten mogen voordragen of als één van de onverenigbaarheden bepaald in artikel 21, § 2, zich voordoet.

Elk lid van de raad van bestuur dat vóór de beëindiging van zijn mandaat aftreedt, wordt binnen drie maanden vervangen. Het nieuwe lid voltooit het mandaat van zijn voorganger.

Art. 23.- Besluitvorming De raad van bestuur kan rechtsgeldig beraadslagen en besluiten als meer dan de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig of vertegenwoordigd is. Voor punten die voor de tweede keer op de agenda staan, kan de raad van bestuur geldige besluiten nemen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigende stemgerechtigde leden.

De besluiten van de raad van bestuur worden bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen genomen, waarbij de voorzitter alleen bij staking van stemmen stemgerechtigd is. In dat geval is zijn stem doorslaggevend.

Art. 24.-Taken § 1 - De raad van bestuur beschikt over alle bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de inhoudelijke en strategische oriëntatie, de organisatie en het bestuur van de Dienst. Hij zorgt ervoor dat er een klachtenbeheer bestaat.

In zijn huishoudelijk reglement kan hij beslissingsbevoegdheden overdragen aan de afgevaardigd directeur of aan andere personeelsleden van de Dienst. § 2 - De Regering vraagt het advies van de raad van bestuur over elk ontwerp van decreet of besluit betreffende de taken van de Dienst. De raad van bestuur is verplicht zijn advies binnen twee maanden na de aanvraag uit te brengen, tenzij een andere termijn is bepaald. § 3 - De raad van bestuur oefent de bevoegdheden van een Hoge Raad van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven uit.

Art. 25.- Huishoudelijk reglement De raad van bestuur stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring aan de Regering voor. Afdeling 2. - Gespecialiseerd adviesorgaan

Art. 26.- Oprichting Bij de Dienst wordt een gespecialiseerd adviesorgaan opgericht.

Het gespecialiseerd adviesorgaan is onafhankelijk en multidisciplinair; overeenkomstig de taken vermeld in artikel 29 treedt het gespecialiseerd adviesorgaan op als raadgever en adviesgever. Bij zijn werk volgt het adviesorgaan een holistische benadering.

Art. 27.- Samenstelling Het gespecialiseerd adviesorgaan is samengesteld uit de volgende stemgerechtigde leden: 1° twee leden van de raad van bestuur;2° twee leden van elke ingestelde conferentie van dienstverrichters;3° een tewerkstellingsdeskundige;4° een onderwijs- en opleidingsdeskundige;5° een gezondheidsdeskundige;6° een huisvestingsdeskundige;7° een deskundige op het gebied van langdurige zorg;8° een deskundige op het gebied van bio-ethiek;9° een revalidatiedeskundige;10° een deskundige op het gebied van socio-professionele integratie. De afgevaardigd directeur en de door hem aangewezen personeelsleden van de Dienst kunnen de vergaderingen van het gespecialiseerd adviesorgaan met raadgevende stem bijwonen.

Art. 28.- Aanwijzing van de leden De Regering wijst de leden van het gespecialiseerd adviesorgaan aan en kiest uit die leden de voorzitter van het gespecialiseerd adviesorgaan.

Als zij de raad van bestuur daarom verzoeken, kunnen zij hun mandaat te allen tijde neerleggen.

De Regering beëindigt het mandaat van een lid: 1° wanneer het lid op zes achtereenvolgende zittingen van het gespecialiseerd adviesorgaan afwezig is of op drie achtereenvolgende zittingen zonder excuus afwezig is;2° bij niet-naleving van dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan. Elk lid dat vóór de beëindiging van zijn mandaat geen deel meer uitmaakt van het gespecialiseerd adviesorgaan, wordt binnen drie maanden vervangen.

