Etaamb.openjustice.be
Decreet van 17 juni 2021
gepubliceerd op 30 juli 2021

Decreet tot vaststelling van Boek 6 van het wetboek voor het basis- en secundair onderwijs en tot vaststelling van de titel betreffende de voortgezette beroepsopleiding van de leden van het onderwijsteam van de scholen en van de personeelsleden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2021031888
pub.
30/07/2021
prom.
17/06/2021
ELI
eli/decreet/2021/06/17/2021031888/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JUNI 2021. - Decreet tot vaststelling van Boek 6 van het wetboek voor het basis- en secundair onderwijs en tot vaststelling van de titel betreffende de voortgezette beroepsopleiding van de leden van het onderwijsteam van de scholen en van de personeelsleden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, de Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I. - Invoeging van een Boek 6 "Transversale mechanismen" in het wetboek voor het basis- en secundair onderwijs

Artikel 1.In het wetboek voor het basis- en secundair wordt een Boek 6 "Transversale mechanismen" ingevoegd. HOOFDSTUK II. - Invoeging van een Titel I betreffende de voortgezette beroepsopleiding van de leden van het onderwijsteam van de scholen en van de personeelsleden van het team van de PMS-centra in het Boek 6 van het wetboek voor het basis- en secundair onderwijs

Art. 2.In het Boek 6 van het wetboek voor het basis- en secundair onderwijs wordt een Titel 1 "Voortgezette beroepsopleiding van de leden van het onderwijsteam van de scholen en van de personeelsleden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra", ingevoegd waarvan de inhoud hierna volgt : "TITEL I. - Voortgezette beroepsopleiding van de leden van het onderwijsteam in de scholen en van de leden van het multidisciplinaire team in de PMS-centra HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities Artikel 6.1.1-1. - Deze titel is van toepassing op : 1° de leden van het onderwijsteam van de scholen;2° de leden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra. Artikel 6.1.1-2. - In deze titel wordt verstaan onder : 1° pedagogische, sportieve, culturele of artistieke activiteiten : activiteiten die worden georganiseerd ter ondersteuning van leerlingen van wie de lessen worden vervangen om hun leerkracht(en) in staat te stellen een voortgezette beroepsopleiding te volgen; 2° begunstigde van de opleiding : het personeelslid bedoeld in artikel 6.1.1-1 dat voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 6.1.3-1, § 1, of dat bij ontstentenis van betrekking ter beschikking worden gesteld en de persoon bedoeld in artikel 6.1.3-1, § 2; 3° begunstigden van de externe opleiding : personen die niet onder artikel 6.1.1-1 vallen, die professionele actoren zijn die dicht bij de school staan en inzonderheid die actief zijn in de sector van het kind, de hulpverlening aan de jeugd en de opvoeding; 4° opleidingsbehoeften : verschillen tussen een huidige situatie, met inbegrip van de reeds verworven kennis, en een gewenste of wenselijke situatie, die door een opleiding kan worden verminderd.De analyse van de verschillen zal de opleidingsdoelstellingen bepalen; 5° COCOFIE: de Coördinatiecommissie voor initiële leerkrachtenopleiding, van het leerplichtonderwijs, het onderwijs voor sociale promotie en het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan, opgericht bij artikel 21 van het decreet van 7 februari 2019 tot bepaling van de initiële opleiding van de leerkrachten ; 6° Raad voor de voortgezette beroepsopleiding (CoFoPro) : de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding opgericht bij artikel 6.1.5-2; 7° decreet "werkorganisatie" : het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten;8° afgevaardigde belast met de pedagogische coördinatie van de school : de afgevaardigde belast met de pedagogische coördinatie van de school bedoeld in artikel 9, § 1, 7°, van het decreet "werkorganisatie";9° professionele ontwikkeling: een geleidelijk proces van verwerving en verandering van vaardigheden en identiteitscomponenten dat individuen en gemeenschappen ertoe brengt hun praktijk geleidelijk te verbeteren, te verrijken en bij te werken, doeltreffend en efficiënt te handelen in hun verschillende professionele rollen en verantwoordelijkheden, en een nieuw niveau van inzicht en comfort in hun werk te bereiken ;10° E-learning : leersysteem dat online wordt georganiseerd met behulp van IT-hulpmiddelen en multimediatechnologieën, zoals software en platforms;11° afstandsonderwijs : een opleidingssysteem dat een individu in staat stelt relatief autonoom kennis te verwerven en knowhow en vaardigheden te ontwikkelen, zonder fysiek contact met opleiders;12° taalbadopleiding : opleiding die u toelaat uw gebruikelijke omgeving te verlaten om andere realiteiten te ontdekken of om innovaties te observeren;13° netoverschrijdende opleiding : de opleiding waarvan alle leden van het onderwijsteam van elk van de scholen en alle personeelsleden van het multidisciplinaire team van elk van de PMS-centra genieten en die onder dezelfde voorwaarden toegankelijk is voor elke begunstigde van een opleiding, ongeacht de school of het PMS-centrum georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap waar hij/zij zijn/haar functie uitoefent ;14° netwerkopleiding : de opleiding waarvan de leden van het onderwijsteam van de school en de personeelsleden van het multidisciplinaire team van het PMS-centrum genieten en die onder dezelfde voorwaarden toegankelijk is voor elke begunstigde van een opleiding van de school of het PMS-centrum die ressorteert onder hetzij Wallonie-Bruxelles Enseignement, hetzij de betrokken Federatie van inrichtende machten waar hij/zij zijn/haar functie uitoefent ;15° hybride opleiding: opleiding waarbij face-to-face leren wordt gecombineerd met online opleiding ;16° voortgezette beroepsopleiding: opleidingen die met name kunnen worden gevolgd : a) in het kader van de functie van de begunstigde van de opleiding ;b) in het kader van de voorbereiding van de begunstigde op de uitoefening van dezelfde functie in een ander soort onderwijs ;c) in het kader van de voorbereiding van de begunstigde op de uitoefening van een andere functie binnen het onderwijssysteem waarvoor geen initiële specifieke opleiding bestaat;d) in het kader van de voorbereiding van de uitoefening van één van de opdrachten bedoeld in artikel 9 van het decreet "werkorganisatie";17° opleidingsoperator : iedere natuurlijke of rechtspersoon die overeenkomstig hoofdstuk VII van deze titel verantwoordelijk is voor het verstrekken van een voortgezette beroepsopleiding; 18° opleidingsplan: het opleidingsplan van de school of van het PMS-centrum bedoeld in artikel 6.1.4-1. ; 19° portfolio: het instrument voor professionele ontwikkeling als bedoeld in artikel 6.1.6-7 ; 20° Opleidingsproces : het geheel van stappen die worden gezet bij de ontwikkeling, de uitvoering en de opvolging van een opleidingsproces dat gericht is op de ondersteuning van de collectieve of individuele ontwikkeling.Dit proces omvat zowel de analyse van de opleidingsbehoeften als de overdracht van de verworven kennis van de opleiding op het terrein; 21° onderzoek-actie: een proces dat gericht is op een verandering in de praktijk, door middel van een cyclisch proces van actie, observatie, aanpassing en analyse.Het doel van onderzoek-actie is dit veranderingsproces te documenteren; 22° collaboratief onderzoek: onderzoek dat gericht is op een beter begrip van de beroepspraktijk.Het gaat om de constructie van een nieuwe kennis over een voorwerp dat verband houdt met de praktijk, een nieuwe kennis, die het resultaat is van een kruising van twee logica's, die van de onderzoekers en die van de praktijkmensen; 23° netwerk : a) alle scholen die worden georganiseerd door Wallonie Bruxelles Enseignement of in het kader van een overeenkomst met Wallonie Bruxelles Enseignement ;b) alle scholen die zijn aangesloten bij een van de federaties van inrichtende machten of die met deze federatie van inrichtende machten een overeenkomst hebben gesloten; 24° supervisie : proces dat een persoon (individuele supervisie) of een groep deelnemers (collectieve supervisie) samenbrengt met een externe begeleider zoals bedoeld in artikel 6.1.7-1, § 1; dit proces, dat gebaseerd is op concrete situaties die door de deelnemer(s) worden aangebracht, heeft tot doel de bewustwording, de expressie en het ontstaan van verbeterings- en vernieuwingsmogelijkheden met betrekking tot de beroepspraktijk te bevorderen. HOOFDSTUK II. - Doelstellingen van de voortgezette beroepsopleiding Artikel 6.1.2-1. - De voortgezette beroepsopleiding van de leden van het onderwijsteam van de scholen en van de leden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra kadert in een proces van professionele ontwikkeling van laatstgenoemden en van een grotere professionalisering.

Artikel 6.1.2-2. - § 1. De voortgezette beroepsopleiding van de leden van het onderwijsteam in de scholen heeft als volgende opdrachten : 1° bij te dragen tot de verbetering van de kwaliteit van het onderwijssysteem door het nastreven van de in artikel 1.5.2-2 bedoelde verbeteringsdoelstellingen; 2° binnen het onderwijsteam van elke school collectieve en geïndividualiseerde competenties te ontwikkelen die kunnen beantwoorden aan de specifieke doelstellingen van de school;3° het mogelijk maken hun kennis en competenties op peil te houden, te verbeteren of aan te passen met het oog op de uitvoering van de prioritaire en specifieke opdrachten bedoeld in dit wetboek. § 2. De voortgezette beroepsopleiding van de leden van het onderwijsteam van de scholen is gericht op de verdere ontwikkeling van de beroepsvaardigheden, met name die die bij de initiële opleiding begonnen zijn: 1° de competenties van de institutionele, sociale en culturele actor. Deze competenties worden vertaald door de volgende capaciteiten: a) als sociale en culturele actor op te treden binnen de school en de samenleving, ook in hun transformatie, diversiteit te integreren en burgerschapspraktijken te ontwikkelen voor een grotere sociale samenhang;b) inzicht te hebben in de ethische vraagstukken en de deontologische en regelgevingskaders van het beroep op democratische en verantwoorde wijze te eerbiedigen;c) de organisatorische en institutionele omgeving van het onderwijssysteem te analyseren en daarin te handelen, in het bijzonder door interactie met collega's, ouders, directie en andere actoren, teneinde : i) deel te nemen aan de sturing van de school en mee te werken aan de verbetering van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap; ii) van de school een plaats te maken waar leerlingen in een positief klimaat leren, zich ontwikkelen en vormen, en niet een plaats van selectie; d) de controle van zijn administratieve situatie en de opvolging van zijn persoonlijk administratief dossier.2° de vaardigheden van de actor van een lerende organisatie in een collectieve dynamiek.Deze vaardigheden komen tot uiting in de volgende capaciteiten: a) te investeren in samenwerking binnen een onderwijsteam om het professionalisme en deskundigheid ervan te vergroten door de collectieve intelligentie te mobiliseren, met name tijdens overleg;b) zijn/haar individuele opleidingsbehoeften vast te stellen en deel te nemen aan de vaststelling van de opleidingsbehoeften van het onderwijsteam;c) bij te dragen tot de verspreiding, binnen het onderwijsteam, van de kennis die zij tijdens de opleiding hebben verworven, of van de vaardigheden die zij hebben ontwikkeld of door ervaring hebben verworven.3° de vaardigheden van de organisator en begeleider van het leren in een evolutieve dynamiek.Deze competenties worden vertaald door de volgende capaciteiten: a) de inhoud van de vakgebieden, hun epistemologische grondslagen, hun wetenschappelijke en technologische evolutie, hun didactiek en de methodologie van hun onderwijs te beheersen;b) de kennis die verband houdt met het leerproces, het onderzoek naar de verschillende modellen en theorieën van het onderwijs te beheersen;c) de schriftelijke en mondelinge Franse taal grondig te beheersen om op passende wijze les te geven en te communiceren in de verschillende contexten en vakgebieden die met het beroep verband houden;d) rekening te houden met de taaldimensie van leren en onderwijzen en deze te ontwikkelen, met aandacht voor de taal van de school of de taal van het leren en zich bewust van het sociaal en cultureel ongelijke karakter van de kennismaking met deze taal;e) op te treden als pedagoog in de klas en de schoolinrichting in een collectief perspectief, met name door : i.het ontwerpen en toepassen van een onderwijs- en leermethode, die een verscheidenheid aan praktijken omvat, waardoor de motivatie en het zelfvertrouwen van de leerlingen worden vergroot en hun creativiteit en zin voor initiatief en samenwerking worden ontwikkeld ; ii. het ontwerp, de selectie en het gebruik van leermiddelen, leerboeken, schoolsoftware en andere pedagogische instrumenten; iii. de constructie en het gebruik van hulpmiddelen voor observatie en evaluatie; deze laatste is specifiek gericht op begrip en formatieve evaluatie, waarbij de verantwoordelijkheid en de deelneming van de leerling aan zijn leerproces worden aangemoedigd; iv. het ontwerpen en uitvoeren van gedifferentieerde pedagogische praktijken en van een geïndividualiseerde begeleiding van de leerlingen, rekening houdend met hun eerdere verworven kennis, hun profiel en, in voorkomend geval, hun specifieke behoeften, en met name steunend op co-onderwijs of pedagogische co-interventie ; v. de ontwikkeling van interdisciplinaire leeractiviteiten;f) de integratie van digitale technologieën in hun pedagogische praktijken te beheersen;g) op transversale wijze rekening te houden met opvoeding tot de media, EVRAS en gender;h) een welwillend relationeel kader te scheppen om de communicatie met de leerlingen, hun omgeving, in het bijzonder hun familie, en met collega's te vergemakkelijken;i) de klasgroep in een opvoedkundige en pedagogische situatie op stimulerende, structurerende en geruststellende wijze te leiden;4° de vaardigheden van de reflexieve beroepsbeoefenaar.Deze competenties komen tot uiting in de volgende vaardigheden: a) de resultaten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van onderwijs en didactiek kritisch te lezen en te gebruiken voor hun onderwijsactiviteiten, alsmede gebruik te maken van verschillende disciplines in de menswetenschappen om beroepssituaties te analyseren en daarin te handelen;b) individueel en met zijn/haar medeleerlingen een kritische en nauwgezette observatie en analyse te maken van zijn/haar eigen praktijken en het effect daarvan op de leerlingen, teneinde zijn/haar onderwijs te reguleren en de strategieën en voorwaarden voor de uitvoering ervan te wijzigen met het oog op doeltreffendheid en billijkheid.c) geleidelijk zijn beroepsidentiteit op te bouwen, met name door gebruik te maken van instrumenten voor persoonlijke professionele ontwikkeling, zoals het portfolio. Artikel 6.1.2-3. - § 1. De voortgezette beroepsopleiding van de leden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra heeft als doelstellingen : 1° bij te dragen tot de verbetering van de kwaliteit van het onderwijssysteem door het nastreven van de in punt 1.5.2-2 bedoelde doelstellingen voor verbetering en meer in het bijzonder van de volgende doelstellingen a) steun voor inclusieve scholen;b) moeilijkheden te ontdekken en leerlingen te helpen slagen op school ;c) bestrijding van absenteïsme en afhaken op school ;d) steun voor de betrekkingen tussen school en gezin ;e) begeleiding geïntegreerd in een educatieve aanpak van begeleiding die in partnerschap met alle educatieve en externe actoren wordt verstrekt;2° in het team van elk PMS-centrum collectieve en geïndividualiseerde vaardigheden te ontwikkelen die kunnen beantwoorden aan de specifieke doelstellingen van het centrum;3° hun kennis en vaardigheden op peil te houden, te verbeteren of aan te passen met het oog op hun geschiktheid voor de vervulling van de taken waarmee de PMS-centra krachtens een decretale of wettelijke bepaling zijn belast. § 2. De voortgezette beroepsopleiding van de teamleden van de PMS-centra is gericht op de verdere ontwikkeling van hun professionele competenties, met name die waarmee zij tijdens hun initiële opleiding zijn begonnen: 1° de competenties van de institutionele, sociale en culturele actor. Deze competenties worden vertaald door de volgende capaciteiten: a) optreden als sociale en culturele educatieve actor binnen het onderwijsstelsel en de samenleving, met inbegrip van hun transformatie, teneinde diversiteit te integreren en burgerschapspraktijken te ontwikkelen met het oog op een grotere sociale samenhang;b) ethische vraagstukken te begrijpen en de deontologische en regelgevingskaders van het beroep vanuit een democratisch en verantwoordelijk perspectief te respecteren;c) de organisatorische en institutionele omgeving van het onderwijsstelsel te analyseren en daarin te handelen, met name door contacten te onderhouden met collega's, personeelsleden van de scholen waarmee het centrum samenwerkt, ouders en andere actoren, met het oog op : i.deel uit te maken van het sturingsproces van het centrum; ii. deel te nemen aan de verbetering van het onderwijsstelsel van de Franse Gemeenschap; iii. de school tot een plaats te maken waar leerlingen in een positief klimaat leren, zich ontwikkelen en een opleiding vormen, en niet tot een plaats van selectie; d) zijn of haar administratieve situatie en de opvolging van zijn of haar persoonlijk administratief dossier te controleren.2° de vaardigheden van de actor van een lerende organisatie in een collectieve dynamiek.Deze vaardigheden komen tot uiting in de volgende capaciteiten: a) te investeren in de samenwerking van een multidisciplinair team, teneinde het professionalisme en de deskundigheid te vergroten door de collectieve intelligentie te mobiliseren, met name tijdens teamvergaderingen;b) samen te werken en relevante informatie mee te delen aan het onderwijsteam;c) zijn/haar individuele opleidingsbehoeften vast te stellen en deel te nemen aan de vaststelling van de opleidingsbehoeften van het multidisciplinaire team;d) bij te dragen tot de verspreiding binnen het multidisciplinaire team van het PMS-centrum van de kennis die is verworven door middel van gevolgde opleidingen of de vaardigheden die door dergelijke opleidingen of door ervaring zijn ontwikkeld.3° de vaardigheden van de persoon die het schooltraject en de ontwikkeling van de leerling begeleidt door het gezin erbij te betrekken, in een evolutief proces.Deze competenties worden uitgedrukt door : a) de ontwikkeling van de vaardigheden : i.betrekkingen met de leerlingen, met inbegrip van hun familiekring, en met collega's en professionele partners, met inbegrip van het onderwijsteam; ii. groepsanimatie en -beheer; iii. luisteren, verzamelen van relevante gegevens, analyse en multidisciplinaire opvolging van situaties; b) beheersing van de wetenschappelijke inhoud in verband met de opdrachten van de PMS-centra en de functie die binnen het PMS-centrum wordt vervuld.4° de vaardigheden van de reflectieve beroepsbeoefenaar.Deze bekwaamheden komen tot uiting in de volgende vaardigheden: a) de resultaten van wetenschappelijk onderzoek in verband met de opdrachten van de PMS-centra en de binnen het centrum uitgeoefende functie kritisch te lezen en zich daaruit te laten inspireren voor zijn/haar professionele actie, alsmede zich te baseren op verschillende disciplines van de menswetenschappen om in beroepssituaties te analyseren en te handelen;b) individueel en met zijn/haar medeleerlingen een kritische en nauwgezette observatie en analyse te maken van zijn/haar eigen praktijken en de gevolgen daarvan voor de leerlingen, teneinde deze te reguleren en de strategieën en voorwaarden voor de uitvoering ervan te wijzigen vanuit een oogpunt van doeltreffendheid en rechtvaardigheid. In deze analyse is de genderdimensie geïntegreerd; c) geleidelijk zijn beroepsidentiteit op te bouwen, met name door gebruik te maken van instrumenten voor persoonlijke professionele ontwikkeling, zoals het portfolio. HOOFDSTUK III. - Algemene organisatie van de voortgezette beroepsopleiding Afdeling I. - Algemene bepalingen

