Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 juli 2016
gepubliceerd op 10 augustus 2016

Decreet betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2016029340
pub.
10/08/2016
prom.
13/07/2016
ELI
eli/decreet/2016/07/13/2016029340/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JULI 2016. - Decreet betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs


Het parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Maatregelen tot bepaling van de wijze van berekening van het aantal lestijden die kunnen worden gebruikt voor de organisatie van de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer, filosofie en burgerzin, en de aanpassing en de pedagogische steun HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving

Artikel 1.Artikel 2 van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, wordt gewijzigd als volgt : 1° in punt 13°, worden de woorden "dienaar of afgevaardigde van een dienaar van één van de erkende erediensten, die exclusief belast is met de overeenstemmende godsdienstlessen" vervangen door de woorden "personeelslid belast met de cursus van één van de erkende godsdiensten";2° er wordt een punt 13° bis ingevoegd, luidend als volgt : "13° bis.Leermeester filosofie en burgerzin : personeelslid belast met het verstrekken van de cursus filosofie en burgerzin"; 3° in punt 18°, worden de woorden "de cursussen filosofie en burgerzin" ingevoegd tussen de woorden "de lessen zedenleer of godsdienst " en de woorden "de lessen lichamelijke opvoeding".

Art. 2.Het tweede lid van artikel 4 van hetzelfde decreet wordt afgeschaft.

Art. 3.In artikel 35, § 1, van hetzelfde decreet, worden de woorden "van de cursussen filosofie en burgerzin", ingevoegd tussen de woorden "van taallessen" en de woorden "lessen lichamelijke opvoeding".

Art. 4.Het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk IV van hetzelfde decreet wordt vervangen door het volgende opschrift "Cursussen niet confessionele zedenleer, godsdienst, en filosofie en burgerzin".

Art. 5.Artikel 39 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : " § 1. In elke vestiging van de inrichtingen van het gewoon officieel onderwijs dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd en van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde niet confessioneel vrij onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, wordt een cursus niet confessionele zedenleer, godsdienst, of filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen vrijgesteld worden van de cursus godsdienst of zedenleer, georganiseerd zodra een leerling ingeschreven is voor één van die cursussen, overeenkomstig artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. In voorkomend geval, wordt de cursus opgericht of afgeschaft in de loop van het schooljaar.

Die cursus moet georganiseerd worden in het continurooster van de verplichte wekelijkse lestijden.

Het aantal groepen, dat van 1 oktober tot 30 september van het volgende jaar van toepassing is, wordt, voor de meest gevolgde cursus, vastgesteld overeenkomstig de hierna bedoelde tabel, die alle leerlingen van de vestiging meetelt die op 30 september van het lopende schooljaar ingeschreven zijn :

Aantal leerlingen

Aantal groepen

tot 25 leerlingen

1 groep

vanaf 26 leerlingen

2 groepen

vanaf 45 leerlingen

3 groepen

vanaf 72 leerlingen

4 groepen

vanaf 93 leerlingen

5 groepen

vanaf 115 leerlingen

6 groepen

vanaf 141 leerlingen

7 groepen

vanaf 164 leerlingen

8 groepen

vanaf 187 leerlingen

9 groepen

vanaf 210 leerlingen

10 groepen

vanaf 233 leerlingen

11 groepen

+ 23 leerlingen

+ 1 groep


De minst gevolgde cursussen tellen hetzelfde aantal groepen als de meest gevolgde cursus, maar mogen niet meer dan één groep per jaar bedragen, behalve indien de toepassing van de tabel van het derde lid een gunstiger resultaat oplevert. Verder mag een groep niet minder dan 5 leerlingen omvatten, behalve indien effectief minder dan 5 leerlingen de les volgen. Indien een vestigingsplaats leerlingen telt die enerzijds verdeeld zijn over het eerste en het tweede leerjaar lager onderwijs en anderzijds over het derde, vierde, vijfde en zesde leerjaar lager onderwijs, dan kunnen voor de minst gevolgde cursus twee groepen worden georganiseerd indien er minstens twee groepen zijn in de meest gevolgde cursus.

De minst gevolgde cursus wordt per graad georganiseerd indien de meest gevolgde cursus effectief minstens één groep per graad telt.

Een groep omvat één lestijd.

Een leerling die een minder gevolgde cursus moet volgen die niet simultaan met de meest gevolgde cursus gegeven wordt, kan slechts uit zijn klasgroep worden weggehaald op het ogenblik van de geleide activiteiten bedoeld in artikel 2, 25°, op voorwaarde dat deze geen nieuwe verwerving inhouden van de kennis en bekwaamheden bedoeld in artikel 16, § 3 van voornoemd decreet van 24 juli 1997. § 2. Voor de in § 1 bedoelde inrichtingen stemt het aantal lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin die aan alle leerlingen wordt verstrekt overeenkomstig artikel 8, derde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, overeen met het aantal organiseerbare klassen dat wordt bepaald op grond van artikel 29; § 1, van dit decreet.

De overschotten die in artikel 34 bedoeld zijn, de lestijden die worden gecreëerd voor de aanvullende begeleiding voor het eerste en het tweede leerjaar bedoeld in artikel 31bis, § 1, de lestijden die worden toegekend aan de in artikel 33, §§ 3 en 4 bedoelde taakleraars, en de lestijden voor de gedifferentieerde begeleiding bedoeld in artikel 9, § 1, eerste lid, van het decreet van 20 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, kunnen ook gebruikt worden om de in het eerste lid bedoelde cursus filosofie en burgerzin te verstrekken. § 3. Het totaal aantal lestijden die voor elke inrichting worden toegekend voor de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, berekend overeenkomstig § 1, en voor de cursussen filosofie en burgerzin, berekend overeenkomstig § 2, maakt het RLMOD (Godsdienst Zedenleer) uit. Elke inrichting geniet minstens het aantal RLMOD-lestijden die ze creëert.

Die RLMOD-lestijden worden toegekend binnen de vestigingen overeenkomstig de prioriteitsvolgorde bepaald in titel II van het decreet van 13 juli 2016 betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs, en, zo niet, overeenkomstig de regels van het administratief statuut waaronder het personeelslid ressorteert.

Het totaal aantal lestijden godsdienst en niet confessionele zedenleer die op 1 oktober 2014 voor elke inrichting werden toegekend, vermenigvuldigd met een demografische factor, maakt het RLMOA uit, bepaald met de wiskundige afronding. Die demografische factor is gelijk aan het aantal leerlingen van het lager onderwijs die op 30 september 2016 regelmatig ingeschreven zijn, gedeeld door het aantal leerlingen van het lager onderwijs die op 30 september 2014 regelmatig ingeschreven waren.

Het verschil tussen het RLMOA van de inrichting en het RLMOD van het geheel van de vestigingen van de inrichting bepaalt een aantal lestijden. Dat - positieve of negatieve - aantal wordt geglobaliseerd bij de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap. De vestigingen die op 1 oktober 2014 geen lager onderwijs organiseerden, creëren geen lestijd die te globaliseren is.

Op dat aantal in het vorige lid bedoelde geglobaliseerde lestijden wordt, in voorkomend geval, een aantal lestijden automatisch uitgetrokken voor de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en voor de inrichtende machten van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs waarvan het RLMOD het niet mogelijk maakt om, naar gelang van het geval, binnen de inrichting of de inrichtende macht, aan de vastbenoemde of prioritair tijdelijke leermeesters godsdienst en niet confessionele zedenleer, een opdrachtenvolume toe te kennen dat gelijk is met de toekenning ervan op 30 juni 2016, overeenkomstig de prioriteitsvolgorde bepaald in titel II van het decreet van 13 juli 2016 betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs, en, zo niet, overeenkomstig de regels van het administratief statuut waaronder het personeelslid ressorteert. Die lestijden worden gebruikt om de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin te verstrekken. Ze verhogen, in voorkomend geval, de aantallen groepen bepaald overeenkomstig § 1.