Art. 29.-Taken Het gespecialiseerd adviesorgaan vervult op verzoek van de raad van bestuur of op verzoek van de afgevaardigd directeur de volgende taken: 1° advies geven over situaties waarin leemten in het tot de bevoegdheid van de Dienst behorende dienstverleningsnetwerk opduiken of nieuwe behoeften van specifieke doelgroepen worden vastgesteld;2° advies geven over voorgestelde nieuwe projecten en ondersteuningsverstrekkingen die tot de bevoegdheid van de Dienst behoren;3° advies geven over deontologische vragen die tot de bevoegdheid van de Dienst behoren;4° advies geven over ingewikkelde individuele dossiers;5° in het kader van het klachtenbeheer actief worden;6° onverminderd artikel 17, in het kader van de door de Regering bepaalde voorwaarden en procedureregels, taken uitvoeren op het gebied van het verifiëren van de dienstverrichters en hun ondersteuningsverstrekkingen;7° buitengewone adviesactiviteiten uitoefenen.

Art. 30.- Huishoudelijk reglement In het huishoudelijk reglement van de raad van bestuur vermeld in artikel 25 worden in het bijzonder de volgende aspecten geregeld: 1° de bijeenroeping van het gespecialiseerd adviesorgaan;2° het besluitvormingsproces in het gespecialiseerd adviesorgaan;3° het opstellen van de notulen;4° de plaats waar vergaderd wordt;5° de manier waarop deskundigen voor bepaalde punten bij de vergaderingen betrokken worden. Afdeling 3. - Conferenties van dienstverrichters

Art. 31.- Oprichting De raad van bestuur richt minstens twee conferenties van dienstverrichters op om informatie uit te wisselen en te netwerken tussen de betrokken dienstverrichters, waaronder minstens één conferentie van dienstverrichters betrokken bij de taken bepaald in hoofdstuk 3, afdeling 2 en één conferentie van dienstverrichters betrokken bij de taken bepaald in hoofdstuk 3, afdeling 3.

De dienstverrichters zijn lid van minstens één van die conferenties.

De Regering bepaalt de procedure voor de oprichting van de conferenties van dienstverrichters en bepaalt de werkwijze en de taken van die conferenties. Afdeling 4. - Afgevaardigd directeur en personeel

Art. 32.- Benoeming De Regering benoemt de afgevaardigd directeur van de Dienst en legt zijn statuut vast.

Art. 33.-Taken De afgevaardigd directeur voert de besluiten van de raad van bestuur uit. Hij leidt het personeel en zorgt voor het dagelijks bestuur van de Dienst in het kader van de volmachten die de raad van bestuur hem in het huishoudelijk reglement heeft opgedragen.

De afgevaardigd directeur bereidt de vergaderingen van de raad van bestuur voor, verstrekt de raad van bestuur alle inlichtingen en legt hem alle voorstellen voor die voor de werking van de Dienst nuttig zijn.

De afgevaardigd directeur vertegenwoordigt de Dienst in gerechtelijke en buitengerechtelijke aangelegenheden. Met de toestemming van de raad van bestuur kan hij delen van die bevoegdheden aan een of meer personeelsleden overdragen.

In geval van met redenen omklede urgentie en binnen de perken bepaald in het huishoudelijk reglement van de raad van bestuur oefent de afgevaardigd directeur de bevoegdheden van de raad van bestuur uit.

Hij brengt daarover verslag uit aan de raad van bestuur op diens eerstvolgende zitting.

Art. 34.- Pensioen De ambtenaren van de Dienst, met inbegrip van de afgevaardigd directeur, zijn onderworpen aan de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden.

Hoofdstuk 5. - Participatie van het maatschappelijk middenveld

Art. 35.- Structurele participatie De Regering kan, overeenkomstig de door haar vastgestelde nadere regels, besluiten om de verenigingen die binnen het bevoegdheidsgebied van de Dienst werkzaam zijn, structureel te laten participeren om de participatie van het maatschappelijk middenveld in het niet-persoonsgebonden besluitvormingsproces te waarborgen.

De Regering of de Dienst kan voor initiatieven of projecten het advies van de verenigingen inwinnen. De verenigingen brengen hun advies uit binnen twee maanden na de aanvraag, tenzij een andere termijn is bepaald.

Het schriftelijke advies kan vervangen worden door een geprotocolleerde dialoog in onderscheiden vormen tussen de verenigingen en de aanvrager.

De verenigingen kunnen op eigen initiatief adviezen aan het Parlement, aan de Regering of aan de Dienst richten.

Hoofdstuk 6. - Elektronische communicatie

Art. 36.- Beginsel van de elektronische communicatie § 1 - In het kader van zijn bevoegdheden kan de Dienst met een gebruiker elektronisch communiceren, als die gebruiker daartoe vooraf uitdrukkelijk zijn toestemming heeft gegeven.