Artikel 6.1.3-1. - § 1. De voortdurende beroepsopleiding is een recht en een plicht voor de leden van het onderwijsteam van de scholen of van de leden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra.

Ze is gericht tot ieder personeelslid bedoeld in artikel 6.1.1-1, benoemd of aangeworven in vast verband of aangesteld of aangeworven in tijdelijk verband, werkzaam op een school of in een PMS-centrum.

Wanneer de begunstigde ingeschreven is voor een opleiding, is de begunstigde van de opleiding verplicht de volledige opleiding te volgen. § 2. In afwijking van paragraaf 1, tweede alinea, kunnen de kandidaten voor een functie bedoeld in artikel 6.1.1-1 die geen aanstelling of een aanwerving in tijdelijk verband meer hebben, zich inschrijven voor en kosteloos deelnemen aan een opleiding bedoeld in artikel 6.1.3-2, 2°, indien zij in het voorafgaande en/of lopende schooljaar ten minste tien schoolwerkdagen in dienst zijn geweest.

De kandidaat bedoeld in het eerste lid dient zijn verzoek tot inschrijving rechtstreeks bij het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding in. Deze kan de inschrijving in chronologische volgorde van indiening van de aanvragen valideren, zodat de groepen waarin nog plaatsen beschikbaar zijn vijftien schoolwerkdagen vóór de datum van de opleiding kunnen worden aangevuld.

De kandidaat bedoeld in het eerste lid wordt niet beschouwd in dienst te zijn gedurende de voortgezette beroepsopleiding die hij volgt en heeft geen recht op enige vorm van bezoldiging of vergoeding. § 3. In afwijking van § 1, tweede lid, en op voorwaarde dat het opleidingssysteem door het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding, Wallonië-Bruxelles Enseignement of de betrokken federatie van inrichtende machten relevant wordt geacht, kan elk van hen gemengde voortgezette beroepsopleidingen organiseren waarvan het doelpubliek uit begunstigden van de opleiding en begunstigden van externe opleidingen bestaat. De organisatie van deze opleidingen valt niet onder de in hoofdstuk VIII bedoelde begroting, voor zover het gaat om externe begunstigden van opleidingen. Met de betrokken partner wordt een samenwerkingsovereenkomst opgesteld, die ter beschikking van de diensten van de regering wordt gesteld.

Voor de voortgezette beroepsopleidingen waarvan het doelpubliek in principe uitsluitend bestaat uit begunstigden van de opleiding, kunnen het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding, Wallonie-Bruxelles Enseignement of de federatie van betrokken inrichtende machten inschrijvingsaanvragen van externe begunstigden van opleidingen valideren. De inschrijvingen worden behandeld in de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend, zodat de groepen waarin nog plaatsen beschikbaar zijn tien schoolwerkdagen vóór de datum van de opleiding aangevuld kunnen worden.

Artikel 6.1.3-2. - De voortgezette beroepsopleiding omvat twee soorten opleidingen : 1° die beantwoorden aan collectieve behoeften, die gekenmerkt worden door de verplichte deelname van de begunstigden van de opleiding;2° die beantwoorden aan geïndividualiseerde behoeften, die gekenmerkt worden door een facultatieve en vrijwillige deelname van de begunstigden van de opleiding. Artikel 6.1.3-3. - § 1. Voor elk van de in artikel 6.1.3-2 bedoelde opleidingstypen wordt de voortgezette beroepsopleiding op de volgende twee niveaus georganiseerd: 1° op netoverschrijdend niveau, voor alle inrichtende machten, onder de verantwoordelijkheid van het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding ;2° op het niveau van elk netwerk, onder de verantwoordelijkheid van Wallonie-Bruxelles Enseignement en elke federatie van inrichtende machten. Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, sluit een inrichtende macht die niet is aangesloten bij een Federatie van inrichtende machten uiterlijk vier maanden na de oprichting van de school of het PMS-centrum een overeenkomst over de voortgezette beroepsopleiding met Wallonie-Bruxelles Enseignement of met een Federatie van inrichtende machten.

Als het niet mogelijk is gebleken een overeenkomst te sluiten met de partner van zijn keuze, sluit de betrokken inrichtende macht een overeenkomst met Wallonie-Bruxelles Enseignement, waarbij elke partij bij onenigheid over bepaalde elementen van de overeenkomst arbitrage kan vragen aan de regering. § 2. De voortgezette beroepsopleiding wordt georganiseerd met inachtneming van de beginselen van complementariteit en niet-concurrentie tussen de netoverschrijdende niveaus en de netwerken bedoeld in paragraaf 1, eerste lid en op basis van het principe dat een derde van het geheel van het aanbod van voortgezette beroepsopleidingen bedoeld in de artikelen 6.1.3-8, 6.1.3-9 en 6.1.3-11 op het gebied van de netoverschrijdende niveaus moet worden georganiseerd en dat twee derde van het totale aanbod van voortgezette beroepsopleidingen bedoeld in de artikelen 6.1.3-8, 6.1.3-9 en 6.1.3-11 op het niveau van elk netwerk moet worden georganiseerd.

Artikel 6.1.3-4. - § 1. De voortgezette beroepsopleiding georganiseerd op het gebied van het netoverschrijdend niveau beantwoordt aan de collectieve opleidingsbehoeften die naar voren komen uit : 1° de doelstellingen ter verbetering van het onderwijsstelsel, zoals bedoeld in artikel 1.5.2.-2; 2° de specifieke doelstellingen zoals bedoeld in artikel 1.5.2-2; 3° hetzij de analyse van de opleidingsplannen van alle door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde scholen of PMS-centra. In het kader van de opleidingen die verband houden met de prioritaire oriëntaties en thema's bedoeld in artikel 6.1.5-8 heeft de voortgezette beroepsopleiding betrekking op de overname van een thema door alle scholen of alle PMS-centra of een deel daarvan, en beoogt zij, met inachtneming van de vrijheid van pedagogische methoden, de ontwikkeling van gemeenschappelijke beroepsreferenties en -praktijken voor alle scholen of alle PMS-centra of een deel daarvan.

Ze omvat ook de opleidingsprogramma's die bij decretale of reglementaire bepaling automatisch aan het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding worden toevertrouwd omdat zij voor alle scholen of PMS-centra of een deel daarvan op dezelfde wijze moeten worden opgezet. § 2. De voortgezette beroepsopleiding die georganiseerd wordt op het gebied van de netoverschrijdende niveaus beantwoordt aan de geïndividualiseerde opleidingsbehoeften die voortvloeien uit de persoonlijke opleidingsprojecten van de begunstigden van de opleiding, met als uitgangspunt de doelstellingen ter verbetering van het onderwijsstelsel of de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 1.5.2-2.

Artikel 6.1.3-5. - § 1. De voortgezette beroepsopleiding die georganiseerd wordt op het niveau van het netwerk beantwoordt aan de collectieve opleidingsbehoeften die voortvloeien uit : 1° ofwel het pedagogisch en opvoedingsproject van elke inrichtende macht of van Wallonie-Bruxelles Enseignement of van elke federatie van inrichtende macht;2° of de analyse van de opleidingsplannen van de scholen of van de PMS-centra die betrekking hebben op Wallonie-Bruxelles Enseignement of de Federatie van inrichtende macht. In het kader van de opleidingen die verband houden met de prioritaire oriëntaties en thema's bedoeld in artikel 6.1.5-8, gaat het om het grondig onderzoek en de uitvoering van een voorwerp in de context van de school of het PMS-centrum.

Onverminderd artikel 6.1.3-3 kan een inrichtende macht, met instemming van Wallonie-Bruxelles Enseignement of van de betrokken Federatie van inrichtende machten, de opleidingen bedoeld in deze paragraaf organiseren. Wallonie-Bruxelles Enseignement of elke betrokken federatie van inrichtende machten zorgt voor de financiering en blijft verantwoordelijk voor de opleidingen waarvan zij de organisatie delegeert aan een inrichtende macht.

Onverminderd artikel 6.1.3-3, neemt Wallonie-Bruxelles Enseignement of elke betrokken federatie van inrichtende machten, binnen de perken van de beschikbare middelen, de organisatie en de financiering op zich van de specifieke opleidingen die door een van hun scholen worden aangevraagd en waarvoor zou worden aangetoond dat de specifieke behoeften in verband met haar opleidingsplan niet zouden worden gedekt door het aanbod van opleidingen tussen netoverschrijdende opleidingen of netwerken of opleidingen die door uitzonderlijke omstandigheden zijn ingegeven. § 2. De voortgezette beroepsopleiding georganiseerd op het niveau van netwerken beantwoordt aan de geïndividualiseerde opleidingsbehoeften die voortvloeien uit de persoonlijke opleidingsprojecten van de begunstigden van een opleiding waarvan het uitgangspunt het pedagogisch en didactisch project van Wallonië-Bruxelles Enseignement of van een van de federaties van inrichtende machten is, zonder rechtstreeks verband met de doelstellingen van verbetering van het onderwijsstelsel of de specifieke doelstellingen bedoeld in artikel 1.5.2-2 en de prioritaire interventiegebieden van de PMS-centra Artikel 6.1.3-6. - De voortgezette beroepsopleiding wordt georganiseerd als volgt : 1° alle scholen die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd;2° alle PMS-centra die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd. Zet kan ook worden georganiseerd door deze twee elementen te groeperen. Afdeling II - De voortgezette beroepsopleiding die beantwoordt aan

collectieve behoeften Artikel 6.1.3-7. - § 1. De voortgezette beroepsopleiding beantwoordt aan de opleidingsbehoeften die bij de opstelling van het sturingsplan van de school of van de tussentijdse evaluatie van de doelstellingenovereenkomst van de school collectief zijn vastgesteld.

Zij draagt bij tot de collectieve verwezenlijking van de specifieke doelstellingen die in de doelstellingenovereenkomsten zijn opgenomen en neemt deel aan de verwezenlijking van de doelstellingen voor de verbetering van het onderwijsstelsel en, in voorkomend geval, van de specifieke doelstellingen.

In afwijking van het eerste lid, voor scholen waarvan de prestaties een aanzienlijk verschil laten zien in de zin van artikel 1.5.2-13, beantwoordt de voortgezette beroepsopleiding aan de opleidingsbehoeften die bij de opstelling van het aanpassingsplan van de school collectief worden vastgesteld. Zij draagt bij tot de collectieve verwezenlijking van de aanpassingsdoelstellingen die in de samenwerkingsprotocollen zijn opgenomen. § 2. De voortgezette beroepsopleiding beantwoordt aan de opleidingsbehoeften die tijdens de ontwikkeling van het opleidingsplan van de PMS-centra collectief zijn vastgesteld.

Artikel 6.1.3-8. - § 1. Voor de leden van het onderwijsteam van de school omvat de voortgezette beroepsontwikkeling die beantwoordt aan de collectieve behoeften, zes halve dagen per schooljaar.

