Etaamb.openjustice.be
Decreet van 15 juli 1997
gepubliceerd op 29 augustus 1997

Decreet betreffende een afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997035981
pub.
29/08/1997
prom.
15/07/1997
ELI
eli/decreet/1997/07/15/1997035981/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JULI 1997. Decreet betreffende een afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen (2)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wordt een artikel 44bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 44bis 1. Een schoolbestuur kan oordelen dat de conform artikel 44 vastgelegde ontwikkelingsdoelen en/of eindtermen onvoldoende ruimte laten voor zijn eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen en/of ermee onverzoenbaar zijn.In dat geval dient het schoolbestuur bij de Vlaamse regering een afwijkingsaanvraag in. Deze aanvraag is slechts ontvankelijk indien precies wordt aangegeven waarom de ontwikkelingsdoelen en/of eindtermen voor zijn eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen onvoldoende ruimte laten en/of waarom ze ermee onverzoenbaar zijn; het schoolbestuur stelt in dezelfde aanvraag vervangende ontwikkelingsdoelen en/of eindtermen voor. 2. De Vlaamse regering beoordeelt of de aanvraag ontvankelijk is en beslist in voorkomend geval of de vervangende ontwikkelingsdoelen en/of eindtermen in hun geheel gelijkwaardig zijn met die welke conform artikel 44 werden vastgelegd en toelaten gelijkwaardige studiebewijzen en diploma's af te leveren. De gelijkwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria : 1° het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden;2° de vereiste inhoud : a) het onderwijsaanbod in de ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs omvat minstens inhouden voor lichamelijke opvoeding, muzische vorming, Nederlands, wereldoriëntatie, wiskundige initiatie;b) het onderwijsaanbod in de eindtermen voor het lager onderwijs omvat minstens inhouden voor lichamelijke opvoeding, muzische vorming, Nederlands, wereldoriëntatie, wiskunde, leren leren en sociale ontwikkeling of sociale vaardigheden;het onderwijsaanbod omvat ook inhouden voor het leergebied Frans indien dit in toepassing van artikel 10 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs en artikel 7 van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken verplicht is gesteld; . c) het onderwijsaanbod in de ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs, met uitzondering van het type 2 zoals bepaald in artikel 10 van het voormelde decreet basisonderwijs, omvat minstens inhouden voor lichamelijke opvoeding, muzische vorming, Nederlands, wereldoriëntatie, wiskunde, leren leren en sociale ontwikkeling of sociale vaardigheden. Deze inhouden moeten enkel in hun geheel evenwaardig zijn met de inhouden waarvoor conform artikel 44 ontwikkelingsdoelen en eindtermen werden vastgelegd; 3° de vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen slaan op kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes;4° de vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen zijn geformuleerd in termen wat van leerlingen verwacht kan worden;5° de vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen zijn zo geformuleerd dat, afhankelijk van het statuut van de eindtermen, nagegaan kan worden in welke mate de leerlingen deze verwerven of de scholen deze nastreven bij de leerlingen;6° aangegeven wordt welke eindtermen leergebiedgebonden, leergebiedoverschrijdend of attitudinaal zijn. Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid en van de gelijkwaardigheid, wint de Vlaamse regering het gemotiveerd advies in van de onderwijsinspectie en van een commissie ad hoc.

Voor de samenstelling van deze laatste commissie stelt de Vlaamse regering een lijst op van onafhankelijke deskundigen, na overleg met een gemengde commissie met vertegenwoordigers van de Vlaamse Interuniversitaire Raad en de Vlaamse Hogescholenraad. Deze lijst geldt voor een periode van vier jaar.

Uit voornoemde lijst kiezen de aanvrager en de Vlaamse regering elk één deskundige. Beide deskundigen wijzen binnen acht dagen in gemeen overleg een derde deskundige aan, die tevens voorzitter van de commissie is. Als er geen consensus bereikt wordt, wijst de regering uit de voornoemde lijst de derde deskundige aan.