De gebruiker kan die toestemming te allen tijde en zonder motivering intrekken. § 2 - De Dienst kan de dienstverrichters ertoe verplichten elektronisch met hem te communiceren.

Art. 37.- Juridische gevolgen § 1 - Indien een gebruiker vooraf uitdrukkelijk zijn toestemming heeft gegeven, heeft de elektronische communicatie tussen de Dienst en die gebruiker - ongeacht of die communicatie in één of in beide richtingen is - dezelfde rechtsgeldigheid en dezelfde bewijskracht als mededelingen die via de post worden bezorgd.

De Dienst deelt de gebruiker vooraf gedetailleerd mee welke administratieve stappen eventueel moeten worden ondernomen en welke juridische gevolgen die toestemming heeft.

De gebruiker kan die toestemming te allen tijde en zonder motivering intrekken. § 2 - De elektronische communicatie tussen de Dienst en een dienstverrichter - ongeacht of die communicatie in één of in beide richtingen is - heeft dezelfde rechtsgeldigheid en dezelfde bewijskracht als mededelingen die via de post worden bezorgd.

Art. 38.- Veiligheid De Dienst neemt met inachtneming van de inhoud, het doel en de aard van de elektronische communicatie alle noodzakelijke maatregelen om: 1° de veiligheid van de elektronische communicatie te waarborgen;2° de vertrouwelijkheid, authenticiteit en volledigheid van de uitgewisselde gegevens te waarborgen;3° de traceerbaarheid van het dataverkeer te waarborgen.

Art. 39.- Beperkingen en technische eisen Om het dataverkeer te vereenvoudigen, kan de Dienst beperkingen opleggen en technische eisen stellen.

Art. 40.- Andere voorwaarden De Regering kan de bepalingen van dit hoofdstuk preciseren en kan nog andere voorwaarden bepalen die bij de elektronische communicatie in acht moeten worden genomen.

Hoofdstuk 7. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens

Art. 41.- Vertrouwelijkheid Onverminderd andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten de dienstverrichters en andere personen die bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.

Art. 42.- Verplichting om samen te werken Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk zijn de personeelsleden die ter uitvoering van dit decreet belast zijn met het aanleggen van een gebruikersdossier ertoe verplicht samen te werken met de personen die ook in het kader van een begeleiding in het belang van de gebruiker werkzaam zijn. Deze personen moeten in het bijzonder over de al ondernomen stappen worden geïnformeerd.

De samenwerking geschiedt met inachtneming van de verdeling van de taken en bevoegdheden.

Art. 43.- Verwerking van persoonsgegevens § 1 - Onverminderd artikel 44 is de Dienst de verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens vermeld in dit hoofdstuk in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. § 2 - De Dienst verzamelt en verwerkt persoonsgegevens om zijn wettelijke of decretale opdrachten uit te voeren, in het bijzonder voor de opdrachten vervat in hoofdstuk 3. Hij mag de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van zijn wettelijke of decretale opdrachten gebruiken. § 3 - Het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Art. 44.- Verwerking van gezondheidsgegevens De verwerking van gegevens over de gezondheid van de betrokken personen geschiedt onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar uit de gezondheidszorg die werkzaam is in de Dienst.

Het verzamelen en verwerken van gegevens over de gezondheid geschiedt met inachtneming van het medisch geheim en met inachtneming van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.

Art. 45.- Gegevenscategorieën De Dienst en de inspecteurs en externe deskundigen die overeenkomstig artikel 17 zijn aangewezen, kunnen alle overeenkomstig artikel 43, § 2, toereikende, ter zake dienende en niet overmatige persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verzamelen en verwerken: 1° identiteitsgegevens en contactgegevens van de gebruiker;2° identiteitsgegevens en contactgegevens van de vertegenwoordiger van de gebruiker;3° gegevens over het schoolbezoek of, naargelang van het geval, de opleiding van de gebruiker;4° gegevens over de gezinssituatie van de gebruiker;5° gegevens over de sociale en financiële situatie van de gebruiker;6° gegevens over de vrijetijdsbesteding en interesses van de gebruiker;7° gegevens over de gezondheid en de ontwikkeling van de gebruiker: a) gegevens over de lichamelijke gezondheid;b) gegevens over inentingen;c) gegevens over de geestelijke gezondheid;d) gegevens over het gedrag;e) gegevens over risico's en risicofactoren;f) gegevens over de bekwaamheden en vaardigheden;8° gevoelige gegevens van de gebruiker vermeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;9° gerechtelijke gegevens over de gebruiker. Nadat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer advies heeft verstrekt, preciseert de Regering de gegevenscategorieën vermeld in het eerste lid en de duur van de gegevensverwerking vermeld in artikel 47.