Voor de scholen die met toepassing van de artikelen 1.5.2-13 en volgende een samenwerkingsprotocol hebben gesloten, kan de regering in de lijst van steun- en hulpmiddelen, bedoeld in artikel 1.5.2-15, tweede lid, de mogelijkheid opnemen om het aantal halve dagen, bedoeld in het eerste lid, te verhogen, teneinde de leden van het onderwijsteam van scholen in een aanpassingssysteem in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan halve dagen opleidingen gericht op de behoeften die voortvloeien uit het samenwerkingsprotocol van de school. Deze verhoging mag hoger zijn dan vijf halve dagen per schooljaar.

Tijdens de halve dagen opleiding bedoeld in deze paragraaf, worden de lessen geschorst overeenkomstig de artikelen 1.9.2-2, 1.9.3-4 en 1.9.4-2. § 2. Voor de leden van het multidisciplinaire team van het PMS-centrum omvat de voortgezette beroepsopleiding die beantwoordt aan de collectieve behoeften zes halve dagen per schooljaar. § 3. Het aantal halve dagen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 mag bewaard en verdeeld worden over zes opeenvolgende schooljaren. Dit aantal bewaarde halve dagen wordt verdeeld naar rata van een derde voor het netoverschrijdend niveau en van twee derde voor het netwerkniveau.

De diensten van de regering zorgt voor de controle van de opleidingsverplichting bedoeld in dit artikel volgens de nadere regels bepaald door de regering.

Artikel 6.1.3-9. - § 1. In afwijking van artikel 6.1.3-8 kan de Regering, op eigen initiatief of op verzoek van Wallonie-Bruxelles Enseignement of een Federatie van inrichtende machten, beslissen bijkomende halve dagen van verplichte voortgezette beroepsopleiding te organiseren.

Alvorens bij de regering te worden ingediend, wordt elke aanvraag die uitgaat van Wallonie-Bruxelles Enseignement of van een Federatie van inrichtende machten onderworpen aan een advies van de Sturingscommissie, dat zelf gebaseerd is op het advies van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding.

Het aantal extra halve dagen voortgezette beroepsopleiding wordt vastgesteld op ten hoogste zes halve dagen per schooljaar. Deze halve dagen kunnen eventueel worden gecombineerd met een onderbreking van de lessen. § 2. De regering bepaalt het aantal halve dagen, het niveau van de opleiding, de doelgroep, het tijdstip en het (de) behandelde onderwerp(en). Behalve met instemming van Wallonie-Bruxelles Enseignement, de federaties van inrichtende machten en de vakbonden, neemt zij deze beslissingen ten minste één jaar vóór de organisatie van deze opleidingen. De diensten van de regering informeren de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding hierover.

De regering kan de doelgroep in cohorten verdelen en de organisatie van deze extra halve dagen over maximaal zes schooljaren spreiden.

Wanneer de extra halve dagen opleiding buiten de schooltijd worden georganiseerd en de sessies tijdens de schoolvakanties en -verloven worden georganiseerd, moeten tijdens het schooljaar identieke sessies worden georganiseerd. Tussen 6 juli en 25 augustus mogen geen sessies worden georganiseerd. § 3. De diensten van de regering houden toezicht op de in dit artikel bedoelde opleidingsverplichting volgens de nadere regels bepaald door de regering. Afdeling III - De voortgezette beroepsopleiding die beantwoordt aan

geïndividualiseerde diensten Artikel 6.1.3-10. - De voortgezette beroepsopleiding beantwoordt aan de opleidingsbehoeften vastgesteld door de begunstigde van de opleiding met het oog op zijn persoonlijke professionele ontwikkeling, 1° hetzij met het oog op de ontwikkeling van aanvullende specifieke competenties of nieuwe beroepscompetenties, met name om bij te dragen tot de uitvoering van de doelstellingenovereenkomst van de school;2. specifieke beroepscompetenties te ontwikkelen die nodig zijn voor : a) de functie die de werknemer bekleedt, zal bekleden of waarin hij of zij zich profileert;b) de collectieve opdracht die de werknemer uitoefent, moet uitoefenen of waarin hij zich profileert, zoals bedoeld in het decreet "organisatie van de arbeid";c) de loopbaanfase waarin de begunstigde van de opleiding zich bevindt;d) de context waarin de begunstigde van de opleiding zijn functie of opdracht uitvoert. Artikel 6.1.3-11. - Wat de leden van het onderwijsteam van de scholen betreft, kan de voortgezette beroepsopleiding die aan de geïndividualiseerde behoeften beantwoordt, tien halve dagen per schooljaar omvatten, hetzij op het niveau van het netoverschrijdend niveau, hetzij op het niveau van het netwerk, wanneer zij plaatsvindt tijdens de tijd die normaal wordt besteed aan het werk in de klas bedoeld in artikel 3 van het decreet "werkorganisatie".

Gedurende de eerste vijf jaar van zijn indiensttreding geniet een lid van het onderwijsteam dat prestaties verleend naar rata van minstens een halve opdrachtlast, twee bijkomende halve dagen opleiding per maand, die over een schooljaar kunnen worden gekapitaliseerd voor een maximum van tien bijkomende halve dagen.

Voor de personeelsleden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra kan de voortgezette beroepsopleiding die aan de geïndividualiseerde behoeften beantwoordt twintig halve dagen per schooljaar omvatten wanneer deze plaatsvindt onder hun werktijd. Deze twintig halve dagen moeten verschillende halve dagen opleiding omvatten die gewijd zijn aan het collectieve toezicht.

Het aantal halve dagen bedoeld in het eerste lid of het derde lid kan worden gecumuleerd over zes opeenvolgende schooljaren.

Buiten de tijd die wordt besteed aan het werk in de klas bedoeld in artikel 3 van het decreet "werkorganisatie" of de tijd die door de begunstigde van de opleiding wordt besteed, is de voortgezette beroepsopleiding die aan geïndividualiseerde behoeften beantwoordt, niet beperkt wat het aantal halve dagen per opleidingsjaar betreft.

Artikel 6.1.3-12. - In afwijking van de artikelen 6.1.3-2, 2°, en 6.1.3-10, kan een inrichtende macht of zijn afgevaardigde de begunstigde van de opleiding een beroepsopleiding opleggen die beantwoordt aan geïndividualiseerde behoeften en dit slechts als gevolg van een opdracht in verband met de beoordeling van zijn pedagogische bekwaamheid, zoals bepaald in artikel 4, § 4, van het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene Inspectiedienst of als gevolg van de beoordeling van de beroepsbekwaamheid van een personeelslid van het multidisciplinaire team, zoals bepaald in artikel 7, § 4, van datzelfde decreet.

Deze beslissing wordt schriftelijk genomen en met redenen omkleed. De inrichtende macht schept de voorwaarden om tijd vrij te maken die in principe bestemd is voor een van de bestanddelen van de opdrachtlast van de leerkracht bedoeld in artikel 2, 1 tot 3 en 5, van het decreet "werkorganisatie", teneinde de begunstigde van de opleiding in staat te stellen de bedoelde opleiding te volgen.

Artikel 6.1.3-13. - De inrichtende macht van een school organiseert, in de gevallen en onder de voorwaarden die door de regering worden vastgesteld, de vervanging van de begunstigden van een opleiding die tot het personeel behoren en een beroepsopleiding volgen die aan de geïndividualiseerde behoeften beantwoordt, namelijk 1° door studenten die hun stage lopen in het kader van de samenwerkingsakkoorden bedoeld in artikel 20 van het decreet van 7 februari 2019 betreffende de initiële opleiding van de leerkrachten;2° binnen de hiertoe voorziene begrotingskredieten en volgens de nadere regels bepaald door de regering hetzij door : a) personeelsleden die daartoe tijdelijk aangewezen of aangeworven zijn, hetzij geplaatst met gedeeltelijk opdrachtverlies of voorlopig teruggeroepen in dienstactiviteit ;b) pedagogische, sportieve, culturele of artistieke activiteiten ;3° door andere leden van het pedagogisch team. Voor scholen van gewoon basisonderwijs en gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs die een samenwerkingsprotocol hebben gesloten met toepassing van de artikelen 1.5.2-13 en volgende, kan de inrichtende macht een beroep doen op de bepalingen van het eerste lid, 2°, b), om de organisatie mogelijk te maken van bijkomende halve dagen van voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig artikel 6.1.3-8, § 1. HOOFDSTUK IV. - Het opleidingsplan van de scholen en de PMS-centra Artikel 6.1.4-1. - Bij het opstellen van het sturingsplan van de school stelt de directeur van de school, in samenwerking met het onderwijsteam, het opleidingsplan van de school op. Overeenkomstig artikel 1.5.2-3, § 1, 5°, maakt het opleidingsplan integraal deel uit van het sturingsplan van de school.

Om de zes jaar stelt de directeur van het PMS-centrum, in samenwerking met het multidisciplinaire team van het PMS-centrum, het opleidingsplan van het PMS-centrum op.

De directeur stuurt, in samenwerking met het onderwijsteam van de school en, in voorkomend geval, met de afgevaardigde(n) voor pedagogische coördinatie, het opleidingsproces binnen de school. De directeur van een PMS-centrum stuurt, in samenwerking met het multidisciplinaire PMS-team, het opleidingsproces binnen het centrum.

De directeur van de school of van het PMS-centrum zorgt in het bijzonder voor: 1° de uitvoering van het opleidingsplan;2° de steun en opvolging van het opleidingsproces, vooral na de opleiding;3° de interne evaluatie van de uitvoering van het opleidingsplan. Het opleidingsplan : 1° bepaalt de competenties die collectief moeten worden ingezet om de specifieke doelstellingen die door de school of door het PMS-centrum zijn bepaald, op adequate wijze te verwezenlijken;2° bepaalt op basis daarvan de behoeften inzake professionele ontwikkeling die beantwoorden aan de collectieve behoeften van hetzij het gehele team, hetzij een deel ervan;3° integreert de planning van de behoeften aan professionele ontwikkeling over de hele duur van het opleidingsplan en gaat in op de manier waarop de overdracht van de verworven kennis van de opleidingen in de school of het PMS-centrum wordt voorzien ; 4° integreert, indien nodig en onverminderd artikel 6.1.3-3, de opleidingen op eigen middelen die beantwoorden aan de collectieve behoeften van het team.

Na advies van de sturingscommissie stelt de regering het model van het opleidingsplan vast.

Artikel 6.1.4-2. - Het opleidingsplan van de school kan worden aangepast bij de jaarlijkse evaluatie of bij de tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de doelstellingenovereenkomst. Bij deze gelegenheid zal de planning van het opleidingsproces worden aangepast.

Het opleidingsplan van het PMS-centrum kan jaarlijks worden aangepast.

Bij deze gelegenheid zal de planning van het opleidingsproces worden aangepast. HOOFDSTUK V. - Sturing van de voortgezette beroepsopleiding Afdeling I. - Opdrachten van de sturingscommissie in het kader van de

voortgezette beroepsopleiding Artikel 6.1.5-1. - In het kader van de sturing van de voortgezette beroepsopleiding is de sturingscommissie belast met de volgende opdrachten : 1° het advies bedoeld in artikel 6.1.5-7, § 2, eerste lid, aan de Regering voorleggen, ; 2° haar voorstellen voor eventuele jaarlijkse wijzigingen overeenkomstig artikel 6.1.5-7, § 2, tweede lid, voorleggen aan de Regering; 3° het advies aan de regering voorleggen over de algemene opleidingsprogramma's overeenkomstig artikel 6.1.5-9, derde lid; 4° als scheidsrechter optreden bij meningsverschillen over de coherentie en complementariteit van de opleidingen georganiseerd op het netoverschrijdend niveau en op het niveau van het netwerk, die niet binnen de Raad voor voortgezette beroepsopleiding konden worden opgelost; 5° de criteria en voorwaarden vaststellen voor de bekrachtiging van nieuwe vormen van voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig artikel 6.1.5-11, § 2, tweede lid; 6° evaluatiecriteria vaststellen en aan de regering doorgeven, met name betreffende de adequatie van de georganiseerde voortgezette beroepsopleidingen met de doelstellingen bepaald in de artikelen 6.1.2-2 en 6.1.2-3 en de opvolgingsindicatoren ; 7° elke advies uitbrengen dat krachtens een decretale bepaling vereist is;8° op verzoek van de regering alle aanvullende analyses verrichten. Op basis van de driejaarlijkse evaluatie bedoeld in artikel 6.1.5-2, § 2, legt de sturingscommissie om de drie jaar aan de Regering een evaluatieverslag voor over alle voortgezette beroepsopleidingen bedoeld in deze titel. Het verslag bevat tevens voorstellen ter bevordering van de kwaliteit, de samenhang, de complementariteit tussen netoverschrijdende niveaus en netwerken en het effect van de opleidingen georganiseerd overeenkomstig deze titel, waarbij de vrijheid van de pedagogische methoden wordt nageleefd.

Voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in dit artikel baseert de sturingscommissie zich met name op de evaluaties, adviezen en voorstellen van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding, alsmede op elk ander onderzoek. De Commissie houdt tevens rekening met de externe evaluatie die overeenkomstig artikel 6.1.5-13 om de zes jaar wordt verricht.

De sturingscommissie kan elk punt dat in de Raad voor voortgezette beroepsopleiding is besproken, in behandeling nemen. Afdeling II. - De Raad voor de voortgezette beroepsopleiding

Artikel 6.1.5-2. - § 1. Er wordt binnen de Sturingscommissie een Raad voor de voortgezette beroepsopleiding (CoFoPro) opgericht, die als opdracht heeft te zorgen voor het operationeel overleg tussen de actoren van de voortgezette beroepsopleiding en de strategische aspecten van de voortgezette beroepsopleiding te behandelen. In dit kader is de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding belast met de volgende opdrachten : 1° de vastgestelde behoeften inzake de voortgezette beroepsopleiding op basis van de in artikel 6.1.5-5 bedoelde elementen analyseren; 2° het advies bedoeld in artikel 6.1.5-7, § 1, tweede lid, voorleggen aan de sturingscommissie; 3° de voorstellen voor eventuele jaarlijkse wijzigingen overeenkomstig artikel 6.1.5-7, § 1, vierde lid aan de sturingscommissie voorleggen; 4° voor de samenhang en de complementariteit van de opleidingen zorgen die worden georganiseerd op het netoverschrijdend niveau en op het niveau van de netwerken;in dit kader stelt hij een verdeling voor tussen de opleidingen op het netoverschrijdend niveau en deze op het niveau van het netwerk; in dit opzicht zorgt hij voor de naleving van de bepaling van artikel 6.1.3-3, § 2, en legt hij, in voorkomend geval, de arbitrage van de geschillen voor aan de sturingscommissie; 5° een advies voorleggen aan de sturingscommissie over de criteria en voorwaarden voor de validering van nieuwe nadere regels voor de voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig artikel 6.1.5-11, § 2 ; 6° voorstellen en adviezen formuleren aan de sturingscommissie over evaluatiecriteria en indicatoren voor de opvolging van de opleidingen op het netoverschrijdend niveau en het niveau van de netwerken;7° een driejaarlijkse evaluatie van de opleidingen overeenkomstig paragraaf 2 uitvoeren en deze aan de sturingscommissie voorleggen;8° elke advies vereist door een decretale bepaling voorleggen;9° elke bijkomende analyse uitvoeren op verzoek van de sturingscommissie. § 2. Om de drie jaar stelt de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding een driejaarlijkse evaluatie op van de voortgezette beroepsopleidingen bedoeld in deze titel en legt deze voor aan de sturingscommissie. Deze evaluatie is met name gebaseerd op : 1° het driejaarlijkse verslag dat door het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding wordt opgesteld overeenkomstig artikel 6.1.5-12 ; 2° de jaarverslagen bedoeld in artikel 15 van het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen van het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs en het statuut van steun- en begeleidingsadviseurs, opgesteld, elk voor zover het haar/hem aanbelangt, door Wallonie-Bruxelles Enseignement en door elke Federatie van inrichtende machten; 3° het verslag bedoeld in artikel 6.1.5-13.

