Etaamb.openjustice.be
Decreet van 17 maart 2011
gepubliceerd op 15 september 2011

Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord, gesloten op 3 februari 2011, tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest houdende oprichting van een gemeenschappelijke ombudsdienst voor de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2011029216
pub.
15/09/2011
prom.
17/03/2011
ELI
eli/decreet/2011/03/17/2011029216/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 MAART 2011. - Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord, gesloten op 3 februari 2011, tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest houdende oprichting van een gemeenschappelijke ombudsdienst voor de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord, gesloten op 3 februari 2011, tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest houdende oprichting van een gemeenschappelijke ombudsdienst voor de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest

Art. 2.Het decreet van 20 juin 2002 tot oprichting van de dienst van de ombudsman van de Franse Gemeenschap wordt opgeheven.

Die bepaling treedt in werking op dezelfde datum als het in artikel 1 bedoelde samenwerkingsakkoord.

SAMENWERKINGSAKKOORD TUSSEN DE FRANSE GEMEENSCHAP EN HET WAALSE GEWEST HOUDENDE OPRICHTING VAN EEN GEMEENSCHAPPELIJKE OMBUDSDIENST VOOR DE FRANSE GEMEENSCHAP EN HET WAALSE GEWEST Gelet op het decreet van het Waalse Gewest van 22 december 1994 tot instelling van een ombudsman van het Waalse Gewest;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 juni 2002 tot oprichting van de dienst van de ombudsman van de Franse Gemeenschap;

Gelet op de verklaringen betreffende het Gemeenschaps- en gewestbeleid waarin de Regeringen hun wens uiten de besturen nader tot elkaar te brengen door concrete maatregelen, waaronder de « samenvoeging van de ombudsdiensten »;

Overwegende dat beide ombudsdiensten al talrijke jaren werken, waarbij ze hun nut hebben aangetoond;

Dat het doel van de decreetgevers bijgevolg bereikt is;

Dat wat de instelling van die beide diensten ten grondslag lag, de wil was de burger een zeer soepele mogelijkheid te bieden om zich tot de ombudsman te richten, wanneer hij een klacht wil uiten over de onvolmaakte werking van de diensten van het bestuur;

Dat de onafhankelijke ombudsman aanbevelingen formuleert als moderator die zinvolle en evenwichtige oplossingen probeert te vinden;

Dat de ombudsman door zijn opdracht bijgevolg bijdraagt tot de verbetering van het vertrouwen van het publiek, waarbij de nadruk wordt gelegd op billijkheid, integriteit en goed bestuur;

Dat uit de verslagen van de ombudsmannen blijkt dat de burgers zich spontaan tot die instanties richten en daar antwoorden op hun vragen krijgen;

Dat het totaal van de dossiers die bij de ombudsdienst van het Waalse Gewest en de ombudsdienst van de Franse Gemeenschap, in de periode van de laatste vijf jaar, 19.532 dossiers bedraagt;

Dat de voortdurende vermeerdering, jaar in, jaar uit, van het aantal klachten die bij de ombudsdiensten van beide instellingen worden ingediend, duidelijk wijst op de noodzaak van die zachte wijze om conflicten of ontevredenheid op te lossen;

Overwegende dat die eerder positieve vaststelling de objectieve evaluaties echter niet mag doen vergeten;

Dat de ombudsmannen zelf, gedurende hun mandaat, daarover hebben nagedacht en aanbevelingen hebben voorgelegd met het oog op verbeteringen op praktisch vlak of op wetgevingsvlak;

Overwegende dat wij overigens ook moeten nadenken over de rol van onze beide ombudsmannen in de politieke en institutionele context, zoals die laatst geëvolueerd is;

Dat op institutioneel vlak duidelijk gebleken is dat samenwerkingsverbanden mogelijk en wenselijk zijn tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest opdat beide instellingen zo goed mogelijk zouden kunnen samenwerken met het oog op een betere dienstverlening aan de burgers;

Dat het, aangezien een ombudsdienst fundamenteel steunt op dit laatste doel, voor de hand lag dat het vraagstuk van de toenadering van beide diensten diende gesteld te worden;

