Etaamb.openjustice.be
Decreet van 15 december 2006
gepubliceerd op 06 februari 2007

Decreet betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen

bron
vlaamse overheid
numac
2007035132
pub.
06/02/2007
prom.
15/12/2006
ELI
eli/decreet/2006/12/15/2007035132/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 DECEMBER 2006. - Decreet betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen. HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap

Art. 2.In het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap worden de volgende artikelen opgeheven, behoudens voor de opleidingen in afbouw : 1° artikelen 7bis en 15bis, ingevoegd bij het decreet van 16 april 1996;2° artikel 33, gewijzigd bij het decreet van 16 april 1996;3° artikel 40, gewijzigd bij de decreten van 16 april 1996 en 20 april 2001.

Art. 3.Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 130quater toegevoegd dat luidt als volgt : «

Artikel 130quater.§ 1. De universiteiten ontvangen met ingang van het begrotingsjaar 2007 gezamenlijk een bedrag van 2.402.227 euro voor de organisatie van de specifieke lerarenopleiding. Vanaf het begrotingsjaar 2008 ontvangen ze gezamenlijk een bedrag van 4.335.507 euro. § 2. De gezamenlijke toelage wordt verdeeld pro rata van het aantal uitgereikte diploma's voor de academische initiële lerarenopleiding of volgens het aantal verworven credits. 1° Voor het begrotingsjaar 2007 gebeurt de verdeling pro rata de in het academiejaar 2004-2005 uitgereikte diploma's.2° Vanaf het begrotingsjaar 2008 gebeurt de verdeling pro rata de in het voorlaatst afgelopen academiejaar verworven credits in de lerarenopleiding. § 3. Deze toelagen worden beschouwd als extra werkingsmiddelen. Zij worden maandelijks per twaalfden ter beschikking gesteld van elke universiteit aan het einde van de maand op die waarop het twaalfde betrekking heeft. § 4. De in § 1 vermelde bedragen gelden tot en met het begrotingsjaar 2009 en worden met ingang van het begrotingsjaar 2007 geïndexeerd volgens de indexformule L1/L0 zoals bepaald in artikel 130, § 6. Vóór het begrotingsjaar 2010 wordt deze financieringswijze geëvalueerd. ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap

Art. 4.In hoofdstuk I, afdeling 4 van titel II, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 1997, 14 juli 1998, 18 mei 1999 en 7 mei 2004, wordt onderafdeling 4, bestaande uit artikel 20bis tot en met artikel 20novies, opgeheven, behoudens voor de opleidingen in afbouw.

Art. 5.In artikel 179 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 april 1995, 16 april 1996, 8 juli 1996, 15 juli 1997, 18 mei 1999, 22 december 2000, 20 april 2001, 4 maart 2003, 27 juni 2003, 24 december 2004 en bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de explicitering van W wordt « LOAN » geschrapt en vervangen door « SLO »;2° punt 12 wordt vervangen door wat volgt : « 12° SLO is bestemd voor de financiering van de initiële lerarenopleiding van academisch niveau en de initiële lerarenopleiding dans en met ingang van het academiejaar 2007-2008 ook voor de specifieke lerarenopleidingen van de hogescholen.De specifieke lerarenopleidingen voor de houders van een professioneel bachelordiploma, met uitzondering van de specifieke lerarenopleiding dans, worden slechts gefinancierd mits goedkeuring door de Vlaamse Regering van een strategisch beleidsplan van een Expertisenetwerk of regionaal platform dat de organisatie en ontwikkeling van de specifieke lerarenopleidingen en de kwaliteitszorg beschrijft.

De Vlaamse Regering houdt hierbij rekening met de volgende criteria inzake macrodoelmatigheid : het aanbod van specifieke lerarenopleidingen in het Expertisenetwerk en het aantal studenten in deze specifieke lerarenopleidingen. De Vlaamse Regering kan hierbij het advies inwinnen van de Erkenningscommissie.

In 2007 ontvangen de hogescholen voor de organisatie van de specifieke lerarenopleidingen gezamenlijk een bedrag van 883.859 euro. Vanaf 2008 is dit bedrag gelijk aan 1.521.008 euro.

Voor het begrotingsjaar 2007 gebeurt de verdeling pro rata de in het academiejaar 2004-2005 uitgereikte diploma's in de lerarenopleiding.

Vanaf het begrotingsjaar 2008 gebeurt de verdeling pro rata de in het voorlaatst afgelopen academiejaar verworven credits in de lerarenopleiding.

Deze bedragen worden jaarlijks aangepast op de wijze bepaald in artikel 184 van dit decreet.

Vóór het begrotingsjaar 2010 wordt deze financieringswijze geëvalueerd. »; 3° punt 13 wordt vervangen door wat volgt : « 13° VLO is bestemd voor de financiering van de voortgezette lerarenopleidingen of de bachelor-na-bacheloropleidingen die hieruit zijn ontstaan.Vanaf het academiejaar 1997-1998 ontvangen de hogescholen die een voortgezette lerarenopleiding organiseren of een bachelor-na-bacheloropleiding die hieruit is ontstaan, per in het vorig academiejaar afgeleverd diploma 1661 euro. Als het totale bedrag meer bedraagt dan 1.487.400 euro wordt dit bedrag verdeeld over de hogescholen op basis van de in het vorige jaar afgeleverde diploma's.

Deze bedragen worden jaarlijks aangepast op de wijze bepaald in artikel 184 van dit decreet. ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het decreet van 16 april 1996 betreffende de lerarenopleiding en de nascholing

Art. 6.Het opschrift van het decreet van 16 april 1996, betreffende de lerarenopleiding en de nascholing, gewijzigd bij de decreten van 8 juli 1996, 8 juli 1997, 15 juli 1997, 19 december 1998, 22 december 1999, 14 februari 2003 en 19 december 2003, wordt vervangen door wat volgt : « Decreet betreffende het mentorschap en de nascholing in Vlaanderen. ».

Art. 7.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 8 juli 1996, 8 juli 1997, 15 juli 1997, 19 december 1998, 22 december 1999, 14 februari 2003 en 19 december 2003 wordt titel II, bestaande uit artikel 2 tot en met artikel 9, vervangen door wat volgt : « TITEL II. - Het mentorschap

Art. 2.§ 1. Het mentorschap bestaat uit : 1° ondersteuning van de student/cursist tijdens de stage;2° ondersteuning van de leraar-in-opleiding;3° aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar. § 2. Elk centrum, instelling of school zorgt voor de ondersteuning van de student/cursist tijdens de stage, de ondersteuning van de leraar-in-opleiding en voor de aanvangsbegeleiding van de beginnende leraar. Die taken worden toevertrouwd aan één of meer personeelsleden die belast zijn met het mentorschap.