De Vlaamse regering bepaalt de verdere regels van deze procedure, met dien verstande dat de aanvrager gehoord wordt. 3. Het schoolbestuur dient uiterlijk op 1 september van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin de ontwikkelingsdoelen/eindtermen zullen gelden, een afwijkingsaanvraag in.De Vlaamse regering beslist uiterlijk op 31 december van het voorafgaande schooljaar over de aanvraag.

De Vlaamse regering legt dit besluit binnen de zes maand ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. Indien het Vlaams Parlement dit besluit niet bekrachtigt, houdt het op rechtskracht te hebben. »

Art. 3.In de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt in de plaats van artikel 6ter, dat 6quater wordt, een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 6ter 1. Een inrichtende macht kan oordelen dat de conform artikel 6bis vastgelegde ontwikkelingsdoelen en/of eindtermen onvoldoende ruimte laten voor haar eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen en/of ermee onverzoenbaar zijn.In dat geval dient de inrichtende macht bij de Vlaamse regering een afwijkingsaanvraag in. Deze aanvraag is slechts ontvankelijk indien precies wordt aangegeven waarom ontwikkelingsdoelen en/of eindtermen voor haar eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen onvoldoende ruimte laten, en/of waarom ze ermee onverzoenbaar zijn; de inrichtende macht stelt in dezelfde aanvraag vervangende ontwikkelingsdoelen en/of eindtermen voor. 2. De Vlaamse regering beoordeelt of de aanvraag ontvankelijk is en beslist, in voorkomend geval, of de vervangende ontwikkelingsdoelen en/of eindtermen in hun geheel gelijkwaardig zijn met die welke conform artikel 6bis werden vastgelegd en toelaten gelijkwaardige studiebewijzen en diploma's af te leveren. De gelijkwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria : 1° het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden;2° de vereiste inhoud : het onderwijsaanbod in de ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon secundair onderwijs, voor het eerste leerjaar B en het beroepsvoorbereidend leerjaar, en het onderwijsaanbod in de eindtermen voor het gewoon secundair onderwijs omvat minstens inhouden voor de overeenstemmende vakken, vakoverschrijdende gebieden en attitudes. Deze inhouden moeten enkel in hun geheel evenwaardig zijn met de inhouden waarvoor conform artikel 6bis ontwikkelingsdoelen en eindtermen werden vastgelegd; 3° de vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen slaan op kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes;4° de vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen zijn geformuleerd in termen wat van leerlingen verwacht kan worden;5° de vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen zijn zo geformuleerd dat, afhankelijk van het statuut van de eindtermen, nagegaan kan worden in welke mate de leerlingen deze verwerven of de scholen deze nastreven bij de leerlingen;6° aangegeven wordt welke eindtermen vakgebonden, vakoverschrijdend of attitudinaal zijn. De Vlaamse regering wint voor de beoordeling van de ontvankelijkheid en van de gelijkwaardigheid, het gemotiveerd advies in van de onderwijsinspectie en van een commissie ad hoc.

Voor de samenstelling van deze laatste commissie stelt de Vlaamse regering een lijst op van onafhankelijke deskundigen, na overleg met een gemengde commissie met vertegenwoordigers van de Vlaamse Interuniversitaire Raad en de Vlaamse Hogescholenraad. Deze lijst geldt voor een periode van vier jaar.

Uit voornoemde lijst kiezen de aanvrager en de Vlaamse regering elk één deskundige. Beide deskundigen wijzen binnen acht dagen in gemeen overleg een derde deskundige aan, die tevens voorzitter van de commissie is. Als er geen consensus bereikt wordt, wijst de regering uit de voornoemde lijst de derde deskundige aan.