Overwegende dat de samenvoeging van de ombudsdiensten van de Franse Gemeenschap en van het Waalse Gewest bijgevolg beantwoordt aan de noodzaak deze gelijktijdig met het institutionele landschap te laten evolueren en bovendien het mogelijk zal maken om aanbevelingen op te nemen die aan beide kanten door de ombudsdiensten zullen worden gedaan;

Overwegende dat de Franse Gemeenschapscommissie te allen tijde zich bij dit initiatief kan aansluiten;

Dat het met andere woorden nu tijd wordt dat de ombudsdienstverlening van onze beide instellingen rijp wordt, Zijn De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van haar Minister-President, de heer Rudy Demotte, En Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van haar Minister-President, de heer Rudy Demotte, Hierna « de partijen » genoemd Het volgende overeengekomen :

Artikel 1.Dit akkoord heeft tot doel een gemeenschappelijke ombudsdienst voor beide partijen op te richten.

Art. 2.Er wordt een ombudsdienst opgericht bij de Parlementen van de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, hierna « de Parlementen van de partijen » genoemd.

Deze dienst, waarvan de hoofdzetel in Namen gevestigd is, staat onder leiding van de ombudsman.

Art. 3.De ombudsdienst ontvangt, onder de door dit akkoord vastgestelde voorwaarden, de klachten over de werking van de administratieve overheden van het Waalse Gewest bedoeld in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en van de administratieve diensten van de Franse Gemeenschap op het vlak van hun betrekkingen met burgers. De ombudsdienst kan geen klachten ontvangen die gericht zijn tegen administratieve overheden of diensten die, krachtens de wet of het decreet, of met toepassing ervan, beschikken over hun eigen ombudsdienst of een instelling, bij een wet of een decreet belast met de bevoegdheid van een ombudsdienst op een specifiek vlak.

Onder « administratieve diensten van de Franse Gemeenschap », dient te worden verstaan : de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de instellingen van openbaar nut die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, de RTBF, de door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijsinrichtingen.

De ombudsman kan eveneens zijn ambt uitoefenen ten aanzien van de overheden van de ondergeschikte besturen die met zijn instelling een overeenkomst hebben gesloten om zijn diensten te kunnen genieten. Die overeenkomst bepaalt dat de diensten van de ombudsman kunnen worden bezoldigd op grond van de werkelijke kosten.

Alle documenten die afkomstig zijn uit de administratieve overheden van het Waalse Gewest en de administratieve diensten van de Franse Gemeenschap, bestemd voor de informatie van het publiek, vermelden het bestaan van de ombudsdienst.

Art. 4.De ombudsman wordt, na een openbare oproep tot kandidaatstelling en een selectieprocedure die wordt vastgesteld door het voor de ombudsman specifieke reglement, door de Parlementen van de partijen opgesteld en aan die ter goedkeuring voorgelegd voordat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, door de Parlementen van de partijen samen benoemd voor een één keer hernieuwbare periode van zes jaar.

De procedure bepaalt dat de kandidaten in ieder geval door de Parlementen van de partijen zullen worden gehoord.

Op het einde van het eerste mandaat kan het mandaat van de ombudsman worden hernieuwd als hij positief wordt geëvalueerd door de Parlementen van de partijen.

Hij legt, in handen van de Voorzitters van de Parlementen van de partijen, de volgende eed af : « Ik zweer de aan mijn ambt verbonden plichten te vervullen in alle oprechtheid en onafhankelijkheid. ».

Bij zijn eerste benoeming vervult de ombudsman een proefperiode van één jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene werkelijk zijn ambt uitoefent.

Uiterlijk vijfenveertig dagen vóór het verstrijken van die proefperiode, evalueren de Parlementen van de partijen de ombudsman.

Als de evaluatie op die datum niet heeft plaatsgevonden, dan wordt ze als gunstig geacht.

Uiterlijk negentig dagen vóór het verstrijken van het mandaat, evalueren de Parlementen van de partijen de ombudsman. Bij een gunstige evaluatie van de ombudsman, wordt zijn mandaat één keer voor een nieuwe periode van zes jaar hernieuwd.

Als de evaluatie niet negentig dagen vóór het verstrijken van het mandaat heeft plaatsgevonden, wordt ze als gunstig geacht.

Het in het eerste lid bedoelde reglement stelt onder meer de procedures voor de benoeming, de evaluatie, de afzetting van de ombudsman vast.

