Etaamb.openjustice.be
Decreet van 15 juli 1997
gepubliceerd op 19 augustus 1997

Decreet houdende de Vlaamse Wooncode

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036023
pub.
19/08/1997
prom.
15/07/1997
ELI
eli/decreet/1997/07/15/1997036023/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JULI 1997. Decreet houdende de Vlaamse Wooncode (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, regering, bekrachtigen hetgeen volgt :TITEL I. Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet, hierna Vlaamse Wooncode te noemen, regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van de Vlaamse Wooncode en de besluiten genomen ter uitvoering ervan, worden de hierna vermelde begrippen gebruikt :1° aanpassing : de uitvoering van specifieke werkzaamheden om een woning te doen beantwoorden aan de woningbezetting, de gezinssamenstelling of aan de fysieke mogelijkheden van bejaarden en personen met een handicap;2° administratie : de administratieve eenheid binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die door de Vlaamse regering belast wordt met de uitvoering van het woonbeleid;.

Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld 3° bestaande woonkern : een gebied met dichte bebouwing, bestemd voor bewoning, waar gemakkelijk een aansluiting op bestaande infrastructuur kan worden gerealiseerd en dat gekarakteriseerd wordt door de effectieve beschikbaarheid van primaire voorzieningen van dagelijkse, commerciële, dienstverlenende en socio-culturele aard;4° decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting : afdeling 2 van hoofdstuk VIII van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996;5° gemeenschapsvoorzieningen : de installaties of gebouwen van collectieve aard en van sociaal of cultureel belang, met inbegrip van voorzieningen die bijdragen tot een verwevenheid van functies op buurtniveau;6° woonbehoeftig : verkerend in een feitelijke economische en maatschappelijke situatie waarin een behoorlijke huisvesting slechts kan worden verworven of behouden met extra of omvattende steun;7° gewestelijk ambtenaar : de ambtenaar die door de Vlaamse regering wordt aangewezen en die binnen zijn ambtsgebied belast is met opdrachten inzake kwaliteitsbewaking, zoals bedoeld in titel III;8° gezin : meerdere personen die op duurzame wijze in dezelfde woning samenwonen en daar hun hoofdverblijfplaats hebben;9° groot gezin : gezin, waarvan meerdere kinderen deel uit maken;10° hoofdverblijfplaats : de woning waar een gezin of een alleenstaande effectief en gewoonlijk verblijft;11° onaangepaste woning : een woning die niet aangepast is aan de woningbezetting, volgens de normen bedoeld in artikel 5, 1, derde lid, of aan de fysieke mogelijkheden van bejaarden of personen met een handicap;12° onbewoonbare woning : een woning die op grond van veiligheids- en/of gezondheidsaspecten niet meer mag worden bewoond;13° ongeschikt gebouw : een gebouw dat niet meer geschikt is voor een gebruik waarvoor het oorspronkelijk bestemd was;14° ongeschikte woning : een woning die niet beantwoordt aan de veiligheids-, gezondheids- of kwaliteitsnormen, opgelegd door de Vlaamse Wooncode of het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting;15° opvulbouw : de realisatie van één of meer woningen binnen een bestaande woonkern, die in verhouding tot het aantal bestaande woningen een klein deel ervan uitmaken;16° overbewoonde woning : een woning die onaangepast is op grond van de woningbezetting of gezinssamenstelling en waarbij het grote aantal bewoners een veiligheids- en/of gezondheidsrisico vormt;17° personen met een handicap : personen die voldoen aan de criteria om een attest te bekomen volgens het besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de attesten die in aanmerking worden genomen om een ernstige handicap vast te stellen;18° renovatie : de uitvoering van structurele ingrepen die vooral betrekking hebben op de stabiliteit, de bouwfysica of de veiligheid, aan een woning of gebouw dat bestemd is om te worden bewoond;19° renovatie- of opvulbouwproject : een sociaal woonproject dat omvangrijke structurele ingrepen inhoudt, met name renovatie, vervangingsbouw en/of opvulbouw, met betrekking tot één of meer woningen, gebouwen of percelen die gelegen zijn in een bestaande woonkern;20° sociale huisvestingsmaatschappij : de erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, zoals bedoeld in artikel 40;21° erkende huurdiensten : huurdersorganisaties of sociale verhuurkantoren die door de Vlaamse regering erkend zijn overeenkomstig artikel 56;22° sociale huurwoning : een woning die als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd of onderverhuurd door : de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een sociale huisvestingsmaatschappij; het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, een gemeente, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een sociaal verhuurkantoor, voor zover krachtens hoofdstuk II of III van titel VI subsidie wordt verleend met betrekking tot die woning; 23° sociale koopwoning : een woning die door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, een sociale huisvestingsmaatschappij of het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen wordt bestemd om verkocht te worden aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden;24° sociale lening : een lening die overeenkomstig de bepalingen van artikel 78 of 79 aan een gezin of alleenstaande wordt toegekend voor de bouw, de verwerving, de renovatie, de verbetering of de aanpassing van een woning en die gedekt is door een hypotheek op die woning;25° sociale verkaveling : het sociaal woonproject of het onderdeel ervan, waarbij percelen, die voorzien zijn van de nodige infrastructuur en nutsvoorzieningen, tegen sociale voorwaarden worden aangeboden aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden, die geen eigen woning bezitten en op die percelen zelf een woning zullen bouwen of laten bouwen;26° sociale woonorganisaties : de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, een sociale huisvestingsmaatschappij, het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, een sociaal verhuurkantoor of een huurdersorganisatie, telkens voor zover ze optreden volgens de bepalingen van titel V;27° subsidiabel bedrag : de kostprijs van de gesubsidieerde verrichting of het bedrag dat de Vlaamse regering vaststelt en waarop de subsidie of de tegemoetkoming wordt berekend;28° subsidie : een voordeel dat betrekking heeft op een woonproject en krachtens de Vlaamse Wooncode wordt verleend aan andere initiatiefnemers dan gezinnen of alleenstaanden;29° tegemoetkoming : een voordeel dat krachtens de Vlaamse Wooncode wordt verleend aan gezinnen of alleenstaanden;30° verbetering : de uitvoering van beperkte ingrepen aan een woning, vooral met betrekking tot het comfort, de toegankelijkheid of de privacy ten aanzien van de onmiddellijke woonomgeving;31° woning : elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;32° woonproject : een sociaal woonproject of een ander woonproject dat wordt opgezet om te voorzien in de huisvesting van gezinnen of alleenstaanden of om hun woonsituatie te verbeteren. Een woonproject is sociaal wanneer het de realisatie van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen of sociale verkavelingen, met inbegrip van de eventuele gemeenschappelijke voorzieningen betreft.

Een sociaal woonproject is gemengd wanneer aan minstens één van de volgende voorwaarden is voldaan : a) het woonproject omvat of realiseert een menging van sociale huur- en sociale koopwoningen;b) de sociale huurwoningen en/of sociale koopwoningen worden zodanig geïntegreerd in de bestaande woonstructuur dat er een menging ontstaat met woningen van de privé-sector. De Vlaamse regering kan de betekenis van bovengenoemde begrippen nader omschrijven. 2. De Vlaamse regering bepaalt per vorm van steunverlening de criteria voor de evaluatie van de feitelijke situatie, bedoeld in 1, eerste lid, 6°, waarbij de inkomensgrenzen telkens worden vastgesteld in verhouding tot de gezinssamenstelling.3. Voor de begripsomschrijving 'groot gezin', bedoeld in 1, eerste lid, 9°, bepaalt de Vlaamse regering het aantal kinderen en de criteria waaraan ze moeten voldoen om in aanmerking te worden genomen voor de vaststelling van dat aantal.4. De Vlaamse regering kan andere dan de in 1, eerste lid, 17°, bedoelde criteria vaststellen op grond waarvan personen, voor de toepassing van dit decreet, kunnen worden erkend als personen met een handicap. TITEL II. Doelstellingen van het woonbeleid HOOFDSTUK I. Het recht op wonen

Art. 3.Iedereen heeft recht op menswaardig wonen.

Daartoe moet de beschikking over een aangepaste woning, van goede kwaliteit, in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid worden bevorderd. HOOFDSTUK II. Bijzondere doelstellingen van het woonbeleid

Art. 4.1. Het Vlaamse woonbeleid schept, binnen de perken van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, de voorwaarden voor de verwezenlijking van het recht op menswaardig wonen door 1° huur- en koopwoningen beschikbaar te stellen tegen sociale voorwaarden;2° de renovatie, verbetering of aanpassing van het woningbestand te bevorderen en zo nodig over te gaan tot vervanging ervan;3° huisvestingsondersteuning te bieden aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden;4° initiatieven te ontwikkelen om a) de prijzen te beheersen van gronden, bestemd voor woningbouw, en van panden, bestemd voor bewoning;b) groepen van woningen functioneel in te richten. Het Vlaams woonbeleid heeft in het bijzonder aandacht voor de meest behoeftige gezinnen en alleenstaanden. 2. Het woonbeleid streeft naar sociale vermenging, bij voorkeur door middel van kleinschalige woonprojecten die geïntegreerd zijn in de lokale woonstructuur en door gemengde projecten.3. De woonprojecten worden zoveel mogelijk gerealiseerd in of onmiddellijk aansluitend op de bestaande bebouwing.De woning wordt ingeplant in een omgeving die de mobiliteit en de sociale contacten tussen de bewoners voldoende kansen biedt, met het oog op de verhoging van de leefbaarheid van de woonomgeving. 4. Het Vlaams woonbeleid moedigt bij de bouw, aanpassing, verbetering of renovatie van woningen, waarvoor krachtens de Vlaamse Wooncode subsidies of tegemoetkomingen worden verleend, het prijsbewuste gebruik van ecologisch verantwoorde bouwmaterialen en bouwwijzen aan. TITEL III. Kwaliteitsbewaking HOOFDSTUK I. De veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsnormen

Art. 5.1. Elke woning moet op de volgende vlakken voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten, die door de Vlaamse regering nader worden bepaald : 1° de oppervlakte van de woongedeelten, rekening houdend met het type van woning en de functie van het woongedeelte;2° de sanitaire voorzieningen, inzonderheid de aanwezigheid van een goed functionerend toilet in of aansluitend bij de woning en een wasgelegenheid met stromend water, aangesloten op een afvoerkanaal zonder geurhinder te veroorzaken in de woning;3° de verwarmingsmogelijkheden, inzonderheid de aanwezigheid van voldoende veilige verwarmingsmiddelen om de woongedeelten met een woonfunctie tot een normale temperatuur te kunnen verwarmen of de mogelijkheid deze op een veilige manier aan te sluiten;4° de verlichtings- en verluchtingsmogelijkheden, waarbij de verlichtingsmogelijkheid van een woongedeelte wordt vastgesteld in relatie tot de functie, de ligging en de vloeroppervlakte van het woongedeelte, en de verluchtingsmogelijkheid in relatie tot de functie en de ligging van het woongedeelte en de aanwezigheid van kook-, verwarmings- of warmwaterinstallaties die verbrandingsgassen produceren;5° de aanwezigheid van voldoende en veilige elektrische installaties voor de verlichting van de woning en het veilig gebruik van elektrische apparaten;6° de gasinstallaties, waarbij zowel de toestellen als de plaatsing en aansluiting ervan de nodige veiligheids-garanties bieden;7° de stabiliteit en de bouwfysica met betrekking tot de fundering, de daken, de buiten- en binnenmuren, de draagvloeren en het timmerwerk;8° de toegankelijkheid. De woning moet voldoen aan alle vereisten van brandveiligheid, met inbegrip van de specifieke en aanvullende veiligheidsnormen die door de Vlaamse regering worden vastgesteld.

De omvang van de woning moet ten minste beantwoorden aan de woningbezetting. De Vlaamse regering stelt de normen inzake de vereiste minimale omvang van de woning vast in relatie tot de gezinssamenstelling. 2. De Vlaamse regering bepaalt de criteria en de procedure om de conformiteit van de woning met deze vereisten en de mogelijkheid om de eventuele tekortkomingen via renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden te verhelpen, vast te stellen.3. Bij de bepaling van de vereisten en normen vermeld in 1, kan de Vlaamse regering rekening houden met specifieke woonvormen en met de situatie van specifieke bewonersgroepen.

Art. 6.Onverminderd de bepalingen van het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting, is, voor de toepassing van de bepalingen van deze titel, een woning die niet beantwoordt aan de vereisten, bedoeld in artikel 5, 1, eerste en tweede lid ongeschikt.

Een woning die gebreken vertoont die een veiligheids- of gezondheidsrisico inhouden, is onbewoonbaar.

Een woning met een woningbezetting die groter is dan toegelaten volgens de normen, bedoeld in artikel 5, 1, derde lid, is overbewoond wanneer het aantal bewoners van de woning zo groot is dat het een veiligheids- of gezondheidsrisico inhoudt. HOOFDSTUK II. Het conformiteitsattest

Art. 7.Onverminderd de toepassing van artikel 14, wordt de conformiteit met de in artikel 5 gestelde normen van een woning die als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd, vastgesteld in een conformiteitsattest, waarvan het model wordt vastgesteld door de Vlaamse regering.

Het conformiteitsattest vermeldt de maximaal toegestane woningbezetting volgens de normen, bedoeld in artikel 5, 1, derde lid.

Zodra de verhuurder een conformiteitstattest heeft bekomen, is hij verplicht om een afschrift ervan aan de huurder te bezorgen. De huurder en de kandidaat-huurder kunnen de overhandiging van dit afschrift eisen.

Art. 8.1. De natuurlijke persoon of rechtspersoon die als eigenaar, mede-eigenaar, vruchtgebruiker, erfpachter, opstalhouder of onderverhuurder een woning als hoofdverblijfplaats verhuurt, vraagt het conformiteitstattest schriftelijk aan bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de woning gelegen is.

Het college van burgemeester en schepenen beslist binnen een termijn van zestig dagen volgend op de datum van de aanvraag over de afgifte van het conformiteitsattest, na een conformiteitsonderzoek dat verloopt volgens de bepalingen vastgesteld op grond van artikel 5, 2.

Als er binnen deze termijn geen beslissing valt, krijgt de aanvrager een conformiteitsattest met de vermelding 'impliciete inwilliging'.

De Vlaamse regering stelt de vergoeding vast die voor de afgifte van het conformiteitsattest kan worden gevraagd. 2. Als het college van burgemeester en schepenen de uitreiking van het conformiteitsattest weigert, kan de verhuurder daartegen beroep aantekenen bij de bestendige deputatie binnen zestig dagen na ontvangst van de weigering.De bestendige deputatie spreekt zich uit binnen zestig dagen volgend op de ontvangst van het beroepschrift.

Wanneer het beroep wordt ingewilligd, geeft het college van burgemeester en schepenen het conformiteitsattest af.

Art. 9.Behoudens toepassing van de artikelen 10 en 11, is het conformiteitsattest geldig voor een termijn van tien jaar.

Art. 10.Het conformiteitsattest vervalt van rechtswege vanaf het ogenblik dat : 1° de woning ongeschikt, onbewoonbaar of overbewoond wordt verklaard overeenkomstig de artikelen 15, 17 of het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting;2° aan de woning werkzaamheden worden uitgevoerd, bedoeld in artikel 3, 3, van afdeling II van hoofdstuk II, titel VIII, boek III van het burgerlijk wetboek.

Art. 11.Het conformiteitsattest wordt ingetrokken wanneer wordt vastgesteld dat de woning niet langer voldoet aan de veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitseisen.

Art. 12.Het conformiteitsattest kan worden ingetrokken door het college van burgemeester en schepenen of de gewestelijke ambtenaar. De intrekking kan slechts gebeuren na een voorafgaande waarschuwing met de aanmaning om binnen een termijn, die wordt bepaald door naar gelang van het geval het college van burgemeester en schepenen of de gewestelijke ambtenaar, en die ten hoogste zes maanden bedraagt, de nodige maatregelen te nemen of de nodige werkzaamheden uit te voeren.

Art. 13.Onverminderd de toepassing van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de opsporing van de wanbedrijven, bedoeld in artikel 20, hebben de burgemeester, de door hem aangestelde technische ambtenaren van de gemeente en de gewestelijke ambtenaren het recht de woning tussen acht uur en twintig uur te bezoeken om met het oog op de afgifte of de intrekking van het conformiteitsattest de conformiteit van de woning met de veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsnormen vast te stellen en de naleving ervan te controleren.

De huurder en verhuurder zijn verplicht alle nodige inlichtingen te verstrekken om het conformiteitsonderzoek in de beste omstandigheden te laten verlopen.

Art. 14.1. De woningen die een door de Vlaamse regering vast te stellen ouderdom nog niet hebben bereikt zijn niet onderworpen aan de toepassing van bepalingen van dit hoofdstuk. De door de Vlaamse regering vast te stellen ouderdom bedraagt minstens twintig jaar.