Art. 3.Voor het mentorschap worden de volgende budgetten voorzien : 1° voor de ondersteuning van de student/cursist tijdens de stage : voor begrotingsjaar 2007 537.719,39 euro; vanaf begrotingsjaar 2008 2.150.877,59 euro; 2° voor de ondersteuning van de leraar in opleiding : voor begrotingsjaar 2007 770.047,18 euro; vanaf begrotingsjaar 2008 3.080.188,72 euro; 3° voor de aanvangsbegeleiding gedurende het eerste jaar van de beroepsuitoefening als leraar : voor begrotingsjaar 2007 669.649,39 euro; vanaf begrotingsjaar 2008 2.678.597,57 euro.

Het beschikbare budget volgt de evolutie van het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lLands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994.§ 1.

Art. 4.Binnen het beschikbare budget kent de Vlaamse Regering middelen voor mentorschap toe aan centra, instellingen of scholen die behoren tot een van de volgende instanties : 1° een scholengemeenschap in het basis- of secundair onderwijs;2° een scholengroep;3° een samenwerkingsplatform tussen twee of meer van de volgende instanties : - scholengemeenschappen in het basis- of secundair onderwijs; - scholengroepen; - scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs, voorzover deze niet behoren tot een scholengemeenschap in het basisonderwijs; - een onderwijsinstelling(en) voor gewoon secundair onderwijs, voorzover deze niet behoren tot een scholengemeenschap in het secundair onderwijs; - onderwijsinstellingen voor buitengewoon secundair onderwijs; - centra voor volwassenenonderwijs; - instellingen voor deeltijds kunstonderwijs. § 2. De middelen worden toegekend onder de vorm van lestijden (basisonderwijs), uren-leraar (secundair onderwijs en deeltijds kunstonderwijs), lesuren (buitengewoon secundair onderwijs), leraarsuren (volwassenenonderwijs).

De Vlaamse Regering berekent de middelen op basis van : - een wegingsfactor voor beginnende leraren, leraren-in-opleiding en stagiairs. Voor beginnende leraren geldt de wegingsfactor 4; voor leraren-in-opleiding 3 en voor stagiairs 1; - de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis; - de gemiddelde weekopdracht van een leraar in het betrokken onderwijsniveau. § 3. De middelen worden samen gelegd op het niveau van het samenwerkingsverband zoals bedoeld in § 1.§ 1.

Art. 5.De scholengemeenschap, de scholengroep of het samenwerkingsplatform maakt afspraken over de verdeling van de middelen naar de instellingen die tot de scholengemeenschap, de scholengroep of het samenwerkingsplatform behoren. De verdelingscriteria worden onderhandeld in het lokale comité. Indien er geen lokaal comité bestaat, moeten de scholengemeenschap, de scholengroep of het samenwerkingsplatform een akkoord hebben in de respectieve onderhandelingscomités van de partners. § 2. De middelen kunnen enkel worden aangewend voor het oprichten van één of meer betrekkingen in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel. § 3. Het personeelslid belast met het mentorschap kan ten belope van maximaal de helft van zijn opdracht worden aangesteld in de betrekking vermeld in de tweede paragraaf.

Art. 6.De personeelsleden belast met het mentorschap worden geselecteerd in overleg tussen de centra, instellingen of scholen enerzijds en anderzijds de centra voor volwassenenonderwijs, hogescholen of universiteiten. Zij moeten een mentoren- of een equivalente opleiding volgen of gevolgd hebben.

Kunnen niet belast worden met het mentorschap personeelsleden die : - in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs een betrekking uitoefenen in het ambt van directeur of adjunct-directeur; - in het gewoon of buitengewoon secundair onderwijs een betrekking uitoefenen in het ambt van directeur of adjunct-directeur of coördinator; - in het volwassenenonderwijs een betrekking uitoefenen in het ambt van directeur, adjunct-directeur of coördinator; - in het deeltijds kunstonderwijs een betrekking uitoefenen in het ambt van directeur. ». HOOFDSTUK V. - Wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs

Art. 8.Aan artikel 125novies, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, ingevoegd bij decreet van 10 juli 2003, wordt in § 1 een punt 8 toegevoegd dat luidt als volgt : « 8° maakt afspraken over de verdeling van de lestijden die bestemd zijn voor mentorschap. ». HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs

Art. 9.§ 1. Aan artikel 71 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, gewijzigd bij decreet van 14 februari 2003, wordt een punt 12 toegevoegd dat luidt als volgt : « 12° maakt afspraken over de verdeling van de urenleraar en lesuren die bestemd zijn voor mentorschap. ». § 2. In artikel 80, tweede lid, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 14 februari 2003, worden de woorden « lerarenondersteuning, stagebegeleiding » geschrapt. ». HOOFDSTUK VII. - Wijziging van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs

Art. 10.Aan artikel 3, 19°, van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs, gewijzigd bij decreet van 14 februari 2003, worden de woorden « hetzij een opleiding van het pedagogisch hoger onderwijs heeft doorlopen » geschrapt.

Art. 11.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 20 oktober 2000, 13 juli 2001, 21 december 2001, 14 februari 2003, 19 december 2003, 19 maart 2004, 30 april 2004, 7 mei 2004 en 24 december 2004, wordt aan hoofdstuk 3 een afdeling 4, bestaande uit artikel 12bis tot en met artikel 12novies, ingevoegd die luidt als volgt : « Afdeling 4. - De specifieke lerarenopleidingen Sectie 1. - Algemeen

Art. 12bis.§ 1. De centra voor volwassenenonderwijs organiseren in het pedagogisch hoger onderwijs specifieke lerarenopleidingen die leiden tot het diploma van leraar.

In afwijking van artikelen 15 en 75 bepalen de centra voor volwassenenonderwijs het opleidingsprogramma van de specifieke lerarenopleidingen op basis van de basiscompetenties. Het opleidingsprogramma omvat een theoretisch gedeelte en een praktijkcomponent.

