Etaamb.openjustice.be
Decreet van 16 juli 2012
gepubliceerd op 24 augustus 2012

Crisisdecreet 2012

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2012204417
pub.
24/08/2012
prom.
16/07/2012
ELI
eli/decreet/2012/07/16/2012204417/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JULI 2012. - Crisisdecreet 2012 (1)


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Weddeschalen in het onderwijs

Artikel 1.In afwijking van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het schriftelijk onderwijs en van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat en in afwijking van het koninklijk besluit van 15 maart 1974 waarbij op 1 april 1972 de weddeschalen worden vastgesteld verbonden aan de graden van het personeel der leergangen voor sociale promotie ressorterend onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur en het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur worden de weddeschalen 015, 020, 030, 143, 143/1, 150, 152, 167, 206/1, 206/2, 206/3, 207/3, 208/1, 208/3, 211, 212, 216, 216/1, 222, 226, 231, 240, 245, 270, 275, 340, 411, 415, 422, 471, 475 en 270/1 tijdens de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2018 vervangen door de volgende weddeschalen : 1° voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 015 13.855,18 - 20.013,56 03 (1) x 268,82 09 (2) x 444,25 01 (2) x 447,57 02 (2) x 453,05 020 14.160,49 - 22.303,51 03 (1) x 299,98 13 (2) x 557,16 030 15.703,41 - 23.846,43 03 (1) x 299,98 13 (2) x 557,16 143 15.224,40 - 25.583,48 03 (1) x 524,65 02 (2) x 721,32 01 (2) x 721,82 09 (2) x 735,63 143/1 14.503,10 - 24.847,85 03 (1) x 524,62 03 (2) x 721,34 01 (2) x 721,83 08 (2) x 735,63 150 17.923,10 - 30.542,41 03 (1) x 603,75 01 (2) x 868,26 01 (2) x 895,90 01 (2) x 896,47 09 (2) x 905,27 152 17.923,10 - 30.542,41 03 (1) x 603,75 01 (2) x 868,26 01 (2) x 895,90 01 (2) x 896,47 09 (2) x 905,27 167 20.466,63 - 33.128,37 03 (1) x 613,23 01 (2) x 892,99 01 (2) x 929,90 01 (2) x 930,48 09 (2) x 896,52 206/1 15.601,33 - 26.329,17 02 (1) x 379,71 01 (1) x 447,47 01 (2) x 721,33 01 (2) x 785,14 01 (2) x 790,36 09 (2) x 802,68 206/2 15.955,71 - 26.329,26 03 (1) x 524,62 01 (2) x 721,34 01 (2) x 722,05 10 (2) x 735,63 206/3 16.327,32 - 26.708,29 03 (1) x 524,65 01 (2) x 721,34 01 (2) x 729,38 10 (2) x 735,63 207/3 17.923,05 - 30.539,15 03 (1) x 549,37 01 (2) x 901,50 01 (2) x 925,29 10 (2) x 914,12 208/1 18.797,43 - 31.433,96 03 (1) x 550,75 01 (2) x 911,37 01 (2) x 927,01 10 (2) x 914,59 208/3 19.611,70 - 32.258,89 03 (1) x 559,61 01 (2) x 909,79 01 (2) x 925,67 10 (2) x 913,29 211 15.452,96 - 28.023,44 03 (1) x 546,45 02 (2) x 896,22 01 (2) x 912,96 09 (2) x 913,97 212 16.760,44 - 27.141,41 03 (1) x 524,65 01 (2) x 721,34 01 (2) x 729,38 10 (2) x 735,63 216 16.349,21 - 28.937,38 03 (1) x 546,42 01 (2) x 896,25 01 (2) x 912,96 10 (2) x 913,97 216/1 17.590,06 - 30.203,24 02 (1) x 546,45 01 (1) x 552,28 12 (2) x 914,00 222 18.486,25 - 31.116,79 01 (1) x 548,33 02 (1) x 557,27 12 (2) x 913,97 226 19.177,46 - 31.817,27 03 (1) x 557,27 12 (2) x 914,00 231 21.357,02 - 33.996,86 03 (1) x 557,28 12 (2) x 914,00 240 18.950,74 - 31.590,55 03 (1) x 557,27 12 (2) x 914,00 245 19.307,37 - 31.947,18 03 (1) x 557,27 12 (2) x 914,00 270 22.249,96 - 36.895,63 03 (1) x 601,89 12 (2) x 1.070,00 275 26.017,32 - 40.662,96 03 (1) x 601,88 12 (2) x 1.070,00 340 19.307,39 - 33.989,99 04 (1) x 646,42 11 (2) x 1.099,72 411 19.307,36 - 35.602,89 03 (1) x 691,06 11 (2) x 1.292,94 415 20.600,34 - 36.895,86 03 (1) x 691,06 11 (2) x 1.292,94 422 23.007,88 - 39.303,40 03 (1) x 691,06 11 (2) x 1.292,94 471 27.310,27 - 44.230,54 03 (1) x 735,63 11 (2) x 1.337,58 475 29.539,45 - 46.459,72 03 (1) x 735,63 11 (2) x 1.337,58 270/1 27.310,27 - 44.230,54 03 (1) x 735,63 11 (2) x 1.337,58 2° voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017 : 015 13.715,23 - 19.811,41 03 (1) x 266,09 09 (2) x 439,77 01 (2) x 443,04 02 (2) x 448,47 020 14.017,48 - 22.078,22 03 (1) x 296,95 13 (2) x 551,53 030 15.544,81 - 23.605,55 03 (1) x 296,95 13 (2) x 551,53 143 15.070,60 - 25.325,06 03 (1) x 519,35 02 (2) x 714,04 01 (2) x 714,53 09 (2) x 728,20 143/1 14.356,61 - 24.596,86 03 (1) x 519,32 03 (2) x 714,06 01 (2) x 714,51 08 (2) x 728,20 150 17.742,06 - 30.233,90 03 (1) x 597,66 01 (2) x 859,50 01 (2) x 886,86 01 (2) x 887,42 09 (2) x 896,12 152 17.742,06 - 30.233,90 03 (1) x 597,66 01 (2) x 859,50 01 (2) x 886,86 01 (2) x 887,42 09 (2) x 896,12 167 20.259,89 - 28.645,09 03 (1) x 607,03 01 (2) x 883,96 01 (2) x 920,49 01 (2) x 921,08 09 (2) x 887,47 206/1 15.443,74 - 26.063,22 02 (1) x 375,88 01 (1) x 442,95 01 (2) x 714,05 01 (2) x 777,21 01 (2) x 782,38 09 (2) x 794,57 206/2 15.794,54 - 26.063,31 03 (1) x 519,32 01 (2) x 714,06 01 (2) x 714,75 10 (2) x 728,20 206/3 16.162,40 - 26.438,51 03 (1) x 519,35 01 (2) x 714,05 01 (2) x 722,01 10 (2) x 728,20 207/3 17.742,01 - 30.230,68 03 (1) x 543,84 01 (2) x 892,40 01 (2) x 915,95 10 (2) x 904,88 208/1 18.607,55 - 31.116,44 03 (1) x 545,19 01 (2) x 902,17 01 (2) x 917,65 10 (2) x 905,35 208/3 19.413,60 - 31.933,05 03 (1) x 553,95 01 (2) x 900,58 01 (2) x 916,32 10 (2) x 904,07 211 15.296,87 - 27.740,38 03 (1) x 540,93 02 (2) x 887,16 01 (2) x 903,74 09 (2) x 904,74 212 16.591,15 - 26.867,26 03 (1) x 519,35 01 (2) x 714,05 01 (2) x 722,01 10 (2) x 728,20 216 16.184,06 - 28.645,09 03 (1) x 540,90 01 (2) x 887,19 01 (2) x 903,74 10 (2) x 904,74 216/1 17.412,39 - 29.898,15 02 (1) x 540,92 01 (1) x 546,68 12 (2) x 904,77 222 18.299,55 - 30.802,48 01 (1) x 542,77 02 (1) x 551,64 12 (2) x 904,74 226 18.983,73 - 31.495,89 03 (1) x 551,64 12 (2) x 904,77 231 21.141,29 - 33.653,45 03 (1) x 551,64 12 (2) x 904,77 240 18.759,30 - 31.271,46 03 (1) x 551,64 12 (2) x 904,77 245 19.112,32 - 31.624,48 03 (1) x 551,64 12 (2) x 904,77 270 22.025,23 - 36.522,94 03 (1) x 595,81 12 (2) x 1.059,19 275 25.754,52 - 40.252,23 03 (1) x 595,81 12 (2) x 1.059,19 340 19.112,34 - 33.646,65 04 (1) x 639,90 11 (2) x 1.088,61 411 19.112,34 - 35.243,26 03 (1) x 684,08 11 (2) x 1.279,88 415 20.392,26 - 36.523,18 03 (1) x 684,08 11 (2) x 1.279,88 422 22.775,47 - 38.906,39 03 (1) x 684,08 11 (2) x 1.279,88 471 27.034,42 - 43.783,76 03 (1) x 728,19 11 (2) x 1.324,07 475 29.241,06 - 45.990,43 03 (1) x 728,20 11 (2) x 1.324,07 270/1 27.034,42 - 43.783,76 03 (1) x 728,19 11 (2) x 1.324,07