Art. 46.- Bij voorkeur werken met anonieme gegevens Voor het uitvoeren van de taken vermeld in de artikelen 6 en 17 wordt principieel bij voorkeur met anonieme gegevens gewerkt.

Indien die taken niet volledig kunnen worden uitgevoerd aan de hand van die anonieme gegevens, dan mogen persoonsgegevens gebruikt worden.

Art. 47.- Duur van de gegevensverwerking De gegevens mogen niet langer dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor ze verwerkt worden in een vorm bewaard worden die de mogelijkheid biedt de betrokken personen te identificeren. Onverminderd de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd.

Hoofdstuk 8. - Financiële bepalingen

Art. 48.- Financiële middelen van de Dienst Om zijn taken te vervullen beschikt de Dienst over de middelen die daarvoor in de begroting van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven zijn. De Dienst mag giften en legaten aanvaarden en elke andere ontvangst boeken.

De in dit decreet vermelde dienstverleningen van de Dienst worden binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen verstrekt.

Art. 49.- Vergoedingen De Regering bepaalt het bedrag van de vergoedingen die aan de leden van de raad van bestuur, de deskundigen en de leden van het gespecialiseerd adviesorgaan worden toegekend.

Art. 50.- Terugvorderingen Bestaat er een betalingsverplichting in hoofde van derden, dan kan de Dienst de door hem berekende werkelijke kosten voor de ondersteuningsmaatregel invorderen zowel bij de gebruiker na de betaling door de derden van het verschuldigd bedrag alsook rechtstreeks bij de derde door de subrogatie in de rechten van de gebruiker. Overeenkomsten die tussen de gebruiker en de derde m.b.t. de schade afgesloten worden, kunnen niet aan de Dienst worden tegengesteld.

Hoofdstuk 9. - Slotbepalingen

Art. 51.- Wijzigingsbepaling In artikel 93.24, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, worden de woorden "Dienst voor Personen met een Handicap" vervangen door de woorden "Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven".

Art. 52.- Wijzigingsbepaling In artikel 98.2, § 2, 3°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, worden de woorden "Dienst voor personen met een handicap" vervangen door de woorden "Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven".

Art. 53.- Wijzigingsbepaling Het opschrift van artikel 40 van het decreet van 18 maart 2002 betreffende de infrastructuur wordt vervangen als volgt: "Dienst voor zelfbeschikkend leven" In het eerste lid van hetzelfde artikel worden de woorden "Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap" vervangen door de woorden "Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven".

Art. 54.- Wijzigingsbepaling In artikel 3, 5°, van het Sportdecreet van 19 april 2004 worden de woorden "Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap" vervangen door de woorden "Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven".

Art. 55.- Wijzigingsbepaling In artikel 1 van het decreet van 4 juni 2007 betreffende de woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden, de seniorenresidenties en de psychiatrische verzorgingstehuizen wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt: "1° bejaarden: personen die de wettelijke pensioenleeftijd overschreden hebben;"

Art. 56.- Wijzigingsbepaling In hetzelfde decreet wordt een artikel 9.1 ingevoegd, luidende: "Art. 9.1 - Indien voor de gebruiker geen ondersteuningsplan overeenkomstig artikel 7 van het decreet van 13 december 2016 tot oprichting van een Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven is opgemaakt, laten de inrichtende machten van bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen, voordat ze hun dienstverlening aanbieden, dat ondersteuningsplan opmaken door de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven.

Bij niet-naleving van de bepaling vervat in het eerste lid en nadat de Regering de betrokken inrichtende macht aangemaand heeft advies te geven, kan de Regering 10 % van de voor die gebruiker per opvangdag uitbetaalde subsidie terugvorderen.