Deze evaluatie omvat: 1° de analyse van de opleidingen op het netoverschrijdend niveau en het niveau van de netwerken volgens de evaluatiecriteria en de controle-indicatoren die door de sturingscommissie zijn vastgesteld;2° de in aanmerkingneming van de articulatie op het netoverschrijdend niveau en op het niveau van de netwerken;3° de in aanmerkingneming van de articulatie tussen de initiële opleiding van de leerkrachten en de voortgezette beroepsopleiding;4° het formuleren van voorstellen tot aanpassing of verbetering van het proces van de voortgezette beroepsopleiding, met name door de nodige onderzoeken in kaart te brengen. Artikel 6.1.5-3. - De Raad voor de voortgezette beroepsopleiding bestaat uit : 1° de ambtenaar-generaal belast met de Algemene Directie voor de sturing van het onderwijssysteem of zijn vertegenwoordiger van ten minste rang 15, die het voorzitterschap waarneemt;2° twee vertegenwoordigers van het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding;3° een vertegenwoordiger van de Academie voor Onderzoek en Hoger Onderwijs (ARES) ; 4° zes vertegenwoordigers van de inrichtende machten, waaronder : a) een vertegenwoordiger van de inrichtende machten bedoeld in artikel 1.6.5-2, § 1, vijfde lid, 1° ; b) een vertegenwoordiger van de inrichtende machten bedoeld in artikel 1.6.5-2, § 1, vijfde lid, 2° ; c) twee vertegenwoordigers van de inrichtende machten bedoeld in artikel 1.6.5-2, § 1, vijfde lid, 3° ; d) een vertegenwoordiger van de inrichtende machten bedoeld in artikel 1.6.5-2, § 1, vijfde lid, 4° ; e) een vertegenwoordiger van Wallonie-Bruxelles Enseignement ;5° één vertegenwoordiger van elk van de organisaties die de leerkrachten van de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen en aangesloten zijn bij de vakbonden die in de Nationale Arbeidsraad zetelen. De leden van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding worden door de regering benoemd voor een periode van vier jaar. Voor elk werkend lid wordt een plaatsvervanger lid aangesteld. Hun aanstelling is hernieuwbaar.

De Raad voor de voortgezette beroepsopleiding stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt dit voor aan de sturingscommissie en de diensten van de regering. Hij komt ten minste viermaal per jaar bijeen, op uitnodiging van de voorzitter of op verzoek van ten minste twee van zijn leden.

De voorzitter stelt de agenda op en deelt deze mee aan de sturingscommissie. Hij kan, naar gelang van het te bespreken onderwerp, op eigen initiatief of op verzoek van een van de leden van de Raad een deskundige uitnodigen.

Alleen de leden van de Raad zijn stemgerechtigd. De Raad beraadslaagt bij consensus. In geval van onenigheid tussen de leden kunnen de minderheidsstandpunten samen met het meerderheidsstandpunt aan de sturingscommissie worden toegezonden.

Afhankelijk van de agenda kunnen de leden van de Raad vergezeld worden door een technisch adviseur. De voorzitter kan zich altijd laten bijstaan door technische adviseurs.

De diensten van de regering bieden analytische ondersteuning en nemen het secretariaat van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding waar. Afdeling III. - Vaststelling van prioritaire oriëntaties en thema's

Artikel 6.1.5-4. - De Regering stelt om de zes jaar de institutionele behoeften vast voor de voortgezette beroepsopleiding op basis van de doelstellingen voor de verbetering van het onderwijssysteem bedoeld in artikel 1.5.2-2, de oriëntaties van het onderwijssysteem en het onderwijsbeleid dat de Regering wil bevorderen.

Deze oriëntaties hebben onder meer betrekking op de strijd tegen de opwarming van de aarde en het behoud van de biodiversiteit, de uitdaging van de nieuwe technologieën en de digitale technologie, de noodzaak van een hernieuwde democratie, de sociaaleconomische ontwikkeling en de versterking van de participatie van de burgers.

In voorkomend geval stelt de Regering de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding in kennis van alle nieuwe institutionele behoeften die een wijziging van de prioritaire oriëntaties en thema's vereisen.

Artikel 6.1.5-5 - Om de zes jaar onderzoekt de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding de behoeften op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding op basis van de elementen die meegedeeld worden : 1° door de Algemene Sturingsdienst voor Scholen en Psycho-Medisch-Sociale Centra op basis van de analyse opgesteld overeenkomstig artikel 9/1 van het decreet van 13 september 2018 tot oprichting van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra en tot bepaling van het statuut van de zonedirecteurs en afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst;2° in voorkomend geval, door de Algemene Inspectiedienst op basis van de elementen die naar voren komen uit de uitoefening van de opdrachten bedoeld in de artikelen 4 en 7 van het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene Inspectiedienst;3° door Wallonie-Bruxelles Enseignement en door elke Federatie van inrichtende machten;4° door de administratieve cel voor de coördinatie van de acties ter voorkoming van geweld op school, schoolverzuim, schooluitval en vroegtijdig schoolverlaten, opgericht bij artikel 22 van het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van verschillende schoolstelsels ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van studieoriëntatie;5° door de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media (CSEM), opgericht bij het decreet van 5 juni 2008 houdende oprichting van de Hoge Raad voor Opvoeding tot de Media en tot ontwikkeling van bijzondere initiatieven en middelen terzake in de Franse Gemeenschap;6° door de Inter-netwerkcomponent commissie voor educatieve digitalisering (CINE), bedoeld in artikel 3, § 3, van het decreet van 25 april 2019 betreffende het digitaal bestuur van het schoolsysteem en de overdracht van digitale gegevens in het leerplichtonderwijs;7° door het follow-up comité bedoeld in artikel 8 van het decreet van 7 januari 2016 houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap;8° elke andere instantie waarvan de voorstellen bij een decretale of reglementaire bepaling vereist zijn;9° door een verzameling van behoeften die om de zes jaar op initiatief van de diensten van de regering wordt gehouden bij een representatief staal van de begunstigden van een opleiding over hun behoeften inzake opleiding die beantwoordt aan geïndividualiseerde behoeften;10° door de analyse van de resultaten van recent nationaal of internationaal onderzoek of recente enquêtes. Voor de toepassing van het eerste lid, 9°, houdt de representatieve steekproef rekening met de begunstigden van opleidingen die verschillende functies uitoefenen binnen georganiseerde en gesubsidieerde scholen van alle onderwijsnetten, van het gewoon en gespecialiseerd kleuter-, lager en secundair onderwijs, en gelegen in alle gebieden. Bovendien: 1° voor het secundair onderwijs wordt in deze steekproef ten minste rekening gehouden met : a) de verschillende graden ;b) het doorstromingsonderwijs en het kwalificatieonderwijs, met inbegrip van het alternerend onderwijs ;2° voor het gespecialiseerd onderwijs houdt deze steekproef ten minste rekening met alle soorten onderwijs en de verschillende aangepaste pedagogische methoden;3° deze steekproef houdt rekening met de begunstigden van opleidingen die actief zijn in scholen met bepaalde eigenschappen, met name : a) scholen met een gedifferentieerde omkadering in toepassing van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ;b) scholen die vallen onder het decreet van 12 juli 2012 tot regeling van de kwalificatie uitgedrukt in eenheden van leerresultaten (KEL) in het secundair kwalificatieonderwijs en tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het secundair onderwijs; c) scholen die taalbadonderwijs organiseren, als bedoeld in artikel 1.3.1-1, 2°.

Deze steekproef houdt ook rekening met de begunstigden van de opleiding die in verschillende functies werkzaam zijn in PMS-centra, georganiseerd of gesubsidieerd, in alle onderwijsnetten, gelegen in alle zones.

Het onderzoek van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding bedoeld in het eerste lid houdt rekening met en is gekoppeld aan de institutionele behoeften op het gebied van de in artikel 6.1.5-4 bedoelde voortgezette beroepsopleiding.

Om de zes jaar delen de diensten van de regering het resultaat van de analyse van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding mee aan het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding, aan Wallonie-Bruxelles Enseignement en aan elke federatie van inrichtende machten tegen 1 december van het schooljaar X-2 voor een uitvoering tijdens het schooljaar X. Artikel 6.1.5-6. - § 1. Op basis van de analyse van de behoeften van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding bedoeld in artikel 6.1.5-5 stelt het Instituut voor voortgezette beroepsopleiding om de zes jaar voor elk van de in artikel 6.1.3-6 bedoelde groepen de prioritaire oriëntaties en thema's voor de voortgezette beroepsopleidingen op het gebied van het netoverschrijdend niveau. Dit voorstel wordt uiterlijk op 15 februari van het schooljaar X-2 aan de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding voorgelegd met het oog op de uitvoering in het schooljaar X. § 2. Op basis van de analyse van de behoeften van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding bedoeld in artikel 6.1.5-5, stellen Wallonie-Bruxelles Enseignement en elke Federatie van inrichtende machten om de zes jaar voor elk van de groepen bedoeld in artikel 6.1.3-6 de prioritaire oriëntaties en thema's voor de voortgezette beroepsopleiding voor aan de scholen en PMS-centra die haar aanbelangen. Dit voorstel wordt uiterlijk op 15 februari van het schooljaar X-2 aan de Raad voor de voortgezette beroepsontwikkeling voorgelegd met het oog op de uitvoering in het schooljaar X. § 3. De voorstellen geformuleerd met toepassing van de paragrafen 1 en 2 omvatten : 1° de assen waarop de voortgezette beroepsopleiding moet aansluiten om de in artikel 6.1.2-2 en artikel 6.1.2-3 genoemde doelstellingen te bereiken ; 2° een inventaris van de opleidingsonderwerpen die, op een gearticuleerde wijze, tot doel hebben een concrete inhoud van de assen bedoeld in 1° te geven. Artikel 6.1.5-7. - § 1. De Raad voor de voortgezette beroepsopleiding bespreekt de voorstellen voor de prioritaire oriëntaties en thema's die respectievelijk voorgesteld worden door het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding voor het netoverschrijdend niveau en door Wallonie-Bruxelles Enseignement en elke federatie van inrichtende machten voor het niveau van de netwerken met het oog op de samenhang ervan.

Om de zes jaar brengt de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding uiterlijk op 30 mei van het schooljaar X-2 een advies hierover uit aan de sturingscommissie met het oog op de uitvoering ervan in het schooljaar X. Hij zorgt in het bijzonder voor : a) de samenhang en de complementariteit van de prioritaire oriëntaties en thema's tussen de twee opleidingsniveaus ;b) de mogelijke prioriteitenstelling en planning van de opleidingsthema's voor de periode van zes jaar. Na raadpleging van het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding voor het netoverschrijdend niveau en Wallonie-Bruxelles Enseignement en elke Federatie van inrichtende machten voor het netwerk, legt de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding zijn voorstellen voor eventuele jaarlijkse wijzigingen van de prioritaire oriëntaties en thema's voor 1 juni van het schooljaar X-2 aan de sturingscommissie voor met het oog op een uitvoering tijdens het schooljaar X. § 2. De sturingscommissie brengt om de zes jaar, op basis van het advies van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding bedoeld in § 1, tweede lid, advies uit over de samenhang en de complementariteit van de voorstellen tot prioritaire oriëntaties en thema's en brengt aan de regering een advies uit over de voorstellen tot prioritaire oriëntaties en thema's voor de netoverschrijdende niveaus en de netwerken. Dit advies wordt uiterlijk op 15 juli van het schooljaar X-2 ingediend met het oog op een uitvoering ervan in het schooljaar X. Op basis van de voorstellen van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding bedoeld in paragraaf 1, laatste lid, legt de sturingscommissie haar voorstellen voor eventuele jaarlijkse wijzigingen van de prioritaire oriëntaties en thema's uiterlijk op 15 juli van het schooljaar X-2 aan de regering voor met het oog op de uitvoering ervan in het schooljaar X. Artikel 6.1.5-8. - Op basis van het advies bedoeld in artikel 6.1.5-7, § 2, stelt de regering de prioritaire oriëntaties en thema's voor het netoverschrijdend niveau vast voor een periode van zes jaar en neemt zij tegelijk kennis van de prioritaire oriëntaties en thema's voor het netwerkniveau vóór 15 oktober van het schooljaar X-1 met het oog op de uitvoering ervan in het schooljaar X. Op basis van het voorstel tot wijzigingen van de Sturingscommissie kan de regering de prioritaire oriëntaties en thema's voor het netoverschrijdend netniveau jaarlijks wijzigen en kennis nemen van de voorgestelde wijzigingen voor het netwerkniveau. Afdeling IV. - Vaststelling van algemene programma's en jaarlijkse

programma's Artikel 6.1.5-9. - Op basis van de prioritaire oriëntaties en thema's stellen het Instituut voor de voorgezette beroepsopleiding voor het netoverschrijdend niveau, enerzijds, en Wallonie-Bruxelles Enseignement en elke federatie van inrichtende machten voor het netwerkniveau anderzijds, elk wat hem aanbelangt, tegen 1 december van het schooljaar X-1, een algemeen opleidingsprogramma op voor de opleidingen bedoeld in artikel 6.1.3-2 en voor elk van de groepen bedoeld in artikel 6.1.3-6, voor een periode van zes jaar.

Het algemene opleidingsprogramma omvat de algemene opschrift van de opleiding, de doelstellingen en de doelgroep. In het programma worden de opleidingen aangegeven die beantwoorden aan de prioritaire oriëntaties en thema's die door de regering worden vastgesteld.

Elk algemeen opleidingsprogramma wordt volgens de door de regering vastgestelde nadere regels uiterlijk op 25 januari van het schooljaar X-1 voor advies aan de sturingscommissie voorgelegd met het oog op de uitvoering ervan in het schooljaar X, en vervolgens uiterlijk op 1 maart van het schooljaar X-1 voor goedkeuring aan de regering met het oog op de uitvoering ervan in het schooljaar X. Na goedkeuring publiceren de diensten van de regering elk algemeen opleidingsprogramma en alle mogelijke wijzigingen daarvan op de referentiewebsite.

Artikel 6.1.5-10. - Elk jaar, vóór 1 juni van het schooljaar X-1 met het oog op de uitvoering ervan tijdens het schooljaar X, stellen het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding voor de opleidingen op het netoverschrijdende niveau en Wallonie-Bruxelles Enseignement en elke federatie van inrichtende machten voor het netwerkniveau hun jaarlijks opleidingsprogramma vast.

