Etaamb.openjustice.be
Decreet van 15 juli 1997
gepubliceerd op 17 september 1997

Decreet houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036107
pub.
17/09/1997
prom.
15/07/1997
ELI
eli/decreet/1997/07/15/1997036107/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JULI 1997. Decreet houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° gezin : de aangelegenheid bedoeld in artikel 5, § 1, II, 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en de latere wijzigingen;2° welzijn : het geheel van de aangelegenheden bedoeld in artikel 5, § 1, II, 2 tot 7 van de bijzondere wet bedoeld in 1;3° Raad : de Gezins- en Welzijnsraad, bedoeld in artikel 3;4° beroepscommissie : de adviserende beroepscommissie, bedoeld in artikel 13;5° regering : de Vlaamse regering. HOOFDSTUK II. - De Gezins- en Welzijnsraad

Art. 3.Er wordt voor de Vlaamse Gemeenschap een Gezins- en Welzijnsraad opgericht.

Art. 4.De Raad heeft als opdracht het gezins- en welzijnsbeleid en de ontwikkelingen inzake gezin en welzijn op te volgen en te toetsen aan de gezins- en welzijnsnoden in de samenleving, het aanbod van gezins- en welzijnsvoorzieningen te evalueren en voorstellen te formuleren voor de verdere ontwikkeling ervan, evenals de regering advies te verstrekken omtrent gezins- en welzijnsaangelegenheden.

Art. 5.In het kader van zijn algemene opdracht, vermeld in artikel 4, heeft de Raad de volgende specifieke opdrachten : 1° de maatschappelijke ontwikkelingen opvolgen en interpreteren vanuit een gezins- en welzijnsperspectief;2° in het kader van een inclusief beleid, het beleid van de Vlaamse regering toetsen op zijn welzijnseffecten;3° de evoluties inzake organisatie en methodes van hulp- en dienstverlening analyseren en daarover een beleidsvisie ontwikkelen;4° het bestaande gezins- en welzijnsbeleid en het bestaande geheel aan voorzieningen evalueren;5° de geformuleerde beleidsalternatieven toetsen op hun effecten en de mogelijke samenhangen, spanningen en overlappingen met de reeds bestaande zorgstructuren onderzoeken;6° op verzoek van de regering adviseren over de voorontwerpen van decreet en ontwerpen van besluiten inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden.

Art. 6.De Raad is samengesteld uit 25 leden, waaronder een voorzitter en twee ondervoorzitters, allen deskundig inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden. Zij worden door de regering benoemd voor een éénmaal hernieuwbare termijn van vijf jaar.

Bij de benoeming van de leden moet rekening gehouden worden met de volgende criteria : 1° de kandidaten moeten bij voorkeur over meer dan één sector uit de gezins- en welzijnszorg deskundig zijn;2° de kandidaten zullen bij voorkeur gekozen worden uit personen die minimum vijf jaar ervaring hebben in de gezins- en welzijnssector;3° ten hoogste twee derde van de leden is van hetzelfde geslacht.

Art. 7.§ 1. De Raad komt minstens viermaal per jaar in plenaire zitting bijeen.

Over de adviezen op verzoek van de regering rapporteert de Raad aan de regering binnen de gestelde termijn. De Raad kan, binnen zijn opdracht zoals bepaald in de artikelen 4 en 5, op eigen initiatief adviezen uitbrengen en daarover aan de regering rapporteren. De Raad maakt de door hem uitgebrachte eindadviezen openbaar. Het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 10, bepaalt de wijze waarop dit gebeurt. § 2. Binnen de Raad wordt een bureau opgericht dat samengesteld is uit de voorzitter, de twee ondervoorzitters van de Raad en de vier voorzitters van de vaste commissies, zoals vermeld in artikel 8.

Het bureau heeft als opdracht de werkzaamheden van de Raad te organiseren, te coördineren en voor te bereiden, evenals de beslissingen van de Raad uit te voeren.

De werking van de Raad en van het bureau wordt geregeld in het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 10.