Art. 2.In afwijking van artikel 1 van het besluit van de Regering van 13 februari 2003 waarbij op 1 december 2002 worden vastgesteld de weddeschalen verbonden aan de ambten van het administratief personeel, van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en hoger onderwijs gelden tijdens de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2018 de volgende weddeschalen voor klerk-typisten en rekenkundig correspondenten : 1° voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : Klerk-typist 13.058,71 - 16.923,40 03 (1) x 140,18 10 (2) x 250,44 03 (2) x 313,25 Rekenkundig correspondent 13.396,57 - 17.513,72 03 (1) x 142,81 02 (2) x 261,52 08 (2) x 350,38 02 (2) x 181,32 2° voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017 : Klerk-typist 12.926,80 - 16.752,45 03 (1) x 138,77 10 (2) x 247,91 03 (2) x 310,08 Rekenkundig correspondent 13.261,25 - 17.336,82 03 (1) x 141,37 02 (2) x 258,88 08 (2) x 346,84 02 (2) x 179,49

Art. 3.Hoofdstuk XIbis van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen wordt aangevuld met een artikel 169quater, luidende : «

Art. 169quater.In afwijking van artikel 121nonies, § 1, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie voor het inrichtingshoofd van een secundaire school met minder dan 600 leerlingen 282,79 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 279,94 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017.

In afwijking van artikel 121nonies, § 1, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie voor het inrichtingshoofd van een secundaire school met 600 leerlingen en meer 424,20 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 419,91 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017.

In afwijking van artikel 121nonies, § 1, tweede lid, bedraagt de maandelijkse premie voor het inrichtingshoofd van een gespecialiseerde secundaire school 424,20 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 419,91 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017. » Art.4. Artikel 1, eerste lid, d), van het koninklijk besluit van 16 januari 1970 houdende toekenning van een bijwedde aan sommige leden van het onderwijzend personeel die houder zijn van bijzondere diploma's, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 9 november 2000, wordt aangevuld met de volgende regels : « op 01.01.2013 : 347,56 euro; op 01.01.2014 : 344,05 euro; op 01.01.2018 : 347,56 euro; op 01.01.2019 : 351,07 euro. »

Art. 5.Titel IV van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum wordt aangevuld met een artikel 119.3, luidende : « Art. 119.3. In afwijking van artikel 69.8, § 1, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie voor het inrichtingshoofd van een secundaire school met minder dan 600 leerlingen 282,79 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 279,94 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017.

In afwijking van artikel 69.8, § 1, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie voor het inrichtingshoofd van een secundaire school met 600 leerlingen en meer 424,20 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 419,91 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017.

In afwijking van artikel 69.8, § 1, tweede lid, bedraagt de maandelijkse premie voor het inrichtingshoofd van een gespecialiseerde secundaire school 424,20 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 419,91 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017. » Art.6. Artikel 2 van het besluit van 13 februari 2003 waarbij op 1 december 2002 worden vastgesteld de weddeschalen verbonden aan de ambten van het administratief personeel, van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en hoger onderwijs wordt opgeheven.