Het overschot van het geglobaliseerde aantal lestijden na het in het vorige lid bedoelde uittrekken, wordt toegekend aan de inrichtingen, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, en aan de inrichtende machten, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, bedoeld in § 1, om te zorgen voor aanpassing en pedagogische ondersteuning met het oog op het uitvoeren, coördineren en ondersteunen van opvoedingsactiviteiten die uitsluitend tot doel hebben artikel 15, eerste lid, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, toe te passen.

Alleen de inrichtingen, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, en de inrichtende machten, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, bedoeld in § 1, die positief bijdragen tot het aantal geglobaliseerde lestijden, krijgen lestijden voor aanpassing en pedagogische ondersteuning. Het aantal lestijden bestemd voor de aanpassing en de pedagogische ondersteuning is gelijk aan het in het vierde lid bedoelde positieve aantal, gewogen met een coëfficiënt die gelijk is met de verhouding tussen het aantal lestijden van het in het vorige lid bedoelde overschot en het aantal geglobaliseerde lestijden. Het resultaat wordt naar de lagere eenheid afgerond.

Het gebruik van de in het vorige lid bedoelde lestijden wordt toegelaten zodra het aantal ervan door de diensten van de Regering wordt meegedeeld en tot volgende 30 september. Dat gebruik behoort tot de bevoegdheid van de in § 1 bedoelde inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, en van het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, na het advies van de in artikel 25 bedoelde overlegorganen te hebben ingewonnen. § 4. De vestigingen organiseren de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en begeleiding van de leerlingen die ervan worden vrijgesteld één van die cursussen te volgen gedurende de maand september volgens dezelfde vormen en nadere regels als die van het voorafgaande schooljaar.

Art. 6.In hetzelfde decreet wordt een artikel 39bis ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 39bis.In elke vestiging van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde confessioneel vrij onderwijs en van de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde niet confessioneel vrij onderwijs die alleen de cursus niet confessionele zedenleer organiseren, wordt het aantal groepen voor de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer, van toepassing van 1 oktober tot volgende 30 september, vastgesteld overeenkomstig de hierna vermelde tabel, die alle leerlingen van de vestiging die op 30 september van het lopende schooljaar ingeschreven zijn, opneemt :

Aantal leerlingen

Aantal groepen

tot 25 leerlingen

1 groep

vanaf 26 leerlingen

2 groepen

vanaf 45 leerlingen

3 groepen

vanaf 72 leerlingen

4 groepen

vanaf 93 leerlingen

5 groepen

vanaf 115 leerlingen

6 groepen

vanaf 141 leerlingen

7 groepen

vanaf 164 leerlingen

8 groepen

vanaf 187 leerlingen

9 groepen

vanaf 210 leerlingen

10 groepen

vanaf 233 leerlingen

11 groepen

+ 23 leerlingen

+ 1 groep


Een groep omvat twee lestijden.". HOOFDSTUK II. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving

Art. 7.Artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : "In de officiële inrichtingen en in de pluralistische inrichtingen van het lager onderwijs met volledig leerplan alsook in de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde niet confessioneel vrij lager onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, omvat de wekelijkse uurrooster één lestijd godsdienst of één lestijd niet confessionele zedenleer en één lestijd filosofie en burgerzin.Als voor de leerling een aanvraag om vrijstelling van het volgen van de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer wordt ingediend, omvat de wekelijkse uurrooster een tweede lestijd voor de cursus filosofie en burgerzin overeenkomstig het vijfde lid. In de officiële inrichtingen en in de pluralistische inrichtingen van het secundair onderwijs met volledig leerplan alsook in de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde niet confessioneel vrij secundair onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, omvat de wekelijkse uurrooster twee lestijden godsdienst of twee lestijden niet confessionele zedenleer. Als voor de leerling een aanvraag om vrijstelling van het volgen van één van die cursussen wordt ingediend, omvat de wekelijkse uurrooster twee lestijden alternatieve pedagogische begeleiding overeenkomstig de in artikel 8bis nader te bepalen regels"; 2° in het derde lid, worden de woorden "1 september 2016" vervangen door de woorden "1 oktober 2016" en worden de woorden "1 september 2017" vervangen door de woorden "1 oktober 2017";3° in het vierde lid, worden de woorden "1 september 2016" vervangen door de woorden "1 oktober 2016" en worden de woorden "1 september 2017" vervangen door de woorden "1 oktober 2017";4° in het zesde lid, worden de woorden "in de inrichtingen van het lager en secundair niet confessioneel vrij onderwijs met volledig leerplan die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer" ingevoegd tussen de woorden "met volledig leerplan "en de woorden "alsook";5° in het achtste lid, worden de woorden "van het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs" ingevoegd tussen de woorden "geniet" en "de leerling", en worden de woorden "en "geniet de leerling van het lager, gewoon en gespecialiseerd onderwijs een tweede lestijd voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in het vijfde lid" toegevoegd na de woorden "artikel 8bis".

Art. 8.Artikel 8bis van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 1, eerste lid, worden het woord "basis-" en de woorden "en in het gespecialiseerd lager onderwijs van maturiteit 3 en 4 van alle onderwijstypen, met uitzondering van type 2," geschrapt;2° § 1, derde lid, wordt afgeschaft;3° in § 4, eerste lid, a) worden de woorden "de leerlingen van het 5e en 6e leerjaar" geschrapt;4° in § 4, eerste lid, a) wordt punt b) afgeschaft;5° in § 5, wordt de zin "In het basisonderwijs wordt die evaluatie in aanmerking genomen door de titularis van de betrokken leerling" afgeschaft.

Art. 9.In artikel 8 ter van dezelfde wet worden de woorden "In het lager gespecialiseerd onderwijs van type 2, en in de graden van maturiteit 1 en 2 van de andere typen en" worden geschrapt. HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs

Art. 10.Artikel 5, tweede lid, van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, wordt gewijzigd als volgt : 1° de woorden "van het secundair onderwijs" ingevoegd tussen het woord "leerlingen" en de woorden "die ervan vrijgesteld worden";2° de woorden "of aan het toezicht, bedoeld in artikel 8bis, § 1, derde lid," worden geschrapt;3° de woorden "tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving" worden toegevoegd na de woorden "wet van 29 mei 1959";4° de volgende zin wordt toegevoegd : "De vrijgestelde leerlingen van het lager onderwijs nemen verplicht deel aan een tweede lestijd voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de voormelde wet van 29 mei 1959". HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren

Art. 11.In artikel 60bis, § 1, eerste lid, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, worden de woorden "1 september 2016" vervangen door de woorden "1 oktober 2016" en worden de woorden "1 september 2017" vervangen door de woorden "1 oktober 2017". HOOFDSTUK V. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 17 december 2003 houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen inzake onderwijs

Art. 12.Artikel 6, tweede lid, van het decreet van 17 december 2003 houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen inzake onderwijs wordt gewijzigd als volgt : 1° de woorden ""van het secundair onderwijs" worden ingevoegd tussen het woord "leerlingen" en de woorden "die ervan vrijgesteld worden";2° de woorden "of aan het toezicht, bedoeld in artikel 8bis, § 1, derde lid," worden geschrapt;3° de woorden "tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving" worden toegevoegd na de woorden "wet van 29 mei 1959";4° de volgende zin wordt toegevoegd : "De vrijgestelde leerlingen van het lager onderwijs nemen verplicht deel aan een tweede lestijd voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de voormelde wet van 29 mei 1959". HOOFDSTUK VI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs

Art. 13.In artikel 18, tweede lid, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, wordt de zin "De vrijgestelde leerlingen van de graden van maturiteit 3 en 4 van alle onderwijstypen, met uitzondering van het type 2, moeten deelnemen aan de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld in artikel 8bis, § 1, tweede lid, of aan het toezicht, bedoeld in artikel 8bis, § 1, derde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gedurende een aantal lestijden dat gelijk is aan het aantal lestijden dat toegekend werd aan de cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer" vervangen door de zin "De vrijgestelde leerlingen moeten deelnemen aan een tweede lestijd voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.".