Het tweede lid van dit artikel treedt in werking op een door de Regering te bepalen tijdstip en uiterlijk op 1 januari 2019."

Art. 57.- Wijzigingsbepaling In het opschrift van het decreet van 16 februari 2009 betreffende de thuishulpdiensten en houdende oprichting van een consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp, dat in de Duitse versie gewijzigd is bij het decreet van 13 februari 2012, worden de woorden "en houdende oprichting van een consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp" opgeheven.

Art. 58.- Wijzigingsbepaling In artikel 1 van hetzelfde decreet worden de woorden "en op het consultatiebureau dat omschreven is in hoofdstuk IV," in de inleidende zin opgeheven.

Art. 59.- Wijzigingsbepaling In artikel 2 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 februari 2012 en 25 februari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden ", transmurale en stationaire hulp" opgeheven; 2° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt: "2° bejaarden: gebruikers die de wettelijke pensioenleeftijd overschreden hebben;" 3° de bepaling onder 3° wordt opgeheven.4° in de bepaling onder 5° worden de woorden "de transmurale hulp en de stationaire hulp" opgeheven;5° in de bepaling onder 7° worden de woorden "Gezin en" opgeheven;6° de bepaling onder 9° wordt opgeheven;7° de bepaling onder 11° wordt opgeheven.

Art. 60.- Wijzigingsbepaling In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de woorden ",en elke rechtspersoon die een consultatiebureau uitbaat," opgeheven.

Art. 61.- Wijzigingsbepaling In artikel 6, tweede lid, 1°, van hetzelfde decreet worden de woorden "of van het consultatiebureau" opgeheven.

Art. 62.- Wijzigingsbepaling Artikel 7, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 februari 2012, 25 februari 2013 en 24 februari 2014, wordt opgeheven.

Art. 63.- Wijzigingsbepaling In hetzelfde decreet wordt een artikel 9.1 ingevoegd, luidende: "Art. 9.1 - Ondersteuningsplan voor de gebruiker Indien voor de gebruiker geen ondersteuningsplan overeenkomstig artikel 7 van het decreet van 13 december 2016 tot oprichting van een Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven is opgemaakt, laten de thuishulpdiensten, voordat ze hun dienstverlening aanbieden, dat ondersteuningsplan opmaken door de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven.

Bij niet-naleving van de bepaling vervat in het eerste lid en nadat de Regering de betrokken dienst aangemaand heeft een advies te geven, kan de Regering 10 % van het voor die gebruiker, overeenkomstig artikel 10, § 2, uitbetaalde urenforfait terugvorderen."

Art. 64.- Wijzigingsbepaling Hoofdstuk IV van hetzelfde decreet, dat de artikelen 11 tot 15 omvat, gewijzigd bij de decreten van 13 februari 2012 en 25 februari 2013, wordt opgeheven.

Art. 65.- Wijzigingsbepaling Artikel 17, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 66.- Wijzigingsbepaling In artikel 18, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "of over het consultatiebureau" en de woorden "of het consultatiebureau zelf" opgeheven.

Art. 67.- Wijzigingsbepaling In artikel 19 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 februari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "en het consultatiebureau" opgeheven;2° in paragraaf 1, derde lid, 1°, worden de woorden "of het consultatiebureau" opgeheven;3° in paragraaf 1, derde lid, 4°, worden de woorden "of van het consultatiebureau" en de woorden "of het consultatiebureau" opgeheven;4° in paragraaf 2 worden de woorden "en het consultatiebureau" opgeheven.

Art. 68.- Wijzigingsbepaling In artikel 20 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 februari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "of het consultatiebureau" opgeheven;2° in het derde lid worden de woorden "of van het consultatiebureau" opgeheven.

Art. 69.- Wijzigingsbepaling In artikel 21 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "of het consultatiebureau" opgeheven;2° in het derde lid worden de woorden "van het consultatiebureau" opgeheven;3° in het vierde lid worden de woorden "of het consultatiebureau" opgeheven.

Art. 70.- Wijzigingsbepaling In artikel 22, 4°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 februari 2012, worden de woorden "of "consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp"" opgeheven.