De praktijkcomponent van het opleidingsprogramma omvat het geheel van praktijkgerichte onderwijsactiviteiten, preservicetraining en/of inservicetraining. § 2. De omvang van de specifieke lerarenopleiding bedraagt 60 studiepunten. De praktijkcomponent van een specifieke lerarenopleiding bedraagt 30 studiepunten. De Vlaamse Regering evalueert het effect van deze maatregel op de stagecapaciteit van de scholen uiterlijk voor september 2009. § 3. De Vlaamse Regering kent gedurende de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 en 2009-2010 financiële middelen toe aan projecten die in de schoot van een Expertisenetwerk of regionaal platform op experimentele basis de instroom, doorstroom en uitstroom van doelgroepen bevorderen, in het bijzonder door middel van curriculumvernieuwingen, de organisatie van drempelverlagende informatieverstrekking over de specifieke lerarenopleidingen, de organisatie van aangepaste trajectbegeleiding of de uitbouw van netwerken tussen het Expertisenetwerk of regionaal platform, organisaties die de doelgroepen vertegenwoordigen en het afnemend veld. De doelgroepen worden afgebakend op grond van objectieve indicatoren die betrekking hebben op sociale, economische of culturele kenmerken of op lichamelijke functiestoornissen.

Een beoordelingscommissie dient de Vlaamse Regering van advies over de selectie van de projectaanvragen en de toekenning van de financiële middelen per project. De beoordelingscommissie omvat vertegenwoordigers van de overheid, van het afnemend veld, van organisaties die doelgroepen vertegenwoordigen, en van het middenveld.

De Vlaamse Regering stelt nadere inhoudelijke, organisatorische en procedurele regelen vast voor de selectie van de projecten en de toekenning van de financiële middelen. Zij treft de nodige maatregelen om een evaluatie van de ondersteunde projecten te realiseren. De evaluatie gaat in het bijzonder na welke tijdelijke maatregelen omgezet kunnen worden in door middel van een Aanmoedigingsfonds te financieren algemene maatregelen.

Art. 12ter.§ 1. Het beroepsprofiel van de leraar is de omschrijving van de kennis, vaardigheden en attitudes van de leraar bij zijn beroepsuitoefening. Het beroepsprofiel bevat de taken die een ervaren leraar verricht en zal verrichten in het licht van maatschappelijke en andere ontwikkelingen, zoals de grootstedelijke context, de taalvaardigheid in het Nederlands, de meertaligheid en de diversificatie van het onderwijsgebeuren.

De Vlaamse Regering bepaalt het beroepsprofiel van de leraar op advies van de Vlaamse Onderwijsraad. De Vlaamse Regering legt het besluit binnen de zes maand na definitieve goedkeuring ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. Indien het Vlaams Parlement dit besluit niet bekrachtigt binnen de zes maanden na definitieve goedkeuring, houdt het op rechtskracht te hebben. § 2. De basiscompetenties van de leraar zijn de omschrijving van de kennis, vaardigheden en attitudes, waarover iedere afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier als beginnend leraar te kunnen fungeren. De basiscompetenties stellen de leraar in staat door te groeien naar het beroepsprofiel en worden rechtstreeks afgeleid van het beroepsprofiel.

De Vlaamse Regering bepaalt de basiscompetenties op advies van de Vlaamse Onderwijsraad.

Art. 12quater.§ 1. Onder preservicetraining wordt verstaan : de praktijkcomponent van een lerarenopleiding die men zonder een statutaire relatie met een centrum, instelling of school vervult.

Onder inservicetraining wordt verstaan : de praktijkcomponent van de specifieke lerarenopleiding die men vervult als een personeelslid van een centrum, instelling of school. § 2. De centra voor volwassenenonderwijs organiseren de preservicetraining in samenwerking met de centra, instellingen of scholen. De preservicetraining wordt begeleid door een personeelslid van het centrum, de stagebegeleider genaamd, en een personeelslid van de school, het centrum of de instelling, dat belast is met het mentorschap. De centra sluiten een overeenkomst met de centra, instellingen of scholen. Die overeenkomst bevat onder meer : de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het centrum, de instelling of de school, de cursist en het centrum, waarbij de rol van het centrum, de instelling of de school in de evaluatie van de cursist wordt vastgelegd, de periode van het schooljaar waarin de preservicetraining plaatsgrijpt en de opdrachten die de stagiair moet opnemen. § 3. De inservicetraining gebeurt in de vorm van een leraar-in-opleidingsbaan, hierna de LIO-baan genoemd, en wordt uitgeoefend in een of meer instellingen van het secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs en het volwassenenonderwijs. De leraar-in-opleiding wordt begeleid door een personeelslid van de school, het centrum of de instelling, dat belast is met het mentorschap.

Bij wijze van uitzondering kan de cursist die de specifieke lerarenopleiding volgt na of gelijktijdig met een masteropleiding lichamelijke opvoeding, een LIO-baan vervullen in het basisonderwijs.

De LIO-baan moet op jaarbasis ten minste 500 uren-leraar (secundair onderwijs en deeltijds kunstonderwijs), lesuren (buitengewoon secundair onderwijs), leraarsuren (volwassenenonderwijs), lestijden (in het basisonderwijs voor de master lichamelijke opvoeding) bedragen. Op het einde van de LIO-baan wordt de cursist gedurende een assessment, voor de inservicetraining beoordeeld door het centrum, de instelling of de school enerzijds en het centrum anderzijds. Indien de leraar-in-opleiding er niet in slaagt deze 500 uren te presteren, kan hij dit tekort aanvullen met preservicetraining.

Het centrum, instelling of school en het centrum sluiten een LIO-baanovereenkomst af. Een LIO-baanovereenkomst is een overeenkomst waarbij de voorwaarden worden vastgelegd die moeten toelaten dat cursisten in het kader van hun lerarenopleiding kennis of vaardigheden verwerven in een centrum, instelling of school via een tijdelijke aanstelling door het uitvoeren van arbeidsprestaties. De LIO-baan-overeenkomst bevat onder meer : - de engagementen van het centrum, de instelling of de school ten aanzien van ondersteuning van leraren-in-opleiding; - de engagementen van het centrum ten aanzien van de begeleiding van de cursist/leraar-in-opleiding; - het aandeel van het centrum, instelling of de school enerzijds en het centrum anderzijds in het assessment van de cursist.

De leraar-in-opleiding wordt aangesteld als tijdelijk personeelslid en is onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding of het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs. § 4. De Vlaamse Regering evalueert het systeem van de LIO-baan : - op het einde van het schooljaar 2007-2008; - op het einde van het schooljaar 2008-2009.

Vanaf het schooljaar 2009-2010 wordt het systeem van de LIO-baan vijfjaarlijks geëvalueerd.

Art. 12quinquies.In afwijking van artikel 34 moeten de cursisten, die geen diploma secundair onderwijs behaald hebben, een door de Vlaamse Regering vast te leggen brugprogramma volgen. Dit brugprogramma vervangt de in artikel 37 vermelde toelatingsproef.

