Etaamb.openjustice.be
Decreet van 14 maart 2008
gepubliceerd op 10 september 2008

Decreet houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk

bron
vlaamse overheid
numac
2008203169
pub.
10/09/2008
prom.
14/03/2008
ELI
eli/decreet/2008/03/14/2008203169/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 MAART 2008. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende wijziging van het decreet van 14 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 2 van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan punt 7° wordt de volgende zinsnede toegevoegd : "in relatie tot specifieke sociaal-culturele activiteiten kan de niet-formele educatie leiden tot het afleveren van leer-, competentie- en functiebewijzen;"; 2° een punt 7°bis wordt ingevoegd, dat luidt als volgt : "7°bis informeel leren : het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes op grond van de ervaringen die men opdoet in de confrontaties met de omgeving;in relatie tot specifieke sociaal-culturele activiteiten kan het informele leren leiden tot het afleveren van leer-, competentie- en functiebewijzen;"; 3° een punt 12°bis wordt ingevoegd, dat luidt als volgt : "12°bis voortgangsrapport : een document dat jaarlijks een stand van zaken geeft over de uitvoering van het beleidsplan in het voorbije jaar en een vooruitblik op de geplande uitvoering van het beleidsplan in het lopende jaar;".

Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde decreet wordt § 3 vervangen door wat volgt : " § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de erkenning van nieuwe verenigingen en voor de intrekking van de erkenning. ».

Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 2° wordt opgeheven;2° in punt 3° worden de woorden "en minstens twee derden van de gekregen subsidie besteden aan de vergoeding van medewerkers, al dan niet in vast dienstverband" geschrapt.

Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 6 De vereniging expliciteert in het beleidsplan en het voortgangsrapport hoe zij zich binnen haar werking verhoudt ten overstaan van de hiernavolgende beoordelingselementen : 1° de wijze waarop de vier functies, vermeld in artikel 2, 8°, worden gerealiseerd;2° de wijze van begeleiding van de afdelingen of groepen : de ontwikkeling van het afdelingswerk en groepswerk, het aantal afdelingen of groepen;3° het beleid ten aanzien van de vrijwilliger;4° de acties met het oog op de verdieping en verbreding van de participatie;5° de communicatie met de leden;6° het ontwikkelen van acties en activiteiten met een landelijk karakter;7° het ontwikkelen van vernieuwende en bijzondere activiteiten;8° de aanpak van de diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit;9° de samenwerking en netwerkvorming met andere organisaties;10° de manier waarop in de werking rekening gehouden wordt met principes van integrale kwaliteitszorg;11° de zorg voor professionalisering en professionaliteit;12° het engagement ten aanzien van de door de Vlaamse Regering geformuleerde beleidsprioriteiten. Deze beoordelingselementen worden door de administratie vanaf de derde beleidsperiode gehanteerd bij de evaluatie van de werking van de vereniging. In de tweede beleidsperiode houdt de administratie bij de evaluatie van de werking van de vereniging rekening met de beoordelingselementen die op het ogenblik van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling door de adviescommissie van kracht waren, evenals met de wijze waarop de vereniging in haar werking rekening hield met de opmerkingen die de adviescommissie formuleerde op het punt van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling zoals van toepassing op dat ogenblik.

Vanaf de derde beleidsperiode hanteert de administratie bij de evaluatie de in het eerste lid vermelde beoordelingselementen op de volgende wijze : 1° de beoordelingselementen van het eerste lid, 1° tot en met 11°, worden gehanteerd ten aanzien van de werking die de vereniging in het ingediende beleidsplan vooropstelde;2° het beoordelingselement van het eerste lid, 12°, wordt gehanteerd ten aanzien van de werking die de vereniging in het voortgangsrapport volgend op het beleidsplan op het punt van het engagement ten aanzien van de beleidsprioriteiten vooropstelde.».

Art. 6.Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 7 De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen van de aanvraag voor subsidiëring en voor de evaluatie van de werking, evenals de regels met betrekking tot de opmaak van het beleidsplan. ».

Art. 7.In artikel 8 van hetzelfde decreet wordt § 2 vervangen door wat volgt : " § 2. De individuele subsidie-enveloppe van de vereniging wordt vastgesteld door de Vlaamse Regering, op voorstel van de administratie. Bij de vaststelling ervan wordt rekening gehouden met de volgende elementen : 1° de stijging van de levensduurte;2° het engagement van de vereniging ten aanzien van de door de Vlaamse Regering geformuleerde beleidsprioriteiten;3° het resultaat van de evaluatie van de werking van de vereniging, in overeenstemming met artikel 42.».

Art. 8.In hetzelfde decreet wordt voor onderafdeling 1 van afdeling 2 van hoofdstuk II van titel II, die onderafdeling 1bis wordt, een nieuwe onderafdeling 1, die bestaat uit artikel 8, ingevoegd, waarvan het opschrift luidt als volgt : "Onderafdeling 1 Algemene bepalingen".

Art. 9.In hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 1ter, van afdeling 2 van hoofdstuk II van titel II, die bestaat uit artikel 10, ingevoegd, waarvan het opschrift luidt als volgt : "Onderafdeling 1ter De tweede en derde beleidsperiode".

Art. 10.Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 10 De erkende verenigingen behouden gedurende de tweede beleidsperiode hetzelfde jaarlijkse subsidiebedrag als in de vorige beleidsperiode.