Art. 7.Hoofdstuk XIV van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra wordt aangevuld met een artikel 111quater, luidende : «

Art. 111quater.Overgangsregeling.

In afwijking van artikel 64.8, § 1, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie voor de academiedirecteur 424,20 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 419,91 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017.

In afwijking van artikel 64.19, § 1, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie voor het inrichtingshoofd van een gewone secundaire school met minder dan 600 leerlingen 282,79 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 279,94 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017.

In afwijking van artikel 64.19, § 1, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie voor het inrichtingshoofd van een gewone secundaire school met 600 leerlingen en meer 424,20 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 419,91 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017.

In afwijking van artikel 64.19, § 1, tweede lid, bedraagt de maandelijkse premie voor het inrichtingshoofd van een gespecialiseerde secundaire school 424,20 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 419,91 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017. » Art.8. Titel IX van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool wordt aangevuld met een artikel 9.11quater, luidende : « Art. 9.11quater. Aanpassing van de premies.

In afwijking van artikel 5.90, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie bij uitoefening van een voltijds mandaat 792 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 784 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017.

In afwijking van artikel 5.90, eerste lid, bedraagt de maandelijkse premie bij uitoefening van een halftijds mandaat 396 euro voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 en 392 euro voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017. »

Art. 9.In artikel 105, § 4, van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep, vervangen bij het decreet van 19 april 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid wordt het woord "drie" vervangen door het woord "twee";2° in het derde lid worden de woorden "ten minste twee en minder dan vijf" vervangen door de woorden "ten minste twee en minder dan drie";3° in het vierde lid worden de woorden "ten minste drie en minder dan zeven" vervangen door de woorden "ten minste drie en minder dan vier";4° tussen het vierde en het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : « De personeelsleden van het diplomaniveau III die op 1 september 2014 een geldelijke dienstanciënniteit van ten minste vier en minder dan zes jaar tellen, worden vanaf 1 september 2014 volgens de weddeschaal III/B/3 bezoldigd.» 5° in het vijfde lid wordt het woord "zeven" vervangen door het woord "zes".

Art. 10.In hetzelfde decreet wordt een titel II.2 ingevoegd, die de artikelen 111.6 en 111.7 bevat, luidende : « Titel II.2. - Valorisatie van het einde van de loopbaan Art. 111.6. Toepassingsgebied.

Deze titel is toepasselijk op : 1° de personeelsleden van de onderwijsinstellingen en psycho-medisch-sociale centra die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd worden;2° de gesubsidieerde personeelsleden van de onderwijsinstellingen en psycho-medisch-sociale centra die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden. Art. 111.7. Aanvullende tweejaarlijkse verhoging.

Bij een personeelslid dat het maximumbedrag van de hem toegewezen weddeschaal heeft bereikt, wordt de waarde van dat maximumbedrag verhoogd met een waarde die overeenstemt met de laatste tweejaarlijkse verhoging in zijn weddeschaal, indien het personeelslid aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° ten minste 59 jaar oud zijn;2° in dienstactiviteit zijn. Het recht op het in het eerste lid vermelde bedrag ontstaat ten vroegste op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het personeelslid 59 jaar is geworden. »

Art. 11.In het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep wordt de bijlage I, vervangen door de bijlage I van het decreet van 19 april 2010, vervangen door de bijlage I gevoegd bij dit decreet.

Art. 12.In het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep wordt de bijlage II, vervangen door de bijlage II van het decreet van 19 april 2010, vervangen door de bijlage II gevoegd bij dit decreet. HOOFDSTUK 2. - Verlof en terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid in het onderwijs

Art. 13.In het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003 wordt een hoofdstuk III.1 ingevoegd, dat de artikelen 11.1 tot 11.17 bevat, luidende : « HOOFDSTUK III. 1. - Verlof en terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid in het onderwijs Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 11.1. Toepassingsgebied.

Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden die onder de volgende regelingen vallen : 1° het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;2° het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;3° het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap;4° het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra;5° het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum;6° het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;7° het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool. Art. 11.2. Hoedanigheden.

De hoedanigheden in dit decreet gelden voor beide geslachten.

Artikel 11.3. Definities.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder : 1° referentieperiode : periode van 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar;2° ziektedag : dag waarop het personeelslid wegens ziekte of gebrekkigheid niet in staat is zijn ambt uit te oefenen;3° jaarcontingent : aantal dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid waarover het personeelslid gedurende de beschouwde referentieperiode beschikt;4° loopbaancontingent : aantal dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid waarover het personeelslid tijdens zijn volledige loopbaan in het onderwijs beschikt;5° wedde : wedde of weddetoelage;6° wachtgeld : wachtgeld of wachtweddetoelage;7° schoolvakantie : kerst-, paas- of zomervakantie. Art. 11.4. Zwangerschap.

Tot het begin van het bevallingsverlof worden de ziektedagen die rechtstreeks samenhangen met de zwangerschap van het personeelslid niet afgetrokken van het aantal dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid dat met toepassing van dit hoofdstuk ter beschikking staat, op voorwaarde dat de afwezigheid gestaafd wordt door een medisch attest en die samenhang bevestigd wordt door de arts die door de Regering belast is met de controle van de afwezigheden wegens ziekte of gebrekkigheid.

De afwezigheden bedoeld in het eerste lid zijn bezoldigd en worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 11.5. Schoolvakantie en jaarlijkse vakantie.

Een vastbenoemd of definitief aangesteld personeelslid dat meer dan vijftien dagen ziek is, de dienst minder dan tien dagen voor de schoolvakantie hervat en minder dan vijftien dagen na de schoolvakantie opnieuw ten minste tien dagen onderbreekt, is tijdens de beschouwde vakantieperiode en de daarin vallende weekends in verlof of terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid.

In afwijking van het eerste lid heeft een personeelslid recht op gewaarborgde jaarlijkse vakantie die in omvang overeenstemt met het aantal dagen jaarlijkse vakantie dat aan de ambtenaren van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap wordt toegekend. Die gewaarborgde vakantiedagen worden niet als ziektedagen beschouwd. Ze worden vanaf 15 juli aan het personeelslid toegekend, na aftrek van eventuele kerst- en/of paasvakanties. Weekends en feestdagen die in de wettelijke vakantie vallen, worden niet als vakantiedagen beschouwd.