Art. 12sexies.§ 1. De Vlaamse Regering bepaalt de omzetting van lestijden naar studiepunten voor de specifieke lerarenopleidingen conform de bepalingen in deze afdeling. § 2. Deze specifieke lerarenopleidingen zijn niet onderworpen aan de bepalingen van artikel 5bis van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs. § 3. De financiering van deze specifieke lerarenopleidingen blijft gebaseerd op het conform artikel 15 of 75 vastgelegde minimaal aantal lestijden.

Art. 12septies.§ 1. De centra voor volwassenenonderwijs bouwen de opleidingen van het pedagogisch hoger onderwijs af met ingang van het schooljaar 2007-2008. § 2. De centra voor volwassenenonderwijs bouwen de specifieke lerarenopleidingen overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling op vanaf het schooljaar 2007-2008. § 3. Cursisten die uiterlijk in het schooljaar 2006-2007 ingeschreven waren in een opleiding die leidt tot het behalen van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid hebben het recht voor 1 september 2010 die opleiding te voltooien overeenkomstig het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs. § 4. De centra voor volwassenenonderwijs bepalen de modaliteiten waaronder de cursisten, bedoeld in § 3, het diploma van leraar kunnen behalen.

Sectie 2. - Kwaliteitzorg

Art. 12octies.§ 1. Artikel 93 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, zoals gewijzigd door artikel V.20 van het decreet van 19 maart 2004, is van toepassing op de specifieke lerarenopleidingen. § 2. Het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten, zoals gewijzigd door het decreet van 13 april 1999 houdt op van toepassing te zijn op de specifieke lerarenopleidingen.

Art. 12novies.De Vlaamse Regering kan initiatieven nemen met betrekking tot de kwaliteitszorg van de lerarenopleidingen door een beleidsevaluatie te organiseren. Deze zal worden uitgevoerd door een commissie van onafhankelijke deskundigen. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de commissie.

Een beleidsevaluatie zal onder meer aandacht hebben voor de mate waarin de centra, hogescholen en universiteiten een beleid voeren inzake taalvaardigheid van de cursist of studenten in het Nederlands en voor de mate waarin de preservicetraining voorbereidt op de verschillende onderwijsvormen. De resultaten van deze evaluatie zullen worden vastgelegd in een openbaar verslag dat voorgelegd wordt aan het Vlaams Parlement. ».

Art. 12.In hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 20 oktober 2000, 13 juli 2001, 21 december 2001, 14 februari 2003, 19 december 2003, 19 maart 2004, 30 april 2004, 7 mei 2004 en 24 december 2004, wordt aan hoofdstuk 3, een afdeling 5, bestaande uit artikel 12decies tot en met artikel 12undecies, ingevoegd die luidt als volgt : « Afdeling 5. - Samenwerking, Expertisenetwerken en regionale platformen inzake lerarenopleidingen

Art. 12decies.§ 1. De centra voor volwassenenonderwijs kunnen met de universiteiten en/of hogescholen een overeenkomst sluiten over de organisatie van de lerarenopleidingen, met name onderwijs- en studieactiviteiten, de kwaliteitszorg en het gebruik van infrastructuur. § 2. De centra voor volwassenenonderwijs die een opleiding van het pedagogisch hoger onderwijs organiseren kunnen met hogescholen en universiteiten een Expertisenetwerk oprichten en sluiten hiervoor een kaderovereenkomst. Een Expertisenetwerk omvat één universiteit, tenminste één hogeschool en tenminste één centrum voor volwassenenonderwijs.

Een Expertisenetwerk wordt binnen een associatie opgericht. Per associatie zijn maximaal twee Expertisenetwerken mogelijk. Centra voor volwassenenonderwijs kunnen participeren in één of twee Expertisenetwerken van éénzelfde associatie.

Expertisenetwerken kunnen met elkaar overeenkomsten afsluiten over specifieke vormen van associatie-overschrijdende samenwerking op het vlak van de lerarenopleiding. Mits akkoord van het Expertisenetwerk waartoe ze behoren, kunnen hogescholen en centra voor volwassenenonderwijs voor bepaalde opdrachten zoals geformuleerd in § 4 ook met andere Expertisenetwerken samenwerken. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van de beoogde synergie op het vlak van de praktijkcomponent en de mentorenvorming.

Een universiteit, hogescholen van verschillende associaties en centra voor volwassenenonderwijs kunnen een regionaal platform voor lerarenopleiding oprichten en sluiten hiervoor een kaderovereenkomst.

Een universiteit, hogescholen en centra voor volwassenenonderwijs kunnen slechts in één regionaal platform participeren. Een universiteit en centra voor volwassenenonderwijs participeren in dat geval niet rechtstreeks in een Expertisenetwerk.

Een regionaal platform voor lerarenopleiding sluit een overeenkomst af met één of meerdere Expertisenetwerken. De Universiteit Hasselt en de transnationale Universiteit Limburg worden voor de toepassing van dit artikel als één universiteit beschouwd. § 3. Een Expertisenetwerk of regionaal platform heeft tot doel de expertise van de verschillende lerarenopleidingen in complementariteit te bundelen en te ontwikkelen, ter verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleidingen en ter versterking van de dienstverlening op het vlak van de continue professionalisering van leraren. § 4. De kaderovereenkomst beschrijft in ieder geval : - de aanduiding van een penvoerende instelling; - de ontwikkeling van een strategisch beleidsplan betreffende de lerarenopleiding, nascholing en de wetenschappelijke en maatschappelijke dienstver lening inzake professionalisering van leraren; - de samenwerking en profilering van de verschillende lerarenopleidingen, onder meer wat betreft toegankelijkheid, doelgroepenbeleid, flexibele leerwegen en zij-instromers; - de ondersteuning en versterking van de lerarenop leiding op het vlak van pedagogisch, onderwijs kundig en vakdidactisch onderzoek; - de synergie op het vlak van de praktijkcomponent en de mentorenvorming; - de aanpak van de interne en externe kwaliteits zorg.

De overeenkomsten bedoeld in § 1 kunnen worden geïntegreerd in en/of vervangen door de kaderovereenkomst. § 5. Tot een Expertisenetwerk of regionaal platform kan één of meer organisaties toetreden die voor het netwerk of platform nuttige expertise kunnen inbrengen op het vlak van de lerarenopleiding, nascholing en/of wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening inzake professionalisering van leraren en directies en die niet behoren tot een universiteit, hogeschool of centrum voor volwassenenonderwijs.