Voor de erkende verenigingen gelden voor de berekening van de jaarlijkse subsidie gedurende de derde beleidsperiode de volgende regels : 1° de uitgangspositie is het jaarlijkse subsidiebedrag van de tweede beleidsperiode;2° het in 1° vermeld bedrag kan aangepast worden op basis van de verantwoordingselementen vermeld in artikel 46, tweede en derde lid; de verhoging van de subsidie-enveloppe op grond van het verantwoordingselement vermeld in artikel 46, derde lid, gaat in vanaf het tweede jaar van de beleidsperiode; 3° een eindevaluatie met een negatief besluit in overeenstemming met artikel 42 leidt tot een vermindering van de jaarlijkse subsidie-enveloppe met tien procent. In afwijking van het tweede lid, 1°, is de uitgangspositie voor de berekening van de jaarlijkse subsidie gedurende de derde beleidsperiode van de erkende verenigingen van migranten, het subsidiebedrag dat aan hen werd toegekend tijdens het laatste jaar van de tweede beleidsperiode. De bepalingen van het tweede lid, 2°, gelden pas vanaf de derde beleidsperiode voor de erkende verenigingen van migranten.

Voor de verenigingen die voor de inwerkingtreding van het decreet van 5 maart 2008 houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk ressorteerden onder de toepassing van artikel 10, § 1, zoals het gold tot bij de inwerkingtreding van hetzelfde decreet van 5 maart 2008, wordt de jaarlijkse subsidievermindering vermeld in het tweede lid, 3°, toegepast op de subsidie, die de vereniging op grond van artikel 9 had moeten krijgen. De grootte van het bedrag van de subsidievermindering wordt vastgesteld op grond van de huidige subsidie-enveloppe.

Voor de verenigingen die voor de inwerkingtreding van het decreet van 5 maart 2008 houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk ressorteerden onder de toepassing van artikel 10, § 2, zoals het gold tot bij de inwerkingtreding van hetzelfde decreet van 5 maart 2008, wordt de jaarlijkse subsidievermindering vermeld in het tweede lid, 3°, toegepast op de subsidie, die de vereniging in het jaar voorafgaand aan de toepassing van artikel 9 ontving. De grootte van het bedrag van de subsidievermindering wordt vastgesteld op grond van de huidige subsidie-enveloppe.

Voor de nieuwe verenigingen worden de subsidies berekend op basis van de volgende regels : 1° het aantal afdelingen of groepen wordt vastgelegd op het minimale aantal werkende afdelingen of groepen, vereist voor de erkenning;2° voor de afdelingen wordt de waarde toegekend, vermeld in artikel 9, 2°.».

Art. 11.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van onderafdeling 2 van afdeling 2 van hoofdstuk II van titel II, die bestaat uit een artikel 11 en een artikel 12, vervangen door : "Onderafdeling 2 Vanaf de vierde beleidsperiode".

Art. 12.Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 11 Voor de erkende verenigingen gelden voor de vaststelling van de jaarlijkse subsidie vanaf de vierde beleidsperiode de volgende regels : 1° de uitgangspositie is het jaarlijkse subsidiebedrag van de vorige beleidsperiode;2° het in 1° vermelde bedrag kan aangepast worden op basis van de verantwoordingselementen vermeld in artikel 46, tweede en derde lid; de verhoging van de subsidie-enveloppe op grond van het verantwoordingselement vermeld in artikel 46, derde lid, gaat in vanaf het tweede jaar van de beleidsperiode; 3° een eindevaluatie met een negatief besluit op het vlak van de toepassing van artikel 6, derde lid, 1°, leidt tot een vermindering van de jaarlijkse subsidie-enveloppe met tien procent;opeenvolgende eindevaluaties met een negatief besluit leiden voor elke volgende betrokken beleidsperiode tot een vermindering van de jaarlijkse subsidie-enveloppe met telkens twintig percent; 4° een eindevaluatie met een negatief besluit op het vlak van de toepassing van artikel 6, derde lid, 2°, leidt tot de uitsluiting van de vereniging van de eventuele aanpassing van de subsidie-enveloppe voor de volgende beleidsperiode op grond van het verantwoordingselement vermeld in artikel 46, derde lid;de uitgangspositie voor de vaststelling van de jaarlijkse subsidie-enveloppe is dan het subsidiebedrag dat de vereniging ontving vooraleer de subsidie-enveloppe in de vorige beleidsperiode op basis van het verantwoordingselement vermeld in artikel 46, derde lid, werd aangepast.

Voor de verenigingen die voor de inwerkingtreding van het decreet van 5 maart 2008 houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk ressorteerden onder de toepassing van artikel 10, § 1, zoals het gold tot bij de inwerkingtreding van hetzelfde decreet van 5 maart 2008, wordt de jaarlijkse subsidievermindering vermeld in het eerste lid, 3°, toegepast op de subsidie, die de vereniging op grond van artikel 9 had moeten krijgen. De grootte van het bedrag van de subsidievermindering wordt vastgesteld op grond van de huidige subsidie-enveloppe.

Voor de verenigingen die voor de inwerkingtreding van het decreet van 5 maart 2008 houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk ressorteerden onder de toepassing van artikel 10, § 2, zoals het gold tot bij de inwerkingtreding van hetzelfde decreet van 5 maart 2008, wordt de jaarlijkse subsidievermindering vermeld in het eerste lid, 3°, toegepast op de subsidie, die de vereniging in het jaar voorafgaand aan de toepassing van artikel 9 ontving. De grootte van het bedrag van de subsidievermindering wordt vastgesteld op grond van de huidige subsidie-enveloppe. ».

Art. 13.Artikel 12 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 12 Voor de nieuwe verenigingen worden de subsidies berekend op basis van de volgende regels : 1° het aantal afdelingen of groepen wordt vastgelegd op het minimale aantal werkende afdelingen of groepen, vereist voor de erkenning;2° voor de afdelingen wordt de waarde toegekend, vermeld in artikel 9, 2°.».

Art. 14.In artikel 14 van hetzelfde decreet wordt § 3 vervangen door wat volgt : " § 3. Aanvragen kunnen worden ingediend in het jaar dat aan elke beleidsperiode voorafgaat, en in het tweede jaar van de beleidsperiode. Telkens kunnen maximaal twee aanvragers een startsubsidie krijgen. ».

Art. 15.In artikel 15 van hetzelfde decreet wordt punt 6° geschrapt.