Art. 5.Om te worden benoemd, moet de ombudsman : 1° Belg zijn of onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie;2° van onberispelijk gedrag zijn voor de uitoefening van zijn ambt en de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° - Ofwel een ambt van niveau 1 of A of ermee gelijkgesteld uitoefenen binnen de diensten van de federale Staat, de Regeringen en de Parlementen van de Franse Gemeenschap en van het Waalse Gewest, de Colleges van de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie alsook van de publiekrechtelijke rechtspersonen die eronder ressorteren of houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau 1 of tot een beroep van niveau A, en in beide gevallen, het bewijs leveren van een nuttige ervaring van ten minste vijf jaar in de overheidssector of de privé-sector; - ofwel houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs van het korte type en het bewijs leveren van een nuttige ervaring van ten minste tien jaar in de overheidssector of de privé-sector.

Art. 6.Tijdens de duur van zijn mandaat kan de ombudsman geen van de volgende ambten of mandaten uitoefenen : 1° het ambt van magistraat, notaris of gerechtsdeurwaarder;2° het beroep van advocaat;3° de functie van bedienaar van een erkende eredienst of een betrekking als afgevaardigde van een door de wet erkende organisatie die morele diensten verleent op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing;4° een bij verkiezing verleend openbaar mandaat;5° een bezoldigde betrekking in de openbare diensten van het Gewest of van de Gemeenschap of een openbaar mandaat toegekend door het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap of de Franse Gemeenschapscommissie;6° personeelslid van de strijdkrachten;7° elk ambt dat de goede uitoefening van zijn ambt kan belemmeren of zijn onafhankelijkheid, zijn onpartijdigheid of de waardigheid van zijn ambt kan aantasten;8° het ambt van openbaar bestuurder. De artikelen 1, 6, 10, 11 en 12 van de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten zijn toepasselijk op het personeelslid van de overheidsdiensten, in voorkomend geval, dat, mits de nodige aanpassingen, benoemd is als ombudsman.

Art. 7.§ 1. Wanneer de Parlementen van de partijen vaststellen dat de ombudsman verhinderd wordt, benoemen ze, voor de periode waarin de ombudsman verhinderd wordt, een plaatsvervangend ombudsman uit de personeelsleden van de dienst bedoeld in artikel 11, § 2, die voldoen aan de in artikel 5 bepaalde voorwaarden. § 2. Onder verhindering wordt verstaan een bij beslissing van de Parlementen vastgestelde situatie waarin de ombudsman niet in staat is zijn ambt te vervullen. § 3. De plaatsvervangende ombudsman vervangt de ombudsman in de uitoefening van zijn ambt. In dat geval heeft hij dezelfde rechten en plichten als de ombudsman. § 4. Zodra de Parlementen het einde van de verhindering vaststellen, wordt de plaatsvervangende ombudsman in zijn vorige ambt hersteld.

Art. 8.§ 1. De Parlementen van de partijen kunnen, gezamenlijk, het ambt van de ombudsman beëindigen : 1° op eigen verzoek;2° wanneer hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;3° wanneer zijn gezondheidstoestand de uitoefening van zijn ambt ernstig en onherroepelijk in gevaar brengt. Onverminderd de conservatoire administratieve maatregelen, zoals een voorlopige schorsing uit zijn ambt en uit zijn wedde, kunnen de Parlementen van de partijen gezamenlijk de ombudsman ontslaan : 1° indien hij één van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde functies of opdrachten aanvaardt;2° om gewichtige redenen. Behalve wanneer het mandaat van de ombudsman op eigen verzoek wordt beëindigd, wanneer hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt of wanneer hij uit zijn ambt wordt ontslagen, ontvangt de ombudsman wiens mandaat wordt beëindigd, een ontslagvergoeding die wordt berekend op grond van één maand wedde voor elk jaar van uitoefening van het mandaat, voor zover hij geen beroepsinkomen of vervangingsinkomen of rustpensioen geniet. Een overlevingspensioen of het leefloon dat door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt toegekend, worden niet als vervangingsinkomen beschouwd. De vergoeding wordt maandelijks uitbetaald.