Art. 12undecies.De Vlaamse Regering kan Expertisenetwerken en regionale platformen financieren. Het totale bedrag dat hiervoor wordt voorzien bedraagt 2.939.821,08 euro met ingang van het begrotingsjaar 2007. De financiering van de verschillende Expertisenetwerken en regionale platformen gebeurt op basis van overeenkomsten waarin over de verschillende deelaspecten van de kaderovereenkomst indicatoren worden vastgelegd, waaronder minimaal het aantal afgeleverde diploma's.De Vlaamse Regering legt een model van overeenkomst vast. ».

Art. 13.In artikel 37 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 14.In artikel 41, § 4, 4°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 juni 2006 worden de woorden « het pedagogisch hoger onderwijs en » geschrapt. HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt

Art. 15.In het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, gewijzigd bij de decreten van 20 oktober 2000, 13 juli 2001, 20 december 2002, 10 juli 2003 en 7 mei 2004, wordt hoofdstuk Vbis, bestaande uit artikel 43bis en 43ter, opgeheven. HOOFDSTUK IX. - Wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen

Art. 16.In het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2003, 19 maart 2004, 30 april 2004 en 7 mei 2004, wordt aan titel I, hoofdstuk III, afdeling 1, een onderafdeling 6, bestaande uit artikel 55bis tot en met artikel 55novies, ingevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling 6. - Lerarenopleidingen Sectie 1. - Algemeen

Art. 55bis.Onverminderd de toepassing van artikel 5 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen, bepalen de instellingsbesturen het opleidingsprogramma van de lerarenopleidingen op basis van de basiscompetenties. Het opleidingsprogramma omvat een theoretisch gedeelte en een praktijkcomponent.

De praktijkcomponent van het opleidingsprogramma omvat het geheel van praktijkgerichte onderwijsactiviteiten, preservicetraining en/of inservicetraining.

Art. 55ter.§ 1. Het beroepsprofiel van de leraar is de omschrijving van de kennis, vaardigheden en attitudes van de leraar bij zijn beroepsuitoefening. Het beroepsprofiel bevat de taken die een ervaren leraar verricht en zal verrichten in het licht van maatschappelijke en andere ontwikkelingen, zoals de grootstedelijke context, de taalvaardigheid in het Nederlands, de meertaligheid en de diversificatie van het onderwijsgebeuren.

De Vlaamse Regering bepaalt het beroepsprofiel van de leraar op advies van de Vlaamse Onderwijsraad. De Vlaamse Regering legt het besluit binnen de zes maand na definitieve goedkeuring ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. Indien het Vlaams Parlement dit besluit niet bekrachtigt binnen de zes maanden na definitieve goedkeuring, houdt het op rechtskracht te hebben. § 2. De basiscompetenties van de leraar zijn de omschrijving van de kennis, vaardigheden en attitudes, waarover iedere afgestudeerde moet beschikken om op een volwaardige manier als beginnend leraar te kunnen fungeren. De basiscompetenties stellen de leraar in staat door te groeien naar het beroepsprofiel en worden rechtstreeks afgeleid van het beroepsprofiel.

De Vlaamse Regering bepaalt de basiscompetenties op advies van de Vlaamse Onderwijsraad. § 3. De Vlaamse Regering kent gedurende de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 en 2009-2010 financiële middelen toe aan projecten die in de schoot van een Expertisenetwerk of regionaal platform op experimentele basis de instroom, doorstroom en uitstroom van doelgroepen bevorderen, in het bijzonder door middel van curriculumvernieuwingen, de organisatie van drempelverlagende informatieverstrekking over de specifieke lerarenopleidingen, de organisatie van aangepaste trajectbegeleiding of de uitbouw van netwerken tussen het Expertisenetwerk of regionaal platform, organisaties die de doelgroepen vertegenwoordigen en het afnemend veld. De doelgroepen worden afgebakend op grond van objectieve indicatoren die betrekking hebben op sociale, economische of culturele kenmerken of op lichamelijke functiestoornissen.

Een beoordelingscommissie dient de Vlaamse Regering van advies over de selectie van de projectaanvragen en de toekenning van de financiële middelen per project. De beoordelingscommissie omvat vertegenwoordigers van de overheid, van het afnemend veld, van organisaties die doelgroepen vertegenwoordigen, en van het middenveld.

De Vlaamse Regering stelt nadere inhoudelijke, organisatorische en procedurele regelen vast voor de selectie van de projecten en de toekenning van de financiële middelen. Zij treft de nodige maatregelen om een evaluatie van de ondersteunde projecten te realiseren. De evaluatie gaat in het bijzonder na welke tijdelijke maatregelen omgezet kunnen worden in door middel van een Aanmoedigingsfonds te financieren algemene maatregelen.

Art. 55quater.Onverminderd de toepassing van artikel 17 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hoger onderwij smaatregelen, hebben met ingang van het academiejaar 2006-2007 alle personeelsleden van het onderwijs toegang tot de bache-lor-na-bacheloropleiding buitengewoon onderwijs en de bachelor-na-bacheloropleiding zorgverbreding en remediërend leren.

Sectie 2. - De geïntegreerde lerarenopleidingen Artikel 55quinquies § 1. De professioneel gerichte bacheloropleidingen in onderwijs zijn geïntegreerde lerarenopleidingen die leiden tot de graad van bachelor in onderwijs, respectievelijk kleuteronderwijs, lager onderwijs en secundair onderwijs. De hogescholen kennen aan de afgestudeerden de betreffende graad toe en reiken het diploma van leraar uit. § 2. De studieomvang van de praktijkcomponent van de geïntegreerde lerarenopleiding bedraagt 45 studiepunten van de 180 studiepunten.

De hogescholen organiseren de praktijkcomponent als preservicetraining in samenwerking met de scholen, centra of instellingen. Onder preservicetraining wordt verstaan : de praktijkcomponent van een lerarenopleiding die men zonder een statutaire relatie met een centrum, instelling of school vervult.