Dit jaarlijkse opleidingsprogramma vermeldt voor elke opleiding de identiteit van de opleidingsoperator(en), de data en plaatsen van het programma, de inschrijvingsvoorwaarden en -procedures en, in voorkomend geval, de nadere regels voor de opleiding.

De diensten van de regering publiceren elk jaarlijks opleidingsprogramma op de referentiewebsite.

Artikel 6.1.5-11. - § 1. Een programma voor voortgezette beroepsopleiding kan verschillende opleidingsmethoden aanbieden, afhankelijk van de nagestreefde doelstellingen en de doelgroep.

Een geldige voortgezette beroepsopleiding moet aan de volgende minimumcriteria voldoen: 1° ten minste drie uur opleidingsactiviteiten omvatten, wat overeenkomt met een halve dag;2° de band met de beroepsactiviteit van het doelpubliek mogelijk maken en uitwerken;3° de reflectieve houding van het doelpubliek stimuleren. § 2. Wordt gekozen als geldige vorm van voortgezette beroepsopleiding, deze die georganiseerd wordt in de vorm van: 1° face-to-face opleiding;2° afstandsopleiding;3° hybride opleiding, gedeeltelijk face-to-face en gedeeltelijk op afstand;4° online opleiding;5° taalbadopleiding;6° conferentie geïntegreerd in een formatief proces;7° collectief toezicht. Na advies van de sturingscommissie zelf, dat op zijn beurt gebaseerd is op het advies van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding, stelt de regering de criteria en voorwaarden vast waaronder andere vormen van voortgezette beroepsopleiding als geldig kunnen worden beschouwd, met name die welke georganiseerd zijn in de vorm van actieonderzoek of onderzoek in samenwerkingsverband of professionele leergemeenschappen. § 3. De voortgezette beroepsopleiding die beantwoordt aan de geïndividualiseerde behoeften van een lid van het onderwijsteam van de scholen of een personeelslid van het multidisciplinaire team van de PMS-centra, dat minder dan vijf jaar dienstanciënniteit telt, kan met diens instemming ook worden georganiseerd in de vorm van individuele begeleiding, waarvan het programma wordt bekrachtigd door zijn directeur of zijn inrichtende macht. § 4. In het kader van een lerende organisatie kunnen opleidingsinitiatieven door of onder gelijken worden gevalideerd als voortgezette beroepsopleiding volgens de nadere regels bepaald door de regering, na advies van de Sturingscommissie zelf dat op zijn beurt gebaseerd is op het advies van de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding. Afdeling V. - Evaluatie van de voortgezette beroepsopleidin

Artikel 6.1.5-12. - Om de drie jaar legt het Instituut voor de voorgezette beroepsopleiding aan de Raad voor de beroepsopleiding een evaluatieverslag voor over de opleidingen bedoeld in hoofdstuk III. Sectie 6.1.5-13. - § 1. Het Agentschap voor de kwaliteit van het hoger onderwijs in de Federatie Wallonië-Brussel (AEQES) voert om de zes jaar een externe kwaliteitsbeoordeling uit voor de voortgezette beroepsopleiding voor opleidingen die worden georganiseerd door het Instituut voor de voortgezette beroepsopleiding, Wallonie-Bruxelles-Enseignement en elke federatie van inrichtende machten.

Het doel van deze evaluatie is de kwaliteit van de aangeboden opleidingen voortdurend te verbeteren ten behoeve van de kwaliteit van het onderwijssysteem.

Op voorstel van de sturingscommissie bepaalt de regering het proces en de nadere regels voor deze externe evaluatie en voert zij het systeem in. § 2. De externe evaluatie van de kwaliteit van de voorgezette beroepsopleidingen bedoeld in paragraaf 1 wordt afgesloten door verslagen met verbeteringsaanbevelingen die bestemd zijn voor de verschillende betrokken actoren. Deze verslagen worden gepubliceerd en toegezonden aan de regering, de sturingscommissie en de Raad voor voortgezette beroepsopleiding. HOOFDSTUK VI. - Regels betreffende de begunstigden van voortgezette beroepsopleiding Artikel 6.1.6-1. - § 1. De begunstigden van een opleiding die een activiteitenwedde of een activiteitenweddetoelage ten laste van het Ministerie van de Franse Gemeenschap ontvangen en die een opleiding volgen, worden geacht in actieve dienst te zijn voor de duur van de opleiding, ongeacht het tijdstip van het kalenderjaar.

Elke inschrijving voor een opleiding tijdens de schooluren of tijdens de diensturen is onderworpen aan de instemming van de directeur van de school of van het PMS-centrum of zijn afgevaardigde. De inrichtende macht stemt in met de door de directeur ingediende inschrijvingsaanvragen. Elke weigering moet het voorwerp uitmaken van een schriftelijke en met redenen omklede beslissing. § 2. De begunstigden van de opleiding die bij gebrek aan werkgelegenheid ter beschikking werden gesteld, kunnen aan een opleiding deelnemen. De duur van de opleiding wordt beschouwd als een voorlopige terugroeping in dienstactiviteit. § 3. In het geval van een personeelslid dat niet in vast verband wordt benoemd of aangeworven, wordt de duur van de opleiding slechts in aanmerking genomen voor de berekening van de administratieve en geldelijke anciënniteit, indien deze duur begrepen is in de periode van aanstelling of aanwerving in tijdelijke dienst.

Een lid van het opvoedend team van de scholen of een lid van het multidisciplinaire team van de in lid 1 bedoelde PMS-centra, van wie de inschrijving voor een opleiding door zijn directeur tijdens zijn aanstelling of tijdelijke aanstelling is aanvaard, kan de opleiding waarvoor hij is ingeschreven volgen en heeft recht op de daaraan verbonden kosten. Hij wordt evenwel niet geacht in actieve dienst te zijn voor de duur van de opleiding die zijn aanstellingsperiode of tijdelijke aanwerving overschrijdt.

Artikel 6.1.6-2. - Het aantal in de artikelen 6.1.3-8 en 6.1.3-11 bedoelde halve opleidingsdagen wordt bij deeltijdsarbeid naar evenredigheid van het aantal gewerkte uren verminderd, waarbij het resultaat naar boven wordt afgerond.

Artikel 6.1.6-3. - De voortgezette beroepsopleiding maakt deel uit van de verantwoordelijkheid van de personeelsleden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra.

De in de artikelen 6.1.3-8, § 2, en 6.1.3-11, § 2, bedoelde halve dagen voor voortgezette beroepsopleiding maken deel uit van de prestatie-uren van de personeelsleden van de multidisciplinaire teams van de PMS-centra.

Artikel 6.1.6-4. - Aan de leden van het pedagogisch team wordt een forfaitaire vergoeding toegekend voor de extra halve dagen opleiding als bedoeld in artikel 6.1.3-9 die geen opschorting van de cursussen met zich meebrengen en die buiten de schooltijd worden georganiseerd.

De regering stelt het bedrag, de toekenningsvoorwaarden en de wijze van verkrijging van de in het eerste lid bedoelde premie vast. De toeslag voor de extra halve opleidingsdagen wordt alleen aan het personeelslid toegekend als hij de volledige opleidingscursus inclusief deze extra halve opleidingsdagen heeft gevolgd.

De bijkomende halve opleidingsdagen die aanleiding geven tot het toekennen van een premie, worden in het weekend of tijdens de schoolvakanties, of op afstand buiten de uren waarop het lid van het onderwijsteam voor zijn klas staat, rechtstreeks georganiseerd.

Artikel 6.1.6-5. - De in deze titel bedoelde halve dagen van voortgezette beroepsopleiding mogen niet worden meegerekend als werkzaamheden in samenwerkingsverband, zoals omschreven in titel 2, hoofdstuk 6, van het decreet "werkorganisatie".

Artikel 6.1.6-6. - Aan het einde van de opleidingscursussen wordt volgens de door de regering vastgestelde procedures een bewijs van deelname uitgereikt.

Artikel 6.1.6-7. - § 1. De begunstigde van een opleiding die hetzij is benoemd of aangesteld op permanente basis, hetzij is benoemd of aangesteld op tijdelijke basis voor een volledig academiejaar of een volledig begrotingsjaar, registreert in een persoonlijk dossier voor beroepsontwikkeling, "portfolio" genaamd, de elementen van de voortgezette beroepsopleiding die hem betreffen. § 2. Het portfolio is een opleidingsinstrument dat de ondersteuning van het leren en de ontwikkeling van een reflectieve analyse vergemakkelijkt. De begunstigde van de opleiding registreert nuttige en relevante informatie over zijn professionele ontwikkeling. Het personeelslid is verantwoordelijk voor zijn portefeuille. § 3. Het portfolio bestaat uit drie delen, die elk een reflectieve houding moeten ondersteunen: 1° het eerste deel betreft het persoonlijke opleidingsproject van de begunstigde van de opleiding.Dit deel moet door de begunstigde van de opleiding worden ingevuld en bestaat uit drie luiken: a) zijn persoonlijke opleidingsproject, dat de band legt met de persoonlijke of specifieke behoeften van de door de opleidingsgerechtigde uitgeoefende of uit te oefenen functie, met de uitgeoefende of uit te oefenen opdracht, zoals bedoeld in het decreet "werkorganisatie", met zijn loopbaan in de functie of met de context waarin de opleidingsgerechtigde zijn functie of opdracht uitoefent, of met het opleidingsproject van de school of van het PMS-centrum.b) de bijdrage van de begunstigde van de opleiding aan de uitvoering van het opleidingsproject van de school of het PMS-centrum om aan de collectieve behoeften te voldoen, door de keuze van de opleidingen die hij zal volgen te beargumenteren, zo nodig in het kader van een meerjarenplanning;c) alle bewijzen van deelname aan voortgezette beroepsopleidingscursussen die aan collectieve of individuele behoeften beantwoorden en waaraan de begunstigde van de opleiding heeft deelgenomen.De bewijzen van deelneming worden in de portefeuille opgenomen zodra een cursus daadwerkelijk is gevolgd. 2° het tweede deel betreft de professionele ontwikkeling van de begunstigde van de opleiding.Dit deel wordt door de begunstigde van de opleiding op vrijwillige basis ingevuld en stelt hem in staat inzonderheid de sporen te registreren die hij nuttig en relevant acht voor zijn vooruitgang; 3° het derde deel omvat de ervaringssporen van de door de begunstigde van de opleiding ontwikkelde en verworven competenties.Dit deel wordt facultatief ingevuld door de begunstigde van de opleiding en stelt hem in staat deze competenties te laten gelden of te valideren. § 4. Na ontvangst van het gezamenlijk advies van de Raad voor voortgezette beroepsopleiding en de COCOFIE legt de sturingscommissie haar advies voor aan de regering, die het model van de portefeuille vaststelt.

In afwijking van paragraaf 3, 2°, kan de regering bepalen dat het tweede deel met betrekking tot de professionele ontwikkeling van de begunstigde van de opleiding systematisch wordt ingezet in het kader van specifieke opleidingsregels. § 5. Het portfolio dient als ondersteuning voor het personeelslid in zijn gesprek met de directeur of een lid van de directie tijdens het werkingsonderhoud of de begeleiding van beginnende leerkrachten. Het personeelslid kan ook op eigen initiatief om deze uitwisseling aanvragen.

De persoonlijke portefeuille dient als steun voor de directeur in zijn uitwisseling met de inrichtende macht. § 6. Het persoonlijk opleidingsproject van het personeelslid bedoeld in paragraaf 3, 1°, kan worden aangepast: 1° hetzij bij de jaarlijkse evaluatie, hetzij bij de driejaarlijkse tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de doelstellingenovereenkomst;2° of na een werkingsonderhoud tussen de directeur en een lid van het onderwijsteam van de school of het personeel van het multidisciplinaire team van het PMS-centrum;3° hetzij naar aanleiding van een opdracht waarbij zijn pedagogische bekwaamheid wordt beoordeeld, zoals bepaald in artikel 4, § 4, van het decreet van 10 januari 2019 betreffende de Algemene Inspectiedienst, hetzij naar aanleiding van de beoordeling van de professionele bekwaamheid van een personeelslid van het multidisciplinaire team van het PMS-centrum, zoals bepaald in artikel 7, § 4, van hetzelfde decreet. Het in paragraaf 3, onder 1°, bedoelde persoonlijke opleidingsproject van de directeur kan worden aangepast: 1° hetzij bij de jaarlijkse evaluatie, hetzij bij de driejaarlijkse tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de doelstellingenovereenkomst;2° na het werkingsonderhoud tussen de directeur en zijn inrichtende macht. HOOFDSTUK VII. - Opleiders en operatoren van de voortgezette beroepsopleiding Artikel 6.1.7-1. - § 1. De opleiders en opleidingsoperatoren zijn: 1° leden van het onderwijsteam van de scholen;2° personeelsleden van het multidisciplinair team van de PMS-centra;3° personeelsleden van de regeringsdiensten;4° de personeelsleden van Wallonie-Bruxelles Enseignement en de federaties van de inrichtende machten;5° het Instituut voor voortgezette beroepsopleiding;6° de opleidingsinstellingen van Wallonie-Bruxelles Enseignement en de federaties van inrichtende machten;7° permanente opvoedings- en jeugdorganisaties die door de Franse Gemeenschap erkend zijn;8° de Universiteiten;9° de hogescholen;10° de pedagogische scholen en hogere instituten;11° de Hogere kunstscholen;12° onderwijsinstellingen voor sociale promotie;13. instellingen voor kunstonderwijs met beperkt leerplan;14° de door de Franse Gemeenschap erkende opleidingscentra; 15° Ondernemingen in de zin van artikel I.1 van het Wetboek van Economisch Recht; 16° de door de Franse Gemeenschap erkende sportbonden;17° plaatselijke, gemeenschaps-, regionale of federale regeringsdiensten;18° vertegenwoordigers van de Raad van Europa, de Europese Unie en de OESO;19° andere nationale of internationale deskundigen. § 2. De regering bepaalt, na advies van de sturingscommissie, de wijze waarop de in § 1, 1° tot 3°, bedoelde personeelsleden met het geven van opleiding kunnen worden belast. § 3. Het in lid 1, punten 1° tot en met 3°, bedoelde personeelslid kan een bezoldiging ontvangen voor zijn opleidingen. De regering stelt het bedrag van deze bezoldiging vast.

Tenzij op verzoek van hun inrichtende macht of van hun hiërarchie door de regering afwijking is verleend, mogen zij tijdens hun werktijd per schooljaar of per boekjaar niet meer dan twintig halve lesdagen geven. § 4. Voor de toepassing van paragraaf 1, 4° kan, bij beslissing van de Coördinerend ondersteunings- en begeleidingsadviseur, een lid van een van de ondersteunings- en begeleidingscellen bedoeld in het decreet van 28 maart 2019 betreffende de ondersteuningscellen en de ondersteuning van het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en het statuut van ondersteuning en ondersteuningsadviseurs gedurende zijn diensttijd een opleiding geven tot een maximum van twintig halve dagen per schooljaar of per boekjaar. Hij kan echter niet worden vergoed voor deze opleiding.