In afwijking van het eerste lid, blijven de volgende woningen onderworpen aan de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk : 1° de woning die tot stand is gekomen door de opsplitsing van een gebouw of woning in meer woningen of door de samenvoeging van meerdere panden tot woningen;2° de woning die ongeschikt, onbewoonbaar of overbewoond werd verklaard overeenkomstig de artikelen 15, 17 of het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting.3° de woning die gerealiseerd wordt na de inwerkingtreding van deze titel.2. De Vlaamse regering kan de voorwaarden bepalen volgens welke bepaalde categorieën van woningen op grond van het bestaan van specifieke veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsnormen, van hun specifiek concept, hun bescherming als monument, hun bestemming om verhuurd te worden aan bepaalde categorieën van bewoners, zoals bejaarden of personen met een handicap, uitgesloten zijn van de toepassing van dit hoofdstuk. HOOFDSTUK III. Ongeschikt- en onbewoonbaarverklaring

Art. 15.1. Onverminderd de toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet, kan de burgemeester, op eigen initiatief of op verzoek, een woning die niet beantwoordt aan de in artikel 5 bedoelde normen of aan de vereisten van stabiliteit, bouwfysica, veiligheid of minimaal comfort, bedoeld in artikel 31 van het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting bij besluit ongeschikt of onbewoonbaar verklaren, op voorwaarde dat de gewestelijk ambtenaar de ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring heeft geadviseerd en na de eigenaar en de bewoner te hebben gehoord. De burgemeester neemt in dat geval alle maatregelen die hij noodzakelijk acht ter uitvoering van het besluit.

Het verzoek om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren, kan worden ingediend door het gemeentebestuur, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, de gewestelijk ambtenaar, de sociale woonorganisaties, de gezondheidsinspecteur van het ambtsgebied waarin de woning gelegen is of elkeen die blijk geeft van een belang.

Wanneer tot herhuisvesting van de bewoners moet worden overgegaan en de bepalingen van artikel 18, 2, niet kunnen worden toegepast, neemt de burgemeester de nodige maatregelen voor de bewoners die voldoen aan de door de Vlaamse regering vastgestelde voorwaarden. Wanneer de gemeente of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van de betreffende gemeente over onvoldoende huisvestingsmogelijkheden beschikt, doet de burgemeester een beroep op de medewerking van de sociale woonorganisaties, waarvan het werkingsgebied zich uitstrekt tot het grondgebied van de gemeente. 2. De burgemeester neemt een beslissing binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek vermeld in 1.3. Tegen de beslissing of het stilzitten van de burgemeester kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse regering binnen dertig dagen volgend op de betekening van de beslissing, respectievelijk het verstrijken van de termijn, vermeld in 2. De Vlaamse regering neemt een beslissing binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.

De Vlaamse regering kan in beroep het besluit nemen om het gebouw ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren en de nodige maatregelen bevelen. Ze kan onder meer de burgemeester gelasten het gebouw te doen ontruimen en de toegang ertoe te verbieden. Ze bepaalt eventueel de termijn die in acht moet worden genomen voordat die maatregel wordt uitgevoerd.

Als de burgemeester de maatregelen, uitgevaardigd krachtens vorig lid, niet uitvoert, dan zijn de bepalingen van artikel 34 van het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten of van artikel 266 van de Nieuwe Gemeentewet, van toepassing. De kosten van het optreden van de commissarissen komen ten laste van de burgemeester en de kosten voor de uitvoering van de maatregelen ten laste van de gemeente.

Art. 16.De burgemeester deelt onmiddellijk aan de gewestelijke ambtenaar mee welke woningen binnen zijn gemeente ongeschikt of onbewoonbaar werden verklaard. HOOFDSTUK IV. Overbewoonde woningen

Art. 17.Als een woning na onderzoek overbewoond blijkt te zijn, kan de burgemeester ze, op eigen initiatief of op verzoek van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, van de gewestelijk ambtenaar of van de gezondheidsinspecteur binnen zijn ambtsgebied, bij besluit overbewoond verklaren, op voorwaarde dat de gewestelijke ambtenaar de overbewoonbaarverklaring heeft geadviseerd.

De burgemeester neemt de nodige maatregelen om de overtallige bewoners te herhuisvesten. Wanneer de gemeente of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de betreffende gemeente over onvoldoende huisvestingsmogelijkheden beschikken, kan de burgemeester een beroep doen op de medewerking van de sociale woonorganisaties, waarvan het werkingsgebied zich uitstrekt tot het grondgebied van de gemeente.

De burgemeester neemt zijn beslissing binnen drie maanden na het verzoek.

Tegen de beslissing en het stilzitten van de burgemeester kan beroep worden ingesteld bij de Vlaamse regering binnen dertig dagen volgend op de betekening van de beslissing, respectievelijk het verstrijken van de termijn, vermeld in het vorige lid.

De Vlaamse regering neemt een beslissing binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.

De Vlaamse regering kan zelf een besluit nemen om de woning overbewoond te verklaren en de nodige maatregelen treffen. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 15, 3, vierde lid van toepassing. HOOFDSTUK V. Sancties

Art. 18.1. Als de woning, die ongeschikt of onbewoonbaar werd verklaard of waarvoor de afgifte van een conformiteitsattest werd geweigerd, volgens de bevindingen van het conformiteitsonderzoek, bedoeld in artikel 5, 2, in aanmerking komt voor renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden, dan moeten die worden uitgevoerd binnen een termijn die de Vlaamse regering vaststelt. De Vlaamse regering kan daarbij een bijzondere regeling vaststellen voor de eigenaar, de houder van het recht van erfpacht of opstal, of de vruchtgebruiker die de woning zelf bewoont.

Voor de renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden kan onder de gestelde voorwaarden een tegemoetkoming worden verleend zoals bedoeld in artikel 83. 2. De gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een sociale woonorganisatie, uitgezonderd een huurdersorganisatie, kunnen de werkzaamheden uitvoeren, voor zover ze contractueel een zakelijk recht op de woning verkrijgen of ze de woning voor minstens negen jaar huren.In dat laatste geval mag de huurprijs van de woning niet hoger zijn dan een bedrag dat wordt berekend op grond van de objectieve criteria, vastgesteld door de Vlaamse regering, waarbij er rekening wordt gehouden met de slechte staat van de woning.

De initiatiefnemer moet de bewoners van de woning, die voldoen aan de door de Vlaamse regering vastgestelde voorwaarden, herhuisvesten.

Art. 19.Als de woning die ongeschikt of onbewoonbaar werd verklaard of waarvoor de afgifte van een conformiteitsattest werd geweigerd, volgens de bevindingen van het conformiteitsonderzoek, bedoeld in artikel 5, 2, niet in aanmerking komt voor renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden, dan moet de eigenaar binnen een termijn die de Vlaamse regering bepaalt hetzij aan de woning een andere bestemming geven volgens de bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, hetzij de woning slopen, tenzij de sloop verboden is op grond van wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen.

Art. 20.1. Wanneer een woning die niet beantwoordt aan de vereisten van artikel 5 als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd zonder geldig conformiteitsattest, wordt de verhuurder of de eventuele onderverhuurder van die woning gestraft met een geldboete van vijftig tot vierhonderd frank. 2. Om de wanbedrijven vermeld in dit artikel op te sporen en vast te stellen in een proces-verbaal krijgen de gewestelijke ambtenaren de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie. Er kan tot een huiszoeking worden overgegaan in de volgende gevallen : 1° er zijn voldoende aanwijzingen dat de woning niet meer voldoet aan de normen, bedoeld in artikel 5;2° de woning wordt zonder nieuwe aanvraag voor een conformiteitsattest opnieuw te huur gesteld of verhuurd nadat de woning ongeschikt, onbewoonbaar of overbewoond werd verklaard;3° de woning wordt, na verbouwingswerkzaamheden zoals bedoeld in artikel 10, opnieuw te huur gesteld of verhuurd zonder aanvraag voor een nieuw conformiteitsattest. TITEL IV. De organisatie van het woonbeleid HOOFDSTUK I. De Vlaamse Woonraad

Art. 21.Er wordt een Vlaamse Woonraad opgericht die, op eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parlement of van de Vlaamse regering, advies verstrekt over alle aangelegenheden inzake wonen en woonbeleid.

De Vlaamse regering bepaalt het statuut, de samenstelling en de werkwijze van de Vlaamse Woonraad. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de sociale huisvestingsmaatschappijen, het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen en de gemeenten zijn vertegenwoordigd in de Vlaamse Woonraad en worden betrokken bij de werkzaamheden ervan. De administratie zorgt voor het secretariaat van de Vlaamse Woonraad.

De Vlaamse Woonraad kan, afhankelijk van het onderwerp waarover hij advies verstrekt, een beroep doen op experts.

Het Vlaams Parlement of de Vlaamse regering kunnen in het verzoek om advies de termijn bepalen waarbinnen de Vlaamse Woonraad verplicht is advies uit te brengen. HOOFDSTUK II. De planning van de investeringen

Art. 22.De Vlaamse regering plant de investeringen voor de sociale huisvesting op basis van de woonbehoeften en draagt daarbij zorg voor een evenwichtige regionale spreiding. HOOFDSTUK III. De territoriale planning

Art. 23.1. De Vlaamse regering bakent de volgende gebieden af : 1° de gebieden waarbinnen grote inspanningen noodzakelijk zijn om de woonkwaliteit te verbeteren, hierna woonvernieuwingsgebieden te noemen;2° gebieden waarin het Vlaams Gewest de bouw van nieuwe woningen stimuleert via de uitkering van subsidies en tegemoetkomingen, hierna woningbouwgebieden te noemen. De woonvernieuwingsgebieden worden afgebakend op basis van door de Vlaamse regering nader vast te stellen criteria waarmee concentraties van woningen met zware gebreken kunnen worden gemeten. Onder woningen met zware gebreken dient te worden verstaan de woningen die hetzij onverbeterbaar zijn, hetzij verschillende en/of uitgebreide zware gebreken vertonen die slechts door een uitgebreide renovatie kunnen worden verholpen.

De woningbouwgebieden zijn de gebieden waar de bouw van woningen is toegestaan volgens de geldende bepalingen inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw en die bovendien, volgens door de Vlaamse regering nader vast te stellen criteria, deel uitmaken van de bebouwing in een bestaande woonkern, er nauw op aansluiten of binnen een redelijke afstand liggen ten opzichte van de aanwezige voorzieningen in een bestaande woonkern. 2. Bij de vaststelling van de subsidies en tegemoetkomingen die krachtens de Vlaamse Wooncode worden toegekend, wordt rekening gehouden met de lokalisatie van de woning of het woonproject hetzij binnen, hetzij buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied. In afwijking van het eerste lid en onverminderd andersluidende bepalingen in de Vlaamse Wooncode, kan de Vlaamse regering de sociale woonprojecten van de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen subsidiëren zonder onderscheid te maken naar gelang de lokalisatie ervan hetzij binnen, hetzij buiten een woningbouwgebied. HOOFDSTUK IV. Wetenschappelijk onderzoek

Art. 24.1. De Vlaamse regering regelt het beheer van een databank met informatie over wonen en woonbeleid en de verzameling, verwerking en verspreiding van de gegevens die noodzakelijk of wenselijk zijn voor het Vlaamse woonbeleid.

De sociale woonorganisaties en de gemeenten verstrekken aan de administratie die de databank beheert alle noodzakelijke of gewenste gegevens om een overzicht te verkrijgen over de woonsituatie in een gemeente. De administratie verstrekt jaarlijks de gegevens voor verwerking, actualisatie of aanvulling aan de sociale woonorganisaties en de gemeenten, volgens de regels die de Vlaamse regering bepaalt. 2. De Vlaamse regering richt een onderzoekscel in die verantwoordelijk is voor het wetenschappelijk onderzoek inzake wonen en woonbeleid.De Vlaamse regering verzekert de deskundigheid en onafhankelijkheid van de wetenschappelijke onderzoekers van deze cel via de regeling van hun rechtspositie.

De onderzoekscel publiceert tweejaarlijks een woonrapport, waarin de Vlaamse woonsituatie wordt geëvalueerd. » TITEL V. De sociale woonorganisaties HOOFDSTUK I. Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 25.De sociale woonorganisaties streven de realisatie van het recht op wonen na door hun activiteiten in te passen in de bijzondere doelstellingen, opgenomen in artikel 4.

Ze voeren alle verrichtingen uit die uitdrukkelijk verband houden met hun opdracht en met de andere aspecten van het sociale woonbeleid, waaraan ze krachtens een decreet of een besluit van de Vlaamse regering moeten of kunnen meewerken.

Art. 26.Wanneer de uitvoering van een verrichting, bedoeld in deze titel, de ontruiming van woningen vereist, is de initiatiefnemer verplicht de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die worden vastgesteld op grond van artikel 95 en de bewoners van een woning die toebehoort aan een sociale woonorganisatie of de initiatiefnemer te herhuisvesten onder de door de Vlaamse regering gestelde voorwaarden.

Art. 27.De sociale woonorganisaties verstrekken op eigen initiatief of op verzoek alle nuttige informatie aan de Vlaamse regering.

De sociale woonorganisaties zijn onderworpen aan de decretale bepalingen inzake passieve openbaarheid die in uitvoering van artikel 32 van de Grondwet in het Vlaamse Gewest van toepassing zijn.

Art. 28.De gemeenten dragen er zorg voor dat de woonprojecten en individuele verrichtingen van de sociale woonorganisaties, het OCMW of haarzelf in het belang van de bewoners op elkaar worden afgestemd.

Daartoe zien de gemeenten erop toe dat de sociale woonorganisaties zoveel mogelijk onderling overleg plegen. In voorkomend geval kan de gemeente de sociale woonorganisaties en het OCMW voor overleg samenroepen. De sociale woonorganisaties zijn verplicht in te gaan op de vraag tot overleg vanwege de gemeente.

Art. 29.De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de sociale huisvestingsmaatschappijen zijn de bevoorrechte uitvoerders van het Vlaamse woonbeleid. De gemeente stimuleert de realisatie van sociale woonprojecten op haar grondgebied, ongeacht de initiatiefnemer. De gemeente gaat, volgens de procedure en in de gevallen die door de Vlaamse regering worden bepaald, na of sociale woonprojecten op haar grondgebied door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een sociale huisvestingsmaatschappij kunnen worden gerealiseerd. HOOFDSTUK II. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de sociale huisvestingsmaatschappijen Afdeling 1. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij

Onderafdeling A. Statuut

Art. 30.1. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, hierna "VHM" te noemen, is een burgerlijke vennootschap die de vorm van een naamloze vennootschap aanneemt.

De gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen gelden voor alles wat met betrekking tot de VHM en, in voorkomend geval, haar dochteronderneming zoals bedoeld in 2 niet in de Vlaamse Wooncode, in andere bepalingen van wetgevende aard of in haar statuten is geregeld.

Enkel het Vlaamse Gewest en de Vlaamse provincies kunnen aandeelhouder zijn van de VHM. De statuten van de VHM, en elke wijziging daaraan, moeten worden goedgekeurd door de Vlaamse regering.

De bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, die gelden voor de instellingen van categorie B, zijn eveneens van toepassing op de VHM en, in voorkomend geval, op de dochteronderneming van de VHM, bedoeld in 2. 2. De VHM kan een gespecialiseerde dochteronderneming in de vorm van een naamloze vennootschap onder haar controle oprichten, met als maatschappelijk doel aan alleenstaanden en gezinnen die een sociale lening, bedoeld in artikel 78 en 79, aangaan of hebben aangegaan, een tijdelijke overlijdensverzekering aan te bieden en alle verrichtingen te doen die daar rechtstreeks uit voortvloeien, met inbegrip van alle accessoire waarborgen die aan een dergelijke verzekering kunnen worden verbonden. Zodra de dochteronderneming is opgericht, wordt de activiteit van de VHM, bedoeld in artikel 34, 1, 6°, door de dochteronderneming overgenomen.

De oprichting van de dochteronderneming, alsook iedere wijziging van haar statuten, is onderworpen aan de goedkeuring van de Vlaamse regering.

Art. 31.De Vlaamse regering benoemt en ontslaat de voorzitter, de vice-voorzitter en de overige leden van de raad van bestuur van de VHM en, in voorkomend geval, van haar dochteronderneming, bedoeld in artikel 30, 2.

De raad van bestuur van de VHM bestaat uit dertien leden, onder wie een voorzitter en een vice-voorzitter.

Het mandaat van lid van de raad van bestuur is onverenigbaar met de hoedanigheid van voorzitter, bestuurder of personeelslid van een andere sociale woonorganisatie dan de VHM, of met de hoedanigheid van personeelslid van de VHM of opdrachthouder voor de sociale huisvesting.

Art. 32.1. De Vlaamse regering stelt de personeelsformatie van de VHM en, in voorkomend geval, van haar dochteronderneming, bedoeld in artikel 30, 2, vast en regelt de rechtspositie van het personeel.