De preservicetraining wordt begeleid door een personeelslid van de hogeschool, de stagebegeleider genaamd, en een personeelslid van het centrum, de instelling of de school, dat belast is met het mentorschap. De hogescholen sluiten een overeenkomst met de centra, instellingen of scholen. Die overeenkomst bevat onder meer : de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het centrum, de instelling of de school, de student en de hogeschool, waarbij de rol van het centrum, de instelling of de school in de evaluatie van de student wordt vastgelegd, de periode van het schooljaar waarin deze preservice plaatsgrijpt en de opdrachten die de stagiair moet opnemen. § 3. De student van de geïntegreerde lerarenopleiding secundair onderwijs kiest twee onderwijsvakken uit de mogelijkheden die de hogeschool aanbiedt : aardrijkskunde, bewegingsrecreatie, bio-esthetiek, biologie, biotechnieken, bouw, chemie, Duits, economie, elektriciteit, Engels, Frans, fysica, geschiedenis, godsdienst, haartooi, handel-burotica, hout, buro-tica of informatica, Latijn, lichamelijke opvoeding, mechanica, mode, muzikale opvoeding, Nederlands, Nederlands-gebarentaal, Nederlands-doventolk, niet-confessionele zedenleer, plastische opvoeding, project algemene vakken, project kunstvakken, technologische opvoeding, voedingverzorging, wiskunde. De Vlaamse Regering kan de lijst van onderwij svakken aanpassen. § 4. Een hogeschool kan voor de onderwijsvakken muzikale opvoeding, plastische opvoeding en lichamelijke opvoeding vaste combinaties met andere onderwijsvakken aanbieden. § 5. De Vlaamse Regering kent in het begrotingsjaar 2007 aan de hogescholen die een geïntegreerde lerarenopleiding secundair onderwijs aanbieden een forfaitair bedrag van 116.666 euro toe, in 2008 583.332 euro, en in 2009 1.049.999 euro. Vanaf het begrotingsjaar 2010 tot het begrotingsjaar 2013 bedraagt dit bedrag jaarlijks 1.400.000 euro. Voor eind 2012 voert de Vlaamse Regering een evaluatie uit van de geïntegreerde lerarenopleiding secundair onderwijs wat de transitie van drie naar twee vakken betreft. Deze zal worden uitgevoerd door een commissie van onafhankelijke deskundigen. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van deze commissie. De resultaten van deze evaluatie zullen worden vastgelegd in een openbaar verslag dat wordt voorgelegd aan het Vlaams Parlement. Het verder zetten van deze financiering is afhankelijk van de resultaten van de evaluatie.

Art. 55sexies.§ 1. De hogescholen bouwen de initiële lerarenopleidingen en de bacheloropleidingen onderwijs met ingang van het academiejaar 2007-2008 af. § 2. Studenten die uiterlijk in het academiejaar 2006-2007 geslaagd waren voor minstens 60 studiepunten van een geïntegreerde lerarenopleiding, hebben tot en met het academiejaar 2010-2011, het recht die opleiding te voltooien overeenkomstig titel II, hoofdstuk I, onderafdeling 4, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. § 3. De hogeschool bepaalt de modaliteiten waaronder de studenten bedoeld in § 2 het diploma van leraar kunnen behalen. § 4. De hogescholen bouwen de geïntegreerde lerarenopleidingen op overeenkomstig de bepalingen van deze onderafdeling met ingang van het academiejaar 2007-2008.

Sectie 3. - De specifieke lerarenopleidingen

Art. 55septies.De omvang van de specifieke lerarenopleiding bedraagt 60 studiepunten. De praktijkcomponent van een specifieke lerarenopleiding bedraagt 30 studiepunten. De Vlaamse Regering evalueert het effect van deze maatregel op de stagecapaciteit van de scholen uiterlijk voor september 2009.

Art. 55octies.§ 1. Een hogeschool kan voor de professioneel gerichte bacheloropleidingen een specifieke lerarenopleiding aanbieden mits goedkeuring door de Vlaamse Regering van een strategisch beleidsplan van een Expertisenetwerk of regionaal platform dat de organisatie en ontwikkeling van de specifieke lerarenopleidingen en de kwaliteitszorg beschrijft, zoals vermeld in artikel 55decies. De Vlaamse Regering houdt hierbij rekening met de volgende criteria inzake macrodoelmatigheid : het aanbod van specifieke lerarenopleidingen in het Expertisenetwerk en het aantal studenten in deze specifieke lerarenopleidingen. De Vlaamse Regering kan hierbij het advies inwinnen van de Erkenningscommissie.

De houders van een professioneel gericht bachelordiploma en studenten die al 120 studiepunten hebben verworven, worden toegelaten tot de specifieke lerarenopleidingen, georganiseerd door hogescholen.

Het diploma van leraar kan pas uitgereikt worden na het behalen van de bachelorgraad.

In afwijking van het eerste lid worden tot de lerarenopleiding dans ook toegelaten : de kandidaten die voldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden tot de basisopleidingen van één cyclus, geslaagd zijn voor een artistiek toelatingsexamen, georganiseerd door de hogeschool die de basisopleiding dans van één cyclus organiseert, en vijfjaar nuttige ervaring als professioneel danser in een erkend gezelschap kunnen aantonen. § 2. Hogescholen kunnen voor de afgestudeerden van de masteropleidingen in de studiegebieden handelswetenschappen en bedrijfskunde, audiovisuele kunst en beeldende kunst of in het studiegebied muziek en podiumkunsten, een specifieke lerarenopleiding aanbieden.

De hogescholen kunnen 30 studiepunten van die lerarenopleiding organiseren als een afstudeerrichting in het opleidingsprogramma van een masteropleiding van 120 studiepunten.

De houders van een academisch bachelordiploma in de bovenvermelde studiegebieden kunnen een inschrijving nemen voor de specifieke lerarenopleiding samen met de inschrijving voor de masteropleiding.

Studenten die op grond van de bepalingen van artikel 24 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen, gelijktijdig mogen inschrijven voor een bacheloropleiding en de aansluitende masteropleiding, kunnen zich inschrijven voor de specifieke lerarenopleiding. De houders van een bachelordiploma van een professioneel gerichte opleiding die inschrijven voor een schakelprogramma met het oog op het volgen van een masteropleiding in één van de bovenvermelde studiegebieden, kunnen een inschrijving nemen voor de specifieke lerarenopleiding samen met de inschrijving voor het schakelprogramma of samen met de inschrijving voor de masteropleiding.

Het diploma van leraar kan pas uitgereikt worden na het behalen van de mastergraad. § 3. Universiteiten kunnen voor de afgestudeerden van de masteropleidingen een specifieke lerarenopleiding aanbieden, die leidt tot het diploma van leraar.

De universiteiten kunnen 30 studiepunten van die lerarenopleidingen organiseren als een afstudeerrichting in het opleidingsprogramma van een masteropleiding van 120 studiepunten.

De houders van een academisch bachelordiploma kunnen een inschrijving nemen voor de specifieke lerarenopleiding samen met een inschrijving voor de masteropleiding.

Studenten die op grond van de bepalingen van artikel 24 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen, gelijktijdig mogen inschrijven voor een bacheloropleiding en de aansluitende masteropleiding, kunnen zich inschrijven voor de specifieke lerarenopleiding. De houders van een bachelordiploma van een professioneel gerichte opleiding die inschrijven voor een schakelprogramma met het oog op het volgen van een masteropleiding, kunnen een inschrijving nemen voor de specifieke lerarenopleiding samen met de inschrijving voor het schakelprogramma of samen met de inschrijving voor de masteropleiding.