Daarnaast kunnen de leden van de steun- en begeleidingscellen een opleiding geven in de vorm van groeps- of individuele begeleiding met als doel: 1° het proces van overeenkomstsluiting en evaluatie van de uitvoering van de doelstellingenovereenkomst bedoeld in de artikelen 1.5.2-4 en 1.5.2-9 ; 2° het proces van overeenkomstsluiting en het evalueren van de uitvoering van het samenwerkingsprotocol als bedoeld in de artikelen 1.5.2-16 en 1.5.2-19; 3° voor de uitvoering van artikel 6.1.3-11, lid 2. HOOFDSTUK VIII. - De begroting voor voortgezette beroepsopleiding Artikel 6.1.8-1. - 1. - Een totale begroting van 32 839 750 euro wordt toegewezen aan: 1° de organisatie van de bijkomende halve dagen die door de regering kunnen worden geactiveerd zoals bepaald in artikel 6.1.3-9, voor een maximumbedrag van 20 000 000 euro; 2° de voortgezette beroepsopleiding die beantwoordt aan de collectieve behoeften bedoeld in artikel 6.1.3-8 en aan de voortgezette beroepsopleiding die beantwoordt aan de individuele behoeften bedoeld in artikel 6.1.3-11, voor een minimumbedrag van 12 839 750 euro; 3° de vervanging van de begunstigden van opleidingen die beantwoorden aan geïndividualiseerde behoeften, inzonderheid die welke verplicht worden gesteld en de organisatie van pedagogische, culturele, sportieve of artistieke activiteiten voor een minimumpercentage van 3% van het bedrag bedoeld in 2° voor het netoverschrijdend niveau, en van 4,5% van het bedrag bedoeld in 2° voor het netwerkniveau.Dit budget wordt bij voorrang toegekend aan het basisonderwijs en het gespecialiseerd onderwijs en aan de scholen die voor deze zelfde onderwijsniveaus een samenwerkingsprotocol hebben gesloten.

Deze kredieten worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de verhouding tussen de gezondheidsindex van januari van het lopende jaar en die van januari van het voorgaande jaar. § 2. De regering stelt jaarlijks vast: 1° de percentages, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°, met inachtneming van de daarin bepaalde verhoudingen; 2° de voor voortgezette beroepsopleiding uitgetrokken kredieten voor elk van de in artikel 6.1.3-6 omschreven groepen. § 3. De regering verdeelt de bedragen, bedoeld in paragraaf 1, 2°, verminderd met de bedragen, bedoeld in paragraaf 1, 3°, in de volgende verhoudingen : 1° 40% voor voortgezette beroepsopleiding georganiseerd op het overschrijdend niveau;2° 60% voor voortgezette beroepsopleiding georganiseerd op het niveau van elk netwerk. Voor de opleidingen bedoeld in lid 1, 1°, worden de studiepunten toegekend aan het Instituut voor voortgezette beroepsopleiding.

Voor de opleidingen bedoeld in lid 1, 2°, worden de kredieten verdeeld tussen Wallonie-Bruxelles Enseignement en de Federaties van inrichtende machten naar rato van het aantal lestijdenpakket, voor het gespecialiseerd onderwijs, voor het gewoon basisonderwijs, van het totaal aantal lestijden-leerkrachten, voor het gewoon secundair onderwijs, die op 1 september van het voorafgaande schooljaar kunnen worden georganiseerd, door de scholen waarvoor Wallonie-Bruxelles Enseignement of elke federatie van inrichtende machten bevoegd is en naar rato van het aantal opdrachten van het voorafgaande boekjaar voor de PMS-centra waarvoor Wallonie-Bruxelles Enseignement of elke federatie van inrichtende machten bevoegd is. § 4. Voor de niveaus bedoeld in artikel 6.1.3-3, § 1, 1° en 2°, worden de beheers- en secretariaatskosten, met inbegrip van de kosten voor de selectie en beoordeling van opleiders en de bezoldiging van ander personeel dan opleiders, ten laste genomen van de kredieten voor voortgezette beroepsopleiding en mogen zij niet meer bedragen dan 18% van het gedeelte van de kredieten bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, 1° of 2°. De regering stelt de procedures vast voor de rechtvaardiging van en het toezicht op het gebruik van de kredieten.

Artikel 6.1.8-2. - Op met redenen omkleed verzoek van WBE of van een Federatie van inrichtende machten kan de regering, onder de voorwaarden die zij bepaalt, toestaan dat de saldi van een begrotingsjaar voor de in artikel 6.1.8-1 bedoelde begrotingen worden overgedragen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 6.1.8-3. - De regering stelt uiterlijk op 31 december 2023 een begroting vast voor de externe evaluatie die overeenkomstig artikel 6.1.5-13 wordt uitgevoerd. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingsbepalingen AFDELING EEN. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan

Art. 3.De titel van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan wordt vervangen door hetgeen volgt: "Decreet betreffende het Institut interréseauxde la Formation professionnelle continue (IFPC) ».

Art. 4.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van titel I vervangen door de volgende tekst: "Titel I - Algemene bepalingen".

Art. 5.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk I van titel I vervangen door de volgende tekst: "Hoofdstuk I - Definities".

Art. 6.Artikel 1 van het decreet wordt vervangen door de volgende tekst: "

Artikel 1.In dit decreet zijn de volgende definities van toepassing: 1° bestuurder: elke natuurlijke persoon die gewoon bestuurder is, die zetelt in de Raad van Bestuur en in het Bureau van het Instituut en die door de regering wordt aangewezen;2° algemeen bestuurder: de uitvoerende directeur van het Instituut als bedoeld in artikel 47; 3° begunstigde van de opleiding: het personeelslid bedoeld in artikel 6.1.1-2, 2°, van het Wetboek 4° begunstigde van externe opleiding : de personen bedoeld in artikel 6.1.1-2, 3°, van het Wetboek; 5° Wetboek: het wetboek van basis- en secundair onderwijs; 6° netoverschrijdend opleiding : de opleiding omschreven in artikel 6.1.1-2, 13°, van het Wetboek; 7° voortgezette beroepsopleiding: de opleiding bedoeld in artikel 6.1.1-2, 16°, van het Wetboek; 8° Instituut: het bij artikel 25 opgerichte Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue (IFPC);9° de toezichthoudende minister: de minister belast met het basis- en secundair onderwijs;10° de minister van Begroting: de minister belast met de begroting van de Franse Gemeenschap; 11° opleidingsoperator : de opleidingsoperator bedoeld in artikel 6.1.1-2, 17°, van het Wetboek.

Het gebruik in dit decreet van mannelijke benamingen voor de verschillende titels en functies is tweeslachtig met het oog op de leesbaarheid van de tekst, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de beroepsnamen. ».

Art. 7.In artikel 8 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, die als volgt luidt: « § 2/1. Voor scholen die overeenkomstig de artikelen 1.5.2-13 e.v. van het wetboek een samenwerkingsprotocol hebben gesloten, kan de regering in de in artikel 1.5.2-15, tweede paragraaf, van het wetboek bedoelde lijst van ondersteuning en middelen de mogelijkheid opnemen om het aantal halve dagen, bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, uit te breiden om leden van het onderwijsteam van scholen met een aanpassingsregeling in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan halve dagen opleiding die zijn toegespitst op de behoeften die uit het samenwerkingsprotocol van de school voortvloeien. Deze verhoging mag niet meer dan vijf halve dagen per schooljaar bedragen.

Deze halve dagen gaan gepaard met een opschorting van de lessen.

Tijdens deze halve dagen zijn de leerlingen niet verplicht naar school te gaan. In het bijzonder onderwijs is de schorsing van de lessen afhankelijk van de organisatie van pedagogische, sportieve, culturele of artistieke activiteiten voor de betrokken leerlingen. ».

Art. 8.In artikel 23, leden 2 tot 4, van hetzelfde decreet worden het cijfer "10 p.c." en het cijfer "5 p.c." telkens vervangen door het cijfer "18 p.c.".

Art. 9.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van titel II vervangen door de volgende tekst: "Titel II - Institut interréseaux de la formation professionnelle continue(IFPC) »

Art. 10.In artikel 25 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in lid 1 worden de woorden "Instituut voor opleiding tijdens de loopbaan in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra" vervangen door de woorden "Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding (IFPC) van het internetwerk";2° in het eerste lid worden de woorden ", verantwoordelijk voor de netoverschrijdende voortgezette opleidingen " geschrapt;3° lid 2 wordt opgeheven.

Art. 11.Artikel 26 van het decreet wordt vervangen door de volgende tekst: "Artikel 26, § 1. Het instituut is verantwoordelijk voor de organisatie van de netoverschrijdende voortgezette opleidingen in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en voor de PMS-centra.

Het voert zijn opdrachten uit overeenkomstig de beleidslijnen van het onderwijsstelsel zoals omschreven in het Wetboek of in enig ander decreet.

De door het Instituut georganiseerde voortgezette beroepsopleidingscursussen zijn gericht op de doelstellingen van boek 6, titel I, hoofdstuk II, van het wetboek. § 2 De opdrachten van het Instituut omvatten: 1° de organisatie van netoverschrijdende voortgezette opleidingen overeenkomstig artikel 6.1.3-3, § 1, van het Wetboek en ten behoeve van de begunstigden van de opleiding; 2° het verzorgen van de specifieke opleiding die bij enig decreet of enige verordening aan het Instituut is opgedragen;3° het verzorgen van andere opleidingen waartoe de regering besluit of die zij goedkeurt;4° het zorgen voor permanent toezicht op de kwaliteit van de opleidingen die hij organiseert; 5° de in punt 1 bedoelde opleidingen te evalueren volgens de criteria van artikel 6.1.5-1, 6°, van het Wetboek, en om de drie jaar een evaluatieverslag over de opleidingen op te stellen op grond van artikel 6.1.5-12 van het Wetboek en dit voor te leggen aan de Raad voor voortgezette beroepsopleiding; 6° het experimenteren en vernieuwende opleidingssystemen op te zetten die relevant worden geacht".

Art. 12.Artikel 27 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende tekst: "

Artikel 27.De regering kan het instituut machtigen specifieke opleidingscursussen te organiseren voor externe begunstigden van opleidingen.

De organisatie van de in het eerste lid bedoelde opleidingen komt niet ten laste van de begroting bedoeld in boek 6, titel I, hoofdstuk VIII, van het wetboek. In voorkomend geval wordt een samenwerkingsovereenkomst tussen het Instituut en de betrokken partner gesloten. ".

Art. 13.Artikel 28 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 14.Artikel 29 van het decreet wordt vervangen door de volgende tekst "

Artikel 29.Het Instituut ziet erop toe dat de opleiders de vrijheid van methode en het specifieke karakter van de pedagogische en onderwijsprojecten als bedoeld in de artikelen 1.5.1-1 tot en met 1.5.1-3 van het wetboek eerbiedigen.

Daartoe kan hij ten behoeve van de opleiders die belast zijn met het verstrekken van de in artikel 26, § 2, eerste lid, 1° tot 3°, bedoelde opleidingen, cursussen organiseren: 1° voorlichtingsbijeenkomsten of mededelingen in verband met de deontologie van de opleiding;2° voorlichtingsbijeenkomsten of mededelingen met betrekking tot de oriëntaties van het onderwijsstelsel;3° opleidingscursussen;4° groepstoezicht.".

Art. 15.In artikel 30 van het decreet worden de woorden "door de regering aangewezen leidend ambtenaar" vervangen door de woorden "algemeen bestuurder".

Art. 16.Artikel 31 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende tekst: "Artikel 31, § 1. Het Instituut wordt bestuurd door een raad van bestuur, hierna de raad genoemd, die als volgt is samengesteld 1° de algemeen bestuurder van het algemeen bestuur van het onderwijs (AGE) of zijn afgevaardigde;2° de directeur-generaal van de Algemene directie Sturing van het onderwijsstelsel (DGPSE) of zijn afgevaardigde;3° de directeur-generaal van de Algemene directie Leerplichtonderwijs (DGEO) of zijn afgevaardigde;4° de directeur-generaal van de Algemene directie Onderwijspersoneel (DGPE) of zijn afgevaardigde;5° de coördinerend afgevaardigde van de Algemene Dienst voor de sturing van de Scholen en de Psycho-medisch-Sociale Centra of zijn afgevaardigde;6° een lid dat Wallonie-Bruxelles Enseignement vertegenwoordigt;7° drie leden die elk één van de door de regering erkende federaties van inrichtende machten van het niet-confessionele onderwijs vertegenwoordigen;8° twee leden die de federatie van de door de regering erkende inrichtende machten van het confessioneel onderwijs vertegenwoordigen;9° drie leden die de vakbonden vertegenwoordigen, benoemd door de Regering, op de voordracht van de vakbonden die de leerkrachten vertegenwoordigen en de personeelsleden van het multidisciplinair team van de PMS-centra die aangesloten zijn bij de vakbonden die zetelen in de Nationale Arbeidsraad;10° twee deskundigen, van wie één uit de universitaire instellingen en één uit de pedagogische afdelingen van de hogescholen, aangewezen door de Regering. De Regering benoemt de werkende en plaatsvervangende leden bedoeld in lid 1, 7° tot 11°, op de voordracht van de verschillende betrokken organen. De leden bedoeld in lid 1, 7° tot 11°, worden benoemd voor een periode van vijf jaar en hebben geen stemrecht wanneer het aan de Raad voorgelegde dossier betrekking heeft op een overheidsopdracht voor de organisatie van een opleiding.

Een plaatsvervanger kan alleen zitting hebben bij afwezigheid van het werkend lid.

De Raad kan aanvaarden dat elk van de in lid 1, 1° tot en met 10°, bedoelde leden door een technisch adviseur wordt vergezeld. § 2. Het lid bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, is de voorzitter.

De Regering benoemt voor een periode van vijf jaar drie ondervoorzitters uit de leden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° tot en met 6°.

De algemeen bestuurder van het Instituut woont de vergaderingen van de raad bij met raadgevende stem en fungeert als secretaris van de raad.

Hij kan vergezeld worden door een of meer technische adviseurs. ".

Art. 17.In artikel 32, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "tijdens de volgende zittingsperiode" opgeheven.

Art. 18.In artikel 33, § 1, onder g), van hetzelfde decreet worden de woorden "artikel 31, 6° tot 9° " vervangen door de woorden "artikel 31, § 1, 7° tot 11° ".

Art. 19.In artikel 38 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door het volgende: "Hij beraadslaagt slechts geldig indien de helft van de leden aanwezig is. Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, roept de voorzitter van de Raad een nieuwe vergadering bijeen. De in deze vergadering genomen beslissingen zijn geldig ongeacht het aantal aanwezige leden.

De raad neemt zijn besluiten met meerderheid van stemmen van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen. Bij staking van stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag. ".

Art. 20.In artikel 41 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° lid 2 wordt vervangen door de volgende tekst: "Tijdens de onderhandelingen over de beheersovereenkomst wordt het Instituut vertegenwoordigd door zijn algemeen bestuurder en door zijn voorzitter.De beheersovereenkomst wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen. "; 2° in lid 3 worden de woorden "de Raad van de Franse Gemeenschap" vervangen door de woorden "het Parlement van de Franse Gemeenschap".

Art. 21.Artikel 44 van het decreet wordt vervangen door de volgende tekst: "

Artikel 44.Het Bureau is als volgt samengesteld: 1° de Voorzitter van de Raad van Bestuur;2° de drie ondervoorzitters van de Raad van Bestuur. Beslissingen worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

De algemeen bestuurder neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van het Bureau. ".