De Vlaamse regering bepaalt de regeling van de overdracht van het personeel van de VHM naar haar dochteronderneming en van haar dochteronderneming naar de VHM. Ze benoemt de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar. 2. De VHM en, in voorkomend geval, haar dochteronderneming, is ertoe gemachtigd deel te nemen aan de pensioenregeling ingesteld bij de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut, alsmede van hun rechthebbenden. Onderafdeling B. Opdrachten

Art. 33.1. De VHM moet erop toezien dat de sociale huisvestingsmaatschappijen : 1° de woonvoorwaarden van de woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden verbeteren, inzonderheid van de meest behoeftige gezinnen en alleenstaanden, door te zorgen voor een voldoende aanbod van sociale huurwoningen en sociale koopwoningen, eventueel met inbegrip van gemeenschappelijke voorzieningen, met aandacht voor hun integratie in de lokale woonstructuur;2° bijdragen tot de herwaardering van het woningbestand, door ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen te renoveren, te verbeteren en aan te passen of ze zo nodig te slopen en te vervangen;3° een doelgericht sociaal grond- en pandenbeleid voeren voor de realisatie van sociale woonprojecten en de terbeschikkingstelling van percelen in sociale verkavelingen. Verder heeft de VHM als opdracht : 1° bijzondere sociale leningen toe te staan voor de verwerving en realisatie van sociale koopwoningen en van andere woningen, alsook voor de renovatie, de verbetering of de aanpassing van woningen;2° in aanvullende orde zelf te zorgen voor de opdrachten, vermeld in het eerste lid.In voorkomend geval moeten de sociale woonprojecten vernieuwend of experimenteel zijn; 3° de sociale huisvestingsmaatschappijen te begeleiden, hen diensten te verlenen en te ondersteunen;4° te zorgen voor het beheer van het solidariteitsfonds, bedoeld in artikel 46;5° te zorgen voor het beheer van de financiële middelen van de sociale huisvestingsmaatschappijen die niet noodzakelijk zijn voor hun dagelijkse werking, overeenkomstig een regeling die de Vlaamse regering vaststelt na raadpleging van de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen.De VHM organiseert daartoe het overleg met de sociale huisvestingsmaatschappijen. 2. Als toezichthoudende overheid over de sociale huisvestingsmaatschappijen moet de VHM : 1° erop toezien dat deze maatschappijen in hun werking rekening houden met de bijzondere doelstellingen van het woonbeleid, zoals vermeld in artikel 4;2° erop toezien dat ze samenwerken, zowel onderling als met andere instanties die lokaal actief zijn inzake wonen;3° hun erkenning intrekken wanneer ze de voorwaarden voor hun erkenning niet nakomen, en eventueel nieuwe sociale huisvestingsmaatschappijen erkennen;4° de uitvoering waarborgen van de maatregelen, bedoeld in artikel 41;5° vragen en krachten behandelen betreffende de sociale huisvestingsmaatschappijen.3. De VHM stelt een uitvoeringsprogramma op met betrekking tot de investeringsverrichtingen, vermeld in 1, eerste lid en tweede lid, 1°. De VHM legt dit uitvoeringsprogramma ter goedkeuring voor aan de Vlaamse regering. Bij de woonprojecten die daarin opgenomen zijn, wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de integratie in de lokale woonstructuur, zoals bedoeld in artikel 4, 2.

Het uitvoeringsprogramma maakt een onderscheid tussen de verrichtingen die gericht zijn op de huursector en deze die gericht zijn op de eigendomssector.

De verrichtingen opgenomen in het uitvoeringsprogramma moeten voor een substantieel gedeelte betrekking hebben op de verwerving en/of de renovatie en zo nodig de sloping en vervanging van ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen en/of op de verbetering of aanpassing van woningen. Dat gedeelte wordt jaarlijks door de Vlaamse regering vastgesteld maar mag niet minder dan 30 % bedragen.

Uit het uitvoeringsprogramma moet ook blijken dat bijzondere aandacht wordt besteed aan gemengde projecten.

Art. 34.1. Om het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 33, 3, te realiseren kan de VHM : 1° zakelijke rechten verwerven op alle onroerende goederen die nodig zijn voor de sociale huisvesting en voor het sociale grond- en pandenbeleid, of onroerende goederen huren;2° aan de sociale huisvestingsmaatschappijen financiële middelen voorschieten en de onroerende goederen die ze zelf verworven heeft, aan hen verkopen, in erfpacht afstaan of verhuren;3° gebouwen slopen en oprichten;4° gebouwen waarop ze een zakelijk of persoonlijk recht bezit, renoveren, verbeteren, aanpassen en inrichten, er zakelijke rechten op afstaan en ze verhuren;5° de bouwverplichting opleggen aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden aan wie ze zakelijke rechten op onroerende goederen afstaat en aan hen erfdienstbaarheden opleggen om het uitzicht en de functionele inrichting van groepen van woningen te behouden;6° voor de in de artikelen 78 en 79 vermelde sociale leningen tijdelijke overlijdensverzekeringen aanbieden en alle verrichtingen doen die daar rechtstreeks uit voortvloeien, met inbegrip van alle accessoire waarborgen die aan een dergelijke verzekering kunnen worden verbonden;7° overeenkomsten sluiten met betrekking tot onroerende goederen waarop of waarin woonprojecten in de privé-sector worden gerealiseerd, zoals vermeld in artikel 75.2. De Vlaamse regering kan de VHM machtigen om onroerende goederen te onteigenen in de gevallen waarin zij oordeelt dat de verkrijging van de betrokken goederen noodzakelijk is in het algemeen belang. Bij onteigening van onbebouwde terreinen wordt deze machtiging bij voorkeur verleend voor terreinen binnen een woonvernieuwings- of woningbouwgebied.

De VHM kan voor elke vestiging van een zakelijk recht op onroerende goederen, zowel ten behoeve van een sociale huisvestingsmaatschappij als van de VHM zelf, een beroep doen op het bestuur der Domeinen van de administratie van de BTW, Registratie en Domeinen. Dat bestuur oefent in naam en voor rekening van de maatschappij in kwestie alle bevoegdheden uit waarover het beschikt krachtens de regelgeving inzake de goederen van de staat. Het is bevoegd om de akten te verlijden. 3. De VHM verkoopt haar onroerende goederen openbaar.Ze kan ze enkel uit de hand verkopen aan : 1° de sociale huisvestingsmaatschappijen;2° woonbehoeftige alleenstaanden en gezinnen, ter uitvoering van de bepaling van artikel 33, 1, eerste lid, 1° of 3°, op voorwaarde dat ze rekening houdt met de chronologische volgorde waarin de aanvragen werden ingeschreven in de daartoe bestemde registers, en met de prioriteiten die de Vlaamse regering dienaangaande kan vaststellen;3° gemeenten of openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor doeleinden die te maken hebben met het sociale woonbeleid;4° andere personen, voor zover de onroerende goederen in kwestie niet meer van nut zijn voor huisvesting, en voor zover de kosten van een openbare verkoop niet in verhouding staan tot de geschatte verkoopprijs en de verkoopprijs ten minste gelijk is aan de schattingsprijs. De VHM kan daarenboven in uitzonderlijke omstandigheden en onder de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt, haar middelgrote woningen uit de hand verkopen. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden waaraan een middelgrote woning dient te beantwoorden.

Onderafdeling C. Werking en middelen

Art. 35.De Vlaamse regering en de VHM sluiten een beheersovereenkomst af waarin de werking, de uitvoering van de opdrachten, de terbeschikkingstelling en de aanwending van de financiële middelen nader worden omschreven met het oog op de verwezenlijking van de algemene en bijzondere doelstellingen van het Vlaamse woonbeleid. De beheersovereenkomst bepaalt de regels voor het onderlinge overleg tussen de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen. De beheersovereenkomst bepaalt de te bereiken resultaten, de evaluatiecriteria en de maatregelen en sancties bij niet-naleving van de overeengekomen verplichtingen en verbintenissen.

De beheersovereenkomst wordt ter kennisgeving aan het Vlaams Parlement meegedeeld.

Art. 36.Behalve met eigen inkomsten wordt de werking van de VHM gefinancierd door bijdragen van de sociale huisvestingsmaatschappijen.

Deze bijdragen moeten de VHM in staat stellen om haar opdrachten inzake toezicht op en dienstverlening aan de sociale maatschappijen behoorlijk te vervullen.

De VHM werkt nadere bepalingen uit voor die dienstverlening en voor de betaling van de bijdragen. Dat gebeurt na een overlegprocedure die de inbreng van de sociale huisvestingsmaatschappijen waarborgt. Die bepalingen worden ter bekrachtiging voorgelegd aan de Vlaamse regering.

Art. 37.De VHM kan leningen aangaan en kredieten opnemen onder de voorwaarden die de Vlaamse regering stelt. De Vlaamse regering kan ook de waarborg van het Vlaamse Gewest hechten aan deze leningen en kredieten, zowel voor het geheel als voor een gedeelte ervan.

De Vlaamse regering kan de VHM machtigen om roerende en onroerende giften en legaten te aanvaarden.

Onderafdeling D. Financiering van de investeringsverrichtingen

Art. 38.1. De Vlaamse regering kan aan de VHM subsidie verlenen om de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen in staat te stellen de volgende investeringsprogramma's te financieren : 1° een door de Vlaamse regering goedgekeurd investeringsprogramma voor de verrichtingen bedoeld om sociale huurwoningen beschikbaar te stellen, waarvan het investeringsvolume 2341,1 miljoen frank bedraagt;2° een door de Vlaamse regering goedgekeurd investeringsprogramma voor de verrichtingen voor kredietverlening of verkoop te financieren, waarvan het investeringsvolume 2341,1 miljoen frank bedraagt. De in het eerste lid, 1° en 2°, vermelde bedragen worden vanaf 1998 en de daaropvolgende begrotingsjaren minstens aangepast met de aanpassingsfactor voor investeringssubsidies, die door de Vlaamse regering wordt gehanteerd voor de opmaak van de begroting van het Vlaamse Gewest.

De Vlaamse regering stelt de voorwaarden vast waaronder deze subsidie wordt verleend, waarbij ze een onderscheid maakt tussen enerzijds de verrichtingen bedoeld om sociale huurwoningen beschikbaar te stellen en anderzijds verrichtingen voor kredietverlening of verkoop.

Het subsidiepercentage voor de investeringsprogramma's wordt vastgesteld afhankelijk van de evolutie van de marktrentevoet, die wordt gemeten op basis van het voortschrijdend gemiddelde van de rentevoet OLO met een resterende looptijd van 10 jaar voor de periode van zes maanden die het tijdstip van de vaststelling van het subsidiepercentage voorafgaat. Het subsidiepercentage wordt een eerste maal vastgesteld op 1 juli van het jaar dat het begrotingsjaar voorafgaat en een tweede maal op 1 maart van het betreffende begrotingsjaar.

De VHM boekt de subsidie in twee interne financieringsfondsen, één ten behoeve van de verrichtingen voor sociale huurwoningen en één ten behoeve van de verrichtingen voor kredietverlening en verkoop. De middelen van die fondsen zijn bestemd voor de financiering van de investeringsverrichtingen van de sociale huisvestingsmaatschappijen en van de VHM zelf. De Vlaamse regering regelt het gebruik van eventuele saldi op de financieringsfondsen. 2. De VHM kan de subsidie, bestemd voor verrichtingen voor kredietverlening en verkoop, zoals bedoeld in 1, derde lid, volledig inzetten om kredieten te verlenen aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden, voor zover ze de realisatie van sociale koopwoningen volledig financiert met eigen middelen of met de opbrengsten van de verkoop van woningen.

Art. 39.De subsidie vermeld in artikel 38, 1, kan de vorm aannemen van een kapitaalsinbreng van het Vlaamse Gewest in de VHM. Afdeling 2. De sociale huisvestingsmaatschappijen

Onderafdeling A. Statuut en erkenning

Art. 40.1. De VHM kan vennootschappen met een maatschappelijk doel dat beantwoordt aan de bijzondere doelstellingen van het Vlaams Woonbeleid, onder voorwaarden die worden vastgesteld door de Vlaamse regering, erkennen als sociale huisvestingsmaatschappij.

Tegen de weigering van de erkenning kan binnen drie maanden na de kennisgeving van de beslissing beroep worden ingesteld bij de Vlaamse regering. De Vlaamse regering spreekt zich over het beroep uit binnen drie maanden na de ontvangst van het beroepschrift. Het beroep wordt geacht te zijn aanvaard wanneer er geen uitspraak is binnen deze termijn. 2. De sociale huisvestingsmaatschappijen nemen, zonder hun burgerlijke karakter te verliezen, de vorm aan van coöperatieve of naamloze vennootschappen met een sociaal oogmerk.De gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen zijn op hen van toepassing voor zover daarvan niet wordt afgeweken in de Vlaamse Wooncode of in de statuten.

Artikel 164bis, 1, eerste lid, 7° en 8°, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen is niet van toepassing op de sociale huisvestingsmaatschappijen. 3. Het Vlaamse Gewest heeft het recht om bij de erkenning, fusie of omvorming van een sociale huisvestingsmaatschappij in te tekenen op ten hoogste één vierde van het maatschappelijk kapitaal van de sociale huisvestingsmaatschappij. Wanneer het Vlaamse Gewest, de provincie, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn gezamenlijk de meerderheid van het maatschappelijk kapitaal bezitten, moeten hun afgevaardigden gezamenlijk de meerderheid bezitten in de raad van bestuur. Artikel 164bis, 1, eerste lid, 4°, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen is niet op hen van toepassing. 4. Aan de statuten van een sociale huisvestingsmaatschappij kan geen enkele wijziging worden aangebracht zonder de voorafgaande goedkeuring van de VHM.

Art. 41.Op advies van de VHM kan de Vlaamse regering een huisvestingsmaatschappij, die de opdrachten, die haar bij decreet of besluit van de Vlaamse regering zijn opgelegd of de verbintenissen die ze is aangegaan in het kader van een beheersovereenkomst, manifest niet of niet behoorlijk uitvoert of waarvan de werking in gebreke blijft, verplichten te fusioneren met een andere sociale huisvestingsmaatschappij, hetzij door overneming, hetzij door oprichting van een nieuwe sociale huisvestingsmaatschappij. De Vlaamse regering bepaalt de maatregelen die de VHM moet nemen om de doelstellingen terzake te halen binnen een redelijke termijn die de Vlaamse regering bepaalt.

Wanneer de vennoten van de sociale huisvestingsmaatschappij die verplicht wordt te fusioneren, uittreden, krijgen ze tot uiterlijk drie maanden na de beslissing van de Vlaamse regering tot verplichte fusionering, hun deelbewijzen en aandelen terugbetaald tegen de waarde die ze op grond van de statuten zouden hebben indien hun vennootschap ontbonden was.

Art. 42.De intrekking van een erkenning van een sociale huisvestingsmaatschappij heeft van rechtswege de ontbinding ervan tot gevolg. Het vermogen van de ontbonden vennootschap gaat, na de aanzuivering van het passief en de eventuele terugbetaling aan de vennoten van hun inbreng, over op de VHM of een door de VHM aangewezen sociale huisvestingsmaatschappij.

Een sociale huisvestingsmaatschappij waarvan de erkenning werd ingetrokken, kan binnen drie maanden na de kennisgeving van de beslissing van de VHM, bij de Vlaamse regering beroep instellen tegen de intrekking van de erkenning. De Vlaamse regering doet over de intrekking een uitspraak binnen drie maanden na de datum van het beroep. Het beroep is ingewilligd wanneer er geen uitspraak is binnen die termijn.

Vanaf de datum van de intrekking van de erkenning door de VHM, worden alle bevoegdheden om de sociale huisvestingsmaatschappij te besturen en te verbinden toegewezen aan een door de VHM aangestelde gevolmachtigde.

Wanneer geen beroep werd ingesteld tegen de intrekking van de erkenning binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, of wanneer dit beroep uitdrukkelijk of stilzwijgend werd verworpen, is de gevolmachtigde bevoegd om alle maatregelen te treffen en alle daden van bestuur en beschikking te stellen die noodzakelijk zijn voor de overgang van het patrimonium van de ontbonden vennootschap op de VHM of de door de VHM aangewezen sociale huisvestingsmaatschappij.

Wanneer het beroep tegen de intrekking van de erkenning werd ingewilligd, maakt de gevolmachtigde een verslag op van de uitoefening van de hem toegewezen bevoegdheden met het oog op de overdracht van zijn bevoegdheden op de statutair bevoegde organen.

De Vlaamse regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de toepassing van deze bepaling.

Onderafdeling B. Toezicht

Art. 43.1. De VHM ziet erop toe dat de sociale huisvestingsmaatschappijen hun opdrachten uitvoeren. Dat toezicht kan gebeuren op verschillende manieren zoals machtiging vooraf, goedkeuring of bekrachtiging van een genomen beslissing of eventueel indeplaatsstelling. De Vlaamse regering bepaalt de specifieke regelingen dienaangaande met inachtneming van de autonome werking van de sociale huisvestingsmaatschappij. 2. Wanneer het algemeen belang of de naleving van de wetten, decreten, reglementen of statuten het vereisen, kan de raad van bestuur van de VHM, hetzij op eigen initiatief, hetzij op voorstel van de opdrachthouder voor sociale huisvesting, bedoeld in artikel 44, de aangelegenheid bepalen waarover het beheersorgaan van de sociale huisvestingsmaatschappij moet beraadslagen en de termijn bepalen waarbinnen die beraadslaging moet plaatsvinden. Werd binnen de gestelde termijn geen beslissing genomen, of stemt de raad van bestuur van de VHM niet in met de genomen beslissing, dan kan hij zich in de plaats stellen van de sociale huisvestingsmaatschappij.