Het diploma van leraar kan pas uitgereikt worden na het behalen van de mastergraad. § 4. Als ambtshalve geregistreerde instellingen voor hoger onderwijs kunnen de Evangelische Theologische Faculteit te Heverlee en de Faculteit Protestantse Godgeleerdheid te Brussel in het studiegebied godsdienstwetenschappen en godgeleerdheid een specifieke lerarenopleiding aanbieden onder dezelfde voorwaarden als de universiteiten.

Deze instellingen kunnen 30 studiepunten organiseren als een afstudeerrichting in het opleidingsprogramma van een masteropleiding van 120 studiepunten. De houders van een academisch bachelordiploma kunnen een inschrijving nemen voor de specifieke lerarenopleiding samen met de inschrijving voor de masteropleiding. Het diploma van leraar kan pas uitgereikt worden na het behalen van de mastergraad. § 5. Onder preservicetraining wordt verstaan : de praktijkcomponent van een lerarenopleiding die men zonder een statutaire relatie met een centrum, instelling of school vervult. Onder inservicetraining wordt verstaan : de praktijkcomponent van de specifieke lerarenopleiding die men vervult als een personeelslid van een centrum, instelling of school. § 6. De preservicetraining wordt georganiseerd in samenwerking met de scholen, centra of instellingen en begeleid door een personeelslid van de hogeschool of de universiteit, de stagebegeleider genaamd, en een personeelslid van de school, het centrum of instelling, dat belast is met het mentorschap. De hogescholen of universiteiten sluiten een overeenkomst met de scholen, centra of instellingen. Die overeenkomst bevat onder meer : de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het centrum, de instelling of de school, de student, de hogeschool of de universiteit waarbij de rol van de school, centrum of instelling in de evaluatie van de student wordt vastgelegd, de periode van het schooljaar waarin deze preservicetraining plaatsgrijpt en de opdrachten die de stagiair moet opnemen. § 7. De inservicetraining gebeurt in de vorm van een leraar-in-opleidingsbaan, hierna de LIO-baan genoemd, en wordt uitgeoefend in een of meer instellingen van het secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs en het volwassenenonderwijs. De leraar-in-opleiding wordt begeleid door een personeelslid van de school, het centrum of instelling, dat belast is met het mentorschap.

Bij wijze van uitzondering kan de student die de specifieke lerarenopleiding volgt na of gelijktijdig met een masteropleiding lichamelijke opvoeding, een LIO-baan vervullen in het basisonderwijs.

De LIO-baan moet op jaarbasis ten minste 500 uren-leraar (secundair onderwijs en deeltijds kunstonderwijs), lesuren (buitengewoon secundair onderwijs), leraarsuren (volwassenenonderwijs), lestijden (in het basisonderwijs voor de master lichamelijke opvoeding) bedragen. Op het einde van de LIO-baan wordt de student gedurende een assessment voor de inservicetraining beoordeeld door het centrum, de instelling of de school enerzijds en de hogeschool of universiteit anderzijds. Indien de leraar-in-opleiding er niet in slaagt deze 500 uren te presteren, kan hij dit tekort aanvullen met preservicetraining.

De hogeschool of universiteit en de school sluiten een LIO-baanovereenkomst af. Een LIO-baanover-eenkomst is een overeenkomst waarbij de hogeschool of de universiteit en de centra, instellingen of scholen de voorwaarden vastleggen die moeten toelaten dat studenten in het kader van hun lerarenopleiding kennis of vaardigheden verwerft in een centrum, instelling of school via een tijdelijke aanstelling door het uitvoeren van arbeidsprestaties. De LIO-baanover-eenkomst bevat onder meer : - de engagementen van het centrum, de instelling of de school ten aanzien van ondersteuning van leraren-in-opleiding; - de engagementen van de hogeschool of universiteit ten aanzien van de begeleiding van de student/leraar-in-opleiding met betrekking tot de opleiding; - het aandeel van het centrum, instelling of de school enerzijds en de hogeschool of universiteit anderzijds in het assessment van de student.

De leraar-in-opleiding wordt aangesteld als tijdelijk personeelslid en is onderworpen aan de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding of het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs. § 8. De Vlaamse Regering evalueert het systeem van de LIO-baan : - op het einde van het schooljaar 2007-2008; - op het einde van het schooljaar 2008-2009.

Vanaf het schooljaar 2009-2010 wordt het systeem van de LIO-baan vijfjaarlijks geëvalueerd. § 9. De specifieke lerarenopleidingen worden bekrachtigd met een diploma van leraar. Daarbij wordt rekening gehouden met het assessment, vermeld in § 6.

Art. 55novies.§ 1. De hogescholen en universiteiten bouwen de academische initiële lerarenopleidingen en de initiële lerarenopleidingen van academisch niveau af met ingang van het academiejaar 2007-2008. § 2. Studenten die uiterlijk in het academiejaar 2006-2007 geslaagd zijn voor minstens 12 studiepunten van een academische initiële lerarenopleiding en een initiële lerarenopleiding van academisch niveau of voortgezette lerarenopleiding, hebben tot en met het academiejaar 2008-2009 het recht die opleiding te voltooien overeenkomstig het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap respectievelijk het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap.

De overgangsperiode wordt verlengd met één, twee of drie academische jaren, als het gaat om academische initiële lerarenopleiding of een initiële lerarenopleiding van academisch niveau die aansluit bij een masteropleiding met een studieomvang van respectievelijk 120, 180 of 240 studiepunten. § 3. De universiteiten en hogescholen bepalen de modaliteiten waaronder de studenten bedoeld in § 2 het diploma van leraar kunnen behalen.

Art. 17.In het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2003, 19 maart 2004, 30 april 2004 en 7 mei 2004, wordt aan titel I, hoofdstuk III, afdeling 1, een onderafdeling 7, bestaande uit artikel 55decies tot en met artikel 55undecies, ingevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling 7. - Samenwerking, Expertisenetwerken en regionale platformen inzake lerarenopleiding

Art. 55decies.§ 1. De hogescholen en/of universiteiten kunnen met centra voor volwassenenonderwijs een overeenkomst sluiten over de organisatie van de lerarenopleidingen, met name onderwijs- en studieactiviteiten, de kwaliteitszorg en het gebruik van infrastructuur. § 2. De centra voor volwassenenonderwijs die een opleiding van het pedagogisch hoger onderwijs organiseren kunnen met hogescholen en universiteiten een Expertisenetwerk oprichten en sluiten hiervoor een kaderovereenkomst. Een Expertisenetwerk omvat één universiteit, tenminste één hogeschool en tenminste één centrum voor volwassenenonderwijs.