Art. 8.§ 1. De Raad telt vier vaste commissies : de commissie Gezinsbeleid, de commissie Ouderenbeleid, de commissie Zorg en de commissie Ontwikkeling en Emancipatie. § 2. De commissie Gezinsbeleid adviseert vanuit een gezinsperspectief over alle relevante beleidssectoren. Ze heeft aandacht voor de effecten van het beleid op gezinnen. Haar opstelling is daarom eerst en vooral intersectoraal. Daarnaast adviseert deze commissie ook over het gezinsbeleid als zodanig. § 3. De commissie Ouderenbeleid adviseert op een intersectorale en inclusieve wijze over het ouderenbeleid. Ze volgt vanuit het ouderenperspectief de verschillende relevante beleidsdomeinen en de beleidseffecten op de levensomstandigheden van ouderen, in al hun verscheidenheid. Daarnaast adviseert ze specifiek over het sectoraal ouderenbeleid. § 4. De commissie Zorg adviseert over het inclusief beleid inzake individuele bijstand of hulpverlening - zowel de formele als de informele - voor verschillende categorieën van hulpvragers en zorgbehoevenden. Het betreft zowel de thuiszorg als de ambulante zorg, de semi-residentiële en de residentiële zorg. § 5. De commissie Ontwikkeling en Emancipatie adviseert over inclusief welzijnsbevorderend en armoedebeleid, waarbij de nadruk ligt op het werken aan structurele oplossingen voor welzijnsnoden en waarbij de doelgroepen meestal zelf een actieve rol spelen bij de formulering en de oplossing van de problemen. § 6. Elke commissie is samengesteld uit drie leden die de Raad in zijn schoot aanwijst, en tien deskundigen die op basis van door de Raad opgestelde dubbele voordrachtslijsten door de regering worden benoemd.

Het mandaat van deze deskundigen verstrijkt samen met dat van de leden van de Raad. Onder de drie door hen aangewezen leden kiest de Raad een voorzitter en een ondervoorzitter van de commissie. § 7. Elke commissie wordt opgericht binnen de drie maanden na de concrete samenstelling van de Raad. § 8. De werking van de commissies wordt geregeld in het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 10.

De commissies kunnen advies uitbrengen op verzoek van de regering of op verzoek van de Raad. Ze kunnen op eigen initiatief advies uitbrengen binnen de grenzen van de opdrachten die hen in dit artikel worden toegewezen.

De commissies rapporteren altijd aan de Raad, in voorkomend geval binnen de door de Raad gestelde termijn. De Raad is ertoe gehouden de adviezen van de vaste commissies, aangevuld met haar eigen advies en in voorkomend geval binnen de gestelde termijn, aan de regering te rapporteren. § 9. Vertegenwoordigers van de regering en van de administratie kunnen op uitnodiging van de Raad of van de commissies met raadgevende stem deelnemen aan de vergaderingen van de Raad en van de commissies.

Art. 9.De Raad kan werkgroepen oprichten voor het voorbereiden van een advies in de gezins- en welzijnsaangelegenheden die hij zelf bepaalt.

Deze werkgroepen hebben een beperkte, door de Raad omschreven opdracht. Na het vervullen van de opdracht wordt de werkgroep opgeheven door de Raad.

Art. 10.De Raad stelt, op de wijze en binnen de termijn door de regering bepaald, een jaarverslag omtrent zijn werking op. Dit jaarverslag wordt voorgelegd aan het Vlaams Parlement.

De Raad legt, binnen de drie maanden na zijn concrete samenstelling, aan de regering een voorstel van huishoudelijk reglement voor met betrekking tot de werking van de Raad zelf, van de vaste commissies en van de werkgroepen.

De regering stelt vervolgens het huishoudelijk reglement vast.

Art. 11.De werkingskosten van de Raad alsmede de presentiegelden en vergoedingen vallen ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.

De presentiegelden en vergoedingen aan de voorzitter, de ondervoorzitters, de leden van de Raad, de voorzitter, ondervoorzitter en de leden van de vaste commissies, de voorzitter, ondervoorzitter en de leden van de werkgroepen worden toegekend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesraden.

Art. 12.Het secretariaat van de Raad wordt waargenomen door ambtenaren van de administratie die met dit doel door de regering werden aangesteld. HOOFDSTUK III. - De adviserende beroepscommissie

Art. 13.Er wordt een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden opgericht.