Hij kan in dat geval een of meer afgevaardigden ter plaatse sturen of de opdrachthouder voor sociale huisvesting met bijzondere macht bekleden. Deze bepaling is van rechtswege van toepassing wanneer de erkenning van een sociale huisvestingsmaatschappij wordt ingetrokken, onverminderd het recht van deze laatste om beroep in te stellen overeenkomstig artikel 42.

De VHM waarschuwt onmiddellijk de Vlaamse regering telkens als ze de bepaling van het tweede lid wenst toe te passen.

Art. 44.1. De Vlaamse regering benoemt, op voordracht van de VHM, de opdrachthouders voor de sociale huisvesting. Onverminderd de andere bevoegdheden die hen bij de Vlaamse Wooncode worden toegekend, oefenen de opdrachthouders voor de sociale huisvesting elk in hun ambtsgebied toezicht uit over de sociale huisvestingsmaatschappijen.

De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de VHM, het profiel en het statuut van de opdrachthouder voor de sociale huisvesting en bepaalt de ambtsgebieden. De Vlaamse regering stelt de procedure vast voor de toewijzing van de ambtsgebieden aan de opdrachthouders voor de sociale huisvesting. Een ambtsgebied kan voor hoogstens drie jaar worden toegewezen aan een opdrachthouder voor de sociale huisvesting.

De Vlaamse regering regelt, na advies van de VHM, het onderlinge overleg tussen de opdrachthouders voor de sociale huisvesting.

De opdrachthouders voor de sociale huisvesting brengen rechtstreeks verslag uit aan de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar van de VHM over de uitoefening van hun opdrachten en de beslissingen en maatregelen die zij in de uitoefening van die opdrachten nemen of noodzakelijk achten.

De Vlaamse regering kan hen te allen tijde horen over de aangelegenheden die ze voor het Vlaamse woonbeleid noodzakelijk of nuttig acht. 2. De opdrachthouder voor de sociale huisvesting ziet erop toe dat het beleid van de sociale huisvestingsmaatschappij wordt gecoördineerd met en geïntegreerd in het Vlaamse en gemeentelijke woonbeleid.Hij neemt deel aan de overlegvergaderingen tussen de woonorganisaties en de gemeenten, die hetzij door de gemeenten met toepassing van artikel 28, hetzij op zijn initiatief worden samengeroepen.

De opdrachthouder voor sociale huisvesting adviseert de VHM bij de totstandkoming van de investeringsprogramma's, vermeld in artikel 38, en de beheersovereenkomsten, vermeld in artikel 45, en volgt de uitvoering ervan op.

De opdrachthouder voor de sociale huisvesting houdt toezicht op de toewijzing van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels, en inzonderheid op de naleving van de bepalingen inzake de sociale huurwoningen van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Hij brengt periodiek verslag uit over de sociale en maatschappelijke werking van de toewijzingen aan de VHM, alsook de sociale huisvestingsmaatschappijen en gemeenten die tot zijn ambtsgebied behoren. 3. De opdrachthouder voor de sociale huisvesting kan met raadgevende stem de vergaderingen bijwonen van alle beheersorganen van de sociale huisvestingsmaatschappij.In het kader van zijn opdracht beschikt hij over de bevoegdheid om alle informatie te verkrijgen die noodzakelijk of nuttig is in verband met het functioneren van de maatschappij. 4. De opdrachthouder voor de sociale huisvesting kan de uitvoering opschorten van elke beslissing die hij in strijd acht met de wetten, de decreten, de statuten of het algemeen belang.Hij kan terzake bezwaar aantekenen bij de VHM. Daarvoor beschikt hij over een termijn van zeven werkdagen vanaf de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen, als hij erop aanwezig was. Was hij niet aanwezig, dan loopt de termijn vanaf de dag waarop hij bericht heeft gekregen van de beslissing. Hij stuurt een afschrift van het bezwaar aan de overheid die belast is met het toezicht op de VHM. De beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij wordt definitief als de raad van bestuur van de VHM, waarbij het bezwaar werd aangetekend, de nietigverklaring niet heeft uitgesproken binnen twintig werkdagen vanaf de dag van het bezwaar.

De opdrachthouder voor de sociale huisvesting meldt elke beslissing van een sociale huisvestingsmaatschappij die rechtstreeks of onrechtstreeks gevolgen heeft voor het maatschappelijk kapitaal van de huisvestingsmaatschappij onmiddellijk aan de ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die door de Vlaamse regering met bijzondere financiële en budgettaire controlebevoegdheden over de sociale huisvestingsmaatschappijen worden belast. Ze kunnen de opdrachthouder voor de sociale huisvesting verzoeken de uitvoering van de beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij op te schorten.

Onderafdeling C. Opdrachten

Art. 45.1. De sociale huisvestingsmaatschappijen voeren binnen hun werkgebied de opdrachten uit, vermeld in artikel 33, 1, eerste lid. De bepalingen van artikel 34, 1, met uitzondering van 2° en 6°, en 3, en van artikel 37, tweede lid zijn op hen van toepassing. Als aanvulling van artikel 34, 3, kan een sociale huisvestingsmaatschappij haar onroerende goederen uit de hand verkopen aan de VHM. 2. De VHM stelt, rekening houdend met de beheersovereenkomst bedoeld in artikel 35, een type-beheersovereenkomst voor de sociale huisvestingsmaatschappijen op.Deze type-beheersovereenkomst wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd. De type-beheersovereenkomst bevat de minimale resultaatsverbintenissen van de sociale huisvestingsmaatschappij en van de VHM, de evaluatiecriteria en de maatregelen en sancties bij niet-naleving van de overeengekomen verplichtingen en verbintenissen. De bepalingen van de type-beheersovereenkomst zijn van toepassing op elke sociale huisvestingsmaatschappij die een beheersovereenkomst met de VHM afsluit. Een beheersovereenkomst, bedoeld in het tweede lid, kan specifieke bepalingen bevatten die de algemene bepalingen van de type-beheersovereenkomst aanvullen of verfijnen, zonder deze teniet te doen.

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het eerste lid, kan een sociale huisvestingsmaatschappij met de VHM een beheersovereenkomst afsluiten waarin de werking, de uitvoering van de opdrachten, de terbeschikkingstelling en aanwending van de financiële middelen worden geregeld. Deze beheersovereenkomst houdt rekening met het Vlaamse woonbeleid en het woonbeleid van de gemeenten die tot het werkgebied van de maatschappij behoren. Ze kan slechts worden afgesloten na raadpleging van de gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de andere sociale huisvestingsmaatschappijen die in het werkgebied actief zijn.

De beheersovereenkomst wordt ter kennisgeving aan de Vlaamse regering meegedeeld. 3. Wanneer de VHM weigert een type-beheersovereenkomst af te sluiten met een sociale huisvestingsmaatschappij, kan deze hiertegen beroep instellen bij de Vlaamse regering binnen twee maanden volgend op de weigeringsbeslissing.4. Elke onroerende transactie van een sociale huisvestingsmaatschappij is onderworpen aan de voorafgaande machtiging door de VHM.Als het gaat om dringende verrichtingen, kunnen de overeenkomsten worden gesloten onder voorbehoud van goedkeuring door de VHM. Een gedeelte van de sociale huurwoningen moet aangepast zijn aan de behoeften van grote gezinnen, bejaarden en personen met een handicap.

Op voorstel van de VHM stelt de Vlaamse regering de nadere regelen vast voor de eventuele verkoop van sociale huurwoningen door sociale huisvestingsmaatschappijen. Deze verkoop mag in geen geval plaatsvinden binnen vijftien jaar nadat de woning als sociale huurwoning beschikbaar werd gesteld.

De sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen hun rechten op grondreserves onder bezwarende titel afstaan aan derden om sociale woonprojecten in de privé-sector te realiseren, zoals bedoeld in artikel 75. Deze afstand is slechts mogelijk na de toestemming van de VHM. Onderafdeling D. Solidariteitsfonds

Art. 46.Sociale huisvestingsmaatschappijen waarvan het jaarlijks totaal van de reële huurprijzen lager is dan het jaarlijks totaal van de basishuurprijzen kunnen, onder de voorwaarden die de Vlaamse regering na advies van de VHM bepaalt, een beroep doen op een solidariteitsfonds dat van de nodige bijdragen wordt voorzien door de bijdragen van de sociale huisvestingsmaatschappijen waarvan het jaarlijks totaal van de reële huurprijzen het jaarlijks totaal van de basishuurprijzen met een door de Vlaamse regering te bepalen percentage overschrijdt.

Onverminderd de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, moet de sociale huisvestingsmaatschappij die een beroep wenst te doen op het solidariteitsfonds, blijk geven van behoorlijk bestuur. De VHM kan, op eigen initiatief of op verzoek van de Vlaamse regering, het bestuur van een sociale huisvestingsmaatschappij doorlichten of laten doorlichten.

De Vlaamse regering bepaalt, op voorstel van de VHM, de berekeningswijze van de bijdragen en regelt de werkwijze van het fonds.

Onderafdeling E. Financiering van de investeringsverrichtingen

Art. 47.Onverminderd de mogelijkheid om, met goedkeuring van de VHM, de eigen middelen aan te wenden of om projectsubsidiëring aan te vragen overeenkomstig artikel 60 tot 73, financieren de sociale huisvestingsmaatschappijen hun investeringsverrichtingen met middelen die ze lenen bij de VHM. De VHM bepaalt de voorwaarden voor deze leningen in een algemeen reglement dat ter goedkeuring aan de Vlaamse regering wordt voorgelegd.

Art. 48.In afwijking van artikel 47 kan de VHM een sociale huisvestingsmaatschappij machtigen de investeringsverrichtingen geheel of gedeeltelijk te financieren met een lening, aangegaan bij derden.

In dat geval worden de voorwaarden ter goedkeuring aan de VHM voorgelegd.

Art. 49.Wanneer een sociale huisvestingsmaatschappij op grond van de Vlaamse Wooncode een projectsubsidie ontvangt, kan de Vlaamse regering bijzondere regelen vaststellen om deze subsidie te verrekenen in de kostprijs van de woningen of percelen die beschikbaar worden gesteld voor gezinnen. Die regeling kan zowel betrekking hebben op het woonproject of de wijk in kwestie, als op het ganse patrimonium van de huisvestingsmaatschappij. HOOFDSTUK III. Het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen Afdeling 1. Statuut en opdracht

Art. 50.1. De coöperatieve vennootschap "Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen", hierna VWF te noemen, wordt erkend als sociale woonorganisatie. Het moet in zijn activiteiten voorrang geven aan de woonbehoeften van woonbehoeftige grote gezinnen. 2. Het VWF heeft de volgende opdrachten : 1° de woonvoorwaarden van grote gezinnen verbeteren door aangepaste woningen beschikbaar te stellen en door grote gezinnen te helpen een eigen woning te verwerven of in goede staat te behouden;2° mee te werken aan de strijd tegen verkrotting en leegstand;3° bij te dragen tot de aanpassing van woningen;4° bij te dragen tot de uitvoering van de specifieke maatregelen inzake het stedelijk beleid van de Vlaamse regering. Afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven draagt het Vlaamse Gewest, overeenkomstig artikel 52, bij in de financiering van de verrichtingen van het VWF die noodzakelijk zijn om voormelde opdrachten uit te voeren.

Art. 51.Om zijn opdrachten uit te voeren kan het VWF alle onroerende en roerende verrichtingen realiseren die daartoe rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen. Bedoeld worden onder meer : 1° onroerende goederen huren, kopen of ruilen of er andere zakelijke rechten op verwerven;2° deze onroerende goederen renoveren, vervangen of bebouwen en ze vervolgens verhuren, onderverhuren of er zakelijke rechten op afstaan;3° bijzondere sociale leningen toestaan. Afdeling 2. Financiering van de investeringsverrichtingen

Art. 52.De Vlaamse regering kan het VWF binnen het plafond, vermeld in de begrotingsdecreten, machtigen om leningen uit te schrijven of aan te gaan of kredieten op te nemen onder waarborg van het Vlaamse Gewest. Ze stelt het bedrag en de voorwaarden van deze leningen en kredieten vast, bepaalt de hoogte van de eventuele waarborg en van het interestgedeelte dat het Vlaamse Gewest voor zijn rekening neemt en de wijze waarop ze deze ten laste neemt. Ze bepaalt tevens de duur van die tenlasteneming en behoudt zich daarbij het recht voor om op welk moment ook de resterende interestgedeelten geheel of gedeeltelijk te actualiseren en eventueel vervroegd aan het VWF te betalen.

Het VWF besteedt de opbrengst van deze leningen en kredieten, overeenkomstig de voorwaarden die de Vlaamse regering stelt, aan de hierna vermelde verrichtingen : 1° toestaan van bijzondere sociale leningen, zoals bedoeld in artikel 79, 3;2° zakelijke rechten verwerven op gebouwen of die gebouwen voor minstens negen jaar huren, om ze na renovatie of vervanging als woningen beschikbaar te stellen voor grote gezinnen;3° binnen het kader van een renovatie- of opvulbouwproject dat de Vlaamse regering heeft goedgekeurd, woningen voor grote gezinnen bouwen, en zakelijke rechten verwerven op de daartoe noodzakelijke gronden of te slopen gebouwen;4° verbeteren of aanpassen van woningen;5° andere verrichtingen waartoe de Vlaamse regering opdracht geeft en die passen in het Vlaamse woonbeleid en in de specifieke opdracht van het VWF ten aanzien van grote gezinnen. Het VWF kan sociale koopwoningen ter beschikking stellen van woonbehoeftige grote gezinnen, voor zover ze samen met huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject worden gerealiseerd, dat gelegen is in een woonvernieuwingsgebied.

De huurwoningen van het VWF kunnen bij uitzondering worden verhuurd aan andere begunstigden dan grote gezinnen, onder voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt.

Een huurwoning, waarvan het VWF eigenaar is en die werd gerealiseerd met een projectsubsidie krachtens artikel 60 tot 73 of artikel 75, mag op zijn vroegst vijftien jaar nadat ze voor de eerste keer beschikbaar werd gesteld overeenkomstig het tweede lid, worden verkocht aan de zittende huurder onder de voorwaarden die de Vlaamse regering oplegt.

Art. 53.Het VWF boekt elk jaar de noodzakelijke reservering voor de dekking van de lasten die het zelf moet dragen met betrekking tot de leningen en kredieten bedoeld in artikel 52. De manier van boeking en berekening van die reservering wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd. De winsten die voortvloeien uit de besteding van die leningen en kredieten komen aan het Vlaamse Gewest ten goede. Ze worden geboekt in een onbeschikbare reserve waarvan de Vlaamse regering het gebruik regelt.

Art. 54.De gewestwaarborg kan alleen worden verleend als het VWF er zich vooraf toe verbindt om een gedeelte van de leningen of kredieten in kwestie te besteden aan de verwerving en/of de renovatie, en zo nodig de sloping en vervanging van ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen, aan de verbetering of aanpassing van woningen en/of het toestaan van leningen voor dergelijke verrichtingen aan grote gezinnen.

De Vlaamse regering stelt jaarlijks dat gedeelte vast, maar het mag niet minder dan 30 % bedragen van de leningen of kredieten in kwestie. Afdeling 3. Toezicht

Art. 55.Voor de naleving van de bepalingen van afdeling 1 en 2 van dit hoofdstuk, staat het VWF onder het toezicht van twee commissarissen die door de Vlaamse regering worden benoemd en die hun bevoegdheid uitoefenen overeenkomstig artikel 9 en 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

De commissarissen toetsen de activiteiten van het VWF en de beslissingen van de raad van bestuur in verband met de aanwending van de leningen of kredieten, bedoeld in artikel 52, aan de regelgeving dienaangaande.

In het bijzonder zien zij erop toe dat het beleid van het VWF wordt gecoördineerd met en geïntegreerd in het Vlaamse woonbeleid. Zij waken erover dat het VWF deelneemt aan de overlegvergaderingen tussen de woonorganisaties, georganiseerd door een gemeente of een sociale opdrachthouder, telkens het daartoe wordt uitgenodigd. HOOFDSTUK IV. De erkende huurdiensten

Art. 56.1. De Vlaamse regering kan, rekening houdend met artikel 29, huurdersorganisaties en sociale verhuurkantoren erkennen als huurdiensten waarvan de salariskosten en de werking kunnen worden gesubsidieerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 58.