Art. 22.In artikel 45, eerste lid, worden de woorden "van de leidend ambtenaar" vervangen door de woorden "van de algemeen bestuurder".

Art. 23.In het eerste lid van artikel 47 van hetzelfde decreet worden de woorden "de leidend ambtenaar" vervangen door de woorden "de algemeen bestuurder".

Art. 24.In artikel 48, § 1, worden de woorden "de artikelen 130 en volgende van het wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999" vervangen door de woorden "Boek 3, titel 4, van het wetboek van vennootschappen en verenigingen".

Art. 25.Artikel 50 wordt vervangen door de volgende tekst: "

Artikel 50.Op basis van de door de regering vastgestelde richtlijnen en prioritaire thema's stelt het Instituut een algemeen opleidingsprogramma op volgens de in artikel 6.1.5-9 van het wetboek bedoelde procedure. ".

Art. 26.Artikel 51 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende tekst: "

Artikel 51.Het Instituut deelt het in artikel 6.1.5-10 van het wetboek bedoelde jaarprogramma mee.

De door het Instituut georganiseerde opleidingscursussen zijn onder dezelfde toegangsvoorwaarden toegankelijk voor alle begunstigden van de opleiding. ".

Art. 27.Artikel 52 van het decreet wordt vervangen door de volgende tekst: "

Artikel 52.Het Instituut kan voor de uitvoering van identieke opleidingscursussen een beroep doen op verschillende actoren.

Het Instituut kan dienstenovereenkomsten sluiten.

Bovendien kan hij ook beschikken over het personeel dat hem overeenkomstig artikel 46 ter beschikking is gesteld.

Art. 28.In artikel 54 van het decreet worden de woorden "in afdeling 4" vervangen door de woorden "in afdeling 6.1.3-6 van het wetboek".

AFDELING II. - Diverse wijzigingsbepalingen

Art. 29.In artikel 1, B, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden de woorden "Institut de Formation en cours de carrière" vervangen door de woorden "Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue".

Art. 30.In artikel 6, § 4, vierde lid, van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, worden de woorden "opleiding tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "voortgezette beroepsopleiding".

Art. 31.In artikel 8 van hetzelfde decreet wordt punt a. vervangen door: "a. verlof wegens opdracht verleend aan opleiders belast met de krachtens boek 6, titel I, van het wetboek van basis- en secundair onderwijs georganiseerde voortgezette beroepsopleiding, kan worden verleend voor een aantal uren dat minder bedraagt dan het voor de volledige functie vereiste aantal, doch niet minder dan een vijfde van het vereiste aantal;".

Art. 32.In artikel 13, § 4, van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs en tot wijziging van de onderwijsreglementering, worden de woorden « Institut de la Formation en cours de carrière » vervangen door de woorden « Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue ».".

Art. 33.Artikel 18, § 5, artikel 19, § 5, artikel 20, § 5, en artikel 23bis van hetzelfde decreet worden opgeheven.

Art. 34.In artikel 3 van het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijsstelsel van de Franse Gemeenschap wordt punt 4 vervangen door: " 4. De in artikel 6.1.5-1 van het wetboek van basis- en secundair onderwijs genoemde opdrachten uitvoeren;".

Art. 35.In artikel 7 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van het personeel van de instellingen voor gewoon basisonderwijs wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd die luidt als volgt: " § 2/1. Voor scholen die een samenwerkingsprotocol hebben gesloten met toepassing van de artikelen 1.5.2-13 e.v. van het wetboek van basis- en secundair onderwijs, kan de regering in de lijst van ondersteuningsmiddelen en middelen, bedoeld in artikel 1.5.2-15, tweede lid, van hetzelfde wetboek, de mogelijkheid opnemen om het aantal halve dagen, bedoeld in de tweede paragraaf, eerste lid, uit te breiden om de leden van het onderwijsteam van scholen met een aanpassingsregeling in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan halve dagen opleiding die zijn toegespitst op de behoeften die voortvloeien uit het samenwerkingsprotocol van de school. Deze verhoging mag niet meer dan vijf halve dagen per schooljaar bedragen.

Deze halve dagen gaan gepaard met een opschorting van de lessen, op voorwaarde dat er voor de betrokken leerlingen pedagogische, sportieve, culturele of artistieke activiteiten worden georganiseerd.

Tijdens deze halve dagen zijn de leerlingen niet verplicht naar school te gaan. ".

Art. 36.In artikel 21, § 2, van hetzelfde decreet worden het cijfer "10%" en het cijfer "5%" telkens vervangen door het cijfer "18%".

Art. 37.In artikel 1, 1, van het decreet van 9 januari 2003 betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, wordt punt e) vervangen door: "e) het Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue (IFPC), opgericht bij artikel 25 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende het Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue (IFPC);".

Art. 38.In artikel 83, 3°, van het decreet van 3 maart 2004 houdende de organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, worden de woorden "opleiding tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "voortgezette beroepsopleiding".

Art. 39.In artikel 13, vijfde lid, van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de prestaties van leerlingen in het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs worden de woorden " opleiding tijdens de loopbaan " vervangen door "voortgezette beroepsopleiding".

Art. 40.In artikel 10, § 5, tweede lid, van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs in het onderwijs, worden de woorden "het Instituut voor opleiding tijdens de loopbaan " vervangen door de woorden "het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding".

Art. 41.In artikel 12, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "het Instituut voor opleiding tijdens de loopbaan " vervangen door de woorden " het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding ".

Art. 42.In artikel 3 van het decreet van 1 februari 2008 tot regeling van de organisatie en werking van de organen die belast zijn met de coördinatie en het beheer van de structuurfondsen die de Europese Unie ter beschikking stelt van het secundair onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) punt 4° wordt vervangen door de volgende tekst: "4° "Operatoren van voortgezette beroepsopleiding": de operatoren van voortgezette beroepsopleiding bedoeld in boek 6, titel I, van het wetboek van basis- en secundair onderwijs.« ; b) in de punten 5° en 8° worden de woorden "operatoren inzake opleiding tijdens de loopbaan" telkens vervangen door de woorden "operatoren van de voortgezette beroepsopleiding".

Art. 43.In artikel 4, 1° en 2° van hetzelfde decreet worden de woorden "operatoren inzake opleiding tijdens de loopbaan" telkens vervangen door de woorden "operatoren van de voortgezette beroepsopleiding".

Art. 44.In artikel 7, § 3, 9°, van hetzelfde decreet worden de woorden "operatoren inzake opleiding tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "operatoren van de voortgezette beroepsopleiding".

Art. 45.In artikel 11, § 4, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "opleiding tijdens de loopbaan" worden vervangen door de woorden "voortgezette beroepsopleiding »;2° de woorden "operatoren inzake opleiding tijdens de loopbaan" worden vervangen door de woorden "operatoren van de voortgezette beroepsopleiding". 3° de woorden "operatoren inzake opleiding tijdens de loopbaan" telkens worden vervangen door de woorden "operatoren van de voortgezette beroepsopleiding" en de woorden "operator inzake opleiding tijdens de loopbaan" telkens worden vervangen door de woorden "operator van de voortgezette beroepsopleiding"..

Art. 46.In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de woorden "operatoren inzake opleiding tijdens de loopbaan" telkens vervangen door de woorden "operatoren van de voortgezette beroepsopleiding".

Art. 47.In het decreet van 22 februari 2008 houdende diverse maatregelen betreffende de organisatie en de werking van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Agentschap voor de evaluatie van de kwaliteit in het hoger onderwijs wordt een artikel 9ter ingevoegd dat als volgt luidt: "

Artikel 9ter.- Het Agentschap is verantwoordelijk voor het opzetten van een extern kwaliteitsevaluatiesysteem voor de voortgezette beroepsopleiding, overeenkomstig artikel 6.1.5-13 van het wetboek van basis- en secundair onderwijs. ".

Art. 48.In artikel 9, § 2, 4°, van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, worden de woorden "bedoeld in artikel 16, derde lid, van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van het personeel van de instellingen voor gewoon basisonderwijs" opgeheven.

Art. 49.In artikel 10, § 2, punt 4°, van hetzelfde decreet worden de woorden "bedoeld in het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan" opgeheven.

Art. 50.In artikel 4, § 1, vierde lid, a), van het decreet van 11 april 2014 tot waarborging van de pedagogische uitrusting van het kwalificerend onderwijs en tot vaststelling van de organisatie van de centra voor gevorderde technologie, worden de woorden "opleiding tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "voortgezette beroepsopleiding".

Art. 51.In artikel 6, paragraaf 8, van hetzelfde decreet worden de woorden "Het Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "Het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding".

Art. 52.Artikel 28 van het decreet van 27 oktober 2016 betreffende de organisatie van de examencommissies van de Franse Gemeenschap voor het gewoon secundair onderwijs wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Artikel 28.- Voor de leden van het onderwijzend personeel aan wie verlof wegens opdracht is toegekend overeenkomstig artikel 5 van het voornoemde decreet van 24 juni 1996 en die vóór de inwerkingtreding van dit decreet bij de examencommissie waren tewerkgesteld en die bij de in artikel 1 bedoelde directie blijven, gelden de dienstregeling en de jaarlijkse vakantie die van toepassing zijn bij de regeringsdiensten van de Franse Gemeenschap. Zij komen in aanmerking voor de in artikel 6.1.3-10 bedoelde voortgezette beroepsopleidingen, die op netoverschrijdend niveau worden georganiseerd, ten belope van zes halve dagen per jaar. ".

Art. 53.In artikel 1, § 2, van het decreet van 13 september 2018 tot oprichting van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra en tot bepaling van het statuut van de zonedirecteurs en afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst, wordt punt 5° vervangen door wat volgt: "5° " Het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding ": Het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding, opgericht bij artikel 25 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende het Instituut voor voortgezette beroepsopleiding (IFPC);".

Art. 54.In artikel 7, paragraaf 1, van hetzelfde decreet wordt een punt 3° /1 ingevoegd, luidend als volgt "3° /1 opleidingsplannen te gebruiken als basis voor het inzamelen van de behoeften inzake voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig artikel 9/1;".

Art. 55.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9/1 ingevoegd, dat als volgt luidt: "Artikel 9/1 Op basis van de in de doelstellingenovereenkomsten opgenomen opleidingsplannen verzamelen de afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst om de zes jaar de behoeften aan voortgezette beroepsopleiding die beantwoorden aan collectieve behoeften. Zij analyseren deze informatie samen met de regeringsdiensten en dienen deze vóór 1 april via de hiërarchie bij de Raad voor voortgezette beroepsopleiding in.

Op basis van de tijdens de tussentijdse evaluaties ingezamelde informatie verzamelen de afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst eventuele nieuwe behoeften op het gebied van de voortgezette beroepsopleiding die beantwoorden aan collectieve behoeften. Zij analyseren deze met de regeringsdiensten en zenden ze vóór 1 april via de hiërarchie door aan de Raad voor de voortgezette beroepsopleiding. ".

Art. 56.In de artikelen 12, 14, § 1, 15, 67, 82 en 97 van hetzelfde decreet worden de woorden "het Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "het Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding".

Art. 57.In artikel 65, § 2, derde lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) punt 1° wordt vervangen door het volgende: "1° hetzij van Boek 6, Titel I, van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs;" ; b) punt 2° wordt opgeheven.

Art. 58.In artikel 80, § 2, derde lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: "1° hetzij van Boek 6, Titel I, van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs;" ; b) punt 2° wordt opgeheven.

Art. 59.In artikel 98 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 2 wordt het woord "IFC" telkens vervangen door de woorden "Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue" ;b) in paragraaf 2 worden de woorden "Institut de formation en cours de carrière" vervangen door de woorden "Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue".

Art. 60.In artikel 1, § 2, van het decreet van 10 januari 2019 houdende de algemene inspectiedienst, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° " het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding ": het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding, opgericht bij artikel 25 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding (IFPC)".

Art. 61.In de artikelen 4, § 3, tweede lid, 10°, en 7, § 3, tweede lid, 6°, van hetzelfde decreet worden de woorden "opleiding tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "voortgezette beroepsopleiding".

Art. 62.In de artikelen 22, § 2, 24, 54, 63, § 3, en 94 van hetzelfde decreet worden de woorden "het Instituut voor opleiding tijdens de loopbaan" telkens vervangen door de woorden " het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding ".

Art. 63.In artikel 52, § 2, derde lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) punt 1° wordt vervangen door het volgende: "1° hetzij van Boek 6, Titel I, van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs;»; b) punt 2° wordt opgeheven.

Art. 64.In artikel 23 van het decreet van 7 februari 2019 betreffende de opvang, de scholarisatie en de begeleiding van leerlingen die de onderwijstaal niet beheersen in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, wordt lid 1 vervangen door wat volgt: "De voortgezette beroepsopleiding van de personeelsleden die werkzaam zijn of wensen te zijn in DASPA of de ondersteuningsmechanismen van FLA wordt georganiseerd op het netoverschrijdend niveau in het gewoon kleuter-, lager en basisonderwijs. Deze opleidingen kunnen, afhankelijk van de beschikbare plaatsen, ook door andere leden van het opvoedend team worden gevolgd. ".

Art. 65.In artikel 2, § 1, 4. van het decreet van 14 maart 2019 houdende diverse bepalingen betreffende de organisatie van het werk van de leden van het onderwijspersoneel en het toekennen van meer organisatorische flexibiliteit aan de inrichtende machten, worden de woorden "opleiding tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "voortgezette beroepsopleiding".

Art. 66.In titel II van hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk V vervangen door de volgende tekst: "Hoofdstuk V. - Voortgezette beroepsopleiding".

Art. 67.Artikel 12 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende tekst: "

Art. 12.- De voortgezette beroepsopleiding omvat het hele traject, bedoeld in Titel I van Boek 6 van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs. ".

Art. 68.In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de woorden "van de verplichte dagen opleiding tijdens de loopbaan als bedoeld in de decreten van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van het personeel van de instellingen voor gewoon basisonderwijs" telkens vervangen door de woorden "van de verplichte dagen voortgezette beroepsopleiding als bedoeld in boek 6, titel I, van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs".

Art. 69.In artikel 15, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "van de verplichte bijscholingsdagen voorzien in het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan " vervangen door de woorden "van de verplichte dagen voortgezette beroepsopleiding bedoeld in boek 6, titel I, van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs". ".

Art. 70.In artikel 1, § 2, van het decreet van 28 maart 2019 betreffende de steun- en begeleidingscellen in het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en het statuut van de steun- en begeleidingsadviseurs, wordt punt 6° vervangen door wat volgt: "6° "het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding ": het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding dat is opgericht bij artikel 25 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding (IFPC);".

Art. 71.In artikel 4 van hetzelfde decreet wordt lid 2 vervangen door de volgende tekst: "De ondersteuning en begeleiding van de leden van het opvoedend team van de scholen en van de personeelsleden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra maakt deel uit van een proces van beroepsontwikkeling van laatstgenoemden en van een grotere professionaliteit. In het kader van de in dit artikel bedoelde opdrachten zien de ondersteunende en begeleidende cellen toe op de uitvoering van de tijdens de voortgezette beroepsopleiding genomen maatregelen. ".

Art. 72.In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf twee worden de woorden "het Instituut voor Opleiding tijdens de loopbaan" telkens vervangen door de woorden "het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding« ;2° in paragraaf 3, vierde lid, worden de woorden "van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van het personeel van de instellingen voor gewoon basisonderwijs of van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "van boek 6, titel I, van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs".