Art. 16.Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 16 § 1. De beleidsplannen worden op hun inhoud en kwaliteit beoordeeld door een adviescommissie. De adviescommissie betrekt in haar advies tevens de realiteitswaarde van de financiële raming in de subsidieaanvraag. § 2. De adviescommissie beschikt over de volgende beoordelingselementen : 1° de knowhow en expertise van de beweging met betrekking tot het thema of het cluster;de wijze waarop die expertise verder wordt ontwikkeld; de wijze waarop de knowhow wordt ontsloten; 2° de aanpak van diversiteit, met specifieke aandacht voor interculturaliteit;3° de wijze waarop het ruime publiek rechtstreeks of onrechtstreeks wordt benaderd, inclusief de inspanning om andere publieksgroepen aan te trekken;4° de creativiteit, de diversiteit en de originaliteit van de gehanteerde methoden, evenals de effectiviteit ervan;5° de communicatie met het publiek, de aandacht voor de media;6° de interne samenhang van het beleidsplan en de realiteitswaarde ervan;7° de aard en de omvang van de educatieve activiteiten en de werkmaterialen;8° de acties en de campagnes;9° de samenwerking en netwerkvorming met andere organisaties;10° het engagement van vrijwilligers en bestuurders;11° de zorg voor professionaliteit en professionalisering;12° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg. De beweging expliciteert in haar beleidsplan hoe zij zich binnen haar toekomstige werking verhoudt ten overstaan van deze beoordelingselementen. § 3. De in § 2 vermelde beoordelingselementen worden vanaf de tweede beleidsperiode door de administratie gehanteerd bij de evaluatie van de werking van de beweging, met uitzondering van de in § 2, 1°, eerste zinsnede, en 6°, vermelde beoordelingselementen.

In de eerste beleidsperiode houdt de administratie bij de evaluatie van de werking van de beweging rekening met de beoordelingselementen die op het ogenblik van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling door de adviescommissie van kracht waren, evenals met de wijze waarop de beweging in haar werking rekening hield met de opmerkingen die de adviescommissie formuleerde op het punt van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling zoals van toepassing op dat ogenblik.

Een eindevaluatie met negatief resultaat betekent de uitsluiting uit de subsidieronde voor de volgende beleidsperiode. ».

Art. 17.In artikel 17 van hetzelfde decreet wordt § 1 vervangen door wat volgt : " § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen van de aanvraag, voor de beoordeling van het beleidsplan en voor de evaluatie van de werking, evenals de samenstelling van de adviescommissie en de regels met betrekking tot de opmaak van het beleidsplan. ».

Art. 18.Artikel 18 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 18 De jaarlijkse subsidie-enveloppe die voor een beleidsperiode verworven wordt, ligt tussen minimaal 111.500 euro en maximaal 200.000 euro.

De beweging die in de vorige beleidsperiode een hogere subsidie-enveloppe ontving dan de minimale subsidie-enveloppe bepaald in het eerste lid, en voor haar werking een positief evaluatieresultaat kreeg, verwerft in de volgende beleidsperiode minstens de voormelde minimale subsidie-enveloppe. Deze beweging kan een subsidieaanvraag indienen voor een hogere subsidie-enveloppe dan de minimale subsidie-enveloppe. De toekenning van de hogere subsidie-enveloppe gebeurt binnen de beschikbare kredieten en wordt mee bepaald door de toekenningen aan andere bewegingen, waarbij alleszins de minimum subsidie-enveloppe als dusdanig verworven blijft.

De beweging die in de vorige beleidsperiode een lagere subsidie-enveloppe ontving dan de minimale subsidie-enveloppe bepaald in het eerste lid, en voor haar werking een positief eindresultaat kreeg, verwerft in de volgende beleidsperiode minstens de subsidie-enveloppe van de voorbije beleidsperiode. Deze beweging kan een subsidieaanvraag indienen voor een hogere subsidie-enveloppe. De toekenning van de hogere subsidie-enveloppe gebeurt binnen de beschikbare kredieten en wordt mee bepaald door de toekenningen aan andere bewegingen, waarbij alleszins de minimale subsidie-enveloppe van 111.500 euro als dusdanig verworven is of de gevraagde subsidie-enveloppe indien die lager is dan 111.500 euro.

De Vlaamse Regering stelt de individuele enveloppe vast op voorstel van de administratie, rekening houdend met de beleidsbezorgdheid over voldoende pluriformiteit in de gesubsidieerde thematische werkingen, evenals met de inhoudelijke en kwalitatieve beoordeling door de adviescommissie. ».

Art. 19.In artikel 20 van hetzelfde decreet wordt § 2 vervangen door wat volgt : " § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de erkenning en de intrekking van de erkenning, voor de aanvraag tot subsidiëring, evenals de regels met betrekking tot de opmaak van het beleidsplan. ».

Art. 20.Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 21 Om voor subsidiëring in aanmerking te komen moet de erkende volkshogeschool : 1° een beleidsplan indienen voor de komende beleidsperiode;2° binnen drie maanden na het begin van de beleidsperiode beschikken over een professioneel team van medewerkers;3° ermee akkoord gaan om op verzoek van de administratie alle nuttige en noodzakelijke gegevens met betrekking tot de werking te verstrekken, in de gevraagde vorm;4° in overleg treden met de volkshogescholen uit andere regio's;5° jaarlijks een voortgangsrapport, een begroting en een financieel verslag bezorgen. Het niet-formele educatieve programma-aanbod van de volkshogeschool moet in een open aanbod worden aangeboden en plaatsvinden in de autonome levenssfeer van de deelnemer. Hiervan kan worden afgeweken in geval van een programma-aanbod voor doelgroepen met een educatieve achterstand die weinig of niet bereikt kunnen worden in een open aanbod en in hun autonome levenssfeer. De uitzondering moet worden verantwoord vanuit het beleidsplan, en vanuit de strategische en operationele doelstellingen.

