Etaamb.openjustice.be
Decreet van 14 november 2002
gepubliceerd op 05 december 2002

Decreet tot organisatie van de vertegenwoordiging van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs en van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2002029569
pub.
05/12/2002
prom.
14/11/2002
ELI
eli/decreet/2002/11/14/2002029569/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 NOVEMBER 2002. - Decreet tot organisatie van de vertegenwoordiging van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs en van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt :

Artikel 1.Artikel 1 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd door de wet van 6 juli 1970 en door het decreet van 2 juni 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 1.Deze wet is van toepassing op het kleuter-, lager, secundair en hoger niet-universitair onderwijs ».

Art. 2.In artikel 5 van voormelde wet van 29 mei 1959 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De fundamentele hervormingen van het onderwijs zijn het voorwerp van voorafgaand overleg tussen de Regering en de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het onderwijs die zijn erkend door de Regering » ;2° Het artikel wordt als volgt aangevuld : « Wat het hoger niet-universitair onderwijs betreft, wordt het in het vorig lid bedoeld overleg rechtstreeks uitgeoefend door de inrichtende machten.»

Art. 3.In voornoemde wet van 29 mei 1959 wordt een artikel 5bis en een artikel 5ter toegevoegd, luidend als volgt : «

Art. 5bis.§ 1. De Regering erkent als vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan ieder orgaan dat beantwoordt aan de volgende voorwaarden : 1° minstens 20 % van alle inrichtende machten uit de eerste drie van volgende categorieën doen toetreden tot eenzelfde net met eenzelfde karakter : a) inrichtende machten die scholen voor basisonderwijs, gewoon lager en kleuteronderwijs, organiseren;b) inrichtende machten die scholen voor gewoon secundair onderwijs inrichten;c) inrichtende machten die scholen voor bijzonder onderwijs inrichten;d) inrichtende machten die scholen voor sociale promotie inrichten;e) inrichtende machten die psycho-medisch-sociale centra inrichten.2° minstens 10 % van de inrichtende machten doen aansluiten, binnen dit net en met dit karakter, in minstens twee provincies en in het arrondissement van het Brussel-Hoofdstad en dit, voor elk van de drie categorieën in elk van de drie bovengenoemde administratieve zones;3° de inrichtende machten die scholen inrichten waar minstens 20 % van de schoolbevolking van dit geheel bestaat uit leerlingen die school lopen in het basisonderwijs, gewoon lager en kleuteronderwijs, in scholen voor gewoon secundair onderwijs en scholen voor bijzonder onderwijs, binnen dit net en met dit karakter aansluiten. In deze bepaling wordt verstaan onder inrichters van confessioneel onderwijs, de inrichtende machten die een of meerdere scholen inrichten waarvan het onderwijs stoelt op een van de godsdiensten bedoeld in artikel 8, derde lid, en wordt verstrekt met de goedkeuring van de bevoegde overheid van de betrokken eredienst. De andere inrichtende machten hebben een niet-confessioneel karakter.

De Regering kan afwijken van de in het eerste lid bedoelde criteria op grond van een met voldoende redenen omkleed verzoek.

Zolang het orgaan inrichtende machten van secundaire onderwijsscholen tot lid maakt, moeten voornoemde scholen bevatten uit het algemeen onderwijs en scholen voor technisch en beroepsonderwijs.

Een inrichtende macht die weigert zich aan te sluiten bij een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan kan enkel in aanmerking worden genomen voor de erkenning van een ander orgaan dan ten vroegste zes maanden na de kennisgeving van deze weigering.