De beroepscommissie heeft als opdracht de regering te adviseren met betrekking tot bij de regering ingediende beroepen, bezwaar- of verweerschriften tegen één van de volgende beslissingen die in gezins- en welzijnsaangelegenheden door de regering of een andere bevoegde instantie zijn genomen, of tegen het door de regering of die instantie geuite en formeel betekende voornemen tot het nemen van één van die beslissingen : 1° de weigering van een vergunning of van de verlenging ervan;2° de weigering van een erkenning, van de verlenging of van de wijziging ervan, evenals de schorsing of de intrekking van een erkenning;3° de sluiting van een voorziening.

Art. 14.§ 1. De beroepscommissie bestaat uit 7 leden, waaronder een voorzitter en een ondervoorzitter. De regering benoemt de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de beroepscommissie voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

De beroepscommissie kan meerdere kamers samenstellen met experten die de adviezen voorbereiden. § 2. De regering regelt de werking van de beroepscommissie. Zij bepaalt de termijn waarbinnen de beroepscommissie advies dient uit te brengen en de termijn waarbinnen ze, na ontvangst van het advies, een beslissing zal nemen.

De regering kan geen beslissing nemen op de in artikel 13 bedoelde beroepen, bezwaar- of verweerschriften dan na ontvangst van het advies van de beroepscommissie tenzij wanneer de termijn is verstreken waarbinnen het advies moest worden gegeven. § 3. De beroepscommissie legt, binnen de drie maanden na zijn concrete samenstelling, aan de regering een voorstel van huishoudelijk reglement voor met betrekking tot de werking van de beroepscommissie.

De regering stelt vervolgens het huishoudelijk reglement vast. § 4. De beroepscommissie krijgt van de administratie alle informatie die ze meent nodig te hebben voor het uitbrengen van haar advies.

Art. 15.De presentiegelden en vergoedingen van de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de beroepscommissie worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen.

De werkingskosten van de beroepscommissie evenals de presentiegelden en vergoedingen vallen ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 16.Het secretariaat van de beroepscommissie wordt waargenomen door ambtenaren van de administratie die met dit doel door de regering werden aangesteld. HOOFDSTUK IV. - Opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffingsbepaling

Art. 17.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 16 december 1981 tot oprichting van een Vlaamse Hoge Raad voor Personen met een Handicap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 22 december 1982 en 10 januari 1990;2° het besluit van de Vlaamse regering van 3 maart 1982 tot oprichting van een Vlaamse Hoge Raad voor Migranten;3° het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1982 tot oprichting van een Vlaamse Hoge Raad voor de Derde Leeftijd, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 9 oktober 1991;4° het besluit van de Vlaamse regering van 25 november 1987 tot oprichting van een Vlaamse Hoge Raad voor het Gezin;5° het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 1988 houdende oprichting, samenstelling en werkwijze van de commissie ingesteld bij artikel 24 van het decreet van 27 juni 1985 inzake bijzondere jeugdbijstand, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1989, 12 oktober 1994, 5 april 1995 en 23 april 1996;6° het besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1991 betreffende de samenstelling en werking van de Hoge adviescommissie inzake Maatschappelijk Opbouwwerk;7° het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1991 betreffende de oprichting, samenstelling en werking van de Vlaamse Hoge Raad voor het Algemeen Welzijnswerk; Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen

Art. 18.In het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van Kind en Gezin wordt in artikel 16, § 1, het woord "adviescommissies" vervangen door "commissies ad hoc".

Art. 19.In de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 31, § 2, worden de woorden "Na het advies van de in artikel 32 bedoelde commissie te hebben ingewonnen, stelt de regering" vervangen door de woorden "De regering stelt";2° in artikel 32 : a) worden in het eerste lid de woorden "na het advies te hebben ingewonnen van een daartoe opgerichte commissie waarvan zij de samenstelling en de benoemingsvoorwaarden bepaalt" geschrapt;b) wordt het tweede lid vervangen door de bepaling "de regering stelt de erkenningsprocedure vast";3° in artikel 33, § 2, worden de woorden "na raadpleging van de in artikel 32 bedoelde commissie" geschrapt;4° in artikel 36 : a) worden in § 1 de woorden "Na het advies te hebben ingewonnen van de in artikel 32 bedoelde commissie bepaalt de regering" vervangen door de woorden "De regering bepaalt";b) worden in § 3 de woorden "na advies van de in artikel 32 bedoelde commissie" vervangen door de woorden "overeenkomstig de door haar vastgestelde procedure";5° artikel 46 wordt opgeheven.