Ter ondersteuning en ter beoordeling van de werking van de volkshogescholen gelden de volgende beoordelingselementen : 1° het publieksbereik;2° de mate waarin de volkshogeschool kansengroepen bereikt, of via het werken met multiplicatoren van betekenis is voor kansengroepen;3° de spreiding van het aanbod over de regio;4° de wijze van bekendmaking van het aanbod;5° de diversiteit van het aanbod;6° de maatschappelijke verantwoording van het aanbod;7° de beschikbare infrastructuur;8° de professionele uitbouw;9° de netwerkvorming;10° de samenwerking met de gespecialiseerde vormingsinstellingen;11° de eigen bijdrage aan het overleg met de volkshogescholen uit de andere regio's;12° de wijze waarop de volkshogeschool de culturele functie invult;13° de wijze waarop de volkshogeschool de gemeenschapsvormende functie invult;14° het aantal uren programma's;15° diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit;16° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg. De beoordelingselementen, vermeld in het derde lid, worden door de administratie vanaf de derde beleidsperiode gehanteerd bij de evaluatie van de werking van de volkshogeschool. In de tweede beleidsperiode houdt de administratie bij de evaluatie van de werking van de volkshogeschool rekening met de beoordelingselementen die op het ogenblik van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling door de administratie en adviescommissie van kracht waren, evenals met de wijze waarop de volkshogeschool in haar werking rekening hield met de opmerkingen die de adviescommissie en administratie formuleerden op het punt van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling zoals van toepassing op dat ogenblik.

De prijszetting voor het programma-aanbod mag niet leiden tot de uitsluiting van personen met een laag inkomen. ».

Art. 21.Artikel 22 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 22 De jaarlijkse subsidie-enveloppe van de volkshogeschool bedraagt maximaal een equivalent van zoveel maal 1,5 euro als er inwoners zijn in de betrokken regio en vanaf 2008 minimaal 500.000 euro. Wat de volkshogeschool bevoegd voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad betreft, wordt voor de berekening van dit maximum slechts 30 percent van de inwoners van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad in aanmerking genomen. ».

Art. 22.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van onderafdeling 1 van afdeling 1 van hoofdstuk II van titel IV vervangen door wat volgt : " Onderafdeling 1 De erkenning van gespecialiseerde vormingsinstellingen".

Art. 23.Artikel 23 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 23 Gespecialiseerde vormingsinstellingen kunnen een aanvraag indienen voor het verkrijgen van een erkenning.

De aanvraag bevat de vereiste documenten waaruit de naleving van de hiernavolgende criteria voor erkenning van de specialiteit blijkt : 1° het werken rond een bepaald thema of een cluster van nauw verwante thema's;2° het expliciteren van de maatschappelijke relevantie van het thema of het cluster van nauw verwante thema's;3° het hebben van een uitgeschreven visie op de educatieve opdracht en de vertaling naar een educatief aanbod;4° het aantonen van expertise;5° het hebben van een netwerk rond het thema. De aanvraag bevat tevens de vereiste documenten waaruit blijkt dat de gespecialiseerde vormingsinstelling de hiernavolgende algemene criteria voor erkenning naleeft : 1° ze is een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting van openbaar nut;2° ze heeft doelstellingen op het vlak van educatie vanuit een thema of cluster van nauw verwante thema's;3° ze heeft een werking waaruit de volgende karakteristieken blijken : a) ze heeft een landelijk karakter;b) ze bestaat minstens twee jaar;c) ze is actief op het domein van de niet-formele educatie met inachtneming van artikel 2, 1°;alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in de autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is voorwerp van subsidiëring; d) ze biedt minstens 1000 uren programma's aan;4° ze dient een beleidsplan in;5° ze beschikt bij de aanvraag over minstens één voltijds equivalent personeelslid;6° ze gaat ermee akkoord om op verzoek van de administratie alle nuttige en noodzakelijke gegevens te verstrekken met betrekking tot de werking, in de gevraagde vorm;7° ze onderschrijft de principes en de regels van de democratie en van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en past ze toe in de werking.».

Art. 24.Artikel 24 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 24 In afwijking van artikel 23, derde lid, 3°, c), mag de gespecialiseerde vormingsinstelling : 1° een subsidieerbaar programma-aanbod ontwikkelen voor kaders en multiplicatoren uit de culturele sector;dat aanbod wordt vanuit het beleidsplan, en vanuit de strategische en operationele doelstellingen verantwoord; 2° een subsidieerbaar programma-aanbod ontwikkelen voor beperkte doelgroepen met een educatieve achterstand die weinig of niet bereikt kunnen worden in een open aanbod en in hun autonome levenssfeer;die afwijking kan hoogstens twintig percent van het totale aantal uren programma's bedragen, en van die twintig percent kan hoogstens een kwart zich richten tot multiplicatoren van deze doelgroepen; dat aanbod wordt verantwoord vanuit het beleidsplan en de strategische en operationele doelstellingen; de afwijking kan slechts aanvaard worden voor zover de programma's ook in een open aanbod aan het brede publiek worden aangeboden. ».

Art. 25.Artikel 25 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 25 Per beleidsperiode kunnen maximaal drie nieuwe organisaties erkend worden.

De gespecialiseerde vormingsinstellingen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet erkend en gesubsidieerd zijn, blijven verder erkend op voorwaarde van een positief eindresultaat bij de evaluatie van de werking door de administratie in overeenstemming met artikel 23, tweede lid.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de aanvraag tot subsidiëring en de regels met betrekking tot de opmaak van het beleidsplan, de procedure voor de erkenning en de intrekking van de erkenning. ».

Art. 26.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van onderafdeling 2 van afdeling 1 van hoofdstuk II van titel IV vervangen door wat volgt : "Onderafdeling 2 De subsidiëring van erkende gespecialiseerde vormingsinstellingen".

