Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 februari 2004
gepubliceerd op 30 maart 2004

Decreet tot wijziging van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035481
pub.
30/03/2004
prom.
13/02/2004
ELI
eli/decreet/2004/02/13/2004035481/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 FEBRUARI 2004. - Decreet tot wijziging van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot wijziging van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen.

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 6 van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 5 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse regering kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de inplanting en de aanleg van de haltes.»; 2° een § 6 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6.De gemeente is verantwoordelijk voor het oprichten en onderhouden van de schuilhuisjes, met inbegrip van de extra voorzieningen. De gemeente kan die opdracht toevertrouwen aan derden.

De Vlaamse regering bepaalt daarvoor de nadere regels.

In het geval dat de gemeente deze opdracht niet toevertrouwt aan derden, bepaalt de Vlaamse regering volgens welke verdeelsleutel de kosten voor de oprichting of het onderhoud gedragen worden door de gemeente en de VVM. ».

Art. 3.Aan artikel 16 van hetzelfde decreet wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Onder de voorwaarden bepaald door de Vlaamse regering kan de VVM toezichts- en administratiekosten innen wegens de inbreuken die zij vaststelt op dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. »

Art. 4.In hoofdstuk 11 van hetzelfde decreet worden aan afdeling 2 de artikelen 18bis tot 18sexies toegevoegd, die luiden als volgt : «

Artikel 18bis.De wegbeheerder garandeert de vlotte doorstroming van het geregeld vervoer en brengt daartoe de nodige infrastructuur aan en onderhoudt die.

Artikel 18ter.De beheerder van de gewestwegen stelt, in samenspraak met de VVM, jaarlijks een prioriteitenlijst van de doorstromingsprojecten voor het geheel van gewestwegen op en maakt daarbij gebruik van de doorstromingsknelpunten op deze wegen, opgemeten door de VVM. De Vlaamse regering stelt de prioriteitenlijst voor het geheel van de gewestwegen vast op basis van het gemeenschappelijke voorstel van de wegbeheerder en de VVM. De beheerder van de gemeentewegen op het grondgebied van de grootstedelijke en stedelijke gebieden stelt, in samenspraak met de VVM, jaarlijks een prioriteitenlijst van de doorstromingsprojecten voor deze gemeentewegen op en maakt daarbij gebruik van de doorstromingsknelpunten op deze wegen, opgemeten door de VVM.

Artikel 18quater.§ 1. De gemeentelijke beslissingen en reglementen mogen niet van die aard zijn dat de voertuigen van de VVM er permanent doorstromingsproblemen door ondervinden op een traject van geregeld vervoer. § 2. De gemeenten brengen de VVM op de hoogte van de ontwerpen van gemeentelijke reglementen die een permanente invloed kunnen hebben op de exploitatie van de VVM, namelijk op de lijnvoering, op de benodigde capaciteit van de voertuigen, op de commerciële snelheid, op de bediening van de belangrijkste aantrekkingspolen en op de voorrang van het geregeld vervoer op het andere gemotoriseerde verkeer. Bedoeld zijn reglementen die, op een traject van geregeld vervoer, tot doel hebben : 1° de verkeerscirculatie te wijzigen;2° snelheidsremmende infrastructuur aan te leggen;3° de toegang tot de wegen onder het beheer van de gemeente voor de voertuigen van de VVM te verbieden of te beperken;4° haltes van geregeld vervoer in te planten;5° het parkeeraanbod aan te passen;6° kruispunten aan te leggen of te herinrichten;7° verkeerslichten te plaatsen of te regelen. De VVM verleent voorafgaand advies over deze reglementen. De reglementen worden minstens dertig dagen voor de voorlegging aan de gemeenteraad aan de VVM bezorgd. De VVM verleent haar advies ten laatste acht dagen voor de beraadslaging van de gemeenteraad. Bij ontstentenis van een advies van de VVM, wordt het advies van de VVM geacht positief te zijn.

Artikel 18quinquies.De gemeentelijke beslissingen en reglementen mogen niet van die aard zijn dat de normen voor het minimumaanbod, zoals bedoeld in artikelen 4 tot 6 van dit decreet, niet kunnen worden nageleefd.

Artikel 18sexies.De Vlaamse regering kan de gemeenteraden verzoeken te beraadslagen over de aanvullende reglementen die zij voorstelt om het verkeer van het geregeld vervoer op het grondgebied van de gemeente te vergemakkelijken, met de bedoeling om : 1° de doorstroming van het geregeld vervoer op het grondgebied van de gemeente te vergemakkelijken;2° de exploitatiekosten die de VVM ten gevolge van doorstromingsproblemen moet maken, te beheersen;3° de commerciële snelheid van het geregeld vervoer te verhogen. De aanvullende reglementen die door de gemeenteraden worden vastgesteld op verzoek van de Vlaamse regering worden ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd.

Als de gemeenteraden aan het verzoek van de Vlaamse regering geen gevolg hebben gegeven binnen de termijn, vastgesteld door de regering, of als de Vlaamse regering niet kan instemmen met het reglement, vastgesteld door de gemeenteraden, kan de Vlaamse regering het aanvullende reglement vaststellen. » .

Art. 5.In artikel 31, § 2, 1°, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « indien de exploitant » en de woorden « de bepalingen » de woorden « of de taxibestuurder » ingevoegd.