Art. 20.In het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 9 wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 9.De raad van bestuur kan commissies ad hoc oprichten met een opdracht inzake problemen die rechtstreeks verband houden met de activiteiten van de instelling. » ; 2° artikel 69 wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 69.De regering bepaalt het presentiegeld en de vergoedingen die het Fonds kan toekennen aan de Voorzitters en de leden van de Raad van Bestuur, van de commissies ad hoc bedoeld in artikel 9 en van de evaluatiecommissie bedoeld in artikel 40. » .

Art. 21.In het decreet van 26 juni 1991 betreffende de erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 2, 2°, wordt opgeheven;2° in artikel 3 : a) worden in § 2 de woorden "na advies van de Hoge adviescommissie" geschrapt;b) wordt een § 4 toegevoegd, luidend als volgt : « § 4.De regering stelt de erkenningsprocedure vast, evenals de procedure voor de intrekking van een erkenning, wanneer de organisatie niet meer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet. » ; 3° in artikel 5, § 2, worden de woorden "na advies van de Hoge adviescommissie" geschrapt;4° artikel 6 wordt opgeheven.

Art. 22.In de bijlage bij het ministerieel besluit van 23 juli 1991 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een handicap 1° wordt artikel 8, 2, 2°, geschrapt;2° wordt in artikel 9, 3, de woorden "en aan de adviescomités" geschrapt.

Art. 23.In het decreet van 24 juli 1991 betreffende het algemeen welzijnswerk worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 9 wordt opgeheven; 2° artikel 10, § 1, wordt aangevuld met de zin "Ze stelt de erkenningsprocedure vast.".

Art. 24.In de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 2, 9°, wordt opgeheven;2° in artikel 3, § 2, 1° en 3°, artikel 4, § 2, 1° en 3°, artikel 5, § 2, 1° en 4°, artikel 10, eerste, tweede en derde lid, arti- kel 13 en artikel 14, § 2, worden de woorden "na advies van de Hoge Raad" geschrapt;3° in artikel 15, § 1, eerste lid, worden de woorden "op advies van de Hoge Raad" geschrapt;4° in artikel 17, derde lid, worden de woorden "na het advies van de Hoge Raad te hebben ingewonnen" geschrapt;5° in artikel 19, tweede lid, worden de woorden "na advies van de Hoge Raad" geschrapt.

Art. 25.In het decreet van 10 november 1993 houdende maatregelen tot kwaliteitsverbetering van de dienstverlening voor huwelijks- en relatiebemiddelaars worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 4, punt 8, worden de woorden "de in artikel 6 bedoelde commissie van advies" vervangen door de woorden "De Vlaamse regering";2° in artikel 5, eerste lid, a) worden in de inleidende bepaling de woorden "Op voorstel van de in artikel 6 bedoelde commissie van advies kan de Vlaamse regering" vervangen door de woorden "De Vlaamse regering kan";b) worden in 5 de woorden "door de in artikel 6 bedoelde commissie van advies" vervangen door de woorden "door de Vlaamse regering naar aanleiding van klachten van cliënten";3° in artikel 6 : a) wordt § 1 vervangen door de bepaling : "§ 1 De Vlaamse regering stelt de procedure vast voor het verlenen van een erkenning of een bijzondere erkenning";b) worden in § 2, eerste lid, de woorden "na advies van de commissie van advies" en de woorden "op voorstel van diezelfde commissie" geschrapt; c) wordt § 2, tweede lid, aangevuld met de zin "Zij stelt de nadere procedureregels vast.". Afdeling 3. - Slotbepaling

Art. 26.De Vlaamse regering stelt voor iedere bepaling van dit decreet de datum van inwerkingtreding vast.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 15 juli 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^