Art. 27.Artikel 26 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 26 § 1. De gespecialiseerde vormingsinstelling expliciteert in het beleidsplan en het voortgangsrapport hoe zij zich binnen haar toekomstige werking verhoudt ten overstaan van de hiernavolgende beoordelingselementen : 1° de landelijke spreiding van het aanbod en/of het publiek;2° het beleid ten aanzien van de deelnemers (bestaande en beoogde doelgroepen) en de link naar het communicatiebeleid;3° de samenwerking met de volkshogescholen;4° de zorg voor professionalisering en professionaliteit;5° het aantal uren programma's;6° de netwerkvorming en samenwerking;7° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de culturele functie;8° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de gemeenschapsvormende functie;9° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg;10° de aanpak van de diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit;11° het engagement ten aanzien van de door de Vlaamse Regering geformuleerde beleidsprioriteiten. § 2. Deze beoordelingselementen worden door de administratie vanaf de derde beleidsperiode gehanteerd bij de evaluatie van de werking van de gespecialiseerde vormingsinstelling.

In de tweede beleidsperiode houdt de administratie bij de evaluatie van de werking van de gespecialiseerde vormingsinstelling rekening met de beoordelingselementen die op het ogenblik van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling door de adviescommissie van kracht waren, evenals met de wijze waarop de gespecialiseerde vormingsinstelling in haar werking rekening hield met de opmerkingen die de adviescommissie formuleerde op het punt van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling zoals van toepassing op dat ogenblik. § 3. Vanaf de derde beleidsperiode hanteert de administratie bij de evaluatie de in § 1 vermelde beoordelingselementen op de volgende wijze : 1° de beoordelingselementen van § 1, 1° tot en met 10°, worden gehanteerd ten aanzien van de werking die de gespecialiseerde vormingsinstelling in het ingediende beleidsplan vooropstelde;2° het beoordelingselement van § 1, 11°, wordt gehanteerd ten aanzien van de werking die de gespecialiseerde vormingsinstelling in het voortgangsrapport volgend op het beleidsplan op het punt van het engagement ten aanzien van de beleidsprioriteiten vooropstelde.».

Art. 28.Artikel 27 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 27 De subsidies worden toegekend voor een beleidsperiode in de vorm van een jaarlijkse enveloppe. Voor de eerste beleidsperiode bedraagt de jaarlijkse subsidie-enveloppe 116 euro per uur. De erkende gespecialiseerde vormingsinstellingen behouden gedurende de tweede beleidsperiode hetzelfde jaarlijkse subsidiebedrag als in de vorige beleidsperiode.

Vanaf de derde beleidsperiode wordt de individuele subsidie-enveloppe van de gespecialiseerde vormingsinstelling vastgesteld door de Vlaamse Regering op voorstel van de administratie. Bij de vaststelling ervan wordt rekening gehouden met de volgende elementen : 1° de stijging van de levensduurte;2° het engagement van de gespecialiseerde vormingsinstelling ten aanzien van de door de Vlaamse Regering geformuleerde beleidsprioriteiten;3° het resultaat van de eindevaluatie van de werking van de gespecialiseerde vormingsinstelling, in overeenstemming met artikel 42. De jaarlijkse subsidie-enveloppe van een nieuwe erkende gespecialiseerde vormingsinstelling bedraagt in de eerste beleidsperiode 116.000 euro. In de volgende beleidsperiodes kan de subsidie-enveloppe aangepast worden in overeenstemming met de regeling vermeld in het tweede lid.

Voor de erkende gespecialiseerde vormingsinstelling gelden voor de vaststelling van de jaarlijkse subsidie vanaf de derde beleidsperiode de volgende regels : 1° de uitgangspositie is het jaarlijkse subsidiebedrag van de vorige beleidsperiode;2° het in 1° vermeld bedrag kan aangepast worden op basis van de verantwoordingselementen van artikel 46, tweede en derde lid;de verhoging van de subsidie-enveloppe op grond van het verantwoordingselement vermeld in artikel 46, derde lid, gaat in vanaf het tweede jaar van de beleidsperiode; 3° een eindevaluatie met een negatief besluit in overeenstemming met artikel 42 leidt tot een vermindering van de jaarlijkse subsidie-enveloppe met tien procent. Voor de erkende gespecialiseerde vormingsinstelling gelden voor de vaststelling van de jaarlijkse subsidie vanaf de vierde beleidsperiode de volgende regels : 1° de uitgangspositie is het jaarlijkse subsidiebedrag van de vorige beleidsperiode;2° het in 1° vermelde bedrag kan aangepast worden op basis van de verantwoordingselementen van artikel 46, tweede en derde lid;de verhoging van de subsidie-enveloppe op grond van het verantwoordingselement vermeld in artikel 46, derde lid, gaat in vanaf het tweede jaar van de beleidsperiode; 3° een eindevaluatie met een negatief besluit op het vlak van de toepassing van artikel 26, § 3, 1°, leidt tot een vermindering van de jaarlijkse subsidie-enveloppe met tien procent;opeenvolgende eindevaluaties met een negatief besluit leiden voor elke volgende betrokken beleidsperiode tot een vermindering van de jaarlijkse subsidie-enveloppe met telkens twintig percent; 4° een eindevaluatie met een negatief besluit op het vlak van de toepassing van artikel 26, § 3, 2°, leidt tot de uitsluiting van de gespecialiseerde vormingsinstelling van de eventuele aanpassing van de subsidie-enveloppe voor de volgende beleidsperiode op grond van het verantwoordingselement vermeld in artikel 46, derde lid;de uitgangspositie voor de vaststelling van de jaarlijkse subsidie-enveloppe is dan het subsidiebedrag dat de gespecialiseerde vormingsinstelling ontving vooraleer de subsidie-enveloppe in de vorige beleidsperiode op basis van het verantwoordingselement vermeld in artikel 46, derde lid, werd aangepast. ».