Art. 14.In hetzelfde decreet, wordt een artikel 43bis ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 43bis.§ 1. In de door de Franse Gemeenschap georganiseerde inrichtingen voor gespecialiseerd lager onderwijs en in de inrichtingen voor gespecialiseerd lager onderwijs van het officieel gesubsidieerd onderwijs en van het niet-confessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs die de keuze bieden tussen de verschillende cursussen godsdienst of niet confessionele zedenleer, wordt een cursus niet confessionele zedenleer, godsdienst, of filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen worden vrijgesteld van de cursus godsdienst of zedenleer, georganiseerd, zodra een leerling ingeschreven is voor één van die cursussen, overeenkomstig artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. In voorkomend geval, wordt de cursus opgericht of afgeschaft in de loop van het schooljaar.

Die cursus moet georganiseerd worden in het continurooster van de verplichte wekelijkse lestijden.

Het aantal groepen, dat van 1 oktober tot 30 september van het volgende schooljaar van toepassing is, wordt, voor de cursus die het meest wordt gevolgd, vastgesteld op grond van het aantal leerlingen van de meest gevolgde cursus, gedeeld door het kencijfer van het in artikel 38 van dit decreet bepaalde onderwijstype. § 2. Het aantal groepen van de meest gevolgde cursus wordt vermenigvuldigd met twee om het aantal lestijden te volgen die behoren tot het bruikbare lestijdenpakket.

Dat aantal wordt vermenigvuldigd met het aantal georganiseerde cursussen, om het maximumaantal lestijden die kunnen worden gebruikt voor de organisatie van de verschillende cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, te kennen. § 3. De cursus niet confessionele zedenleer, godsdienst of filosofie en burgerzin, wanneer de leerlingen worden vrijgesteld van de cursus godsdienst of zedenleer, wordt per groep georganiseerd.

Een groep omvat één lestijd voor een cursus. § 4. Voor de in § 1 bedoelde inrichtingen, stemt het aantal lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin die aan alle leerlingen wordt verstrekt overeenkomstig artikel 8, vierde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, met het aantal klassen overeen. § 5. Naast de lestijden die noodzakelijk zijn voor de organisatie van de verschillende cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin, kunnen op het maximumaantal lestijden alleen de lestijden worden uitgetrokken die noodzakelijk zijn voor het behoud van het volume van de opdracht dat gelijkwaardig is met de toekenningen op 30 juni 2016 van de vastbenoemde of tijdelijk prioritaire leermeesters godsdienst en niet confessionele zedenleer, overeenkomstig de prioritaire volgorde bepaald in titel II van het decreet van 13 juli 2016 betreffende de invoering van een cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs en betreffende het behoud van de alternatieve pedagogische begeleiding in het secundair onderwijs, en, in voorkomend geval, overeenkomstig de regels van het administratief statuut waaronder het personeelslid ressorteert.

Het maximumaantal lestijden bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, kan alleen worden gebruikt voor de begeleiding van de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin.

De overblijvende lestijden van een cursus kunnen geenszins worden overgedragen naar het onderwijzend personeel of naar andere personeelscategorieën. § 6. De vestigingen organiseren de cursussen godsdienst, niet confessionele zedenleer en de begeleiding van de leerlingen die van één van die cursussen vrijgesteld zijn gedurende de maand september volgens dezelfde vormen en nadere regels als die van het vorige schooljaar." HOOFDSTUK VII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving

Art. 15.Artikel 9, § 1, eerste lid, van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving wordt aangevuld met het volgende punt : "8° de aanwerving of de aanstelling van een leermeester filosofie en burgerzin in de vorm van een bijkomend lestijdenpakket voor de begeleiding van de cursus filosofie en burgerzin die wordt verstrekt aan alle leerlingen overeenkomstig artikel 8, derde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving". HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 14 juli 2015 waarbij een vrijstellingsstelsel voor de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs wordt ingesteld

Art. 16.Artikel 17 van het decreet van 14 juli 2015 waarbij een vrijstellingsstelsel voor de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officieel onderwijs wordt ingesteld, wordt gewijzigd als volgt : 1° § 1 dient te worden gelezen als volgt : "Dit artikel betreft uitsluitend de inrichtingen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs en de inrichtingen van het gewoon en gespecialiseerd secundair officieel gesubsidieerd onderwijs".2° § 2 wordt afgeschaft;3° § 3, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt : de woorden "de artikelen 42, 43, 93 en 94" worden vervangen door de woorden "de artikelen 93 en 94".De zin "De lestijden worden van 1 september 2015 tot 30 juni 2016 toegekend" wordt vervangen door de zin " De lestijden worden, voor het schooljaar 2015-2016, van 1 september 2015 tot 30 juni 2016, en, voor het schooljaar 2016-2017, van 1 september 2016 tot 30 juni 2017 toegekend"; 4° in § 3, wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Wanneer er echter een positief of negatief verschil bestaat van meer dan 5 % tussen het aantal leerlingen die op 30 september 2015 regelmatig ingeschreven zijn voor het schooljaar 2015-2016 en op 30 september 2016 voor het schooljaar 2016-2017 in vergelijking met het aantal leerlingen die op 15 januari 2015 ingeschreven waren in de betrokken inrichting, alle vestigingsplaatsen meegerekend, wordt het lestijdenpakket dat voor de cursussen godsdienst en niet confessionele zedenleer alsook voor de alternatieve pedagogische begeleiding, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, tweede lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959, respectief vermeerderd of verminderd tot beloop van het percentage variatie van de bevolking tussen 15 januari 2015 en 30 september 2015 voor het schooljaar 2015-2016, en tussen 15 januari 2015 en 30 september 2016 voor het schooljaar 2016-2017."; 5° in § 4, eerste lid, wordt de zin "De lestijden worden van 1 september 2015 tot 30 juni 2016 toegekend" vervangen door de zin " De lestijden worden, voor het schooljaar 2015-2016, van 1 september 2015 tot 30 juni 2016, en, voor het schooljaar 2016-2017, van 1 september 2016 tot 30 juni 2017 toegekend";6° in § 4, tweede lid : - worden de woorden "voor het schooljaar 2015-2016 en op 1 oktober 2016 voor het schooljaar 2016-2017" ingevoegd na de woorden "op 1 oktober 2015 regelmatig ingeschreven zijn"; - worden de woorden "voor het schooljaar 2015-2016 en tussen 15 januari 2015 en 1 oktober 2016 voor het schooljaar 2016-2017" toegevoegd op het einde van het lid; 7° in § 5, worden de woorden "in de paragrafen 2, 3 en 4 bedoelde" vervangen door de woorden "in de paragrafen 3 en 4 bedoelde" en worden de woorden "gedurende het schooljaar 2015-2016" vervangen door de woorden "gedurende de schooljaren 2015-2016 en 2016-2017";8° in § 6, eerste lid, worden de woorden "in de paragrafen 2, 3 en 4 bedoelde" vervangen door de woorden "in de paragrafen 3 en 4 bedoelde" en worden de woorden "gedurende het schooljaar 2015-2016" vervangen door de woorden "gedurende de schooljaren 2015-2016 en 2016-2017";9° in § 6, tweede lid, worden de woorden "van de bepalingen van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving" geschrapt;10° in § 7, eerste lid, worden de woorden "in de paragrafen 2, 3 en 4 bedoelde" vervangen door de woorden "in de paragrafen 3 en 4 bedoelde";11° in § 7, tweede lid, worden de woorden "In afwijking van de bepalingen van de paragrafen 2, 3 en 4, voor de in het eerste lid bedoelde inrichtingen en vestigingsplaatsen die voor de eerste keer op 1 september 2015 een lager of secundair gewoon of gespecialiseerd onderwijs organiseren" vervangen door de woorden "In afwijking van de bepalingen van de paragrafen 3 en 4, voor de schooljaren 2015-2016 en 2016-2017, voor de in het eerste lid bedoelde inrichtingen en vestigingsplaatsen die voor de eerste keer op 1 september 2015 of op 1 september 2016 een lager of secundair gewoon of gespecialiseerd onderwijs organiseren";12° in § 7, tweede lid, wordt punt a) afgeschaft;13° § 7, tweede lid, b) wordt gewijzigd als volgt : - de woorden "42, 43" worden geschrapt; - de woorden "of in september 2016 respectief " toegevoegd na de woorden "september 2015"; 14° in § 7, tweede lid, c) worden de woorden "secundair onderwijs" vervangen door de woorden "gewoon secundair onderwijs" en worden de woorden "of in september 2016 respectief" toegevoegd na de woorden "september 2015";15° in het gehele artikel 17, worden de woorden "en het toezicht, bedoeld bij artikel 8bis, § 1, derde lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959" geschrapt.