De Vlaamse regering stelt de bijzondere voorwaarden vast, onder meer wat representativiteit, schaalgrootte en regionale spreiding betreft, waaraan de erkende huurdiensten, op straffe van intrekking van hun erkenning, moeten voldoen en ze regelt het toezicht erop. 2. De erkende huurdiensten dragen bij tot het helpen realiseren van het recht op wonen en behartigen, zoals hierna bepaald, de belangen van de meest behoeftige gezinnen en alleenstaanden op de privé-huurwoningmarkt. De huurdersorganisaties verstrekken op individuele en/of collectieve basis informatie en advies met betrekking tot alle aangelegenheden inzake het wonen in huurwoningen, onder meer bevattelijke huurinformatie en huuradvies. Ze kunnen juridische bijstand verlenen aan huurders en aanstaande huurders in het algemeen en aan de meest behoeftige huurders in het bijzonder.

De sociale verhuurkantoren hebben als taak het inschakelen van privé-huurwoningen voor de huisvesting van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden. In het bijzonder huren ze met dit doel woningen op de private huurwoningmarkt om ze aan de woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden onder te verhuren en ontwikkelen ze initiatieven op het vlak van de woonbegeleiding om hun huurders in de praktijk vertrouwd te maken met hun rechten en plichten als huurder.

Art. 57.1. De Vlaamse regering kan haar erkenning verlenen aan één representatieve samenwerkings- en overlegstructuur voor de erkende huurdersorganisaties en sociale verhuurkantoren.

De samenwerkings- en overlegstructuur moet rechtspersoonlijkheid hebben en opgericht zijn als een vereniging zonder winstgevend doel, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend. Ze zorgt op het hele grondgebied van het Vlaamse Gewest voor het overleg inzake bewonersbelangen.

De Vlaamse regering stelt de bijzondere voorwaarden vast, waaronder de erkenning wordt verleend. De erkenning kan te allen tijde worden ingetrokken wanneer de gestelde voorwaarden niet worden nageleefd. 2. Voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in 3, staat de samenwerkings- en overlegstructuur onder het toezicht van een commissaris die door de Vlaamse regering wordt benoemd, en die zijn bevoegdheid uitoefent overeenkomstig artikel 9 en 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. De in het eerste lid vermelde commissaris houdt toezicht op het gebruik van de subsidies die worden toegekend aan huurdersorganisaties en sociale verhuurkantoren. 3. De erkende samenwerkings- en overlegstructuur heeft de hierna vermelde opdrachten : 1° het zorgen voor de uitwisseling van de ervaring van de erkende huurdiensten en doorstroming van de informatie over beleidsbeslissingen naar de erkende huurdiensten om de positie van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden juridisch, sociaal en economisch te versterken;2° de erkende huurdiensten begeleiden en ondersteunen door de regelgeving, de rechtsleer en de rechtspraak inzake wonen te bestuderen;3° de werking van de erkende huurdiensten ondersteunen door contacten te leggen met overheidsinstanties en andere sociale woonorganisaties;4° de erkende huurdiensten vertegenwoordigen in advies- en overlegorganen inzake wonen;5° vragen en klachten behandelen betreffende de activiteiten van de erkende huurdiensten.

Art. 58.Afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven kan de Vlaamse regering, onder voorwaarden die ze zelf bepaalt, salariskosten- en werkingssubsidies toekennen, om de werking van de erkende huurdiensten in te passen in het Vlaamse en het gemeentelijke woonbeleid en om de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 57, 3, mogelijk te maken.

De subsidies voor salariskosten en werking worden slechts toegekend voor het gedeelte van de kosten dat niet door andere subsidies wordt gedekt, zonder ooit meer dan 100 % van de totale kosten te mogen overschrijden.

TITEL VI. Instrumenten van het woonbeleid HOOFDSTUK I. Het Fonds voor de Huisvesting

Art. 59.Onverminderd andersluidende bepalingen worden de terugbetalingen van subsidie of van tegemoetkomingen die krachtens de Vlaamse Wooncode verleend werden en die teruggevorderd worden omdat de begunstigden de aangegane verbintenissen of gestelde voorwaarden niet naleven, toegewezen aan het Fonds voor de Huisvesting bedoeld in artikel 26, 1, van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991.

De middelen van dit Fonds moeten rechtstreeks bijdragen tot wat het woonbeleid ten goede kan komen, onder meer tot het wetenschappelijk onderzoek en tot vernieuwende of experimentele woonprojecten die aansluiten bij de doelstellingen van artikel 3 en 4 of die bijdragen tot de ontwikkeling van het woonbeleid in internationaal verband. HOOFDSTUK II. Subsidiëring van overheidsinitiatieven Afdeling 1. Algemene bepalingen

Art. 60.1. Om het recht op wonen te bevorderen, kan de Vlaamse regering, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, subsidie verlenen voor een aantal verrichtingen die betrekking hebben op een sociaal woonproject en die passen in : 1° het sociale grond- en pandenbeleid;2° de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur;3° nieuwbouw en renovatie;4° de verhuring, verbetering en aanpassing van woningen. Rekening houdend met de bepalingen van dit hoofdstuk stelt de Vlaamse regering de bijzondere voorwaarden vast waaronder ze subsidie verleent. 2. Onverminderd de uitzonderingen die in dit hoofdstuk zijn bepaald en rekening houdend met de bepalingen van artikel 29, kan subsidie, zoals bedoeld in 1, worden verleend aan de volgende initiatiefnemers : 1° de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen;2° het VWF, behalve voor verrichtingen die betrekking hebben op sociale verkavelingen;3° de gemeenten, behalve voor de verrichtingen die betrekking hebben op sociale koopwoningen;4° de verenigingen van gemeenten, evenwel beperkt tot de subsidie voor wooninfrastructuur;5° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, behalve voor verrichtingen die betrekking hebben op sociale koopwoningen of sociale verkavelingen.3. Wanneer de uitvoering van een verrichting, bedoeld in deze titel, de ontruiming van woningen vereist, is de initiatiefnemer verplicht de bewoners die voldoen aan de voorwaarden die worden vastgesteld op grond van arti-kel 95 en de bewoners van een woning die toebehoort aan een sociale woonorganisatie of de initiatiefnemer, te herhuisvesten onder de door de Vlaamse regering gestelde voorwaarden.

Art. 61.De Vlaamse regering bepaalt het bedrag van de subsidies, vermeld in dit hoofdstuk. Behoudens een andersluidende decretale bepaling, mag dit bedrag nooit hoger zijn dan 85 % van het subsidiabele bedrag.

Het bedrag van de subsidie mag in afwijking van het eerste lid tot 95 % van het subsidiabele bedrag bedragen voor de sociale koopwoningen die deel uitmaken van een gemengd woonproject.

Behoudens andersluidende decretale bepaling, is elk ander voordeel dat de Vlaamse regering eventueel voor dezelfde verrichting toekent op grond van haar gewest- of gemeenschapsbevoegdheden in deze percentages begrepen.

In afwijking van het derde lid kan de subsidie, bedoeld in dit hoofdstuk, voor het niet gesubsidieerde gedeelte gecombineerd worden met de middelen die de VHM, de sociale huisvestingsmaatschappijen of het VWF verkrijgen op grond van de bepalingen van de artikelen 38, 39, 47, 49 of 52 betreffende de financiering van hun investeringsverrichtingen.

Art. 62.1. De opdrachthouder voor de sociale huisvesting, bedoeld in artikel 44, is bevoegd om namens de Vlaamse regering controle uit te oefenen op de aanwending van de subsidies, vermeld in dit hoofdstuk. 2. De Vlaamse regering stelt de bijzondere regels vast voor de eventuele terugbetaling van de ontvangen subsidie in de gevallen waarin, bij de realisatie van het sociaal woonproject, één of meer elementen werden gewijzigd, in het bijzonder de bestemming van gronden of gebouwen. Afdeling 2. Subsidie voor het sociale grond- en pandenbeleid

Art. 63.De Vlaamse regering kan subsidie verlenen voor de verwerving van de eigendom, onder bezwarende titel, van een bebouwd of onbebouwd onroerend goed dat gelegen is in een woonvernieuwings- of een woningbouwgebied.

De VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen deze subsidie ook ontvangen voor de verwerving van de eigendom, onder bezwarende titel, van een onbebouwd onroerend goed gelegen buiten een woningbouwgebied.

Het VWF ontvangt deze subsidie enkel voor de verwerving van bebouwde onroerende goederen. Afdeling 3. Subsidie voor wooninfrastructuur

Art. 64.1. De Vlaamse regering kan subsidie verlenen om initiatiefnemers in staat te stellen : 1° gronden die gelegen zijn in een woonvernieuwingsgebied bouwrijp te maken, in voorkomend geval door sloping van de aanwezige gebouwen;2° infrastructuurwerken uit te voeren, met name de wegenuitrusting, de nutsvoorzieningen en de inrichtingen voor afvoer en zuivering van afvalwater die voor de woningen in kwestie noodzakelijk zijn;3° gemeenschapsvoorzieningen op te richten;4° aanpassingswerkzaamheden aan de woonomgeving uit te voeren, behalve ten behoeve van sociale verkavelingen. Als de verrichting, vermeld in het eerste lid, 1° betrekking heeft op de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur voor woningen die worden gerenoveerd, verbeterd of aangepast of voor een renovatie- of opvulbouwproject dat goedgekeurd is door de Vlaamse regering, dan kan de subsidie eveneens worden verleend buiten een woonvernieuwingsgebied. 2. Wat de subsidie voor infrastructuurwerken of voor aanpassingswerkzaamheden aan de woonomgeving betreft, vermeld in 1, eerste lid, 2° en 4°, maakt de Vlaamse regering onderscheid naar gelang het sociale woonproject binnen of buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied wordt gerealiseerd.Dat onderscheid geldt niet wanneer die werkzaamheden worden uitgevoerd voor woningen die worden gerenoveerd, verbeterd of aangepast dan wel voor een renovatie- of opvulbouwproject dat goedgekeurd is door de Vlaamse regering, noch voor de werkzaamheden voor een sociaal woonproject van de VHM of een sociale huisvestingsmaatschappij. 3. In afwijking van artikel 60 kan de subsidie voor infrastructuurwerken als vermeld in 1, 2°, ook worden verleend wanneer de initiatiefnemer in het kader van het Vlaamse welzijnsbeleid op zijn grond serviceflats, als bedoeld in artikel 2, 5° van de gecoördineerde decreten van 18 december 1991 inzake voorzieningen voor bejaarden, laat oprichten door een houder van een recht van opstal of erfpacht. De subsidie wordt eveneens toegekend wanneer de serviceflats in het kader van een leasingovereenkomst met de initiatiefnemer worden opgericht. 4. In afwijking van artikel 60 kunnen de subsidies, vermeld in dit artikel, ook worden verleend aan initiatiefnemers, opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, waarbij aan verenigingen zonder winstgevend doel en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend.5. In afwijking van artikel 60 kunnen de subsidies, vermeld in dit artikel, ook worden verleend voor de verrichtingen in het kader van een renovatieproject voor woningen van een wijk of buurt, waaraan een in artikel 60 vermelde initiatiefnemer deelneemt.

Art. 65.De subsidiëring van infrastructuurwerken en van aanpassingswerkzaamheden aan de woonomgeving, vermeld in artikel 64, 1, eerste lid, 2° en 4°, is slechts mogelijk als de initiatiefnemer er zich toe verbindt de wooninfrastructuur in kwestie, samen met de grond waarin of waarop ze wordt uitgevoerd, binnen de termijn die door de Vlaamse regering wordt bepaald aan de gemeente over te dragen om in het gemeentelijke openbare domein te worden ingelijfd.

De initiatiefnemer kan de gemeenschapsvoorzieningen die niet uitsluitend bedoeld zijn voor de bewoners van de woningen van het sociaal woonproject, aan de gemeente overdragen om in het gemeentelijke openbare domein te worden ingelijfd.

De initiatiefnemer mag voor de overdracht aan de gemeente, bedoeld in dit artikel, een vergoeding vragen die niet meer mag bedragen dan het niet-gesubsidieerde deel van de kostprijs van de werkzaamheden, verrichtingen en voorzieningen.

De overdracht gebeurt overeenkomstig een procedure die de Vlaamse regering uitwerkt en die voor de gemeente de nodige waarborgen biedt inzake overleg bij het ontwerp en de uitvoering van de verrichtingen.

De gemeente is onderhoudsplichtig voor de infrastructuur en gemeenschapsvoorzieningen die aan haar werden overgedragen.

Art. 66.1. Elke koper, erfpachter of opstalhouder van een perceel binnen een sociale verkaveling, gerealiseerd met een subsidie overeenkomstig deze afdeling, moet voldoen aan de voorwaarden inzake inkomen en onroerend bezit die de Vlaamse regering bepaalt. 2. De koper, erfpachter of opstalhouder moet zijn woning bouwen of laten bouwen en ze vervolgens zelf bewonen binnen de termijn en volgens de voorwaarden die de Vlaamse regering vaststelt. Wanneer de koper zich niet aan deze termijn en deze voorwaarden houdt, moet hij het gedeelte van de kostprijs van de uitgevoerde verrichtingen, dat betrekking heeft op zijn perceel en een door de Vlaamse regering vast te stellen deel van de meerwaarde van het perceel, terugbetalen aan het Vlaamse Gewest en aan de betrokken initiatiefnemer, elk voor zijn aandeel, tenzij de initiatiefnemer het perceel wederinkoopt. De Vlaamse regering bepaalt de berekeningswijze voor het terug te betalen bedrag.

Wanneer de erfpachter of opstalhouder zich niet aan deze termijn en deze voorwaarden houdt, dan wordt de erfpacht- of opstalovereenkomst van rechtswege ontbonden.

Art. 67.De Vlaamse regering kan beslissen dat het Vlaamse Gewest zelf de verrichtingen, vermeld in artikel 64, 1, uitvoert of laat uitvoeren. In dat geval neemt het Vlaamse Gewest de kosten voor zijn rekening voor een bedrag gelijk aan de subsidie.

Art. 68.In afwijking van artikel 61, eerste en tweede lid kan de subsidie die overeenkomstig deze afdeling wordt verleend, tot 100% bedragen van het subsidiabele bedrag als het Vlaamse Gewest zelf opdrachtgever is van de werkzaamheden. Afdeling 4. Subsidie voor nieuwbouw en renovatie

Art. 69.De Vlaamse regering kan subsidie verlenen om initiatiefnemers te stimuleren één of meer sociale woningen te bouwen in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied. Het VWF ontvangt deze subsidie alleen als de bouw bovendien past in een renovatie- of opvulbouwproject dat de Vlaamse regering heeft goedgekeurd.

Art. 70.De Vlaamse regering kan subsidie verlenen voor de renovatie van één of meer ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen om er sociale woningen van te maken.

Art. 71.De Vlaamse regering kan de in artikel 70 vermelde subsidie verlenen aan de in artikel 18, 2, vermelde initiatiefnemers voor de renovatie van de woningen vermeld in de artikelen 18, 1, en 90 en de woningen die zijn opgenomen in de lijst van de verwaarloosde gebouwen en/of woningen, bedoeld in artikel 28, 1, van het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting. Deze bepaling geldt slechts voor zover de initiatiefnemers beschikken over een recht van opstal of erfpacht op deze woningen of de woningen voor minstens negen jaar huren om ze beschikbaar te stellen aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden. Afdeling 5. Subsidie voor de verhuring, verbetering en aanpassing van

woningen

Art. 72.De Vlaamse regering kan subsidie verlenen : 1° voor de verbetering of de aanpassing van sociale huurwoningen;2° om sociale huurwoningen die in een sociale woonwijk geïntegreerd zijn uit te rusten voor de activiteiten van het dagelijkse leven van personen met een handicap, met inbegrip van de bouw en/of de inrichting van specifieke voorzieningen die daarvoor noodzakelijk zijn;3° om de verhuurder van sociale huurwoningen in staat te stellen huurverminderingen wegens gezinslast toe te kennen, volgens de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt. De Vlaamse regering kan de in het eerste lid, 1°, vermelde subsidie verlenen aan de in artikel 18, 2, vermelde initiatiefnemers die verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden uitvoeren aan de in artikel 71 bedoelde woningen die de initiatiefnemer voor minstens negen jaar huurt of waarvoor de initiatiefnemer een recht van opstal of erfpacht heeft verworven om ze beschikbaar te stellen aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden.

Art. 73.De subsidie voor de verrichtingen, vermeld in artikel 72, 2° kan, in afwijking van artikel 61, eerste en tweede lid, meer dan 85 % bedragen van het subsidiabele bedrag.

De subsidie, bedoeld in artikel 72, 3°, is gelijk aan de toegekende huurvermindering. HOOFDSTUK III. Subsidiëring van woonprojecten van sociale verhuurkantoren en van woonprojecten in de privé-sector Afdeling 1. Woonprojecten van sociale verhuurkantoren

Art. 74.De Vlaamse regering kan, binnen de perken van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven en onder de bijzondere voorwaarden die ze bepaalt, de subsidie, vermeld in artikel 72, eerste lid, 3°, verlenen aan sociale verhuurkantoren die erkend zijn overeenkomstig artikel 56, 1. Artikel 73 is mede van toepassing op deze subsidie.