De Vlaamse regering bepaalt de verdere regels van deze procedure, met dien verstande dat de aanvrager gehoord wordt. 3. De inrichtende macht dient uiterlijk op 1 september van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin de ontwikkelingsdoelen/eindtermen zullen gelden, een afwijkingsaanvraag in.De Vlaamse regering beslist uiterlijk op 31 december van het voorafgaande schooljaar over de aanvraag.

De Vlaamse regering legt dit besluit binnen de zes maand ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. Indien het Vlaams Parlement dit besluit niet bekrachtigt, houdt het op rechtskracht te hebben. 4. In afwijking van het bepaalde in 1, laatste zin en in 3, kan de inrichtende macht voor het schooljaar 1997-1998 tot uiterlijk 1 september 1997 een afwijkingsaanvraag indienen waarbij de inrichtende macht precies aangeeft waarom de conform artikel 6bis vastgelegde ontwikkelingsdoelen en eindtermen voor haar eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen onvoldoende ruimte laten en/of waarom ze ermee onverzoenbaar zijn.De Vlaamse regering beslist uiterlijk op 1 oktober 1997 over de ontvankelijkheid van de aanvraag. Indien de Vlaamse regering oordeelt dat de aanvraag tot afwijking ontvankelijk is, dan stelt de inrichtende macht uiterlijk op 30 november 1997 vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen voor. Wanneer de inrichtende macht het voorstel van vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen heeft ingediend, wordt men van rechtswege geacht voor het schooljaar 1997-1998 te voldoen aan de vereiste van artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juni 1996 tot bepaling van de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs, zoals bekrachtigd door het decreet van 24 juli 1996.

De Vlaamse regering beslist uiterlijk op 1 maart 1998 over de gelijkwaardigheid van de vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen met die welke conform artikel 6bis werden vastgelegd.

De Vlaamse regering legt dit besluit binnen de zes maand ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. Indien het Vlaams Parlement dit besluit niet bekrachtigt, houdt het op rechtskracht te hebben. »

Art. 4.Aan artikel 44, 1, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van vorige leden, is de Vlaamse regering niet gebonden door het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, als dit advies geen drievierde meerderheid van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen inbegrepen, heeft gehaald. »

Art. 5.In artikel 6bis van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1 wordt tussen het eerste en tweede lid het volgende lid ingevoegd : « In afwijking van het vorige lid, is de Vlaamse regering niet gebonden door het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, als dit advies geen drievierde meerderheid van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen inbegrepen, heeft gehaald.»; 2° in 2, zesde lid, worden de woorden "Deze specifieke eindtermen dienen niet door het Vlaams Parlement te worden bekrachtigd" geschrapt;3° in 2 wordt tussen het zesde en het zevende lid het volgende lid ingevoegd : « In afwijking van het vorige lid, is de Vlaamse regering niet gebonden door het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, als dit advies geen drievierde meerderheid van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen inbegrepen, heeft gehaald.»

Art. 6.1. In de artikelen 45, 1, en 46 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wordt tussen de woorden "door de regering opgelegde" en "ontwikkelingsdoelen", de woorden "of gelijkwaardig verklaarde" ingevoegd. 2. In artikel 6ter, eerste lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, dat nu 6quater wordt, wordt tussen de woorden "vermeld in artikel 6, 6bis" en de woorden "24, 2, 1°, 2°, 3°, 4°, 6°, 7°, 8°, 9° en 10" het woord "6ter" ingevoegd.

Art. 7.Aan artikel 156, 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kan de Vlaamse Onderwijsraad niet op eigen initiatief advies uitbrengen over afwijkingsaanvragen, ingediend bij de Vlaamse regering op grond van artikel 6ter van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving of op grond van artikel 44bis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997. »

Art. 8.De in dit decreet bepaalde afwijkingsprocedures worden geëvalueerd op dezelfde tijdstippen zoals bepaald voor de evaluatie van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 1997 tot bepaling van de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen van het gewoon basisonderwijs.

Art. 9.Dit decreet treedt in werking op 1 september 1997.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 15 juli 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^