Art. 17.Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° in het eerste lid, worden de woorden "en treedt buiten werking op 31 augustus 2016." vervangen door de woorden "en treedt buiten werking op 31 augustus 2017."; 2° het tweede lid wordt afgeschaft. TITEL II. - Overgangsbepalingen betreffende de toekenning van de betrekkingen voor de cursus filosofie en burgerzin in het basisonderwijs. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs

Art. 18.In titel I, hoofdstuk IV van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, wordt het opschrift van de afdeling IIIbis vervangen door : "Afdeling IIIbis. - Bijzondere bepalingen betreffende de ambten godsdienst, niet confessionele zedenleer en filosofie en burgerzin".

Art. 19.Artikel 24bis van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : "Onverminderd de bepalingen van de afdelingen I en II van dit hoofdstuk, voor het ambt "filosofie en burgerzin", wordt een getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin opgericht. Dat getuigschrift wordt bekrachtigd door de operatoren voor de oorpsronkelijke opleiding die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd en omvat minstens 20 studiepunten. De Regering wordt ertoe gemachtigd dat getuigschrift over te nemen als vak dat een samenstellend deel van een vereist, voldoende of schaarstebekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 16, uitmaakt.".

Art. 20.In artikel 270 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : "De in artikel 266, tweede lid, bedoelde personeelsleden, waarvoor het genot van de overgangsbepalingen wordt beperkt tot de akten tot benoeming of aanwerving in vast verband waarvan ze houder waren vóór de inwerkingtreding van dit decreet, behouden het voordeel van het recht op uitbreiding van hun opdracht overeenkomstig de statutaire bepalingen die op hen toepasselijk zijn.".

Art. 21.In hoofdstuk II van titel III van hetzelfde decreet, wordt een afdeling VI toegevoegd, luidend als volgt : "Afdeling VI. - Overgangsbepalingen voor het ambt van leermeester filosofie en burgerzin dat in het lager onderwijs wordt uitgeoefend".

Art. 22.In afdeling VI, van hoofdstuk II van titel III van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 1 opgericht, luidend als volgt : "Onderafdeling 1. - Overgangsbepalingen voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs".

Art. 23.In onderafdeling 1, ingevoegd door artikel 22, wordt een artikel 193sexies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293sexies.In het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen wordt een hoofdstuk XI ter ingevoegd, luidend als volgt : "HOOFDSTUK XIter. - Overgangs- en afwijkingsbepalingen betreffende de oprichting van het ambt van leermeester filosofie en burgerzin

Artikel 169ter.De kandidaat voor de tijdelijke aanstelling in het ambt van leermeester zedenleer die op de oproep van januari 2016 heeft geantwoord en die een ambtsanciënniteit van minstens 150 dagen heeft verworven in dat ambt gedurende het schooljaar 2015-2016, kan zich kandidaat stellen voor een aanstelling in het ambt van leermeester filosofie en burgerzin en dat ambt toegekend krijgen, voor zover : 1° hij, op het ogenblik van de oproep, ten minste houder is van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2° hij, vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit heeft genoten via zijn oorspronkelijke opleiding of geslaagd is voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien hij die opleiding niet heeft kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moet hij het bewijs van zijn aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moet hij het bewijs leveren van zijn nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als hij opnieuw geen succes kent. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in het eerste lid, 2°.

De kandidaat die zich, in het kader van de bepalingen van dit artikel, regelmatig kandidaat heeft gesteld voor het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, wordt opgenomen in de rangschikking van de kandidaten voor dat ambt, en kan in aanmerking komen voor alle kandidaturen waarover hij beschikt in het ambt van leermeester zedenleer, in voorkomend geval.

Wanneer de kandidaat die overigens beschikt over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs - overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs - zich kandidaat stelt voor een aanstelling in het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, wordt hij opgenomen in een afzonderlijke rangschikking, volgens de in het vorige lid nader bepaalde regels, en heeft hij het voordeel van de voorrang voor een aanstelling in dat ambt ten opzichte van de kandidaten die niet over een dergelijk bekwaamheidsbewijs beschikken.

De tijdelijke aanstelling in dat ambt van leermeester filosofie en burgerzin kan geenszins na 1 september 2020 worden verlengd, indien de kandidaat op die datum niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;2° het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering wordt vastgesteld dit vereist voor de uitoefening van dat ambt.

Artikel 169quater.Vóór 1 september 2020, kan elke kandidaat, als tijdelijke prioritaire voor het ambt van leermeester zedenleer, zich kandidaat stellen voor een aanstelling, als tijdelijke prioritaire, voor het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, voor zover : 1° hij ten minste houder is van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2° hij, vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit heeft genoten via zijn oorspronkelijke opleiding of geslaagd is voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien hij die opleiding niet heeft kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moet hij het bewijs van zijn aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moet hij het bewijs leveren van zijn nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als hij opnieuw geen succes kent. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in het eerste lid, 2°.

Wanneer de tijdelijke prioritaire kandidaat die overigens beschikt over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs - overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs - zich kandidaat stelt voor een aanstelling in het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, wordt hij opgenomen in een afzonderlijke rangschikking, volgens de in het vorige lid nader bepaalde regels, en heeft hij het voordeel van de voorrang voor een aanstelling in dat ambt ten opzichte van de kandidaten die niet over een dergelijk bekwaamheidsbewijs beschikken.

De benoeming in dat ambt van leermeester filosofie en burgerzin zal alleen kunnen geschieden als het personeelslid, vóór 1 september 2020 : 1° een pedagogisch bekwaamheidsbewijs heeft behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;2° het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering wordt vastgesteld, dit vereist voor de uitoefening van dat ambt.

Artikel 169quinquies.Vóór 1 september 2020, kan elk personeelslid dat in vast verband wordt benoemd in een ambt van leermeester zedenleer vragen een ambt van leermeester filosofie en burgerzin uit te oefenen en zal, op voorstel van een zonale commissie of de interzonale commissie bedoeld in hoofdstuk IIbis van dit koninklijk besluit, een aantal lestijden toegekend krijgen dat hoogstens gelijk is aan het aantal waarvoor het bezoldigd wordt, voor zover : 1° het ten minste houder is van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2° het, vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit heeft genoten via zijn oorspronkelijke opleiding of geslaagd is voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien het die opleiding niet heeft kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moet het het bewijs van zijn aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moet het het bewijs leveren van zijn nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als het opnieuw geen succes kent. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in het eerste lid, 2°.

De in het eerste lid bedoelde periode gedurende welke het personeelslid dat in vast verband benoemd is in een ambt van leermeester filosofie en burgerzin het ambt van leermeester filosofie en burgerzin uitoefent, voordat het daartoe kan worden benoemd, wordt gelijkgesteld met een terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde tijd.