Art. 29.Artikel 28 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 28 De werking van de gespecialiseerde vormingsinstelling die binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van het decreet van 5 maart 2008 houdende wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk een dossier indiende voor subsidiëring, wordt jaarlijks door de administratie getoetst aan artikelen 23, derde lid, 3°, c), en 24.

De subsidie-enveloppe waarvoor die gespecialiseerde vormingsinstelling voor de derde beleidsperiode een beleidsplan moet indienen, wordt beperkt tot de uren die volledig beantwoorden aan artikelen 23, derde lid, 3°, c), en 24. De jaarlijkse toetsing door de administratie vormt hiervoor de basis. ».

Art. 30.Artikel 29 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 31.Artikel 30 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 30 De samenwerking tussen de volkshogeschool en de gespecialiseerde vormingsinstelling verloopt volgens de hiernavolgende relatie van complementariteit : 1° in de beleidsplannen van de gespecialiseerde vormingsinstelling en van de volkshogeschool wordt, met het oog op een optimale invulling van de vormingsbehoeften, de wederzijdse samenwerking in beeld gebracht;2° de volkshogeschool doet in eerste instantie een beroep op de gespecialiseerde vormingsinstellingen voor die programma's waarvoor ze een vormingsbehoefte vaststelt en waaraan ze wegens het specialistische karakter niet zelf kan voldoen;3° de gespecialiseerde vormingsinstelling zal op eigen initiatief een aanbod doen aan de volkshogeschool, die daar vanuit de eigen contextanalyse en de beleidsopties gebruik van maakt.».

Art. 32.In artikel 31 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 4 wordt vervangen door wat volgt : " § 4.Het door de syndicale vormingsinstelling jaarlijks te presteren minimum aantal uren programma's wordt afgemeten aan haar startsubsidie-enveloppe voor 2004 vanuit de gemiddelde kostprijs van 116 euro voor één uur. » ; 2° § 6 wordt vervangen door wat volgt : " § 6.De syndicale vormingsinstelling expliciteert in het beleidsplan en het voortgangsrapport hoe zij zich binnen haar werking verhoudt ten overstaan van de hiernavolgende beoordelingselementen : 1° de landelijke spreiding van het aanbod en/of het publiek;2° het beleid ten aanzien van de deelnemers (bestaande en beoogde doelgroepen) en de link naar het communicatiebeleid;3° de zorg voor professionalisering en professionaliteit;4° het aantal uren programma's;5° de netwerkvorming en samenwerking;6° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de culturele functie;7° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de gemeenschapsvormende functie;8° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg;9° de aanpak van de diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit. Deze beoordelingselementen worden door de administratie vanaf de derde beleidsperiode gehanteerd bij de evaluatie van de werking van de syndicale vormingsinstelling. In de tweede beleidsperiode houdt de administratie bij de evaluatie van de werking van de syndicale vormingsinstelling rekening met de beoordelingselementen die op het ogenblik van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling door de adviescommissie van kracht waren, evenals met de wijze waarop de syndicale vormingsinstelling in haar werking rekening hield met de opmerkingen die de adviescommissie formuleerde op het punt van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling zoals van toepassing op dat ogenblik. »; 3° § 8 wordt vervangen door wat volgt : " § 8.De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de aanvraag tot subsidiëring en voor de evaluatie van de werking, evenals de regels met betrekking tot de opmaak van het beleidsplan. ».

Art. 33.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk II van titel IV vervangen door wat volgt : "Afdeling 3 Vormingsinstellingen voor personen met een handicap".

Art. 34.De indeling van artikelen 32, 33, 34 en 35 in onderafdeling 1 van afdeling 3 van hoofdstuk II van titel IV wordt opgeheven.

Art. 35.In artikel 33 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt opgeheven;2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : " § 3.Met uitzondering van het forfaitaire bedrag van 75.000 euro, wordt het jaarlijks te presteren minimum aantal uren programma's afgemeten aan de startsubsidie-enveloppe voor 2004 vanuit de gemiddelde kostprijs van 150 euro voor één uur. »; 3° § 5 wordt vervangen door wat volgt : " § 5.De federatie expliciteert in het beleidsplan en het voortgangsrapport hoe zij zich binnen haar werking verhoudt ten overstaan van de hiernavolgende beoordelingselementen : 1° de landelijke spreiding van het aanbod en/of het publiek;2° het beleid ten aanzien van de deelnemers (bestaande en beoogde doelgroepen) en de link naar het communicatiebeleid;3° de zorg voor professionalisering en professionaliteit;4° het aantal uren programma's;5° de netwerkvorming en samenwerking;6° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de culturele functie;7° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de gemeenschapsvormende functie;8° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg;9° de aanpak van de diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit;10° de samenwerking binnen de federatie. Deze beoordelingselementen worden door de administratie vanaf de derde beleidsperiode gehanteerd bij de evaluatie van de werking van de federatie van vormingsinstellingen voor een bijzondere doelgroep.

In de tweede beleidsperiode houdt de administratie bij de evaluatie van de werking van de federatie van vormingsinstellingen voor personen met een handicap rekening met de wijze waarop de federatie in haar werking rekening hield met de opmerkingen die de adviescommissie en de administratie formuleerden op het punt van de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling zoals van toepassing op dat ogenblik. ».

Art. 36.In artikel 34 worden de woorden "jaarlijkse rapporteringen" vervangen door het woord "evaluaties".

Art. 37.Artikel 35 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 35 De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen van de aanvraag tot subsidiëring en voor de evaluatie van de werking, evenals de regels met betrekking tot de opmaak van het beleidsplan. ».

Art. 38.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van de onderafdeling 2 van afdeling 3 van hoofdstuk II van titel IV en de indeling als onderafdeling vervangen door wat volgt : "afdeling 4 De federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap".