Art. 6.In hetzelfde decreet wordt een artikel 32bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 32bis.In geval van oneigenlijk gebruik van de vergunning in een andere Vlaamse gemeente dan de vergunningverlenende gemeente, bedoeld in artikel 26, § 2, kan de gemeente of een aldaar vergunde exploitant een klacht indienen. Dat gebeurt met een aangetekende brief aan de provinciegouverneur van de provincie waar de gemeente gelegen is die de vergunning heeft uitgereikt aan de exploitant die ze oneigenlijk heeft gebruikt. Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan : 1° stationeren;2° met zijn voertuig heen en weer rijden om klanten te ronselen. De provinciegouverneur stelt een onderzoek in. De exploitant die ervan beschuldigd wordt zijn vergunning oneigenlijk te gebruiken, wordt gehoord.

Als uit het onderzoek blijkt dat de exploitant in een andere gemeente zijn vergunning oneigenlijk gebruikt, verplicht de provinciegouverneur, door middel van een aangetekende brief, de bevoegde gemeente een van de volgende sancties op te leggen aan de exploitant : 1° het aantal voertuigen van de betrokken exploitant te verlagen;2° zijn vergunning voor een bepaalde tijd te schorsen;3° zijn vergunning in te trekken. De provinciegouverneur deelt zijn beslissing, met vermelding van de sanctie, met een aangetekende brief mee aan de exploitant en aan beide gemeenten binnen drie maanden na de datum van de indiening van de klacht.

De beslissing van de provinciegouverneur moet worden uitgevoerd door de bevoegde gemeente binnen een maand na de datum van de aangetekende brief, bedoeld in het derde lid.

De bevoegde gemeente brengt de indiener van de klacht en de provinciegouverneur schriftelijk op de hoogte van de uitvoering van de beslissing binnen twee weken. Als de gemeente in gebreke blijft, zal de provinciegouverneur de opgelegde sanctie zelf uitvoeren binnen een maand. »

Art. 7.In hoofdstuk V van hetzelfde decreet wordt aan afdeling 1 een artikel 37bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 37bis.De Vlaamse regering kan de gegevens bepalen die betrekking hebben op de exploitatie van taxidiensten, die de gemeenten moeten bezorgen aan de bevoegde Vlaamse administratie of de federale overheidsdiensten, die belast zijn met de controle van de taxidiensten. »

Art. 8.In artikel 40 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering bepaalt de gegevens betreffende de exploitatie die de gemeente haar moet verstrekken, evenals de frequentie van de mededeling. »

Art. 9.In hoofdstuk VI van hetzelfde decreet wordt aan afdeling 1 een artikel 50bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 50bis.De Vlaamse regering kan de gegevens bepalen die betrekking hebben op de exploitatie van diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, die de gemeenten moeten bezorgen aan de bevoegde Vlaamse administratie of de federale overheidsdiensten, die belast zijn met de controle van de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder. »

Art. 10.In artikel 52 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De Vlaamse regering bepaalt de gegevens betreffende de exploitatie die de gemeente haar moet verstrekken, evenals de frequentie van de mededeling. »

Art. 11.In artikel 63, § 2, van hetzelfde decreet, worden na de woorden « bedoeld in artikel 66, § 1 » de woorden « en artikel 66bis »" toegevoegd.

Art. 12.Aan hoofdstuk VIII van hetzelfde decreet wordt een artikel 66bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 66bis.§ 1. In afwijking van artikel 66, § 1, 3°, kunnen de personeelsleden, aangewezen door de Vlaamse regering, een administratieve geldboete opleggen in geval van overtreding van artikel 15 of de uitvoeringsbesluiten ervan.

Het aangewezen personeelslid brengt de overtreder op de hoogte van zijn voornemen. § 2. Het bedrag van de administratieve geldboete mag niet hoger zijn dan 500 euro. De Vlaamse regering legt de nadere regels vast omtrent de wijze van inning en omtrent de termijnen waarover de overtreder beschikt. § 3. De Vlaamse regering of haar afgevaardigde spreekt zich uit over de verzoeken tot vermindering of kwijtschelding van deze boetes overeenkomstig de door haar vastgestelde procedure. § 4. Als de overtreder in gebreke blijft de administratieve geldboete te betalen, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse regering wijst de personeelsleden aan die gelast zijn dwangbevelen te geven en uitvoerbaar te verklaren. De dwangbevelen worden betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling. § 5. De Vlaamse regering kan bepalen voor welke inbreuken de VVM een tegenprestatie moet leveren op voorwaarde dat de overtreder de administratieve geldboete heeft betaald, met inbegrip van de eventuele kosten van tenuitvoerlegging. »

Art. 13.Aan hoofdstuk IX van hetzelfde decreet wordt een afdeling 3bis, bestaande uit een artikel 78bis, toegevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 3bis. - Coördinatie

Artikel 78bis.De Vlaamse regering kan de bepalingen van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie.

Te dien einde kan de Vlaamse regering : 1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen. De coördinatie zal het volgende opschrift dragen "Decreet betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg, gecoördineerd op [...]. » Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 februari 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken. - Voorstel van decreet 1969, nr. 1. - Verslag 1969, nr. 2. - Tekst aangenomen door de 3 plenaire vergadering : 1969, nr. 3.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : Middagvergadering van 4 februari 2004.

^