De benoeming in dat ambt van leermeester filosofie en burgerzin zal alleen kunnen geschieden als het personeelslid, vóór 1 september 2020 het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist.

Artikel 169sexies.§ 1. Het ambt van leermeester filosofie en burgerzin zal moeten worden toegekend aan de in de artikelen 129ter tot 129quinquies bedoelde artikelen binnen de perken van de lestijden die deze personeelsleden verliezen als gevolg van een vermindering van de filosofische lestijden als gevolg van de oprichting van de cursus filosofie en burgerzin op 1 oktober 2016.

Wanneer lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin beschikbaar blijven nadat het eerste lid werd toegepast, worden ze aan de in de artikelen 129ter tot 129quinquies bedoelde personeelsleden toegekend, voor zover een personeelslid, op het totaal van de lestijden filosofie en burgerzin en van de lestijden niet confessionele zedenleer die hem worden toegekend geen aantal lestijden toegekend krijgt dat hoger is dan het aantal lestijden niet confessionele zedenleer die hem op 30 juni 2016 toegekend waren.

Nadat lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin beschikbaar blijven na toepassing van het eerste lid en het tweede lid, worden ze toegekend overeenkomstig dit decreet en het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en de besluiten tot toepassing ervan. § 2. Het ambt van leermeester zedenleer en dat van leermeester filosofie en burgerzin kunnen alleen in twee verschillende inrichtingen of, in afwijking van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, in twee verschillende vestigingen van één zelfde inrichting, worden uitgeoefend.

In afwijking van het eerste lid en uitsluitend in het kader van de toepassing van § 1, eerste lid, op de in de artikelen 129ter tot 129quinquies bedoelde personeelsleden, kan een personeelslid de twee boven vermelde ambten in dezelfde vestiging maar niet in dezelfde klas uitoefenen, voor zover de naleving van de in het eerste lid bedoelde onverenigbaarheid als gevolg zou hebben dat het betrokken personeelslid zijn ambt van leermeester filosofie en burgerzin en dat van leermeester godsdienst in meer dan 6 vestigingen zou uitoefenen, en, om zich naar elke betrokken vestiging te begeven, een reis van meer dan 25 km vanaf zijn woonplaats zou moeten verrichten of een reis die een verplaatsingsduur met zich zou mede brengen die langer zou zijn dan vier uur per dag met de gemeenschappelijke vervoermiddelen.".

Art. 24.In dezelfde onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 22, wordt een artikel 293 septies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293septies.In het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst der inrichtingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Franse Gemeenschap, wordt een hoofdstuk Xbis ingevoegd, luidend als volgt : "HOOFDSTUK Xbis. - Overgangs- en afwijkingsbepalingen betreffende de oprichting van het ambt van leermeester filosofie en burgerzin.

Artikel 49ter.De kandidaat voor de tijdelijke aanstelling in het ambt van leermeester godsdienst die op de oproep van januari 2016 heeft geantwoord en die een ambtsanciënniteit van minstens 150 dagen heeft verworven in dat ambt gedurende het schooljaar 2015-2016, kan zich kandidaat stellen voor een aanstelling in het ambt van leermeester filosofie en burgerzin en dat ambt toegekend krijgen, voor zover : 1° hij, op het ogenblik van de oproep, ten minste houder is van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2° hij, vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit heeft genoten via zijn oorspronkelijke opleiding of geslaagd is voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien hij die opleiding niet heeft kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moet hij het bewijs van zijn aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moet hij het bewijs leveren van zijn nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als hij opnieuw geen succes kent. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in het eerste lid, 2°.

De kandidaat die zich, in het kader van de bepalingen van dit artikel, regelmatig kandidaat heeft gesteld voor het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, wordt opgenomen in de rangschikking van de kandidaten voor dat ambt, en kan in aanmerking komen voor alle kandidaturen waarover hij beschikt in het ambt van leermeester godsdienst, in voorkomend geval.

Wanneer de kandidaat die overigens beschikt over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs - overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs - zich kandidaat stelt voor een aanstelling in het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, wordt hij opgenomen in een afzonderlijke rangschikking, volgens de in het vorige lid nader bepaalde regels, en heeft hij het voordeel van de voorrang voor een aanstelling in dat ambt ten opzichte van de kandidaten die niet over een dergelijk bekwaamheidsbewijs beschikken.

De tijdelijke aanstelling in dat ambt van leermeester filosofie en burgerzin kan geenszins na 1 september 2020 worden verlengd, indien de kandidaat op die datum niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;2° het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering wordt vastgesteld, dit vereist voor de uitoefening van dat ambt.

Artikel 49quater.Vóór 1 september 2020, kan elke kandidaat, als stagiair voor het ambt van leermeester godsdienst, zich kandidaat stellen voor een aanstelling, als tijdelijke prioritaire, voor het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, voor zover de kandidaat-stagiair het aantal dienstdagen heeft bereikt dat vastgesteld is overeenkomstig de artikelen 30 en 34 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 om als prioritaire tijdelijke te worden aangesteld en voor zover hij : 1° hij ten minste houder is van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2° hij, vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit heeft genoten via zijn oorspronkelijke opleiding of geslaagd is voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien hij die opleiding niet heeft kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moet hij het bewijs van zijn aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moet hij het bewijs leveren van zijn nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als hij opnieuw geen succes kent. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in het eerste lid, 2°.

Wanneer de tijdelijke prioritaire kandidaat die overigens beschikt over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs - overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs - zich kandidaat stelt voor een aanstelling in het ambt van leermeester filosofie en burgerzin, wordt hij opgenomen in een afzonderlijke rangschikking, volgens de in het vorige lid nader bepaalde regels, en heeft hij het voordeel van de voorrang voor een aanstelling in dat ambt ten opzichte van de kandidaten die niet over een dergelijk bekwaamheidsbewijs beschikken.

De benoeming in dat ambt van leermeester filosofie en burgerzin zal alleen kunnen geschieden als het personeelslid, vóór 1 september 2020 : 1° een pedagogisch bekwaamheidsbewijs heeft behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;2° het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs heeft behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering wordt vastgesteld, dit vereist voor de uitoefening van dat ambt.

Artikel 49quinquies.Vóór 1 september 2020, kan elk personeelslid dat in vast verband wordt benoemd in een ambt van leermeester godsdienst vragen een ambt van leermeester filosofie en burgerzin uit te oefenen en zal, op voorstel van een affectatiecommissie bedoeld in hoofdstuk IIbis van dit koninklijk besluit, een aantal lestijden toegekend krijgen dat hoogstens gelijk is aan het aantal waarvoor het bezoldigd wordt, voor zover : 1° het ten minste houder is van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2° het, vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit heeft genoten via zijn oorspronkelijke opleiding of geslaagd is voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien het die opleiding niet heeft kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moet het het bewijs van zijn aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moet het het bewijs leveren van zijn nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als het opnieuw geen succes kent. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in het eerste lid, 2°.

De in het eerste lid bedoelde periode gedurende welke het personeelslid dat in vast verband benoemd is in een ambt van leermeester filosofie en burgerzin het ambt van leermeester filosofie en burgerzin uitoefent, voordat het daartoe kan worden benoemd, wordt gelijkgesteld met een terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde tijd.

De benoeming in dat ambt van leermeester filosofie en burgerzin zal alleen kunnen geschieden als het personeelslid, vóór 1 september 2020 het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs hebben behaald, voor zover het bekwaamheidsbewijs dat door de Regering voor de uitoefening van dat ambt wordt vastgesteld, dit vereist.