Art. 73.In artikel 14, § 1, van hetzelfde decreet wordt punt 7° vervangen door wat volgt: "7° te zorgen voor de voortgezette beroepsopleiding van de personeelsleden overeenkomstig boek 6, titel I, van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs;".

Art. 74.In artikel 3, § 5, van het decreet van 25 april 2019 betreffende het digitaal bestuur van het schoolsysteem en de overdracht van digitale gegevens in het leerplichtonderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in punt 4° worden de woorden "de vertegenwoordigers van het Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan, opgericht bij het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan;" opgeheven; b) paragraaf 5 wordt aangevuld met een punt 8°, dat als volgt luidt: "8° de vertegenwoordigers van het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding, opgericht bij artikel 25 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding (IFPC).".

Art. 75.In artikel 1.3.1-1 van het Wetboek van basis- en secundair onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) er wordt een punt 9° /1 ingevoegd, dat als volgt luidt: "9° /1 Sturingsgroep (COPI): de sturingsgroep bedoeld in artikel 1.6.1-1;"; b) er wordt een punt 33° /1 ingevoegd, dat als volgt luidt: "33° /1 Multidisciplinair team van het PMS-centrum: de directeurs en ander technisch personeel van het PMS-centrum;"; c) er wordt een punt 41° /1 ingevoegd, dat als volgt luidt: "41° /1 Instituut voor voortgezette beroepsopleiding: het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding (IFPC), opgericht bij artikel 25 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende het Netoverschrijdend instituut voor voortgezette beroepsopleiding (IFPC)".

Art. 76.In artikel 1.5.2-3. - 1, 5°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "bedoeld in artikel 12, § 1, van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van het personeel van de instellingen voor gewoon basisonderwijs of in artikel 19, § 1, van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan;" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 6.1.4-1".

Art. 77.In artikel 1.6.5-6, tweede lid, 21°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "opleiding tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "voortgezette beroepsopleiding".

Art. 78.In artikel 1.9.1-4, lid 6, 3°, van het wetboek worden de woorden "opleiding tijdens de loopbaan" vervangen door de woorden "voortgezette beroepsopleiding".

Art. 79.Artikel 1.9.2-2 van het wetboek wordt vervangen door de volgende tekst: "Artikel 1.9.2-2. De lessen worden voor ten hoogste zes halve dagen per schooljaar onderbroken om het personeel in staat te stellen deel te nemen aan voortgezette beroepsopleiding die beantwoordt aan collectieve behoeften als bedoeld in artikel 6.1.3-8. In afwijking hiervan kunnen deze halve schorsingsdagen worden gekapitaliseerd over zes opeenvolgende schooljaren, zodat de lessen gedurende maximaal tien halve dagen in een schooljaar kunnen worden geschorst.

In afwijking van lid 1 kan de regering een bijkomende schorsing van de lessen toestaan: 1° gedurende ten hoogste zes halve dagen om de organisatie mogelijk te maken van bijkomende halve dagen voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig artikel 6.1.3-9; 2° voor ten hoogste twee halve dagen om in verband met uitzonderlijke omstandigheden een extra dag voortgezette beroepsopleiding te kunnen organiseren; 3° voor ten hoogste vijf halve dagen en op voorwaarde dat voor de betrokken leerlingen pedagogische, sportieve, culturele of artistieke activiteiten worden georganiseerd om de organisatie mogelijk te maken van bijkomende halve dagen voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig artikel 6.1.3-8, § 1, tweede lid, voor scholen die een samenwerkingsprotocol hebben gesloten in toepassing van de artikelen 1.5.2-13 en volgende.

Tijdens deze halve dagen zijn de leerlingen niet verplicht naar school te gaan. ".

Art. 80.Artikel 1.9.3-4 van het wetboek wordt vervangen door de volgende tekst "Artikel 1.9.3-4. - De lessen worden voor ten hoogste zes halve dagen per schooljaar onderbroken om het personeel in staat te stellen deel te nemen aan voortgezette opleiding die beantwoordt aan collectieve behoeften als bedoeld in artikel 6.1.3-8. In afwijking hiervan kunnen deze halve schorsingsdagen worden gekapitaliseerd over zes opeenvolgende schooljaren, zodat de lessen gedurende maximaal tien halve dagen in een schooljaar kunnen worden geschorst.

In afwijking van lid 1 kan de regering een aanvullende schorsing van de lessen toestaan: 1° gedurende ten hoogste zes halve dagen om de organisatie mogelijk te maken van bijkomende halve dagen voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig paragraaf 6.1.3-9; 2° maximaal twee halve dagen om in uitzonderlijke omstandigheden een bijkomende dag van voortgezette beroepsopleiding te kunnen organiseren; 3° voor ten hoogste vijf halve dagen om de organisatie mogelijk te maken van bijkomende halve dagen voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig artikel 6.1.3-8, § 1, tweede lid, voor scholen die een samenwerkingsprotocol hebben gesloten in toepassing van de artikelen 1.5.2-13 en volgende.

Tijdens deze halve dagen zijn de leerlingen niet verplicht naar school te gaan. ".

Art. 81.Artikel 1.9.4-2, lid 1, van hetzelfde wetboek wordt vervangen door de volgende tekst: "Artikel 1.9.4-2. - De lessen worden voor ten hoogste zes halve dagen per schooljaar onderbroken om het personeel in staat te stellen deel te nemen aan voortgezette beroepsopleiding die beantwoordt aan collectieve behoeften als bedoeld in artikel 6.1.3-8. In afwijking hiervan kunnen deze halve schorsingsdagen worden gekapitaliseerd over zes opeenvolgende schooljaren, zodat de lessen gedurende maximaal tien halve dagen in een schooljaar kunnen worden geschorst.

In afwijking van lid 1 kan de regering een bijkomende schorsing van de lessen toestaan: 1° gedurende ten hoogste zes halve dagen om de organisatie mogelijk te maken van bijkomende halve dagen voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig paragraaf 6.1.3-9; 2° maximaal twee halve dagen om in uitzonderlijke omstandigheden een bijkomende dag van voortgezette beroepsopleiding te kunnen organiseren 3° voor ten hoogste vijf halve dagen en op voorwaarde dat voor de betrokken leerlingen pedagogische, sportieve, culturele of artistieke activiteiten worden georganiseerd om de organisatie mogelijk te maken van bijkomende halve dagen voortgezette beroepsopleiding overeenkomstig artikel 6.1.3-8, § 1, tweede lid, voor scholen die een samenwerkingsprotocol hebben gesloten in toepassing van de artikelen 1.5.2-13 en volgende.

Tijdens deze halve dagen zijn de leerlingen niet verplicht naar school te gaan. ". HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen

Art. 82.Het decreet van 24 december 1990 betreffende de permanente educatie en de bijscholing van het personeel van bepaalde onderwijsinstellingen en psycho-medisch-sociale centra wordt opgeheven per 1 september 2022.

Art. 83.Het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van het personeel van de inrichtingen voor gewoon basisonderwijs wordt per 1 september 2022 opgeheven.

Art. 84.De artikelen 2 tot en met 24 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan worden opgeheven met ingang van 1 september 2022. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 85.§ 1. De ambtstermijn van de bestuurders van de Raad van Bestuur van het Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan, opgericht bij artikel 25 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan, wordt beëindigd. De bestuurders worden geacht ontslag te hebben genomen per 31 augustus 2021.

De samenstelling van de raad van bestuur van het Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan wordt op 1 september 2021 vernieuwd overeenkomstig artikel 31 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan, zoals gewijzigd bij artikel 16.

De samenstelling van het Bureau van het Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan wordt op 1 september 2021 vernieuwd overeenkomstig artikel 44 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan, zoals gewijzigd bij artikel 21. § 2. Tijdens het schooljaar 2021-2022 mag het Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan, opgericht bij artikel 25 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan, "Instituut voor de opleiding tijdens de loopbaan (IFC)" of "Netoverschrijdend instituut voor de voortgezette beroepsopleiding (IFPC)" onverschillig genoemd worden.

Art. 86.De scholen stellen hun opleidingsplan voor de eerste keer op overeenkomstig artikel 6.1.4-1 bij de tussentijdse evaluatie van hun doelstellingenovereenkomst, uitgevoerd overeenkomstig artikel 1.5.2-9 van het wetboek van basis- en secundair onderwijs. Dit opleidingsplan is geldig tot de vernieuwing van de doelstellingenovereenkomst van de school.

De PMS-centra stellen met ingang van 1 september 2023 voor het eerst hun opleidingsplan op overeenkomstig artikel 6.1.4-1. Het op 31 augustus 2022 door de PMS-centra opgestelde opleidingsplan blijft van toepassing totdat overeenkomstig dit artikel een nieuw opleidingsplan is opgesteld.

Art. 87.Overeenkomstig artikel 6.1.3-3, § 1, lid 2, sluit een inrichtende macht die niet is aangesloten bij een Federatie van inrichtende machten uiterlijk op 1 januari 2022 een overeenkomst met Wallonie-Bruxelles Enseignement of met een Federatie van inrichtende machten.

Art. 88.§ 1. Met het oog op de organisatie van voortgezette beroepsleidingen in het schooljaar 2022-2023 en in afwijking van de artikelen 6.1.5-4 tot en met 6.1.5-11, heeft de vaststelling van prioritaire beleidslijnen en thema's betrekking op de opleidingsbehoefte inzake gebruik van digitale technologie in het onderwijs en geldt zij alleen voor het schooljaar 2022-2023. Deze vaststelling geschiedt volgens de in de artikelen 6.1.5-5 tot en met 6.1.5-8 bedoelde procedure uiterlijk op 15 november 2021. Daartoe brengt de sturingsgroep vóór 15 oktober 2021 advies uit over het thema en de prioritaire beleidslijnen. Artikel 6.1.5-5, eerste lid, 9° wordt echter niet toegepast.

Voor het overige blijven de richtlijnen en prioritaire thema's die tijdens het schooljaar 2021-2022 van toepassing waren, tijdens het schooljaar 2022-2023 van toepassing. Na ontvangst van het advies van de sturingsgroep kan de regering deze richtlijnen en prioritaire thema's wijzigen met het oog op de uitvoering ervan in het schooljaar 2022-2023. § 2. Op basis van de richtlijnen en de prioritaire thema's die in toepassing van paragraaf 1 zijn vastgesteld, stellen het Institut de la Formation professionnelle continue voor de opleidingen op netoverschrijdend niveau en Wallonie-Bruxelles Enseignement en elke Federatie van inrichtende machten voor het netwerkniveau hun algemene programma's voor het schooljaar 2022-2023 vast waarin de behoefte aan opleiding met betrekking tot het gebruik van digitale technologie in het onderwijs tot uiting komt. Dit geschiedt volgens de in de artikelen 6.1.5-9 tot en met 6.1.5-11 bedoelde procedure. Deze programma's moeten uiterlijk op 15 februari 2022 door COPI en uiterlijk op 1 april 2022 door de regering worden goedgekeurd.

Voor het overige blijven de algemene programma's die tijdens het schooljaar 2021-2022 van toepassing zijn, van toepassing tijdens het schooljaar 2022-2023. § 3. Met het oog op de organisatie van voortgezette beroepsopleidingen vanaf het schooljaar 2023-2024 worden voor een periode van zes schooljaren de richtlijnen en prioritaire thema's en de algemene en jaarprogramma's vastgesteld overeenkomstig de artikelen 6.1.5-4 tot en met 6.1.5-11. Artikel 6.1.5-5, eerste lid, 9°, wordt evenwel niet toegepast voor de bepaling van de richtlijnen en prioritaire thema's die van toepassing zijn tijdens de schooljaren 2023-2024 tot en met 2029-2030.

In afwijking van artikel 6.1.5-5 en voor de bepaling van de oriëntaties en prioritaire thema's die van toepassing zijn op de PMS-centra tijdens de schooljaren 2023-2024 tot 2029-2030, is de analyse die is opgesteld overeenkomstig artikel 9/1 van het decreet van 13 september 2018 tot oprichting van de Algemene sturingsdienst voor de scholen en psycho-medisch-sociale centra en tot bepaling van het statuut van de zonedirecteurs en afgevaardigden voor de doelstellingenovereenkomst, niet van toepassing op de PMS-centra. In plaats daarvan doet de Hoge raad voor PMS-Centra aan de Raad voor voortgezette beroepsopleiding de opleidingsbehoeften van de leden van het multidisciplinaire team van de PMS-centra toekomen.

Art. 89.In afwijking van artikel 6.1.3-13, eerste lid, 1°, zoals ingevoegd bij artikel 2, is artikel 23 van het decreet van 12 december 2000 tot vastlegging van de initiële opleiding van onderwijzers en regenten van toepassing in afwachting van de inwerkingtreding van artikel 20 van het decreet van 7 februari 2019 betreffende de initiële lerarenopleiding.

In afwijking van artikel 6.1.6-7, § 4, eerste lid, zoals ingevoegd door artikel 2, vervangt de ARES de COCOFIE tot de inwerkingtreding van artikel 21 van het decreet van 7 februari 2019 betreffende de initiële lerarenopleiding.

Art. 90.Het in artikel 6.1.5-13 bedoelde evaluatieproces vindt voor de eerste keer plaats met ingang van 1 september 2024, en het in artikel 6.1.5-13, § 2, bedoelde verslag wordt voor de eerste keer uiterlijk op 31 december 2027 ingediend. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 91.De regering evalueert de uitvoering van Titel I van Boek 6 van het wetboek van basis- en secundair onderwijs, ingevoegd bij dit decreet, en brengt verslag uit aan het Parlement in het kalenderjaar 2027.

Art. 92.De volgende bepalingen hebben uitwerking de dag waarop dit decreet wordt aangenomen: 1° artikel 1; 2° de artikelen 6.1.5-1 tot en met 6.1.5-8, als ingevoegd bij artikel 2; 3° de artikelen 7, 8, 35 en 36;4° artikel 85;5° artikel 88;6° artikel 89.

Art. 93.De volgende bepalingen treden in werking op 1 september 2021: 1° artikel 6.1.3-3, § 1, tweede lid, zoals ingevoegd bij artikel 2, en artikel 87; 2° de artikelen 6.1.5-9 tot en met 6.1.5-11, zoals ingevoegd bij artikel 2; 3° de artikelen 10 en 14 tot en met 27.

Art. 94.Behoudens wat betreft de inwerkingtreding bepaald in de artikelen 92 en 93, treedt dit decreet in werking op 1 september 2022.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 17 juni 2021.

De Minister-President, P.-Y. JEHOLET De Vicepresident en Minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Gelijke kansen en het Toezicht op « Wallonie-Bruxelles Enseignement", F. DAERDEN De Vicepresidente en Minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie, Universitaire ziekenhuizen, Hulpverlening aan de jeugd, Justitiehuizen, Jeugd, Sport en de Promotie van Brussel, V. GLATIGNY De Minister van Onderwijs, C. DESIR _______ Nota Zitting 2020-2021 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 240-1. - Commissieamendement(en), nr. 240-2- Commissieverslag, nr. 240-3 - Tekst aangenomen tijdens de commissie, nr. 240-4 Zittingsamendement(en), nr. 240-5 - Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr. 240-6.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 16 juni 2021.

^