Art. 39.Artikel 36 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 36 § 1. De diensten die onder de toepassing vallen van artikel 61, § 1, behouden, voor zover ze educatieve activiteiten verrichten voor personen met een handicap en hun omgeving, hun subsidie die ze hebben verworven voor het werkjaar 2001, op voorwaarde dat ze zich voor 31 december 2004 federeren tot één federatie. Voor de werking als federatie wordt vanaf 1 januari 2008 75.000 euro toegevoegd aan de subsidie-enveloppe van de federatie. De federatie heeft de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk en is actief op het vlak van sensibilisatie, vorming, begeleiding en maatschappelijke activering. § 2. De federatie is een samenwerkingsverband van lidorganisaties met de hiernavolgende opdrachten : 1° op basis van een sociaal-culturele methodiek een werking ontplooien die voornamelijk gericht is op het werken rond het thema handicap en inclusie;2° het ontwikkelen van kennis en deskundigheid en het ontsluiten ervan met als doel de erkenning van personen met een handicap als volwaardige burgers en hen de kans te bieden zich volledig te ontplooien in de samenleving;3° het ontwikkelen van initiatieven die bijdragen tot de integratie van de doelgroep in de samenleving;4° het ijveren voor een correcte beeldvorming over handicap en een samenleving die hierop is afgestemd;5° het bundelen van kennis, inzicht en knowhow op het vlak van kwaliteitszorg, professionaliteit, netwerkverbreding en afstemming. § 3. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen, dient de federatie een beleidsplan in. Het wordt opgesteld in overleg met de ledenverenigingen, beoogt de afstemming van het aanbod en geeft aan wie voor welke activiteiten in de subsidieaanvraag betrokken is. § 4. De federatie expliciteert in het beleidsplan en het voortgangsrapport hoe zij zich binnen haar werking verhoudt ten overstaan van de hiernavolgende beoordelingselementen : 1° de landelijke spreiding van het aanbod en/of het publiek;2° het beleid ten aanzien van de deelnemers (bestaande en beoogde doelgroepen) en de link naar het communicatiebeleid;3° de zorg voor professionalisering en professionaliteit;4° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de educatieve functie;5° de netwerkvorming en samenwerking;6° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de gemeenschapsvormende functie en aan de maatschappelijke activeringsfunctie;7° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg;8° de aanpak van de diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit;9° de samenwerking binnen de federatie. Deze beoordelingselementen worden door de administratie vanaf de tweede beleidsperiode gehanteerd bij de evaluatie van de werking van de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap. § 5. De Vlaamse Regering kan voor elke volgende beleidsperiode de subsidie-enveloppe opnieuw vaststellen op grond van door de administratie geaggregeerde gegevens uit de evaluaties enerzijds, en uit de eigen beleidsintenties voor de eerstvolgende beleidsperiode anderzijds. De groei van de federatie door aansluiting van nieuwe organisaties voor personen met een handicap kan hiertoe aanleiding geven. § 6. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen van de aanvraag tot subsidiëring en voor de evaluatie van de werking, evenals de regels met betrekking tot de opmaak van het beleidsplan. ».

Art. 40.Artikel 42 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 2 juni 2006, wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 42 Met uitzondering van de sociaal-culturele bewegingen waar deze regel geldt vanaf de eerste beleidsperiode, evalueert de administratie vanaf de tweede beleidsperiode de werking van elke organisatie voor sociaal-cultureel volwassenenwerk die gesubsidieerd wordt met toepassing van dit decreet, door middel van : 1° een bezoek ter plaatse vanaf het tweede jaar van de beleidsperiode door een visitatiecommissie.De visitatiecommissie evalueert op basis van het beleidsplan en de ingediende voortgangsrapporten, begrotingen en financiële verslagen; 2° de controle van de voortgangsrapporten, de begrotingen en de financiële verslagen. De administratie kan te allen tijde, ter plaatse controle uitoefenen op de realisatie van een activiteit.

De activiteiten die de administratie in het kader van de voormelde evaluatie verricht vormen de basis voor het eindevaluatieverslag, dat voor 1 september van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode aan de organisatie samen met een mededeling van het positieve of negatieve eindresultaat van de evaluatie wordt toegezonden. Vanaf de derde beleidsperiode vermeldt het eindevaluatieverslag zowel het besluit dat resulteert uit de toepassing van de artikelen 6, derde lid, 1°, en 26, § 3, 1°, als het besluit dat het resultaat is van de toepassing van de artikelen 6, derde lid, 2°, en 26, § 3, 2°. ».

Art. 41.Artikel 43 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 2 juni 2006, wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 43 § 1. Voor het uitvoeren van het bezoek ter plaatse, vermeld in artikel 42, eerste lid, 1°, richt de Vlaamse Regering een visitatiecommissie op.

De visitatiecommissie deelt haar bevindingen, die het gevolg zijn van de evaluatie, vermeld in artikel 42, eerste lid, 1°, mee aan de organisatie in de vorm van een visitatieverslag. Dit visitatieverslag wordt uiterlijk binnen de drie maanden aan de organisatie toegezonden.

De organisatie kan de administratie een schriftelijke commentaar bij dit verslag bezorgen. § 2. De organisatie heeft de mogelijkheid bij de administratie een bezwaarschrift in te dienen tegen het eindevaluatieverslag, vermeld in artikel 42, derde lid.

Als de administratie geen rekening houdt met de inhoud van het ingediende bezwaarschrift deelt zij dit mee aan de organisatie, die in dat geval het dossier aanhangig kan maken bij de beroepscommissie.

De beroepscommissie brengt via de administratie advies uit aan de minister. De administratie legt het volledige dossier voor aan de minister die een beslissing neemt voor het einde van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode.

De eindevaluatieverslagen, vermeld in artikel 42, derde lid, die leidden tot de beslissing van de Vlaamse Regering betreffende de subsidies zijn openbaar na het beëindigen van de procedure. § 3. Bevindingen die het gevolg zijn van de evaluatieactiviteit, vermeld in artikel 42, tweede lid, worden door de administratie steeds schriftelijk en binnen de drie maanden aan de organisatie meegedeeld. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de regels met betrekking tot de procedure van de evaluatie, de samenstelling van de visitatiecommissie, de samenstelling van de beroepscommissie evenals de regels met betrekking tot het te hanteren evaluatiemodel bij een bezoek ter plaatse. ».