Artikel 49sexies.§ 1. Het ambt van leermeester filosofie en burgerzin zal moeten worden toegekend aan de in de artikelen 49ter tot 49quinquies bedoelde artikelen binnen de perken van de lestijden die deze personeelsleden verliezen als gevolg van een vermindering van de filosofische lestijden voortvloeiend uit de oprichting van de cursus filosofie en burgerzin op 1 oktober 2016.

Wanneer lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin beschikbaar blijven nadat het eerste lid werd toegepast, worden ze aan de in de artikelen 49ter tot 49quinquies bedoelde personeelsleden toegekend, voor zover een personeelslid, op het totaal van de lestijden filosofie en burgerzin en van de lestijden godsdienst die hem worden toegekend geen aantal lestijden toegekend krijgt dat hoger is dan het aantal lestijden niet confessionele zedenleer die hem op 30 juni 2016 toegekend waren.

Nadat lestijden van de cursus filosofie en burgerzin beschikbaar blijven na toepassing van het eerste lid en het tweede lid, worden ze toegekend overeenkomstig dit decreet en het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en de besluiten tot toepassing ervan. § 2. Het ambt van leermeester godsdienst en dat van leermeester filosofie en burgerzin kunnen alleen in twee verschillende inrichtingen of, in afwijking van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, in twee verschillende vestigingen van één zelfde inrichting, worden uitgeoefend.

In afwijking van het eerste lid en uitsluitend in het kader van de toepassing van § 1, eerste lid, op de in de artikelen 49ter tot 49quinquies bedoelde personeelsleden, kan een personeelslid de twee boven vermelde ambten in dezelfde vestiging maar niet in dezelfde klas uitoefenen, voor zover de naleving van de in het eerste lid bedoelde onverenigbaarheid als gevolg zou hebben dat het betrokken personeelslid zijn ambt van leermeester filosofie en burgerzin en dat van leermeester godsdienst in meer dan 6 vestigingen zou uitoefenen, en, om zich naar elke betrokken vestiging te begeven, een reis van meer dan 25 km vanaf zijn woonplaats zou moeten verrichten of een reis die een verplaatsingsduur met zich mede zou brengen die langer zou zijn dan vier uur per dag met de gemeenschappelijke vervoermiddelen.".

Art. 25.In afdeling VI van hoofdstuk II van titel III van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 2 opgericht, waarvan het opschrift luidt als volgt : "Onderafdeling 2. - Overgangsbepalingen voor het officieel gesubsidieerd onderwijs".

Art. 26.In onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 25, wordt een artikel 293 octies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293octies.§ 1. Wanneer het ambt van leermeester filosofie en burgerzin op 1 oktober 2016 zal worden opgericht, en in afwijking van de statutaire regels bepaald in hoofdstuk III van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, zal het, binnen de inrichtende macht, moeten worden toegekend aan de leden van haar personeel, -binnen de perken van de lestijden die deze personeelsleden verliezen als gevolg van een vermindering van de filosofische lestijden voortvloeiend uit de oprichting van de cursus filosofie en burgerzin op 1 oktober 2016 - volgens de in § 2 bepaalde volgorde, met uitzondering van 2°.

Wanneer lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin na de toepassing van het eerste lid beschikbaar blijven, worden ze in de in § 2 bepaalde volgorde toegekend, voor zover een personeelslid, op het totaal van de lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin en de lestijden voor de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer die hem worden toegekend, geen aantal lestijden toegekend kan krijgen dat hoger is dan het aantal lestijden voor de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer die hem op 30 juni 2016 toegekend was.

Wanneer lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin na de toepassing van het eerste en tweede lid beschikbaar blijven, worden ze toegekend overeenkomstig het hierboven vermelde decreet van 6 juni 1994 en het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en de besluiten tot toepassing ervan. § 2. De toekenningsvolgorde is de volgende : 1° aan haar personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van dit decreet, in vast verband benoemd zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, die, als gevolg van een vermindering van de lestijden voor de filosofische cursussen, voortvloeiend uit de oprichting van de cursus filosofie en burgerzin op 1 oktober 2016 bij het decreet van 22 oktober 2015 betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin, ter beschikking zouden moeten worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies met toepassing van de vooraf bepaalde maatregelen, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid of voor die laatste : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 1°, eerste lid, 2); 3) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, respectief berekend, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leermeesters godsdienst, overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst.

In dat geval wordt het personeelslid geacht ter beschikking te zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies, en wordt zijn aanstelling, in verhouding tot het volume van zijn opdracht, gelijkgesteld met een tijdelijke reaffectatie, in de zin van artikel 79, 4°, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, en van artikel 2, § 3, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het officieel gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs; 2° aan haar personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van dit decreet, in vast verband benoemd zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 2°, eerste lid, 2); 3) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, respectief berekend, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leermeesters godsdienst, overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst. 3° aan haar personeelsleden die aangesteld zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, gedurende het schooljaar dat voorafgaat aan de inwerkingtreding van dit decreet, als prioritaire tijdelijke, in de zin van, respectief, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, artikel 24 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leermeesters godsdienst, van artikel 23, § 1, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 3°, eerste lid, 3); 4) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, respectief berekend, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leermeesters godsdienst, overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst. 4° aan haar personeelsleden die aangesteld zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, vóór de inwerkingtreding van dit decreet als prioritaire tijdelijke, in de zin van, respectief, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, artikel 24 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leermeesters godsdienst, van artikel 23, § 1, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 4°, eerste lid, 2); 3) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, respectief berekend, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leermeesters godsdienst, overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst. 5° aan haar personeelsleden die een anciënniteit van ten minste 150 dagen hebben verworven in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, vóór de inwerkingtreding van dit decreet, als tijdelijk personeelslid, in de zin van, respectief, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, artikel 20 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leermeesters godsdienst, van artikel 20, § 1, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit", georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 5°, eerste lid, 3); 4) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, respectief berekend, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leermeesters godsdienst, overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst."; 6° aan haar personeelsleden die een anciënniteit van ten minste 150 dagen hebben verworven in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, vóór de inwerkingtreding van dit decreet, als tijdelijk personeelslid, in de zin van, respectief, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, artikel 20 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leermeesters godsdienst, van artikel 20, § 1, van het voormelde decreet van 10 maart 2006, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 6°, eerste lid, 2); 3) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, respectief berekend, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, en, voor de leermeesters godsdienst, overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst.";

Art. 27.In dezelfde onderafdeling 2,ingevoegd bij artikel 25, wordt een artikel 293nonies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293nonies.De ambts- en dienstanciënniteit van de leermeesters godsdienst en niet confessionele zedenleer bedoeld in 1°, 2°, 3° en 4° van artikel 293octies, die bij de inrichtende macht werd verworven in het kader van het voormelde decreet van 10 maart 2006 of van het voormelde decreet van 6 juni 1994, wordt geacht een ambtsanciënniteit te zijn die werd verworven in de zin van artikel 34 van het voormelde decreet van 6 juni 1994 als leermeester filosofie en burgerzin.

Ze kunnen echter die anciënniteit alleen laten gelden om voor hetzelfde ambt in aanmerking te komen.".

Art. 28.In dezelfde onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 25, wordt een artikel 293decies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293decies.§ 1. Voor de in 1° van artikel 293octies bedoelde vastbenoemde personeelsleden, wordt die tijdelijke reaffectatie automatisch verlengd volgens de regels die terzake worden vastgesteld door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995, totdat het personeelslid voldoet aan de benoemingsvoorwaarden vastgesteld in artikel 30 van het voormelde decreet van 6 juni 1994, op voorwaarde dat het, vóór 1 september 2020, het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, heeft behaald, voor zover het door de Regering vastgestelde bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van dat ambt dit vereist.