Een Expertisenetwerk wordt binnen een associatie opgericht. Per associatie zijn maximaal twee Expertisenetwerken mogelijk. Centra voor volwassenenonderwijs kunnen participeren in één of twee Expertisenetwerken van éénzelfde associatie.

Expertisenetwerken kunnen met elkaar overeenkomsten afsluiten over specifieke vormen van associatie-overschrijdende samenwerking op het vlak van de lerarenopleiding. Mits akkoord van het Expertisenetwerk waartoe ze behoren, kunnen hogescholen en centra voor volwassenenonderwijs voor bepaalde opdrachten zoals geformuleerd in § 4 ook met andere Expertisenetwerken samenwerken. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van de beoogde synergie op het vlak van de praktijkcomponent en de mentorenvorming.

Een universiteit, hogescholen van verschillende associaties en centra voor volwassenenonderwijs kunnen een regionaal platform voor lerarenopleiding oprichten en sluiten hiervoor een kaderovereenkomst.

Een universiteit, hogescholen en centra voor volwassenenonderwijs kunnen slechts in één regionaal platform participeren. Een universiteit en centra voor volwassenenonderwijs participeren in dat geval niet rechtstreeks in een Expertisenetwerk.

Een regionaal platform voor lerarenopleiding sluit een overeenkomst af met één of meerdere Expertisenetwerken. De Universiteit Hasselt en de transnationale Universiteit Limburg worden voor de toepassing van dit artikel als één universiteit beschouwd. § 3. Een Expertisenetwerk of regionaal platform heeft tot doel de expertise van de verschillende lerarenopleidingen in complementariteit te bundelen en te ontwikkelen, ter verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleidingen en ter versterking van de dienstverlening op het vlak van de continue professionalisering van leraren. § 4. De kaderovereenkomst beschrijft in ieder geval : - de aanduiding van een penvoerende instelling; - de ontwikkeling van een strategisch beleidsplan betreffende de lerarenopleiding, nascholing en de wetenschappelijke en maatschappelijke dienstver lening inzake professionalisering van leraren; - de samenwerking en profilering van de verschillende lerarenopleidingen, onder meer wat betreft toegankelijkheid, doelgroepenbeleid, flexibele leerwegen en zij-instromers; - de ondersteuning en versterking van de lerarenopleiding op het vlak van pedagogisch, onderwijskundig en vakdidactisch onderzoek; - de synergie op het vlak van de praktijkcomponent en de mentorenvorming; - de aanpak van de interne en externe kwaliteitszorg.

De overeenkomsten bedoeld in § 1 kunnen worden geïntegreerd in en/of vervangen door de kaderovereenkomst. § 5. Tot een Expertisenetwerk of regionaal platform kan één of meer organisaties toetreden die voor het netwerk of platform nuttige expertise kunnen inbrengen op het vlak van de lerarenopleiding, nascholing en/of wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening inzake professionalisering van leraren en directies en die niet behoren tot een universiteit, hogeschool of centrum voor volwassenenonderwijs.

Art. 55undecies.De Vlaamse Regering kan Expertisenetwerken en regionale platformen financieren. Het totale bedrag dat hiervoor wordt voorzien bedraagt 2.939.821,08 euro met ingang van het begrotingsjaar 2007. De financiering van de verschillende Expertisenetwerken en regionale platformen gebeurt op basis van overeenkomsten waarin over de verschillende deelaspecten van de kaderovereenkomst indicatoren worden vastgelegd, waaronder minimaal het aantal afgeleverde diploma's.De Vlaamse Regering legt een model van overeenkomst vast. ».

Art. 18.Art. 136 van hetzelfde decreet wordt opgeheven met ingang van 2007-2008, behoudens voor de opleidingen in afbouw.

Art. 19.In artikel 93 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd door artikel V.20, 2°, van het decreet van 19 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 3 van § 3 worden na het woord « gezamenlijk » de woorden « en de specifieke lerarenopleidingen georganiseerd door hogescholen, universiteiten en centra voor volwassenenonderwijs » ingevoegd;2° er wordt een § 3ter ingevoegd die luidt als volgt : « § 3ter.Onverminderd de toepassing van § 1 gelden voor de lerarenopleidingen de volgende bepalingen : De eerste externe beoordeling van de bachelor-na-bacheloropleidingen in het onderwijs en de specifieke lerarenopleidingen moet afgerond zijn voor eind 2012. Vanaf 2013 gebeurt de externe beoordeling van de geïntegreerde lerarenopleidingen, de bachelor-na-bacheloropleidingen in het onderwijs en de specifieke lerarenopleidingen minstens om de acht jaar.

De visitatiecommissies worden steeds aangevuld met deskundigen die het afnemend veld vertegenwoordigen en deskundigen die voeling hebben met de noden van volwassen cursisten.

De lerarenopleidingen worden geclusterd in een cluster geïntegreerde lerarenopleidingen, een cluster bachelor-na-bacheloropleidingen in het onderwijs en een cluster specifieke lerarenopleidingen.

Indien de specifieke lerarenopleiding georganiseerd is als een afstudeerrichting van een masteropleiding van 120 studiepunten, maakt dit deel uit van de visitatie van de specifieke lerarenopleiding. ». HOOFDSTUK X. - Slot- en opheffingsbepalingen

Art. 20.De Vlaamse Regering evalueert deze regelgeving en legt het evaluatieverslag voor aan het Vlaams Parlement uiterlijk voor december 2012.

Art. 21.Art. 59 van het decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijs-maatregelen wordt opgeheven.

Art. 22.Dit decreet treedt in werking bij het begin van het academiejaar 2007-2008, met uitzondering van : - artikel 5, 3°, dat uitwerking heeft bij het begin van het academiejaar 2005-2006; - hoofdstuk IV, dat uitwerking heeft op 1 september 2007; - de artikelen 12 en 17, die uitwerking hebben op 1 januari 2007.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 15 december 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME. De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Zitting 2005-2006. Stuk. - Ontwerp van decreet, 924 - Nr. 1 + Addendum.

Zitting 2006-2007.

Stukken. - Amendementen, 924 - Nr. 2. - Verslag hoorzitting, 924 - Nr. 3. - Verslag, 924 - Nr.4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 924 - Nr. 5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 6 december 2006.

^