Art. 11.6. Feit veroorzaakt door de fout van een derde.

Een personeelslid van wie de afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid te wijten is aan een feit veroorzaakt door de fout van een derde, ontvangt zijn wedde of wachtgeld alleen op voorwaarde dat het de Duitstalige Gemeenschap ten belope van de door de Duitstalige Gemeenschap betaalde bedragen (wedden en wachtgeld) in haar rechten doet treden tegen de persoon die het feit heeft veroorzaakt.

Art. 11.7. Arbeidsongeval en beroepsziekte.

In afwijking van de afdelingen 2 en 4 wordt het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid zonder beperking in de tijd toegekend, indien het gaat om een verlof naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval van en naar het werk of een beroepsziekte.

Die verlofdagen worden niet in mindering gebracht op het jaarcontingent bepaald in artikel 11.9, § 2, of het loopbaancontingent bepaald in artikel 11.9, § 3.

Art. 11.8. Voortijdige pensionering om medische redenen.

De administratieve gezondheidsdienst beslist over de voorlopige en definitieve pensionering om medische redenen van een personeelslid dat wegens ziekte of gebrekkigheid afwezig is.

Onverminderd artikel 83 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen kan een personeelslid niet definitief wegens ziekte of gebrekkigheid gepensioneerd worden voordat het de in dit hoofdstuk vastgelegde verlofdagen opgebruikt heeft, tenzij het gaat om verlofdagen die met toepassing van artikel 11.7 zijn toegekend. Afdeling 2. - Verlof wegens ziekte of gebrekkigheid

Art. 11.9. Jaar- en loopbaancontingent. § 1. Elk personeelslid dat wegens ziekte of gebrekkigheid niet in staat is om zijn ambt uit te oefenen, heeft overeenkomstig de volgende bepalingen recht op verlof wegens ziekte of gebrekkigheid.

Indien een personeelslid ziek wordt in de loop van een werkdag waarop het volgens zijn les- of werkrooster meer dan drie werkuren moest presteren en waarop het ten minste drie werkuren heeft gepresteerd, wordt die dag niet beschouwd als een ziektedag in de zin van deze titel, maar als dienstactiviteit.

Indien een personeelslid ziek wordt in de loop van een werkdag waarop het volgens zijn les- of werkrooster minder dan drie werkuren moest presteren en waarop het ten minste één werkuur heeft gepresteerd, wordt die dag niet beschouwd als een ziektedag in de zin van deze titel, maar als dienstactiviteit. § 2. Elk personeelslid krijgt voor de beschouwde referentieperiode een jaarcontingent van dertig dagen. § 3. Het gedeelte van het jaarcontingent dat op het einde van een referentieperiode niet opgenomen is, vloeit in het loopbaancontingent dat hoogstens 360 dagen omvat.

Het in paragraaf 2 vastgestelde jaarcontingent wordt, met het oog op de in het eerste lid vermelde overdracht, in de volgende gevallen proportioneel verminderd : 1° de tijdelijke aanstelling of aanwijzing, resp.de bezoldiging, geldt niet voor het hele school- of academiejaar, tenzij de aanstelling of aanwijzing onmiddellijk gevolgd wordt door een vaste benoeming of een definitieve aanstelling; 2° het tijdelijk aangesteld of aangeworven personeelslid is niet tijdens de hele duur van de beschouwde tijdelijke aanstelling of aanwijzing in dienstactiviteit;3° het vastbenoemde of definitief aangestelde personeelslid is niet tijdens de hele duur van de referentieperiode in dienstactiviteit;4° het personeelslid is in verlof wegens ziekte of gebrekkigheid naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval van en naar het werk of een beroepsziekte; 5° de vier dienstjaren vermeld in paragraaf 5 en in artikel 11.17 eindigen in de loop van een school- of academiejaar.

De uitkomst van deze proportionele berekening wordt naar beneden afgerond.

Indien het personeelslid in de loop van een school- of academiejaar meermaals tijdelijk aangesteld of aangeworven is, geschiedt de in het vorige lid bepaalde proportionele berekening op basis van alle perioden van tijdelijke aanstelling of aanwijzing die tijdens dat school- of academiejaar hebben plaatsgevonden. § 4. Telkens als het loopbaancontingent minder dan 360 dagen bedraagt, kan het loopbaancontingent opnieuw opgebouwd worden overeenkomstig paragraaf 3. § 5. In afwijking van de paragrafen 2 en 3 beschikt een personeelslid dat voor het eerst in het onderwijs werkt, over 120 verlofdagen wegens ziekte of gebrekkigheid. Na afloop van in totaal vier dienstjaren wordt het aantal dagen dat overeenstemt met het verschil tussen de voormelde 120 dagen en het aantal opgenomen dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid overgedragen naar het loopbaancontingent vastgesteld in paragraaf 3.

Voor de berekening van het aantal dienstjaren gelden de volgende bepalingen : 1° bij een tijdelijk aangesteld of aangeworven personeelslid wordt de duur van de aanstelling of aanwijzing resp.de duur van de bezoldiging tijdens het beschouwde school- of academiejaar in aanmerking genomen.

Het aldus berekende aantal dagen wordt met 1,2 vermenigvuldigd. De uitkomst van die berekening wordt naar beneden afgerond. Uitgesloten van deze vermenigvuldiging zijn de dienstdagen die gepresteerd worden door een personeelslid dat voor een doorlopende duur aangesteld of aangeworven is en die betrekking hebben op een volledig academie- of schooljaar; 2° bij een vastbenoemd of definitief aangesteld personeelslid worden alle dienstdagen tijdens de beschouwde referentieperiode in aanmerking genomen;3° een dienstjaar telt 360 dagen. Art. 11.10. Berekening van het aantal ziektedagen.

De tijdens een referentieperiode opgenomen ziektedagen worden eerst afgetrokken van het jaarcontingent bepaald in artikel 11.9, § 2.