Als het personeelslid niet op 1 september 2020 aan die voorwaarden voldoet, geniet het vanaf die datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer. § 2. Voor de in 2° van artikel 293octies bedoelde vastbenoemde personeelsleden, wordt hun aanstelling verlengd volgens de regels die terzake worden vastgesteld door hoofdstuk III van het voormelde decreet van 6 juni 1994, totdat het personeelslid voldoet aan de benoemingsvoorwaarden vastgesteld in artikel 30 van hetzelfde decreet van 6 juni 1994, en op voorwaarde dat het vóór 1 september 2020, het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, heeft behaald, voor zover het door de Regering vastgestelde bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van dat ambt dit vereist.

Als het personeelslid niet op 1 september 2020 aan die voorwaarden voldoet, geniet het vanaf die datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer. § 3. Voor de in 3° en 4° van artikel 293octies bedoelde tijdelijke personeelsleden, wordt hun aanstelling verlengd volgens de regels die terzake worden vastgesteld door hoofdstuk III van het voormelde decreet van 6 juni 1994, totdat het personeelslid voldoet aan de benoemingsvoorwaarden vastgesteld in artikel 30 van hetzelfde decreet van 6 juni 1994, en op voorwaarde dat het vóór 1 september 2020 : 1° het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, heeft behaald, voor zover het door de Regering vastgestelde bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van dat ambt dit vereist;2° in het geval van 4°, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs heeft behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs. Als het personeelslid niet op 1 september 2020 aan die voorwaarden voldoet, geniet het vanaf die datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer.".

Art. 29.In dezelfde onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 25, wordt een artikel 293undecies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293undecies.De personeelsleden die de in deze onderafdeling vastgestelde bepalingen genieten, kunnen binnen één zelfde vestiging hun nieuwe ambt niet samen met een opdracht van leermeester godsdienst of leermeester niet confessionele zedenleer uitoefenen.

In afwijking van het eerste lid, uitsluitend in het kader van de toepassing van artikel 293octies, § 1, eerste lid, kan een personeelslid beide boven vermelde ambten in dezelfde vestiging maar niet in dezelfde klas uitoefenen : 1° in de inrichtende machten die minder dan 6 vestigingen tellen en die, zonder die afwijking, de lestijden niet kunnen toekennen overeenkomstig artikel 293octies, § 1, eerste lid;2° in de inrichtende machten die minstens 6 vestigingen tellen, indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde onverenigbaarheid als gevolg zou hebben dat het betrokken personeelslid zijn ambt leermeester filosofie en burgerzin en dat van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer : a) in meer dan 6 vestigingen zou uitoefenen b) , of, om zich naar elke betrokken vestiging te begeven, een reis van meer dan 25 km vanaf zijn woonplaats zou moeten verrichten of een reis die een verplaatsingsduur met zich mede zou brengen die langer is dan vier uur per dag met de gemeenschappelijke vervoermiddelen. Als de afwijking bedoeld in het vorige lid een personeelslid betreft dat de betrokken ambten in verschillende inrichtende machten uitoefent, wordt de afwijking opgelegd aan de inrichtende machten die verantwoordelijk zijn voor de onverenigbaarheid".".

Art. 30.In afdeling VI, van hoofdstuk II van titel III van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 3 ingevoegd, luidend als volgt : "Onderafdeling 3. Overgangsbepalingen voor het niet confessioneel vrij gesubsidieerd onderwijs".

Art. 31.In onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel 293duodecies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293duodecies.§ 1. Wanneer het ambt van leermeester filosofie en burgerzin op 1 oktober 2016 zal worden opgericht, en in afwijking van de statutaire regels bepaald in hoofdstuk III van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, zal het, binnen de inrichtende macht, moeten worden toegekend aan de leden van haar personeel, -binnen de perken van de lestijden die deze personeelsleden verliezen als gevolg van een vermindering van de filosofische lestijden voortvloeiend uit de oprichting van de cursus filosofie en burgerzin op 1 oktober 2016 - volgens de in § 2 bepaalde volgorde, met uitzondering van 2°.

Wanneer lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin na de toepassing van het eerste lid beschikbaar blijven, worden ze in de in § 2 bepaalde volgorde toegekend, voor zover een personeelslid, op het totaal van de lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin en de lestijden voor de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer die hem worden toegekend, geen aantal lestijden toegekend kan krijgen dat hoger is dan het aantal lestijden voor de cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer die hem op 30 juni 2016 toegekend was.

Wanneer lestijden voor de cursus filosofie en burgerzin na de toepassing van het eerste en tweede lid beschikbaar blijven, worden ze toegekend overeenkomstig het hierboven vermelde decreet van 21 februari 1993 en het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs en de besluiten tot toepassing ervan. § 2. De toekenningsvolgorde is de volgende : 1° aan haar personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van dit decreet, in vast verband aangeworven zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, die, als gevolg van een vermindering van de lestijden voor de filosofische cursussen, voortvloeiend uit de oprichting van de cursus filosofie en burgerzin op 1 oktober 2016 bij het decreet van 22 oktober 2015 betreffende de organisatie van een cursus filosofie en burgerzin en een opvoeding tot filosofie en burgerzin, ter beschikking zouden moeten worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies met toepassing van de vooraf bepaalde maatregelen, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 2°, eerste lid, 2); 3) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, berekend overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993.

In dat geval wordt het personeelslid geacht ter beschikking te zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking of gedeeltelijk opdrachtverlies, en wordt zijn aanstelling, in verhouding tot het volume van zijn opdracht, gelijkgesteld met een tijdelijke reaffectatie, in de zin van artikel 2, § 3, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995 tot regeling van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wachtweddetoelage in het officieel gesubsidieerd gewoon en gespecialiseerd kleuter- en lager onderwijs; 2° aan haar personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van dit decreet, in vast verband aangeworven zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit", georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 2°, eerste lid, 2); 3) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, berekend, voor de leermeesters niet confessionele zedenleer, overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993; 3° aan de personeelsleden die, vóór de inwerkingtreding van dit decreet, aangesteld zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, als prioritaire tijdelijke, in de zin van artikel 34 van het voormelde decreet van 1 februari 1993, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit", georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 3°, eerste lid, 3); 4) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, berekend overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993; 4° aan de personeelsleden die, vóór de inwerkingtreding van dit decreet, aangesteld zijn in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, als prioritaire tijdelijke, in de zin van artikel 34 van het voormelde decreet van 1 februari 1993, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit", georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 4°, eerste lid, 2); 3) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, berekend overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993; 5° aan haar personeelsleden die een anciënniteit van ten minste 180 dagen hebben verworven in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, vóór de inwerkingtreding van dit decreet als tijdelijk personeelslid, in de zin van artikel 30 van het voormelde decreet van 1 februari 1993, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) een pedagogisch bekwaamheidsbewijs hebben behaald overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs;3) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit", georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 5°, eerste lid, 3); 4) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, berekend overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993; 6° aan haar personeelsleden die een anciënniteit van ten minste 180 dagen hebben verworven in een ambt van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer, vóór de inwerkingtreding van dit decreet, als tijdelijk personeelslid, in de zin van artikel 30 van het voormelde decreet van 1 februari 1993, onder de voorwaarde dat zij : 1) ten minste houder zijn van een diploma van onderwijzer, bachelor, graduaat, GLSO of van een overeenstemmend bekwaamheidsbewijs onder de bekwaamheidsbewijzen die worden uitgereikt met toepassing van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;2) vóór 1 oktober 2016, een opleiding tot neutraliteit hebben genoten via hun oorspronkelijke opleiding of geslaagd zijn voor de onderwijseenheid "opleiding tot neutraliteit",georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie.Voor die onderwijseenheid : a) indien zij die opleiding niet hebben kunnen volgen omdat het aantal plaatsen onvoldoende was, moeten ze het bewijs van hun aanvraag om inschrijving kunnen leveren;b) indien die opleiding niet met een succes wordt bekrachtigd, moeten ze het bewijs leveren van hun nieuwe inschrijving voor de eerstvolgende organisatie van de onderwijseenheid en dan voor de volgende daarop, met de met redenen omklede instemming van de studieraad van de onderwijseenheid, als zij opnieuw geen succes kennen. De personeelsleden die uiterlijk gedurende het schooljaar 2003-2004 gediplomeerd zijn in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde officieel onderwijs, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden betreffende de opleiding tot neutraliteit bedoeld in § 2, 6°, eerste lid, 2); 3) zich kandidaat hebben gesteld voor dat ambt bij hun inrichtende macht, bij aangetekend schrijven, op straffe van verval, vóór 1 september 2016. Als de inrichtende macht tussen verschillende kandidaten moet kiezen, moet zij de kandidaat aanstellen die de grootste dienstanciënniteit bij haar heeft verworven, berekend overeenkomstig artikel 29bis van het voormelde decreet van 1 februari 1993.";