De subsidie heeft in dat geval betrekking op woningen uit de privé-sector die de sociale verhuurkantoren beschikbaar stellen van woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden. Afdeling 2. Woonprojecten in de privé-sector

Art. 75.1. Afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven en rekening houdend met de bepalingen van de artikelen 61 en 65, kan de Vlaamse regering de subsidie, zoals bedoeld in de artikelen 64, 1 en 2, 69 en 70, ook verlenen aan andere initiatiefnemers dan die vermeld in artikel 60, 2 of 64, 3, 4 of 5.

De subsidie wordt op grond van deze afdeling enkel verleend als de geplande verrichtingen bedoeld zijn om in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied sociale huurwoningen te realiseren. 2. Behoudens toepassing van artikel 64, 3, worden de woningen die de begunstigde van de subsidie bouwt of renoveert, door een initiatiefnemer, vermeld in artikel 60, 2, verhuurd of onderverhuurd aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden.3. Behoudens toepassing van artikel 64, 3 en 4, engageert de begunstigde van de subsidie zich met betrekking tot de woningen tot een eenzijdige verkoopbelofte ten voordele van de initiatiefnemer, bedoeld in 2, waarmee wordt samengewerkt.Voor het geval de koopoptie niet wordt gelicht, verleent hij aan de VHM en aan de sociale huisvestingsmaatschappij of -maatschappijen met een werkgebied waarin het woonproject gelegen is, een recht van voorkoop op deze woningen.

De voorwaarden van de verkoopbelofte en van het recht van voorkoop, onder meer de termijn voor de lichting van de koopoptie en de berekening van de koopprijs, worden geregeld in een overeenkomst die de begunstigde van de subsidie sluit : hetzij met de VHM of met een sociale huisvestingsmaatschappij, wanneer met een van hen wordt samengewerkt; hetzij, in de andere gevallen, met het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering.

De overeenkomst bevat verder alle regelingen inzake de beschikbaarstelling van de woningen aan de initiatiefnemer, bedoeld in 2. Voor de verhuring of onderverhuring aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden gelden de bepalingen van artikel 91 tot 99 en, naar gelang van het geval, van artikel 100, 101 of 102. De overeenkomst met de VHM of met een sociale huisvestingsmaatschappij wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse regering voorgelegd. 4. De Vlaamse regering stelt de bijzondere voorwaarden vast voor de subsidie vermeld in dit artikel.

Art. 76.Behoudens toepassing van artikel 64, 3 en 4, worden de bouwwerken die hij gerealiseerd heeft, ten voordele van het Vlaamse Gewest bezwaard met een hypotheek van de eerste rang ten belope van de subsidie, vermeerderd met de interesten tegen de wettelijke interestvoet, als waarborg voor de uitvoering van de prestaties waartoe de begunstigde van de subsidie zich verbonden heeft in de overeenkomst, vermeld in artikel 75, 3.

De hypotheek wordt bij de vervreemding van de woningen doorgehaald, zoals door de Vlaamse regering bepaald.

Als de begunstigde van de subsidie erin toestemt, kan de hypotheek, vermeld in het eerste lid, gevestigd worden op andere onroerende goederen die hij in eigendom bezit. Ze kan, met instemming van de Vlaamse regering, ook vervangen worden door een bankgarantie ten belope van hetzelfde bedrag.

De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing als de bouwwerken vanaf de oprichting eigendom worden van het Vlaamse Gewest of van de initiatiefnemer, bedoeld in artikel 75, 2, waarmee wordt samengewerkt.

Art. 77.De Vlaamse regering kan de waarborg van het Vlaamse Gewest hechten aan de leningen die de begunstigde van de subsidie aangaat of aan de kredieten die hij opneemt om de prestaties uit te voeren waartoe hij zich heeft verbonden. De waarborg bedraagt nooit meer dan 90% van het oorspronkelijke bedrag van de lening of het krediet. Hij heeft enkel betrekking op de terugbetaling van het kapitaal. HOOFDSTUK IV. Andere steunmaatregelen Afdeling 1. Sociale leningen en waarborgen

Art. 78.Het Vlaamse Gewest waarborgt, onder de voorwaarden die de Vlaamse regering stelt, de terugbetaling van de hoofdsom en de betaling van de interest en de extra kosten van sociale leningen, toegestaan door : 1° de kredietmaatschappijen die door de naamloze vennootschap "Algemene Spaar- en Lijfrentekas-bank" of, onder de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt, door de VHM erkend zijn;2° het Centraal Bureau voor Hypothecair Krediet;3° elke kredietinstelling, erkend bij besluit van de Vlaamse regering, die zich ertoe heeft verbonden een met de Vlaamse regering overeen te komen gedeelte van haar deposito's bij voorrang te gebruiken voor deze leningen. De waarborg van het Vlaamse Gewest heeft ten hoogste betrekking op het gedeelte van de lening dat 60% van de verkoopwaarde van de woning overschrijdt. De kredietinstelling houdt op de geleende bedragen een bijdrage in ten behoeve van een waarborgfonds bij een financiële instelling die de Vlaamse regering kiest. De Vlaamse regering regelt het beheer van dit fonds en bepaalt de hoogte van de bijdrage, die in geen geval meer bedraagt dan 0,5% van de geleende bedragen.

Het geleende bedrag mag niet hoger zijn dan de verkoopwaarde van de woning. De Vlaamse regering stelt de overige voorwaarden vast, onder meer de minimum- en maximumnormen voor de woningen en de verhouding van de maximuminterestvoet voor de sociale leningen ten opzichte van de interestvoeten voor gewone hypothecaire leningen.

Art. 79.1. De Vlaamse regering stelt voor elk van de verrichtingen, vermeld in 2, de voorwaarden vast waaronder woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden een bijzondere sociale lening kunnen aangaan bij de VHM of bij het VWF. Ze bepaalt onder meer de minimum- en maximumnormen voor de woningen, de berekeningswijze van de sociale interestvoeten en de voorwaarden voor de periodieke herziening van die interestvoet. De interestvoet en de herziening ervan zijn gekoppeld aan het inkomen. 2. De VHM staat de leningen, vermeld in 1, enkel toe aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die : 1° een sociale koopwoning van de VHM of van een sociale huisvestingsmaatschappij kopen, of 2° hun woning renoveren, verbeteren of aanpassen, of 3° een woning met een bepaalde ouderdom, waarvoor de Vlaamse regering het minimum bepaalt, kopen, of 4° een woning bouwen. De terugbetaling van deze leningen wordt gewaarborgd door een tijdelijke overlijdensverzekering, die door de VHM of, in voorkomend geval, haar dochteronderneming, bedoeld in artikel 30, kan worden aangeboden aan de alleenstaanden of de gezinnen die de lening aangaan of hebben aangegaan. De Vlaamse regering keurt de algemene voorwaarden en de tarieven van deze verzekering goed.

De VHM kan in verhouding tot de gezinsgrootte een extra interestvermindering toekennen die de Vlaamse regering bepaalt. 3. Het VWF staat de leningen, vermeld in 1, enkel toe aan : 1° grote gezinnen die hun woning renoveren, verbeteren of aanpassen of die een woning kopen of bouwen;2° grote gezinnen die niet in staat zijn om vroeger aangegane schulden, voor de renovatie, de koop of de bouw van hun woning, terug te betalen, onder de voorwaarden die door de Vlaamse regering worden bepaald. Het VWF kan in verhouding tot de gezinsgrootte een extra interestvermindering toekennen die de Vlaamse regering bepaalt. 4. Voor leningen zoals bedoeld in 2, eerste lid, 4° en 3, eerste lid, 1°, die betrekking hebben op nieuwe woningen maakt de Vlaamse regering, als ze overeenkomstig 1 de maximumnormen voor de woningen en de berekeningswijze van de sociale interestvoeten bepaalt, onderscheid naargelang de woningen al dan niet gelegen zijn in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied.Dat onderscheid geldt niet wanneer de woning wordt gebouwd na afbraak van een ongeschikte woning op hetzelfde perceel.

Art. 80.De Vlaamse regering kan, binnen de perken van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, onder de door haar te bepalen voorwaarden en ten belope van een door haar te bepalen bedrag, de terugbetaling van de hoofdsom en de betaling van de interesten van hypothecaire leningen geheel of gedeeltelijk ten laste leggen van het Vlaamse Gewest als de leners niet in staat zijn hun contractuele verplichtingen na te komen ten gevolge van arbeidsongeschiktheid of onvrijwillige werkloosheid. De lening moet betrekking hebben op een woning die de lener zelf bewoont of zal bewonen en waarvan de verkoopwaarde niet hoger ligt dan het bedrag dat de Vlaamse regering bepaalt. De lener mag bovendien geen andere woning in volle eigendom bezitten, tenzij ze ongeschikt is.

Het Vlaamse Gewest kan bij overeenkomst met de verzekeraar de verzekeringspremies voor zijn rekening nemen. Afdeling 2. Tegemoetkomingen

Art. 81.1. De Vlaamse regering kan, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, tegemoetkomingen verlenen, zoals bedoeld in artikel 82 en 83, om woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden in staat te stellen een woning te bouwen, te huren of te kopen of hun woning te renoveren, te verbeteren of aan te passen.

De tegemoetkomingen die in deze afdeling worden vermeld, kunnen enkel worden verleend wanneer de alleenstaande of het gezin geen andere woning in volle eigendom bezit, tenzij het een ongeschikte woning betreft die door de alleenstaande of het gezin zelf werd bewoond. Naar gelang van het geval moet de huurprijs van de woning of de waarde of omvang ervan in overeenstemming zijn met de normen die de Vlaamse regering vaststelt.

De Vlaamse regering bepaalt de bijzondere voorwaarden voor de toepassing van deze afdeling. 2. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen ervan, kunnen het deel van de huurprijs dat overeenstemt met de hulp die zij voor de huisvesting van de betrokken gezinnen verlenen, rechtstreeks betalen aan de gemeenten en de sociale woonorganisaties die woningen verhuren overeenkomstig titel VII. Als een tegemoetkoming wordt verleend overeenkomstig artikel 82, betaalt het Vlaamse Gewest deze, met toepassing van het eerste lid, aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of aan de vereniging van die centra.

Art. 82.Om het verlaten van een voor bewoning ongeschikte of onaangepaste woning aan te moedigen kan er, met toepassing van artikel 81, een tegemoetkoming in de installatiekosten en in de huurprijs worden verleend ten behoeve van woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden om een woning te huren die voldoet aan de volgende drie voorwaarden : 1° de woning is geschikt om in te wonen;2° de woning is aangepast aan de gezinssamenstelling;3° de woning is aangepast aan de fysieke mogelijkheden van de huurder. Als de betrokken huurders een sociale huurwoning krijgen toegewezen of hun oorspronkelijk ongeschikte of onaangepaste woning opnieuw betrekken nadat ze werd gerenoveerd of aangepast met toepassing van artikel 18 of 90, kan enkel de tegemoetkoming in de installatiekosten, vermeld in het eerste lid, worden verleend.

De in dit artikel vermelde tegemoetkoming kan, onder de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt, worden toegekend aan dakloze gezinnen of alleenstaanden.

Art. 83.Om de verwerving en/of de renovatie, de verbetering en de aanpassing van woningen aan te moedigen, kan er, met toepassing van artikel 81, een tegemoetkoming in de kosten worden verleend ten behoeve van : 1° woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die een ongeschikte woning of een ongeschikt gebouw renoveren, of kopen en renoveren;2° woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die een sociale koopwoning, of een woning die beantwoordt aan de woonkwaliteitsnorm, kopen van een initiatiefnemer, vermeld in artikel 60, 2, of die een woning bouwen dan wel een nieuwe woning in de privé-sector kopen;3° woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die verbeteringswerkzaamheden of aanpassingswerkzaamheden, andere dan bedoeld in 4°, uitvoeren aan hun woning;4° woonbehoeftige bejaarden en personen met een handicap die hetzij zelf hun woning aanpassen aan hun fysieke mogelijkheden, hetzij inwonen bij een bloed- of aanverwant tot de tweede graad die de woning aanpast aan hun fysieke mogelijkheden. De tegemoetkoming in de kosten van verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden en de tegemoetkoming in de kosten van de aanpassing van woningen aan de fysieke mogelijkheden van bejaarden of van personen met een handicap, kunnen zowel aan de eigenaar als aan de huurder van de woning worden verleend. Met het inkomen van de bloed- of aanverwant, vermeld in het eerste lid, 4°, wordt geen rekening gehouden, behalve als deze de echtgenoot is van de persoon aan wiens fysieke mogelijkheden de woning wordt aangepast. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden waaronder deze tegemoetkoming wordt verstrekt.

Als de Vlaamse regering een tegemoetkoming verleent voor het bouwen van een woning of voor het kopen van een nieuwe woning in de privé-sector, dan maakt ze onderscheid naargelang de woning al dan niet gelegen is in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied. HOOFDSTUK V. Het recht van wederinkoop

Art. 84.De VHM, de sociale huisvestingsmaatschappijen, het VWF, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beschikken, zonder enig uitdrukkelijk beding, gedurende twintig jaar over het recht om de sociale huurwoningen en sociale koopwoningen die ze hebben verkocht aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden terug te nemen wanneer die de voorwaarden en verbintenissen als koper die voortvloeien uit de Vlaamse Wooncode en de besluiten ter uitvoering ervan niet nakomen.

De woning kan worden teruggenomen van de eerste, en in voorkomend geval, van de tweede koper tegen de oorspronkelijke verkoopprijs, vermeerderd met de gemaakte kosten van de koop en van de kosten van de verbeterings- en herstellingswerkzaamheden, voor zover deze niet werden uitgevoerd in strijd met de bepalingen op de ruimtelijke ordening en de stedenbouw. De terugname van de woning gebeurt vrij van alle lasten en hypotheken waarmee de koper de woning mocht hebben bezwaard.

De woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden kunnen de woningen slechts doorverkopen na een voorafgaande kennisgeving aan de initiatiefnemer die de woning heeft verkocht.

De instrumenterende ambtenaar leest dit artikel voor bij de verkoop van een woning, bedoeld in het eerste lid. 2. Wanneer de in 1 vermelde initiatiefnemers geen gebruik maken van hun recht van wederinkoop, hebben ze, onder de voorwaarden die de Vlaamse regering vaststelt, het recht om van de kopers van een sociale woning die deze woning wederverkopen of verhuren binnen een termijn van twintig jaar volgend op de aankoop, een vergoeding te vorderen waarvan de Vlaamse regering het minimum en het maximum bepaalt. HOOFDSTUK VI. Andere instrumenten Afdeling 1. Recht van voorkoop

Art. 85.1. De VHM, de sociale huisvestingsmaatschappijen, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beschikken over een recht van voorkoop op de woningen waaraan ze renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden hebben uitgevoerd met toepassing van artikel 18, 2, en 90.

Onverminderd het eerste lid, krijgen de VHM, de sociale huisvestingsmaatschappijen binnen hun werkgebied, en de gemeenten op hun grondgebied, een recht van voorkoop op : 1° een woning die is opgenomen op een van de lijsten van de inventaris, bedoeld in artikel 28, 1, van het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting;2° de woning, bedoeld in artikel 19, die niet werd gesloopt binnen de door de Vlaamse regering bepaalde termijn;3° een perceel, bestemd voor woningbouw, dat gelegen is in een door de Vlaamse regering te bepalen bijzonder gebied.2. Het recht van voorkoop, vermeld in 1, tweede lid, 3°, geldt niet als het goed wordt verkocht aan een descendent of aan de echtgenoot van de eigenaar, aan een van de mede-eigenaars of aan een descendent van een van hen.3. Het goed kan slechts verkocht worden nadat de verkoper aan de begunstigden van het recht van voorkoop de gelegenheid heeft gegeven om hun recht uit te oefenen.Naargelang het gaat om een openbare verkoop of om een onderhandse verkoop wordt gehandeld overeenkomstig artikel 86 of artikel 87.

Art. 86.1. Bij een openbare verkoop geeft de instrumenterende ambtenaar ten minste dertig dagen vooraf kennis van plaats, dag en uur van de verkoop : 1° in het geval, bedoeld in artikel 85, 1, eerste lid, aan de begunstigde van het recht van voorkoop;2° in de andere gevallen aan de gemeente en aan de VHM, die op haar beurt de voorgenomen verkoop ter kennis brengt aan elke sociale huisvestingsmaatschappij met een werkgebied waarin het goed gelegen is.2. Als de verkoop wordt gehouden zonder voorbehoud van eventuele uitoefening van het recht van hoger bod, vraagt de instrumenterende ambtenaar bij het einde van de opbieding en vóór de toewijzing, in het openbaar aan de aanwezige gevolmachtigden van de begunstigden van het recht van voorkoop, of zij dat recht wensen uit te oefenen tegen de laatst geboden prijs. Willen twee of meer begunstigden hun recht uitoefenen, dan wordt het goed in de hierna vermelde volgorde toegewezen : 1° de sociale huisvestingsmaatschappijen in de volgorde bepaald in het derde lid;2° de gemeente;3° de VHM. Wanneer het goed gelegen is in het werkgebied van meerdere sociale huisvestingsmaatschappijen bepaalt de VHM, volgens de regels die door de Vlaamse regering worden vastgesteld, in welke volgorde die sociale huisvestingsmaatschappijen hun recht van voorkoop kunnen uitoefenen.