Indien het opgenomen aantal ziektedagen bedoeld in het vorige lid hoger is dan het jaarcontingent, wordt het resterende aantal ziektedagen afgetrokken van het loopbaancontingent bepaald in artikel 11.9, § 3.

Art. 11.11. Rechtspositie en bezoldiging.

Het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit en is volledig bezoldigd.

Indien het tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelslid alle verlofdagen waarop het luidens dit hoofdstuk aanspraak kan maken, heeft opgenomen, valt het ten laste van het ziekenfonds tot de dag waarop betrokkene het werk hervat.

Art. 11.12. Einde van de tijdelijke aanstelling of aanwijzing.

Als de afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid langer duurt dan de periode waarvoor een personeelslid tijdelijk aangesteld of aangeworven is, dan houdt de toepassing van de voorgaande bepalingen niet in dat het betrokken personeelslid na afloop van de aanstelling of aanwerving verder bezoldigd wordt. Afdeling 3. - Terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid

Art. 11.13. Terbeschikkingstelling.

Een vastbenoemd of definitief aangesteld personeelslid dat wegens ziekte of gebrekkigheid afwezig is en alle verlofdagen waarop het volgens dit hoofdstuk aanspraak kan maken heeft opgenomen, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid.

Betrokkene blijft in de stand terbeschikkingstelling tot hij het werk hervat of tijdelijk dan wel definitief gepensioneerd wordt.

Art. 11.14. Wachtgeld. § 1. Tijdens de terbeschikkingstelling vermeld in artikel 11.13 ontvangt het personeelslid een wachtgeld dat gelijk is aan 70 % van de laatste activiteitswedde.

Het wachtgeld mag echter niet lager zijn dan : 1° de vergoedingen die het personeelslid in dezelfde situatie zou ontvangen indien de socialezekerheidsregeling vanaf het begin van zijn afwezigheid op hem van toepassing was geweest;2° het pensioen dat het personeelslid zou krijgen indien het, op de dag van zijn terbeschikkingstelling, vervroegd met pensioen was gegaan. § 2. In afwijking van § 1 is het wachtgeld gelijk aan de laatste activiteitswedde, indien de ziekte of gebrekkigheid van het personeelslid als ernstige en langdurige ziekte is erkend.

Over de in het eerste lid vermelde erkenning beslist de administratieve gezondheidsdienst. Wordt de ziekte of gebrekkigheid als ernstig en langdurig erkend, dan wordt het wachtgeld aangepast met terugwerking tot de begindatum van de terbeschikkingstelling van de betrokkene.

Art. 11.15. Rechtspositie.

Een personeelslid dat wegens ziekte of gebrekkigheid ter beschikking is gesteld, behoudt zijn recht op toegang tot de selectie- en bevorderingsambten en op de verhogingen in weddeschaal.

Art. 11.16. Administratieve gezondheidsdienst.

Een personeelslid dat wegens ziekte of gebrekkigheid ter beschikking is gesteld, verschijnt op een vastgesteld tijdstip voor de administratieve gezondheidsdienst. Indien de betrokkene zonder geldige reden niet op het vastgestelde tijdstip voor de administratieve gezondheidsdienst verschijnt, wordt zijn wachtgeld opgeschort totdat hij verschenen is. Afdeling 4. - Overgangsbepalingen

Art. 11.17. Personeelsleden die voor de inwerkingtreding van de nieuwe regeling reeds in dienst waren. § 1. Personeelsleden die op de dag van inwerkingtreding van dit hoofdstuk minder dan vier volledige dienstjaren hebben, ontvangen een voorschot op het aantal dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid; dat voorschot is gelijk aan het verschil tussen 120 en het aantal dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid die op de dag van inwerkingtreding van dit hoofdstuk zijn opgenomen. Worden de vier voormelde dienstjaren bereikt, dan worden de verlofdagen waarop het personeelslid op dat tijdstip aanspraak kan maken, overgeheveld naar het loopbaancontingent bepaald in artikel 11.9, § 3.

De in het eerste lid bedoelde dienstjaren worden berekend als volgt : 1° voor vastbenoemde of definitief aangestelde personeelsleden : op basis van de sociale anciënniteit die vastgelegd is in : a) artikel 9bis van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;b) artikel 42 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;c) artikel 102, § 2, van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra;2° voor tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden : op basis van de dienstanciënniteit die de grondslag vormt voor de berekening van het aantal dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid dat het personeelslid in die periode heeft opgebouwd. Is een personeelslid bij inwerkingtreding van dit hoofdstuk zowel tijdelijk aangesteld resp. aangeworven als ook vastbenoemd resp. definitief aangesteld, wordt uit de berekeningswijzen vervat in het tweede lid de voor hem gunstigste berekeningswijze gekozen. § 2. Personeelsleden die niet onder de toepassing van paragraaf 1 vallen en op de dag van inwerkingtreding van dit hoofdstuk, volgens de op dat ogenblik geldende wetgeving, aanspraak kunnen maken op minder dan 360 dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, behouden dat aantal verlofdagen. § 3. Personeelsleden die op de dag van inwerkingtreding van deze titel, volgens de op dat ogenblik geldende wetgeving, aanspraak kunnen maken op meer dan 360 dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, krijgen het hoogst mogelijke loopbaancontingent van 360 dagen. » HOOFDSTUK 3. - Vervroegd pensioen

Art. 14.In artikel 165 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1984, het besluit van de Regering van 17 juli 1991 en het decreet van 27 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Geen enkel personeelslid mag ter beschikking worden gesteld of in disponibiliteit blijven wanneer het aan de voorwaarden voldoet om met rustpensioen te gaan. »; 2° in § 2, 2°, worden de woorden "vóór de leeftijd van zestig jaar gebruik heeft gemaakt" vervangen door de woorden "gebruik maakt".

Art. 15.In artikel 46 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1984 en het decreet van 27 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Geen enkel personeelslid mag ter beschikking worden gesteld of in disponibiliteit blijven wanneer het aan de voorwaarden voldoet om met rustpensioen te gaan. »; 2° in § 2, 2°, worden de woorden "vóór de leeftijd van zestig jaar gebruik heeft gemaakt" vervangen door de woorden "gebruik maakt".