Art. 32.In onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel 293terdecies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293terdecies.De ambtsanciënniteit van de personeelsleden bedoeld in 1°, 2°, 3° en 4° van artikel 293duodecies, die ze bij de inrichtende macht als leermeester godsdienst en niet confessionele zedenleer hebben verworven, wordt geacht een ambtsanciënniteit te zijn die werd verworven in de zin van artikel 29 van het voormelde decreet van 1 februari 1993 als leermeester filosofie en burgerzin.

Ze kunnen echter die anciënniteit alleen laten gelden om voor hetzelfde ambt in aanmerking te komen.

Art. 33.In onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel 293quatuordecies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293quatuordecies.§ 1. Voor de in 1° van artikel 293duodecies bedoelde vastbenoemde personeelsleden, wordt die tijdelijke reaffectatie automatisch verlengd volgens de regels die terzake worden vastgesteld door het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 augustus 1995, totdat het personeelslid voldoet aan de voorwaarden voor de vaste benoeming vastgesteld in artikel 42 van het voormelde decreet van 1 februari 1993, op voorwaarde dat het, vóór 1 september 2020, het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, heeft behaald, voor zover het door de Regering vastgestelde bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van dat ambt dit vereist.

Als het personeelslid niet op 1 september 2020 aan die voorwaarden voldoet, geniet het vanaf die datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer. § 2. Voor de in 2° van artikel 293duodecies bedoelde vastbenoemde personeelsleden, wordt hun aanstelling verlengd volgens de regels die terzake worden vastgesteld door hoofdstuk III van het voormelde decreet van 1 februari 1993, totdat het personeelslid voldoet aan de voorwaarden voor de vaste benoeming vastgesteld in artikel 42 van hetzelfde decreet, en op voorwaarde dat het vóór 1 september 2020, het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, heeft behaald, voor zover het door de Regering vastgestelde bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van dat ambt dit vereist.

Als het personeelslid niet op 1 september 2020 aan die voorwaarden voldoet, geniet het vanaf die datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer. § 3. Voor de in 3° en 4° van artikel 293duodecies bedoelde tijdelijke personeelsleden, wordt hun aanstelling verlengd volgens de regels die terzake worden vastgesteld door hoofdstuk III van het voormelde decreet van 1 februari 1993, totdat het personeelslid voldoet aan de voorwaarden voor de benoeming in vast verband vastgesteld in artikel 42 van hetzelfde decreet, en op voorwaarde dat het vóór 1 september 2020 : 1° het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin bedoeld in artikel 24bis, derde lid van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, heeft behaald, voor zover het door de Regering vastgestelde bekwaamheidsbewijs voor de uitoefening van dat ambt dit vereist;2° in het geval van 4°, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs heeft behaald, overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs. Als het personeelslid niet op 1 september 2020 aan die voorwaarden voldoet, geniet het vanaf die datum de bij dit decreet vastgestelde overgangsmaatregelen niet meer.".

Art. 34.In onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel 293quindecies ingevoegd, luidend al volgt : "

Artikel 293quindecies.De personeelsleden die de in deze onderafdeling vastgestelde bepalingen genieten, kunnen binnen één zelfde vestiging hun nieuwe ambt niet samen met een opdracht van leermeester godsdienst of leermeester niet confessionele zedenleer uitoefenen.

In afwijking van het eerste lid, uitsluitend in het kader van de toepassing van artikel 293duodecies, § 1, eerste lid, kan een personeelslid beide boven vermelde ambten in dezelfde vestiging maar niet in dezelfde klas uitoefenen : 1° in de inrichtende machten die minder dan 6 vestigingen tellen en die, zonder die afwijking, de lestijden niet kunnen toekennen overeenkomstig artikel 293duodecies, § 1, eerste lid;2° in de inrichtende machten die minstens 6 vestigingen tellen, indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde onverenigbaarheid als gevolg zou hebben dat het betrokken personeelslid zijn ambt van leermeester filosofie en burgerzin en dat van leermeester godsdienst of niet confessionele zedenleer : a) in meer dan 6 vestigingen zou uitoefenen;b) , of, om zich naar elke betrokken vestiging te begeven, een reis van meer dan 25 km vanaf zijn woonplaats zou moeten verrichten of een reis die een verplaatsingsduur met zich mede zou brengen die langer zou zijn dan vier uur per dag met de gemeenschappelijke vervoermiddelen. Als de afwijking bedoeld in het vorige lid een personeelslid betreft dat de betrokken ambten in verschillende inrichtende machten uitoefent, wordt de afwijking opgelegd aan de inrichtende machten die verantwoordelijk zijn voor de onverenigbaarheid".".

Art. 35.In onderafdeling VI van hoofdstuk II van titel III van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 4 ingevoegd, luidend als volgt : "Onderafdeling 4 : overgangsbepalingen betreffende de bezoldiging".

Art. 36.In onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 35, wordt een artikel 293sexdecies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293sexdecies.De personeelsleden die in vast verband benoemd of aangeworven zijn of die bedoeld zijn bij artikel 285 van dit decreet en bedoeld bij de onderonderafdelingen 1 tot 3 van deze afdeling, genieten, zonder tijdsbeperking, de weddeschalen in verband met het nieuwe ambt van leermeester filosofie en burgerzin, tenzij de weddeschaal in verband met hun oorspronkelijke ambt hun een hogere bezoldiging toekent.

Voor de personeelsleden die tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn en die hun ambt op 1 oktober 2016 beginnen uit te oefenen en uiterlijk op 30 juni 2017 ophouden met het uitoefenen van dat ambt, geldt het genot van de weddeschaal in verband met het oorspronkelijke ambt, wanneer die gunstiger is, alleen voor het schooljaar 2016-2017.".

Art. 37.In onderafdeling VI van hoofdstuk II van titel III van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 5 opgericht, waarvan het opschrift luidt als volgt : "Onderafdeling 5. Overgangsbepalingen betreffende het getuigschrift van didactiek voor de cursus filosofie en burgerzin".

Art. 38.In onderafdeling 5, ingevoegd bij artikel 37, wordt een artikel 293septdecies ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 293septdecies.Bij wijze van overgangsmaatregel, in afwachting van de oprichting van het in artikel 24bis, derde lid van dit decreet bedoelde getuigschrift, en uiterlijk tot 1 september 2020, is het bezit van dat getuigschrift voor de uitoefening van het ambt van leermeester filosofie en burgerzin niet vereist.".

TITEL III. - Inwerkingtreding

Art. 39.Dit decreet treedt in werking voor het schooljaar 2016-2017.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 13 juli 2016.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Cultuur en Kind, Mevr. A. GREOLI De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, Media en Wetenschappelijk Onderzoek, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Sport en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, R. MADRANE De Minister van Onderwijs, Mevr. M.-M. SCHYNS De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT De Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke Kansen, Mevr. I. SIMONIS _______ Nota (1) Zitting 2015-2016. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 312-1. - Commissieamendement, nr. 312-2. - Verslag, nr. 312-3. - Vergaderingsamendementen, nr. 312-4.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 13 juli 2016.

^