De Regering erkent minstens, desgevallend in afwijking van het eerste lid : 1° een orgaan ter vertegenwoordiging van de gesubsidieerde overheden die basisscholen, gewone en bijzondere kleuter- en lagere scholen, en bijzondere secundaire scholen inrichten;2° een orgaan ter vertegenwoordiging van de gesubsidieerde overheden die secundaire scholen inrichten;3° een orgaan ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten van het confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs;4° een orgaan ter vertegenwoordiging van de inrichtende machten van het niet-confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs. § 2. Opdat een orgaan door de Regering erkend zou worden : 1° moet het samenhang vertonen met het educatief en pedagogisch project van een inrichtende macht die lid wordt van dit orgaan en met het educatief project en de hoofdlijnen van dit orgaan;2° moet het orgaan : a) een verzoek indienen bij de Regering om te worden erkend, volgens de wijzen die laatstgenoemde bepaalt, uiterlijk op 15 november van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar van de inwerkingtreding van deze erkenning;b) voorzien in zijn statuten dat de algemene vergadering is samengesteld uit : - minstens 80 % aangesloten inrichtende machten of vertegenwoordigers gekozen in hun midden door verschillende inrichtende machten; - hoogstens 20 % door de eerste groep gecoöpteerde leden; c) voorzien in zijn statuten dat deze algemene vergadering de beslissingen neemt omtrent de wijzigingen aan de statuten, de vaststelling van het eventueel lidgeld bedoeld in artikel 5ter en de aanstelling van de raad van bestuur, welke zetelt voor een hernieuwbare periode van maximum zes jaar;d) instaan voor de openbaarmaking van de informatie aan zijn leden alsook van de toetredingsregels tot het orgaan en de toegang tot de activiteiten, programma's en diensten die het aanbiedt;e) bij de verzending van zijn verzoek om erkenning, een kopie van de toetredingsresoluties van de aangesloten inrichtende machten zenden naar de Regering alsmede de namen en voornamen van de leden van de verschillende instanties van dit orgaan én een kopie van zijn statuten en reglementen en, vervolgens, zodra de erkenning is aangenomen, iedere wijziging aan deze elementen;3° moet de raad van bestuur van het orgaan : a) bestaan uit een meerderheid van de leden die zijn gekozen uit diegenen bedoeld in het eerste streepje van voornoemd punt b) ;b) voor een periode van maximum zes jaar welke hernieuwbaar is, de personen aanduiden gemachtigd om, in zijn naam, de protocollen te tekenen welke gesloten worden na het overleg bedoeld in artikel 5. § 3. De erkenning wordt verleend voor een duur van zes jaar. § 4. De Regering trekt de erkenning in van die vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten die de in §§ 1 en 2 bepaalde voorwaarden niet langer naleven.

Art. 5ter.Iedere inrichtende macht mag op de werkingstoelagen van de inrichtingen die zij inricht het lidgeld afhouden welk het doorstort aan een van de in artikel 5bis bedoelde vertegenwoordigings- en coördinatieorganen. »

Art. 4.In het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° §§ 2 en 3 van artikel 74 worden opgeheven op 1 januari 2003;2° artikel 74, § 1, en artikel 75 worden opgeheven op 1 januari 2004.

Art. 5.In artikel 1 van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, wordt het tweede lid aangevuld met het punt 7°, luidend als volgt : « 7° dient men, per vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan bedoeld in artikel 92, § 1, en 101, § 1, te verstaan : a) tot 31 december 2003 en in afwijking van artikelen 92, § 2, en 101, § 2, diegenen onder de organen bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 18 juni 1998 tot erkenning van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het onderwijs, waarbij de inrichtende machten van de psycho-medisch-sociale centra aansluiten;b) vanaf 1 januari 2004, diegenen onder de organen bedoeld in artikel 5bis , § 1, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving waarbij de inrichtende machten van de psycho-medisch-sociale centra aansluiten.»

Art. 6.In artikel 1 van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra, wordt het tweede lid aangevuld met het punt 9°, luidend als volgt : « 9° dient men, per vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan bedoeld in artikel 102, § 1, en 111, § 1, te verstaan : a) tot 31 december 2003 en in afwijking van artikelen 102, § 2, en 111, § 2, diegenen onder de organen bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 18 juni 1998 tot erkenning van de vertegenwoordigingsen coördinatieorganen van de inrichtende machten van het onderwijs, waarbij de inrichtende machten van de psycho-medisch-sociale centra aansluiten;b) vanaf 1 januari 2004, diegenen onder de organen bedoeld in artikel 5bis, § 1, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving waarbij de inrichtende machten van de psycho-medisch-sociale centra aansluiten.»

Art. 7.In artikel 3, 12°, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie worden de woorden « artikel 74 van voornoemd decreet van 24 juli 1997 » vervangen door « artikel 5bis van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving ».

Art. 8.Bij wijze van overgangsmaatregel en tot 31 december 2003 zijn enkel de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 16 juni 1998 tot erkenning van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het onderwijs bevoegd om het in artikel 5 van de wet van 29 mei 1959 bedoeld overleg te voeren.

Art. 9.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2003, met uitzondering van § 4 van artikel 5bis van voornoemde wet van 29 mei 1959, zoals toegevoegd door artikel 3 van dit decreet, waarbij deze paragraaf in werking treedt op 1 januari 2004.

Verkondigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.

Brussel, op 14 november 2002.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de opdrachten toegewezen aan de « ONE », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2002-2003 Stukken van de Raad.- Ontwerpdecreet, nr. 326-1 - Amendementen in de commissie, nr. 326-2. - Verslag, nr. 326-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 12 november 2002.

^