De volgorde wordt samen met de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, 2°, van 1, meegedeeld aan de sociale huisvestingsmaatschappijen.

In geval van weigering, afwezigheid of stilzwijgen van de begunstigden van het recht van voorkoop, wordt de verkoop voortgezet. 3. Als de verkoop wordt gehouden onder voorbehoud van eventuele uitoefening van het recht van hoger bod, beperkt de instrumenterende ambtenaar zich ertoe het hoger bod of, als er geen hoger bod gedaan wordt of als het niet wordt aanvaard, het laatste bod ter kennis te brengen van de begunstigde of de begunstigden, zoals bepaald in 1. Als geen van de begunstigden van het recht van voorkoop de aanvaarding van het hoger bod binnen één maand aan de instrumenterende ambtenaar heeft laten betekenen dan is de toewijzing definitief. Hebben twee of meer begunstigden de aanvaarding laten betekenen dan geldt de bepaling van 2, tweede lid.

Art. 87.1. Bij een onderhandse verkoop geeft de instrumenterende ambtenaar, naar gelang van het geval, aan de begunstigde vermeld in artikel 86, 1, 1°, of aan de begunstigden vermeld in artikel 86, 2, 2°, kennis van de inhoud van de akte die wordt opgesteld onder opschortende voorwaarde van niet-uitoefening van het recht van voorkoop. 2. Het recht van voorkoop wordt via een aangetekende brief uitgeoefend binnen twee maanden na de kennisgeving.Als twee of meer begunstigden hun recht willen uitoefenen dan geldt de bepaling van artikel 86, 2, tweede lid.

De verkoop is voltrokken zodra de aanvaarding door middel van een deurwaardersexploot aan de begunstigde is betekend. 3. Wordt het voorkooprecht niet uitgeoefend binnen die termijn, dan mag de eigenaar het goed niet ondershands verkopen tegen een lagere prijs of tegen gunstigere voorwaarden zonder nieuwe kennisgeving aan de begunstigden, bedoeld in 1. Na verloop van één jaar na het aanbod mag het goed niet ondershands worden verkocht, zelfs niet tegen de oorspronkelijke voorwaarden, zonder een nieuwe kennisgeving aan dezelfde begunstigden. 4. De instrumenterende ambtenaar voor wie een akte van verkoop uit de hand wordt verleden met betrekking tot een woning waarop een recht van voorkoop rust, moet binnen één maand na de registratie, aan de begunstigden bedoeld in 1, kennis geven van de prijs en van de voorwaarden van de verkoop.

Art. 88.1. In geval van miskenning van het recht van voorkoop, heeft elke begunstigde het recht om in de plaats van de koper te worden gesteld. De vordering moet gelijktijdig tegen de verkoper en de eerste koper worden ingesteld. De bepaling van artikel 86, 2, tweede lid, geldt wanneer meerdere begunstigden een vordering instellen.

De vordering is eerst ontvankelijk na inschrijving op de kant van de overschrijving van de betwiste akte en, eventueel, op de kant van de overschrijving van de laatst overgeschreven titel.

De indeplaatsgestelde betaalt aan de koper de prijs terug die deze heeft betaald. De verkoper is gehouden aan de koper de kosten van de akte te vergoeden. De indeplaatsgestelde is slechts gebonden aan de verplichtingen die voor de koper voortvloeien uit de authentieke akte van verkoop en aan de lasten waarin de koper heeft toegestemd, voor zover die lasten zijn ingeschreven of overgeschreven vóór de inschrijving van zijn eis. De vordering tot indeplaatsstelling verjaart, bij openbare verkoop, na drie maanden vanaf de definitieve toewijzing en, bij onderhandse uit de hand, na drie maanden vanaf de kennisgeving, vermeld in artikel 87, 4. Bij gebrek aan deze kennisgeving verjaart de vordering na twee jaar vanaf de overschrijving van de akte.

Als de rechter de vordering tot indeplaatsstelling inwilligt, geldt het vonnis als titel. Elke uitspraak op een eis tot indeplaatsstelling wordt ingeschreven achter de inschrijving van de eis. 2. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regelen voor de toepassing van deze afdeling.

Art. 89.Wanneer een begunstigde van een recht op voorkoop, bedoeld in artikel 85, 1, eerste lid gebruik maakt van dit recht, wordt de verkoopprijs, bedoeld in de artikelen 86 en 87, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het resultaat van de volgende formule : sb - (a x sb/27), waarbij sb staat voor het subsidiabele bedrag van de kosten voor de renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerken, en a voor het aantal volledige jaren gedurende de welke de begunstigde van het recht op voorkoop de beschikking had over de woning. Afdeling 2. Sociaal beheer van woningen

Art. 90.1. De gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een sociale woonorganisatie, met uitzondering van een huurdersorganisatie, verkrijgen onder de voorwaarden, vermeld in dit artikel, van rechtswege een sociaal beheersrecht over de volgende woningen : 1° de woningen die opgenomen zijn op de lijst van de leegstaande gebouwen en/of woningen, bedoeld in arti-kel 28, 1 van het decreet op de heffing ter bestrijding van de leegstand en verkrotting, en die beantwoorden aan de normen, bedoeld in artikel 5;2° de woningen, bedoeld in artikel 18, 1, die niet werden gerenoveerd, verbeterd of aangepast binnen de termijn die door de Vlaamse regering werd vastgesteld. Het verkrijgen van het sociale beheersrecht over een woning, vermeld in 1, eerste lid, 1° is afhankelijk van de volgende voorwaarden : 1° de volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker, naar gelang van het geval, heeft het schriftelijk aanbod van de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of de sociale woonorganisatie om de leegstaande woning te huren tegen een huurprijs, berekend volgens door de Vlaamse regering bepaalde objectieve criteria, niet aanvaard binnen een termijn van 1 maand volgend op de datum van het aanbod.Bij de vaststelling van de huurprijs wordt rekening gehouden met de heffing die op het ogenblik van het aanbod op de woning verschuldigd is overeenkomstig het decreet op de heffing ter bestrijding van de leegstand en verkrotting; 2° binnen een maand volgend op de verwerping van het aanbod of, in voorkomend geval, het verstrijken van de termijn, vermeld in 1°, werd, naar gelang van het geval, de volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker schriftelijk verwittigd van het voornemen om het sociale beheersrecht uit te oefenen bij het verstrijken van een termijn van drie maanden volgend op deze kennisgeving;3° de woning staat leeg bij het verstrijken van de termijn van drie maanden volgend op de kennisgeving, bedoeld in 2°. Het verkrijgen van het sociale beheersrecht over een woning, vermeld in 1, eerste lid, 2° is afhankelijk van de volgende voorwaarden : 1° de volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker, naar gelang van het geval, heeft het schriftelijk aanbod van de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of de sociale woonorganisatie, om de vereiste werken uit te voeren onder de voorwaarden, vermeld in artikel 18, 2, niet aanvaard binnen een termijn van 1 maand volgend op de datum van het aanbod;2° binnen een maand volgend op de verwerping van het aanbod of, in voorkomend geval, het verstrijken van de termijn, vermeld in 1°, werd, naar gelang van het geval, de volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker schriftelijk verwittigd van het voornemen om het sociale beheersrecht uit te oefenen bij het verstrijken van een termijn van drie maanden volgend op deze kennisgeving;3° de vereiste renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden zijn niet uitgevoerd bij het verstrijken van de termijn van drie maanden, bedoeld in 2°. De volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, de vruchtgebruiker en hun bloed- of aanverwanten tot de tweede graad hebben, voor zover ze de betrokken woning zelf bewoonden en voldoen aan de voorwaarden die door de Vlaamse regering worden bepaald, een absolute prioriteit bij de toewijzing van deze woning. 2. De gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of de sociale woonorganisatie brengt, naar gelang van het geval, de volle eigenaar, de houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker schriftelijk in kennis van de verwerving van het sociale beheersrecht. Vanaf de datum van de kennisgeving beschikt de gemeente, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of de woonorganisatie, onverminderd de toepassing van de bepaling van het derde lid, gedurende negen jaar over de bevoegdheid om de woning voorlopig te beheren, met inbegrip van de bevoegdheid om de woning te verhuren als sociale huurwoning overeenkomstig de bepalingen van titel VII en alle werkzaamheden uit te voeren met het oog op deze verhuring. Wanneer in of aan de woning werkzaamheden worden uitgevoerd met het oog op de verhuring, wordt de termijn van negen jaar verlengd met het aantal maanden dat nodig is om bij een betaling van de basishuurprijs, berekend overeenkomstig artikel 99, de kosten van die werkzaamheden te recupereren.

De eigenaar, houder van het recht van opstal of erfpacht en de vruchtgebruiker, evenals de verkrijger om niet of onder bezwarende titel van deze rechten, zijn verplicht de huurovereenkomsten die door de houder van het sociaal beheersrecht werden afgesloten na te leven.

Wanneer de woning na het beëindigen van het sociale beheersrecht opnieuw te huur wordt gesteld, wordt deze bij voorrang aangeboden aan de zittende huurder tegen een huurprijs die de laatst betaalde huurprijs, berekend overeenkomstig artikel 99, met niet meer dan de helft ervan mag overschrijden. Wanneer de zittende huurder het aanbod weigert, kan de woning vrij te huur worden aangeboden. 3. De volle eigenaar, houder van het recht van opstal of erfpacht of de vruchtgebruiker ontvangt vanaf het ogenblik van het afsluiten van de huurovereenkomst, bedoeld in 2, een vergoeding die overeenkomt met het kadastraal inkomen van de woning, aangepast aan het in artikel 518 van het wetboek van de inkomstenbelasting bedoelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk dat van toepassing is op het ogenblik van de kennisgeving van de verkrijging van het sociale beheersrecht, bedoeld in 2.De aldus berekende vergoeding wordt jaarlijks aangepast aan het in artikel 518 van het wetboek van de inkomstenbelasting bedoelde indexcijfer.

De vergoeding, berekend overeenkomstig het eerste lid, mag nooit hoger zijn dan de huurprijs die de zittende huurder aan de houder van het sociaal beheersrecht verschuldigd is. 4. De volle eigenaar, houder van het recht van opstal of erfpacht, of de vruchtgebruiker kan tegen de verkrijging en uitoefening van het sociaal beheersrecht beroep instellen bij de Vlaamse regering.De betwisting schort de uitoefening van het sociaal beheersrecht niet op.

De Vlaamse regering regelt de procedure voor het instellen en het behandelen van het beroep.

TITEL VII. De verhuring van woningen in de sociale sector HOOFDSTUK I. Gemeenschappelijke bepalingen inzake de sociale huurwoningen

Art. 91.1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de woningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen en op de krachtens artikel 60 tot 75 gesubsidieerde woningen die worden verhuurd of onderverhuurd door het VWF, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de sociale verhuurkantoren. Ze zijn niet van toepassing op woningen die als serviceflats beschikbaar worden gesteld in het kader van het Vlaamse Welzijnsbeleid.

Met toepassing van artikel 1717, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek kunnen de instanties, vermeld in het eerste lid, de woningen die ze zelf hebben gehuurd, onderverhuren als sociale huurwoningen, met toepassing van de bepalingen van deze titel. 2. De Vlaamse regering stelt de voorwaarden vast voor de verhuring van sociale huurwoningen, met inachtneming van de bepalingen van deze titel.De Vlaamse regering kan specifieke voorwaarden vaststellen voor de woningen die worden verhuurd door : 1° de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen, na advies van de VHM;2° het VWF, na advies van het VWF;3° de gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de sociale verhuurkantoren. De Vlaamse regering bepaalt welke sancties worden opgelegd aan de verhuurder en de huurder die de voorwaarden, gesteld in of overeenkomstig deze titel, niet naleven of die hun verplichtingen niet nakomen. 3. Voor de aspecten die niet geregeld zijn in deze titel of in de besluiten die genomen zijn ter uitvoering van deze titel, gelden de bepalingen van afdeling 1 en 2 van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, van het Burgerlijk Wetboek, voor zover ze niet afwijken van voormelde regelingen, noch in strijd zijn met de geest ervan.

Art. 92.Een sociale huurwoning wordt verhuurd op grond van een schriftelijke huurovereenkomst, die ten minste de hierna vermelde gegevens en regelingen bevat : 1° de datum waarop de woning beschikbaar wordt gesteld en waarop de huurovereenkomst ingaat;2° de verplichtingen van de huurder, onder meer in verband met de betaling van de huur en het onderhoud van de woning;3° de elementen voor de berekening van de bedragen die de huurder moet betalen en de manier waarop die betaling plaatsvindt;4° de territoriaal bevoegde rechtbank bij geschil. Wanneer de huurovereenkomst betrekking heeft op een woning waarover de verhuurder slechts voor een beperkte termijn beschikt, vermeldt ze tevens de duur. Die mag niet minder bedragen dan 9 jaar, tenzij de verhuurder zelf maar voor een kortere periode over de woning kan beschikken. De Vlaamse regering kan uitzonderingen toestaan op voormelde minimumtermijn, onder meer voor de tijdelijke opvang van gezinnen die in een noodsituatie verkeren of wachten op een aangepaste woning.

Art. 93.1. De verhuurder houdt een kandidatenregister bij dat de identiteit vermeldt van alle kandidaat-huurders, alsook van de huurders aan wie in de loop van het lopende en het vorige kalenderjaar een sociale huurwoning werd toegewezen. De inschrijving gebeurt in volgorde van de indiening van de aanvragen. Het register maakt verder melding van het bestaan van eventuele prioriteiten, zoals bedoeld in artikel 95.

Behalve wanneer de kandidaat-huurder uitdrukkelijk en schriftelijk te kennen geeft dat zijn kandidatuur enkel betrekking heeft op sociale huurwoningen in een welbepaald gebied of op sociale huurwoningen die voldoen aan specifieke kenmerken, geldt de inschrijving voor alle sociale huurwoningen van de verhuurder, dat wil zeggen voor zover deze sociale huurwoningen overeenstemmen met het door de kandidaat-huurder gewenste type van woning. 2. De verhuurder houdt een woningregister bij waarin al zijn sociale huurwoningen zijn opgenomen, met vermelding van de specifieke kenmerken ervan.Voor de woningen waarover de verhuurder slechts voor een beperkte termijn beschikt, wordt eveneens de vervaldatum vermeld van de rechten die hij erop heeft. 3. De Vlaamse regering kan de invoering regelen van een centraal woningregister met betrekking tot de sociale huurwoningen, hetzij op het niveau van het Vlaamse Gewest, hetzij op het niveau van gebieden die ze omschrijft. In dat geval bezorgen de sociale woonorganisaties, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn alle daartoe noodzakelijke gegevens aan de administratie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die door de Vlaamse regering met het beheer van dit register wordt belast.

Art. 94.De Vlaamse regering bepaalt de vorm en de inhoud van de registers bedoeld in artikel 93, de wijze waarop deze registers worden bijgehouden en periodiek bijgewerkt en hoe het toezicht erop wordt georganiseerd.

Elke huurder en kandidaat-huurder van een sociale huurwoning beschikt over een inzagerecht met betrekking tot de registers waarin hij is ingeschreven en hij kan zich daarvoor laten bijstaan. De Vlaamse regering regelt het inzagerecht.

Art. 95.De kandidaat-huurder kan slechts worden toegelaten tot een sociale huurwoning wanneer hij voldoet aan de voorwaarden inzake onroerend bezit en gezinsinkomen, die de Vlaamse regering vaststelt.

De verhuurder verleent voorrang aan diegenen die hij moet herhuisvesten overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 18, 2, tweede lid, 26, en 60, 3, en aan de personen bedoeld in artikel 90, 1, vierde lid.

De sociale huurwoningen worden toegewezen door het bevoegd orgaan van de verhuurder, rekening houdend met de keuze van de kandidaat-huurders qua type en ligging van de woning en met de prioriteiten die de Vlaamse regering vaststelt. De Vlaamse regering besteedt bij de vaststelling van prioriteiten voor de toewijzing van sociale huurwoningen extra aandacht aan kandidaat-huurders die behoren tot de meest behoeftige gezinnen of alleenstaanden en aan bewoners van een sociale huurwoning die willen verhuizen naar een woning die aan de gezinssamenstelling is aangepast.

Behalve in de gevallen die de Vlaamse regering bepaalt, geldt binnen elke prioriteit de chronologische volgorde van inschrijvingen in het kandidatenregister, vermeld in artikel 93.

De Vlaamse regering stelt een verhaalprocedure in voor kandidaat-huurders die zich benadeeld achten bij de toewijzing van een sociale huurwoning.