Art. 16.In artikel 175, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra alsmede van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra, ingevoegd bij het decreet van 27 juni 2011, worden de woorden "vóór de leeftijd van zestig jaar gebruik heeft gemaakt" vervangen door de woorden "gebruik maakt".

Art. 17.Artikel 8, § 1, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt vervangen als volgt : « 3° zij kunnen in hoogstens 28 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de terbeschikkingstelling, aanspraak maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. »

Art. 18.Artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : « 3° zij kunnen in hoogstens 28 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de terbeschikkingstelling, aanspraak maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist. »

Art. 19.In artikel 10bis, § 4, van hetzelfde koninklijk besluit wordt de zin "Op de leeftijd van 58 jaar is een omzetting in de terbeschikkingstelling bedoeld in artikel 8 mogelijk." vervangen door de zin "Aan het begin van een schooljaar is een omzetting in de terbeschikkingstelling bedoeld in artikel 8 mogelijk, voor zover de voorwaarden vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, of in artikel 10, § 1, eerste lid, op dat ogenblik vervuld zijn. »

Art. 20.In artikel 77 van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum, gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Met uitzondering van de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht mag geen enkel personeelslid ter beschikking gesteld worden of in disponibiliteit blijven wanneer het aan de voorwaarden voldoet om met rustpensioen te gaan. »; 2° in § 4 worden de woorden "vóór de leeftijd van 60 jaar gebruik heeft gemaakt" vervangen door de woorden "gebruik maakt".

Art. 21.In artikel 75 van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Met uitzondering van de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht mag geen enkel personeelslid ter beschikking gesteld worden of in disponibiliteit blijven wanneer het aan de voorwaarden voldoet om met rustpensioen te gaan. »; 2° in § 4 worden de woorden "vóór de leeftijd van 60 jaar gebruik heeft gemaakt" vervangen door de woorden "gebruik maakt".

Art. 22.In artikel 5.48 van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool, gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 2.Geen enkel personeelslid mag ter beschikking worden gesteld of in disponibiliteit blijven wanneer het aan de voorwaarden voldoet om met rustpensioen te gaan. »; 2° in § 3, 2°, worden de woorden "vóór de leeftijd van zestig jaar gebruik heeft gemaakt" vervangen door de woorden "gebruik maakt". HOOFDSTUK 4. - Financiering van de gemeenten

Art. 23.In hoofdstuk VII van het decreet van 15 december 2008 betreffende de financiering van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn door de Duitstalige Gemeenschap wordt een artikel 34.1 ingevoegd, luidende : « Artikel 34.1. Overgangsbepaling voor de begrotingsjaren 2013 en 2014.

In afwijking van artikel 3, § 2, eerste lid, en artikel 14, § 1, derde lid, stemt het in § 1 vermelde groeipercentage voor de berekening van de gemeentedotatie en de dotatie voor sociale zorg voor de begrotingsjaren 2013 en 2014 overeen met het groeipercentage van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen voor het betrokken begrotingsjaar. » HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 24.Opgeheven worden : 1° de artikelen 9 en 10 tot 13 van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 25 september 1996;2° hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 21 oktober 1968 genomen ter uitvoering van artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;3° het koninklijk besluit van 29 mei 1972 betreffende de dagen bezoldigd ziekte- of bevallingsverlof toegekend aan het tijdelijk aangesteld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch en psychosociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 11 mei 2009;4° hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 15 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs-, onderwijzend, opvoedend hulp-, paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 21 april 2008;5° hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;6° hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 8 juli 1976 genomen voor de toepassing van artikel 45 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlite, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap;7° artikel 83, § 7, van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen;8° hoofdstuk XI, afdeling 4, onderafdeling 5, van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra;9° hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het vastbenoemd, voor een doorlopende duur tijdelijk aangesteld of stagedoend technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr.266 van 31 december 1983.

Art. 25.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2013, met uitzondering van de artikelen 13 en 24, die op 1 september 2012 in werking treden.