Art. 42.In artikel 45 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 wordt het woord "jaarverslag" vervangen door het woord "voortgangsrapport" en worden de woorden "het jaarplan" geschrapt;2° in § 3, 2°, worden de woorden "jaarplan en in het jaarverslag" vervangen door het woord "voortgangsrapport";3° in § 3, 3°, wordt het woord "jaarplan" vervangen door het woord "voortgangsrapport".

Art. 43.Artikel 46 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 46 De Vlaamse Regering kan de kredieten die per beleidsperiode voor de organisaties ter beschikking zijn, verhogen. Verantwoordingselementen hiervoor zijn de stijging van de levensduurte, de behoeften geformuleerd vanuit de sociaal-culturele sector en de beleidsprioriteiten van de Vlaamse Regering.

De stijging die verantwoord wordt door de toename van de levensduurte wordt procentueel verrekend in de vaststelling van de jaarlijkse individuele subsidie-enveloppe van de organisatie.

De stijging die zijn verantwoording vindt in het engagement van de organisatie ten aanzien van de beleidsprioriteiten van de Vlaamse Regering evenals in het positieve eindresultaat van de evaluatie van de werking van de organisatie door de administratie, wordt vertaald in een forfaitair bedrag en eveneens verrekend in de vaststelling van de jaarlijkse individuele subsidie-enveloppe van de organisatie. De grootte van het forfaitaire bedrag wordt bepaald door het beschikbare krediet en het aantal in aanmerking komende organisaties.

De bepaling van het derde lid geldt enkel voor de organisaties vermeld in titel II en in titel IV, hoofdstuk II, afdeling I. De Vlaamse Regering kan per beleidsperiode de bedragen, vermeld in artikel 9, 2°, artikel 14, § 1, artikel 18, eerste lid, artikel 22, artikel 27, eerste en derde lid, artikel 31, § 4, artikel 33, § 1, en artikel 36, § 1, aanpassen. ».

Art. 44.Artikel 47 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 47 De in dit decreet bedoelde subsidie-enveloppen worden vanaf 1 januari 2003 gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. De subsidie-enveloppen die ten gevolge van de toepassing van artikel 46, vijfde lid, aangepast zijn, worden vanaf 1 januari 2008 gekoppeld aan het prijsindexcijfer. ».

Art. 45.In hetzelfde decreet wordt een titel VIIbis, bestaande uit artikel 47bis, ingevoegd, die luidt als volgt : "TITEL VIIbis Federatie van organisaties voor volksontwikkelingswerk Artikel 47bis De Vlaamse Regering neemt een gedeelte van de jaarlijkse bijdragen ten laste waartoe de erkende en gesubsidieerde organisaties voor sociaal-cultureel volwassenenwerk die lid zijn van de federatie van organisaties voor volksontwikkelingswerk, hierna de FOV te noemen, krachtens de statuten van die federatie verplicht zijn.

De Vlaamse Regering is hiertoe verplicht als de FOV aan de volgende voorwaarden voldoet en blijft voldoen : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstgevend doel overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;2° haar zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° volgens haar statuten tot doel hebben : a) de gemeenschappelijke belangen van de aangesloten organisaties te behartigen;b) de leden te informeren over de werking van de FOV;c) op te treden als vertegenwoordiger van alle aangesloten leden naar de overheid en waar daarom gevraagd wordt;4° meer dan de helft van alle erkende en gesubsidieerde organisaties voor sociaal-cultureel volwassenenwerk tot lid hebben, die samen meer dan de helft ontvangen van alle subsidie-enveloppen die door de Vlaamse Regering worden toegekend aan erkende en gesubsidieerde organisaties voor sociaal-cultureel volwassenenwerk;5° met het steunpunt voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk een samenwerkingsovereenkomst gesloten hebben waarin de FOV en dit steunpunt hun onderlinge samenwerking regelen om te komen tot een optimale uitvoering van die opdrachten van de FOV en van het steunpunt die met elkaar samenhangen;6° de collectieve arbeidsovereenkomsten voor het sociaal-cultureel werk naleven. De subsidie-enveloppe aan de FOV bedraagt minimaal 0,7 procent van de som van de subsidie-enveloppen die de Vlaamse Regering aan de erkende en gesubsidieerde organisaties voor sociaal-cultureel volwassenenwerk, die lid zijn van de FOV, jaarlijks toekent.

De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze en wanneer de FOV haar activiteitenplanning en haar begroting moet meedelen aan de Vlaamse Gemeenschap.

De uitvoering van de bepalingen van dit artikel gebeurt binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten.

De administratie oefent jaarlijks ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de voorwaarden, bepaald in dit artikel. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels van dit toezicht.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake de uitbetaling van de subsidie-enveloppe met inbegrip van de wijze waarop die voorziene enveloppe in de vorm van voorschotten beschikbaar wordt gesteld. ».

Art. 46.In artikel 61 van hetzelfde decreet wordt § 6 opgeheven.

Art. 47.Artikelen 2, 3, 4 en 5 van het decreet van 6 juli 2001 houdende ondersteuning van de federatie van erkende organisaties voor volksontwikkelingswerk en houdende ondersteuning van de vereniging van Vlaamse Cultuurcentra, worden opgeheven.

Art. 48.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 14 maart 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX _______ Nota (1) Zitting 2007-2008 Stukken.Ontwerp van decreet : 1481, nr. 1. - Amendementen : 1481, nr. 2. - Verslag over hoorzitting : 1481, nr.3. - Verslag : 1481, nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1481, nr. 5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : Middagvergadering van 5 maart 2008.

^