Art. 96.1. De huurder van een sociale huurwoning moet tijdens de hele duur van de huurovereenkomst voldoen aan de voorwaarden inzake onroerend bezit, bedoeld in artikel 95. De Vlaamse regering kan daarop evenwel algemene uitzonderingen toestaan voor bijzondere en tijdelijke situaties.

De Vlaamse regering bepaalt de overige voorwaarden waaraan de huurder van een sociale huurwoning blijvend moet voldoen. 2. De huurder mag de bestemming, vermeld in de huurovereenkomst, niet wijzigen, tenzij met instemming van de verhuurder.Hij mag de huur niet overdragen, noch zijn woning geheel of, behalve met instemming van de verhuurder, gedeeltelijk onderverhuren.

Art. 97.De huurder stelt bij de toewijzing van de sociale huurwoning een waarborg ter nakoming van zijn verbintenissen. De opbrengst van de waarborg is bestemd voor de huurder. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden dienaangaande.

De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de VHM en met inachtneming van de navolgende bepalingen, welke kosten en vergoedingen ten laste van de verhuurder kunnen worden gelegd en welke regels gelden voor de inning en de controle erop.

Alle kosten en vergoedingen die betrekking hebben op diensten of leveringen aan de huurder, die in de huurovereenkomst zijn omschreven, komen ten laste van de huurder ten bedrage van de reële uitgaven waarmee ze overeenstemmen. Ze zijn niet begrepen in de huurprijs.

Alle lasten die betrekking hebben op het bezit en de uitoefening van zakelijke rechten op het onroerend goed komen ten laste van de verhuurder.

Art. 98.1. Behalve in het geval, bedoeld in artikel 92, tweede lid, wordt de huurovereenkomst gesloten voor onbepaalde duur. Ze neemt van rechtswege een einde op de laatste dag van de maand die volgt op de datum waarop de verhuurder het overlijden van de langstlevende huurder heeft vernomen. 2. De huurder kan de huurovereenkomst te allen tijde beëindigen als hij een opzeggingstermijn van 3 maanden in acht neemt.Wanneer meerdere personen de woning huren, kan de opzegging door één van hen niet worden tegengeworpen aan de overige huurders. 3. De verhuurder kan de lopende huurovereenkomst enkel beëindigen in de hierna vermelde gevallen : 1° wanneer de huurder niet meer voldoet aan de voorwaarden, gesteld overeenkomstig artikel 96, 1;2° bij een ernstige tekortkoming van de huurder met betrekking tot zijn verplichtingen;3° bij wanbetaling. De opzeggingstermijn bedraagt 6 maanden.

Als de tekortkoming bedoeld in het eerste lid, 2° of 3° het gevolg is van het feit dat de huurder onvermogend is, dan kan de huurovereenkomst slechts beëindigd worden na overleg met het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Art. 99.1. De Vlaamse regering bepaalt, binnen door haar vastgestelde onder- en bovengrenzen, de wijze van berekening en aanpassing van het bedrag dat de huurder moet betalen om de sociale huurwoning te bewonen. Voor die berekening zijn bepalend : 1° een basishuurprijs die wordt berekend op basis van door de Vlaamse regering te bepalen criteria die enkel betrekking hebben op de woning zelf, en waarbij er rekening wordt gehouden met de financieringskosten van de sociale huurwoning;2° het gezinsinkomen en de gezinssamenstelling. Voormeld bedrag wordt periodiek aangepast aan eventuele wijzigingen van de basishuurprijs, alsook bij wijzigingen in het gezinsinkomen of de gezinssamenstelling. 2. Wanneer het bedrag, berekend overeenkomstig 1, de basishuurprijs met een door de Vlaamse regering te bepalen percentage overschrijdt, dan wordt het surplus beschouwd als een solidariteitsbijdrage. De solidariteitsbijdragen dienen de verhuurder als compensatie voor de huurprijzen die minder bedragen dan de basishuurprijs. 3. Voor het gebruik van ruimten die van de woning afgezonderd zijn, kan een huurprijs worden aangerekend waarvoor de regeling van 1 niet geldt, tenzij ze worden verhuurd aan een huurder van een sociale huurwoning van de verhuurder.4. De verhuurder informeert de huurder jaarlijks over de manier waarop het te betalen bedrag wordt berekend en geeft, op eenvoudig verzoek van de huurder, de noodzakelijke toelichting. HOOFDSTUK II. Specifieke bepalingen

Art. 100.1. De VHM stelt een type-huurovereenkomst vast voor de woningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de sociale huisvestingsmaatschappijen of door haarzelf.

De type-huurovereenkomst wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering.

Van de type-huurovereenkomst kan enkel worden afgeweken in de gevallen die de Vlaamse regering bepaalt. 2. In afwijking van artikel 93, kan de Vlaamse regering de invoering regelen van een centraal kandidatenregister met betrekking tot de sociale huurwoningen van de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen die op eenzelfde grondgebied actief zijn. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de toewijzingsregels van artikel 95. 3. Wanneer het jaarlijkse totaal van de reële huurprijzen hoger is dan het jaarlijkse totaal van de basishuurprijzen, dan worden de solidariteitsbijdragen, bedoeld in artikel 99, 2, gebruikt voor de betaling van de eventuele bijdrage van de sociale huisvestingsmaatschappij in kwestie in het solidariteitsfonds, bedoeld in artikel 46.

Art. 101.Wanneer het jaarlijkse totaal van de reële huurprijzen hoger is dan het jaarlijkse totaal van de basishuurprijzen, dan worden de solidariteitsbijdragen van huurders van een sociale huurwoning die wordt verhuurd door het VWF, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of een sociaal verhuurkantoor gestort in een bijzonder fonds waarvan de Vlaamse regering het gebruik en het beheer regelt.

De in dit artikel vermelde verhuurders zijn verplicht om de basishuurprijzen en de reële huurprijzen van hun sociale huurwoningen jaarlijks aan de beheerder van het bijzonder fonds mee te delen.

Art. 102.De erkende samenwerkings- en overlegstructuur, bedoeld in artikel 57, houdt een woningregister bij van alle sociale huurwoningen van de erkende sociale verhuurkantoren. Dat register wordt periodiek bijgewerkt op basis van de gegevens die de erkende sociale verhuurkantoren bezorgen.

TITEL VIII. Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 103.1. Onverminderd 3, worden de hierna vermelde bepalingen van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971 en gewijzigd bij de wet van 18 mei 1973, voor het Vlaamse Gewest gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1978 en bij de decreten van 16 november 1983, 30 oktober 1984, 30 november 1988, 5 juli 1989, 4 april 1990, 23 oktober 1991 en 22 december 1995 en 8 juli 1996 opgeheven voor het Vlaamse Gewest : 1° hoofdstuk 1 tot en met 4 van titel I, met uitzondering van artikel 9, tweede lid, 20, tweede lid en 23, alsook artikel 71, 79, 80bis, 81 tot en met 82bis, 90, 92, 93 en 96bis, 1 tot en met 5 en 8;2° artikel 67, 68 en 94bis;3° artikel 80ter en 96bis, 7;4° hoofdstuk 5 van titel I, hoofdstuk 5 van titel III en artikel 91 en 96, 1 en 2;5° hoofdstuk 6 van titel I en artikel 96ter;6° artikel 80, 94, 95 en 96, 3.2. Zolang ze niet worden opgeheven, blijven de hierna vermelde bepalingen van de Huisvestingscode in het Vlaamse Gewest van toepassing, waarbij er rekening wordt gehouden met de latere wijzigingen ervan, 1° artikel 9, tweede lid, wat de woningen betreft die het Vlaamse Gewest, als rechtsopvolger van het Nationaal Instituut voor de Huisvesting, afgeschaft bij de wet van 28 december 1984, bouwt in het kader van vernieuwende en experimentele woonprojecten zoals bedoeld in artikel 59, tweede lid van de Vlaamse Wooncode;2° artikel 20, tweede lid, wat de onroerende verrichtingen van de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen betreft;3° artikel 23, wat de akten betreffende de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen betreft;4° artikel 89;3. In afwijking van 1 blijven de hierna vermelde bepalingen van de Huisvestingscode gelden voor de ernaast vermelde verrichtingen, voor zover die verrichtingen dateren van vóór de inwerkingtreding van de opheffingsbepalingen van 1 die er betrekking op hebben : 1° artikel 38, tweede lid, 1°, a) en b), 41, 79, 80bis en 81 tot en met 82bis, wat de door de Staat en het Vlaamse Gewest te dragen lasten betreft inzake gewaarborgde leningen, aangegaan door de VHM, het VWF of hun rechtsvoorgangers;2° artikel 83, wat de gewaarborgde sociale leningen betreft en artikel 87, wat de gewaarborgde leningen voor middelgrote woningen betreft;3° artikel 57 tot en met 60, wat de leningen aangegaan door mijnwerkers betreft;4° artikel 80, 94, 95 en 96, 3, wat de subsidiedossiers betreft waarvoor reeds een vastlegging van kredieten werd genomen, of waarvan operaties en werkzaamheden zijn opgenomen op een door de Vlaamse regering goedgekeurd programma;5° artikel 84 en 96, 1 en 2, wat betreft de door gezinnen of alleenstaanden ingediende aanvragen voor premies en tegemoetkomingen in de kosten.

Art. 104.Voor het Vlaamse Gewest worden opgeheven : 1° artikel 3 van de wet van 11 oktober 1919 tot oprichting van een Nationale Maatschappij voor goedkope woningen en woonvertrekken, voor haar wijziging door de wet van 27 juni 1956;2° artikel 24 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, ingevoegd bij koninklijk besluit nr.88 van 11 november 1967 en gewijzigd bij de wet van 22 juli 1970; 3° artikel 24 van de wet van 27 juni 1956 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de huisvesting;4° artikel 4 van de wet van 2 juli 1971 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 10 december 1970 houdende de Huisvestingscode.

Art. 105.Opgeheven worden : 1° het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van een Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, gewijzigd bij het decreet van 12 december 1990, met uitzondering van artikel 2, 1, ervan alsook artikel 6, eerste lid ervan, voor zover deze bepaling betrekking heeft op de toewijzing aan de VHM van de goederen, de rechten en de verplichtingen van haar rechtsvoorgangers;2° artikel 26, 2 en 3 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, gewijzigd bij decreet van 22 december 1995;3° artikel 62 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994.

Art. 106.De sociale huisvestingsmaatschappijen die erkend zijn krachtens artikel 11, 1, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van een Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, worden geacht erkend te zijn overeenkomstig artikel 40 van de Vlaamse Wooncode.

Art. 107.De kredietinstellingen die door de Vlaamse regering erkend zijn krachtens artikel 83 van de Huisvestingscode, worden geacht erkend te zijn overeenkomstig artikel 78, eerste lid, 3°, van de Vlaamse Wooncode, voor zover ze binnen een jaar bevestigen dat ze een met de Vlaamse regering overeen te komen gedeelte van hun deposito's bij voorrang zullen gebruiken voor sociale leningen.

Art. 108.Zolang artikel 23 niet in werking getreden is : 1° kunnen de subsidies, vermeld in artikel 63, eerste lid en 69 alleen worden verleend voor verrichtingen uitgevoerd binnen een bestaande woonkern of in een gebied waar op grond van criteria die de Vlaamse regering bepaalt, een ernstige woonbehoefte wordt vastgesteld;2° moeten de woorden "een woonvernieuwingsgebied" in artikel 64, 1 en de woorden "een woonvernieuwings- of woningbouwgebied" in artikel 64, 2, 75, 1, tweede lid, 79, 4 en 83, derde lid, worden gelezen als "een bestaande woonkern".

Art. 109.De VHM-commissarissen, bedoeld in artikel 24 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, die voor de datum van inwerkingtreding van artikel 44 van de Vlaamse Wooncode door de Vlaamse regering werden aangesteld, blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip dat door de Vlaamse regering wordt bepaald.

Art. 110.Zolang ze niet worden gewijzigd, vervangen of opgeheven blijven de besluiten en andere regelingen, genomen of vastgesteld ter uitvoering van de wettelijke en decretale bepalingen die worden opgeheven bij artikel 103, 1, 104 en 105, gelden, voor zover ze niet zonder voorwerp zijn, noch in tegenstrijd zijn met de bepalingen van de Vlaamse Wooncode.

Art. 111.In artikel 34 van het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting wordt 1 vervangen door wat volgt : « 1. Onverminderd de toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet, kan de burgemeester, op eigen initiatief of op verzoek, een woning die niet beantwoordt aan de vereisten, bedoeld in artikel 31, bij besluit ongeschikt of onbewoonbaar verklaren op voorwaarde dat de gewestelijk ambtenaar de ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring heeft geadviseerd en na de eigenaar en de bewoner te hebben gehoord.

De burgemeester beveelt in dat geval alle maatregelen die hij noodzakelijk acht ter uitvoering van het besluit.

Het verzoek om een woning ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren, kan worden ingediend door het gemeentebestuur, de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, de gewestelijk ambtenaar, de sociale woonorganisaties, de gezondheidsinspecteur van het ambtsgebied waarin de woning gelegen is of elkeen die blijk geeft van een belang.

De burgemeester neemt een beslissing binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek vermeld in het tweede lid.

Tegen de beslissing of het stilzitten van de burgemeester kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse regering binnen dertig dagen volgend op de betekening van de beslissing, respectievelijk het verstrijken van de termijn, vermeld in het vorige lid.

De Vlaamse regering neemt een beslissing binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.

De Vlaamse regering kan in beroep het besluit nemen om het gebouw ongeschikt of onbewoonbaar te verklaren en de nodige maatregelen bevelen. Ze kan onder meer de burgemeester gelasten het gebouw te doen ontruimen en de toegang ertoe te verbieden. Ze bepaalt eventueel de termijn die in acht moet worden genomen voordat die maatregel wordt uitgevoerd.

Als de burgemeester de maatregelen, uitgevaardigd krachtens vorig lid, niet uitvoert, dan zijn de bepalingen van artikel 34 van het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten of van artikel 266 van de Nieuwe Gemeentewet, van toepassing. De kosten van het optreden van de commissarissen komen ten laste van de burgemeester en de kosten voor de uitvoering van de maatregelen ten laste van de gemeente.

De burgemeester deelt, volgens de bepalingen die door de Vlaamse regering worden vastgesteld, aan de administratie mee welke woningen op het grondgebied van zijn gemeente ongeschikt of onbewoonbaar werden verklaard. » .

Art. 112.De Vlaamse regering kan de bepalingen van de Vlaamse Wooncode en alle decretale bepalingen die betrekking hebben op het woonbeleid en het sociale grond- en pandenbeleid, en op de instellingen en besturen die daarbij betrokken zijn, coördineren met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.

Te dien einde kan zij : 1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen;4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen.

Art. 113.De Vlaamse regering bepaalt welke personeelsleden ingevolge de gewijzigde opdrachten van de VHM, worden overgedragen aan de Vlaamse regering om geïntegreerd te worden in het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een andere Vlaamse openbare instelling, en welke personeelsleden vanuit het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een andere Vlaamse openbare instelling worden overgedragen naar de VHM of de dochteronderneming, bedoeld in artikel 30, 2.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels inzake de overdracht van de betrokken personeelsleden.

Art. 114.1. De hierna vermelde bepalingen treden in werking de eerste dag van de derde maand volgend op de bekendmaking van de Vlaamse Wooncode in het Belgisch Staatsblad : 1° titel I;2° titel II;3° titel V, met uitzondering van artikel 44;4° artikel 84 van titel VI;5° artikel 103, 1, 1° en 5°, 2 en 3, 1° en 3°, 104 met uitzondering van 2°, 105 met uitzondering van 2°, alsook artikel 106, 109, 110, 112 tot en met 114 van titel VIII.2. De hierna vermelde artikelen treden in werking op de ernaast vermelde data 1° artikel 103, 1, 2°, op de datum van inwerkingtreding van titel III;2° artikel 103, 1, 3°, op de datum van inwerkingtreding van titel VII;3° artikel 103, 1, 4°, op de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk IV van titel VI;4° artikel 103, 1, 6°, op de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk II van titel VI;5° artikel 103, 3, 2°, op de datum van inwerkingtreding van afdeling 1 van hoofdstuk IV van titel VI;6° artikel 103, 3, 4°, op de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk II van titel VI;7° artikel 103, 3, 5°, op de datum van inwerkingtreding van afdeling 2 van hoofdstuk IV van titel VI;8° artikel 104, 2°, op de datum van inwerkingtreding van artikel 44;9° artikel 105, 2°, op de datum van inwerkingtreding van artikel 59;10° artikel 111 op de datum van inwerkingtreding van titel III.3. De bepalingen van artikel 107 en 108 treden in werking, telkens in de mate dat de erin aangehaalde bepalingen van titel VI in werking zijn gesteld.4. De Vlaamse regering regelt de inwerkingtreding van de overige bepalingen van de Vlaamse Wooncode.Voor titel III en hoofdstuk VI van titel VI gebeurt dit binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit artikel.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 15 juli 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS

^