BIJLAGE I Weddeschalen - Bedragen in euro I/D - voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 21.218,35 - 36.895,86 01 (1) x 73,05 02 (1) x 691,06 11 (2) x 1.292,94 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017 : 21.004,03 - 36.523,18 01 (1) x 72,31 02 (1) x 684,08 11 (2) x 1.279,88 - vanaf 1 januari 2019 : 21.432,68 - 37.268,55 01 (1) x 73,79 02 (1) x 698,04 11 (2) x 1.306,00 I/C - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 : 21.836,37 - 36.895,86 10 (2) x 1.369,04 01 (2) x 1.369,09 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 : 21.615,80 - 36.523,18 10 (2) x 1.355,21 01 (2) x 1.355,28 I/C/1 - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 : 21.218,35 - 36.895,86 01 (1) x 618,02 10 (2) x 1.369,04 01 (2) x 1.369,09 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 : 21.004,03 - 36.523,18 01 (1) x 611,77 10 (2) x 1.355,21 01 (2) x 1.355,28 I/B - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 21.615,80 - 36.523,18 01 (1) x 815,67 10 (2) x 1.281,06 01 (2) x 1.281,11 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 21.836,37 - 36.895,86 01 (1) x 824,00 10 (2) x 1.294,13 01 (2) x 1.294,19 - vanaf 1 januari 2019 : 22.056,94 - 37.268,55 01 (1) x 832,33 10 (2) x 1.307,20 01 (2) x 1.307,28 I/B/1 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 21.004,03 - 36.523,18 01 (1) x 611,77 01 (1) x 815,67 10 (2) x 1.281,06 01 (2) x 1.281,11 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 21.218,35 - 36.895,86 01 (1) x 618,02 01 (1) x 824,00 10 (2) x 1.294,13 01 (2) x 1.294,19 - vanaf 1 januari 2019 : 21.432,68 - 37.268,55 01 (1) x 624,26 01 (1) x 832,33 10 (2) x 1.307,20 01 (2) x 1.307,28 I/A - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 22.431,47 - 36.523,18 10 (2) x 1.281,06 01 (2) x 1.281,11 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 22.660,37 - 36.895,86 10 (2) x 1.294,13 01 (2) x 1.294,19 - vanaf 1 januari 2019 : 22.889,27 - 37.268,55 10 (2) x 1.307,20 01 (2) x 1.307,28 II+/D - voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.839,68 - 28.937,38 01 (1) x 55,94 02 (1) x 546,43 01 (2) x 896,24 01 (2) x 912,96 10 (2) x 913,97 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017 : 16.669,58 - 28.645,09 01 (1) x 55,38 02 (1) x 540,91 01 (2) x 887,18 01 (2) x 903,73 10 (2) x 904,74 - vanaf 1 januari 2019 : 17.009,78 - 29.229,68 01 (1) x 56,52 02 (1) x 551,95 01 (2) x 905,30 01 (2) x 922,18 10 (2) x 923,20 II+/C - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 : 17.330,16 - 28.937,38 11 (2) x 967,26 01 (2) x 967,36 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 : 17.155,11 - 28.645,09 11 (2) x 957,49 01 (2) x 957,59 II+/C/1 - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 : 16.839,68 - 28.937,38 01 (1) x 490,48 11 (2) x 967,26 01 (2) x 967,36 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 : 16.669,58 - 28.645,09 01 (1) x 485,53 11 (2) x 957,49 01 (2) x 957,59 II+/B - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 17.155,11 - 28.645,09 01 (1) x 647,37 11 (2) x 903,55 01 (2) x 903,56 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 17.330,16 - 28.937,38 01 (1) x 653,97 11 (2) x 912,77 01 (2) x 912,78 - vanaf 1 januari 2019 : 17.505,21 - 29.229,68 01 (1) x 660,58 11 (2) x 921,99 01 (2) x 922,00 II+/B/1 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 16.669,58 - 28.645,09 01 (1) x 485,53 01 (1) x 647,37 11 (2) x 903,55 01 (2) x 903,56 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.839,68 - 28.937,38 01 (1) x 490,48 01 (1) x 653,97 11 (2) x 912,77 01 (2) x 912,78 - vanaf 1 januari 2019 : 17.009,78 - 29.229,68 01 (1) x 495,43 01 (1) x 660,58 11 (2) x 921,99 01 (2) x 922,00 II+/A - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 17.802,48 - 28.645,09 11 (2) x 903,55 01 (2) x 903,56 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 17.984,13 - 28.937,38 11 (2) x 912,77 01 (2) x 912,78 - vanaf 1 januari 2019 : 18.165,79 - 29.229,68 11 (2) x 921,99 01 (2) x 922,00 II/D - voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.434,39 - 26.329,26 01 (1) x 45,94 02 (1) x 524,62 01 (2) x 721,34 01 (2) x 722,05 10 (2) x 735,63 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017 : 16.268,38 - 26.063,31 01 (1) x 45,48 02 (1) x 519,32 01 (2) x 714,06 01 (2) x 714,75 10 (2) x 728,20 - vanaf 1 januari 2019 : 16.600,39 - 26.595,21 01 (1) x 46,41 02 (1) x 529,92 01 (2) x 728,63 01 (2) x 729,34 10 (2) x 743,06 II/C - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 : 16.913,10 - 26.329,26 12 (2) x 784,68 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 : 16.742,19 - 26.063,31 12 (2) x 776,76 II/C/1 - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 : 16.434,39 - 26.329,26 01 (1) x 478,71 12 (2) x 784,68 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 : 16.268,38 - 26.063,31 01 (1) x 473,81 12 (2) x 776,76 II/B - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 16.742,19 - 26.063,31 01 (1) x 631,81 11 (2) x 724,10 01 (2) x 724,21 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.913,10 - 26.329,26 01 (1) x 638,23 11 (2) x 731,49 01 (2) x 731,54 - vanaf 1 januari 2019 : 17.083,89 - 26.595,21 01 (1) x 644,68 11 (2) x 738,88 01 (2) x 738,96 II/B/1 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 16.268,38 - 26.063,31 01 (1) x 478,81 01 (1) x 631,81 11 (2) x 724,10 01 (2) x 724,21 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.434,39 - 26.329,26 01 (1) x 478,71 01 (1) x 638,23 11 (2) x 731,49 01 (2) x 731,54 - vanaf 1 januari 2019 : 16.600,39 - 26.595,21 01 (1) x 483,50 01 (1) x 644,68 11 (2) x 738,88 01 (2) x 738,96 II/B/2 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 16.268,38 - 26.063,31 01 (1) x 45,49 01 (1) x 519,32 01 (1) x 540,81 11 (2) x 724,10 01 (2) x 724,21 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.434,39 - 26.329,26 01 (1) x 45,97 01 (1) x 524,64 01 (1) x 546,33 11 (2) x 731,49 01 (2) x 731,54 - vanaf 1 januari 2019 : 16.600,39 - 26.595,21 01 (1) x 46,41 01 (1) x 529,92 01 (1) x 551,85 11 (2) x 738,88 01 (2) x 738,96 II/A - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 17.374,00 - 26.063,31 11 (2) x 724,10 01 (2) x 724,21 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 17.551,33 - 26.329,26 11 (2) x 731,49 01 (2) x 731,54 - vanaf 1 januari 2019 : 17.728,57 - 26.595,21 11 (2) x 738,88 01 (2) x 738,96 III/D - voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.174,51 - 23.846,43 01 (1) x 0 01 (1) x 128,86 01 (1) x 299,98 13 (2) x 557,16 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017 : 16.011,13 - 23.605,55 01 (1) x 0 01 (1) x 127,56 01 (1) x 296,97 13 (2) x 551,53 - vanaf 1 januari 2019 : 16.337,89 - 24.087,30 01 (1) x 0 01 (1) x 130,14 01 (1) x 303,00 13 (2) x 562,79 III/C - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 : 16.645,61 - 23.846,43 12 (2) x 553,91 01 (2) x 553,90 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 : 16.477,48 - 23.605,55 12 (2) x 548,31 01 (2) x 548,35 III/C/1 - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 : 16.174,51 - 23.605,55 01 (1) x 471,10 12 (2) x 553,91 01 (2) x 553,90 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 : 16.011,13 - 23.605,55 01 (1) x 466,35 12 (2) x 548,31 01 (2) x 548,35 III/C/2 - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 : 16.174,51 - 23.846,43 01 (1) x 128,86 01 (2) x 342,24 12 (2) x 553,91 01 (2) x 553,90 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 : 16.011,13 - 23.605,55 01 (1) x 127,54 01 (2) x 338,80 12 (2) x 548,31 01 (2) x 548,35 III/B - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 16.477,48 - 23.605,55 01 (1) x 621,76 12 (2) x 500,48 01 (2) x 500,55 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.645,61 - 23.846,43 01 (1) x 628,16 12 (2) x 505,58 01 (2) x 505,70 - vanaf 1 januari 2019 : 16.813,75 - 24.087,30 01 (1) x 634,48 12 (2) x 510,69 01 (2) x 510,79 III/B/1 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 16.011,13 - 23.605,55 01 (1) x 466,35 01 (1) x 621,76 12 (2) x 500,48 01 (2) x 500,55 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.174,51 - 23.846,43 01 (1) x 471,10 01 (1) x 628,16 12 (2) x 505,58 01 (2) x 505,70 - vanaf 1 januari 2019 : 16.337,89 - 24.087,30 01 (1) x 475,86 01 (1) x 634,48 12 (2) x 510,69 01 (2) x 510,79 III/B/2 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 16.138,67 - 23.605,55 01 (1) x 296,94 01 (1) x 41,87 01 (1) x 621,76 12 (2) x 500,48 01 (2) x 500,55 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.303,35 - 23.846,43 01 (1) x 299,97 01 (1) x 42,29 01 (1) x 628,16 12 (2) x 505,58 01 (2) x 505,70 - vanaf 1 januari 2019 : 16.468,03 - 24.087,30 01 (1) x 303,00 01 (1) x 42,72 01 (1) x 634,48 12 (2) x 510,69 01 (2) x 510,79 III/B/3 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 16.011,13 - 23.605,55 01 (1) x 127,54 01 (1) x 296,94 01 (1) x 41,87 01 (1) x 621,76 12 (2) x 500,48 01 (2) x 500,55 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 16.174,51 - 23.846,43 01 (1) x 128,84 01 (1) x 299,97 01 (1) x 42,29 01 (1) x 628,16 12 (2) x 505,58 01 (2) x 505,70 - vanaf 1 januari 2019 : 16.337,39 - 24.087,30 01 (1) x 130,14 01 (1) x 303,00 01 (1) x 42,72 01 (1) x 634,48 12 (2) x 510,69 01 (2) x 510,79 III/A - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2017 : 17.099,24 - 23.605,55 12 (2) x 500,48 01 (2) x 500,55 - voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : 17.273,77 - 23.846,43 12 (2) x 505,58 01 (2) x 505,70 - vanaf 1 januari 2019 : 17.448,23 - 24.087,30 12 (2) x 510,69 01 (2) x 510,79 BIJLAGE II 1. Voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 : Weddeschalen - Bedragen in euro Weddeschaal - leeftijdsklasse 18 jaar