Art. 71.- Wijzigingsbepaling In artikel 23 van hetzelfde decreet worden het tweede lid en het derde lid, gewijzigd bij het decreet van 24 februari 2014, opgeheven.

Art. 72.- Wijzigingsbepaling In artikel 24, derde lid, 4°, van het decreet van 23 maart 2009 betreffende de organisatie van het deeltijdse kunstonderwijs, gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2011, worden de woorden "Dienst voor de personen met een handicap" vervangen door de woorden "Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven".

Art. 73.- Wijzigingsbepaling In artikel 6, tweede lid, van het decreet van 11 mei 2009 over het Centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de aangepaste pedagogische hulpverlening in de gewone en gespecialiseerde scholen evenals ter aanmoediging van de bevordering van de leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen worden de woorden "Dienst voor Personen met een Handicap" vervangen door de woorden "Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven".

Art. 74.- Wijzigingsbepaling In artikel 7, § 1, eerste lid, 7°, van hetzelfde decreet worden de woorden "Dienst voor Personen met een Handicap" vervangen door de woorden "Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven".

Art. 75.- Wijzigingsbepaling In artikel 87, § 2, 2°, van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap worden de woorden "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor personen met een handicap)" vervangen door de woorden "Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven".

Art. 76.- Opheffingsbepaling Het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap), laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 22 februari 2016, wordt opgeheven.

Art. 77.- Overgangsbepaling § 1 - De Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven is de opvolger van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap. Hij neemt de rechten, plichten, goederen en lasten van die dienst over. § 2 - De personeelsleden van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap die op het tijdstip van de overname bij die dienst in dienst waren, worden van ambtswege als personeelsleden van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven beschouwd.

De personeelsleden worden overgeheveld met hun dienstgraad of een gelijkwaardige dienstgraad en in hun hoedanigheid.

Ze behouden ten minste de bezoldiging en de anciënniteit die zij hadden of zouden verkregen hebben indien ze de functie die ze op het tijdstip van de overheveling bekleden, verder hadden uitgeoefend in hun oorspronkelijke dienst. § 3 - De personeelsleden van de vereniging zonder winstoogmerk die overeenkomstig het decreet van 16 februari 2009 betreffende de thuishulpdiensten en houdende oprichting van een consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp erkend was als consultatiebureau voor thuishulp, transmurale en stationaire hulp die op het tijdstip van de overname bij die vzw in dienst waren, worden, indien ze daarom verzoeken, in dienst genomen bij de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven.

Onverminderd de rechtspositionele bepalingen die de Regering op grond van artikel 102 van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap heeft vastgelegd, behouden ze in dat geval op zijn minst het bezoldigingspakket dat ze op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit decreet hadden.

Art. 78.- Overgangsbepaling De inrichtingen en verenigingen die vóór de inwerkingtreding van dit decreet erkend waren op grond van artikel 30 van het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachige Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap), worden voor de toepassing van artikel 12 beschouwd als door de Dienst erkende instellingen en verenigingen.

Art. 79.- Overgangsbepaling De bepalingen vervat in artikel 15 zijn niet van toepassing op de ondersteuningsmaatregelen die vóór 1 april 2009 werden genomen.

Art. 80.- Inwerkingtreding Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2017, met uitzondering van : - de artikelen 8 en 9, voor zover ze betrekking hebben op de mobiliteitshulpmiddelen zoals omschreven in artikel 34, eerste lid, 4°, artikel 35, § 1, en de artikelen 42 tot 45 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, alsook in artikel 28, § 8, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en in de artikelen 51ter, 85 en 294 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, die in werking treden op 1 juli 2017; - artikel 16, dat in werking treedt op een door de Regering te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 2019.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 13 december 2016 O. PAASCH De Minister-President I. WEYKMANS De Viceminister-President, Minister van Cultuur, Werkgelegenheid en Toerisme A. ANTONIADIS De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden H. MOLLERS De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek _______ Nota Zitting 2016-2017 Parlementaire stukken: 148 (2016-2017) Nr. 1 Ontwerp van decreet 148 (2016-2017) Nr. 2+3 Voorstellen tot wijziging 148 (2016-2017) Nr. 4 Verslag Integraal verslag: 13 december 2016 - Nr. 34 Bespreking en aanneming .

^