Werkman Onderhoudswerkman Hulpkok 13.202,29 - 15.012,72 03 (1) x 116,37 02 (2) x 62,26 10 (2) x 133,68

Vakman Geschoold onderhoudswerkman Kok 13.666,77 - 17.769,50 03 (1) x 149,95 05 (2) x 208,36 06 (2) x 285,56 02 (2) x 448,86

Eerste vakman Eerste geschoold onderhoudswerkman Eerste kok 13.766,52 - 18.389,35 03 (1) x 149,95 05 (2) x 236,82 08 (2) x 373,61

Eerste gespecialiseerde werkman-ploegbaas Eerste geschoold onderhoudswerkman Ploegbaas Eerste kok-ploegbaas 14.260,16 - 19.444,04 03 (1) x 234,05 05 (2) x 298,57 08 (2) x 373,61


2. Voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2017 : Weddeschalen - Bedragen in euro Weddeschaal - leeftijdsklasse 18 jaar

Werkman Onderhoudswerkman Hulpkok 13.068,93 - 14.861,07 03 (1) x 115,20 02 (2) x 61,62 10 (2) x 132,33

Vakman Geschoold onderhoudswerkman Kok 13.528,72 - 17.590,01 03 (1) x 148,43 05 (2) x 206,26 06 (2) x 282,67 02 (2) x 444,34

Eerste vakman Eerste geschoold onderhoudswerkman Eerste kok 13.627,47 - 18.203,60 03 (1) x 148,43 05 (2) x 234,44 08 (2) x 369,83

Eerste gespecialiseerde werkman-ploegbaas Eerste geschoold onderhoudswerkman Ploegbaas Eerste kok-ploegbaas 14.116,15 - 19.247,63 03 (1) x 231,68 05 (2) x 295,56 08 (2) x 369,83


3. vanaf 1 januari 2019 : Weddeschalen - Bedragen in euro Weddeschaal - leeftijdsklasse 18 jaar

Werkman Onderhoudswerkman Hulpkok 13.335,65 - 15.164,36 03 (1) x 117,55 02 (2) x 62,88 10 (2) x 135,03

Vakman Geschoold onderhoudswerkman Kok 13.804,82 - 17.948,99 03 (1) x 151,46 05 (2) x 210,47 06 (2) x 288,44 02 (2) x 453,40

Eerste vakman Eerste geschoold onderhoudswerkman Eerste kok 13.905,58 - 18.575,10 03 (1) x 151,46 05 (2) x 239,22 08 (2) x 377,38

Eerste gespecialiseerde werkman-ploegbaas Eerste geschoold onderhoudswerkman Ploegbaas Eerste kok-ploegbaas 14.404,22 - 19.640,44 03 (1) x 236,41 05 (2) x 301,59 08 (2) x 377,38


Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 16 juli 2012.

K.-H. LAMBERTZ, Minister-President, Minister van Lokale Besturen O. PAASCH, Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid Mevr. I. WEYKMANS, Minister van Cultuur, Media en Toerisme H. MOLLERS, Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden _______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Parlementaire stukken : 117 (2011-2012), nr. 1. Ontwerp van decreet. 117 (2011-2012), nr. 2. Verslag.

Integraal verslag : 16 juli 2012, nr. 39. Bespreking en aanneming.

^