Bij afwijking daarvan, geniet de ombudsman wiens mandaat eindigt op het einde van de in artikel 4, vijfde lid bedoelde proefperiode een ontslagvergoeding die met drie maanden wedde overeenstemt. § 2. In alle gevallen bedoeld in de vorige paragraaf of bij overlijden van de ombudsman, benoemen de Parlementen van de partijen gezamenlijk een plaatsvervangende ombudsman uit de personeelsleden van de ombudsdienst bedoeld in artikel 11, § 2, die voldoen aan de in artikel 5 bedoelde voorwaarden. § 3. De plaatsvervangende ombudsman vervangt de ombudsman in de uitoefening van zijn ambt. In dat geval heeft hij dezelfde plichten en rechten als de ombudsman. § 4. De Parlementen van de partijen benoemen gezamenlijk een nieuwe ombudsman volgens de bepalingen van artikel 4.

Die benoeming moet plaatsvinden binnen de kortste termijn, uiterlijk zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop het ambt vacant wordt, waarbij de maanden juli en augustus niet in aanmerking komen voor de berekening van die termijn.

Art. 9.De regels tot vaststelling van de bezoldigingsregeling van de raadsheren van het Rekenhof, bepaald in de wet van 21 maart 1964 betreffende de wedden van de leden van het Rekenhof, zijn van toepassing op de ombudsman.

Art. 10.Binnen de grenzen van zijn opdrachten krijgt de ombudsman geen instructies van enige overheid. Hij kan niet van zijn ambt worden ontheven wegens daden die hij stelt of opinies die hij uit in het raam van zijn ambtsvervulling, voor zover zij niet in strijd zijn met de grondbeginselen die inzonderheid bepaald zijn in de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/1981 pub. 20/05/2009 numac 2009000343 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden of in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd.

Art. 11.§ 1. De kredieten die noodzakelijk zijn voor de werking van de ombudsdienst worden uitgetrokken op de uitgavenbegroting van de Parlementen van de partijen volgens een verdeling die vastgesteld is in het specifieke reglement van de ombudsman bedoeld in artikel 4, rekening houdend met de bijdrage van iedereen tot de werking van de diensten van de ombudsman die vóór dit akkoord bestonden.

De ombudsman legt zijn rekeningen voor aan de controle van het Rekenhof.

De ombudsman deelt de Parlementen van de partijen zijn ontwerp van begroting en zijn rekeningen alsook de opmerkingen van het Rekenhof mee. § 2. Op de voordracht van de ombudsman worden de personeelsleden die de ombudsman bij de uitoefening van zijn ambt bijstaan door de Parlementen van de partijen benoemd en ontslagen. De ombudsman heeft de leiding over zijn personeel.

De procedure voor de benoeming en het ontslag van de personeelsleden wordt bepaald in het in artikel 4 bedoelde specifieke reglement van de ombudsman, alsook de nadere regels om een beroep te doen op een externe examencommissie bij de selectieprocedure.

Als de Parlementen van de partijen de voordracht van de ombudsman niet volgen als ze de personeelsleden benoemen of ontslaan, moeten ze hun beslissing met redenen omkleden.

Het statuut en de personeelsformatie worden gezamenlijk door de Parlementen van de partijen vastgesteld op de voordracht van de ombudsman. Die personeelsformatie moet ten minste één personeelslid tellen dat een grondige kennis van de Duitse taal heeft om de ombudsman bij te staan bij het onderzoek van de klachten die in die taal worden ingediend. Het statuut voorziet eveneens in de mobiliteit van de personeelsleden tussen de diensten van de ombudsman en de besturen van de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest.

Het kan zich door deskundigen laten bijstaan.

Artikel 458 van het Strafwetboek is toepasselijk op de ombudsman, zijn personeel en de deskundigen die hem bijstaan.

Art. 12.§ 1. Iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon die, naar aanleiding van een zaak die hem aangaat, meent dat een administratieve overheid of een administratieve dienst bedoeld in artikel 3 niet heeft gehandeld in overeenstemming met de opdracht van openbare dienst die ze moet uitoefenen, kan kosteloos een individuele klacht, schriftelijk of ter plaatse, bij de ombudsman indienen. Die klacht wordt in het Frans ingediend of kan in het Duits worden ingediend voor de bevoegdheden die tot het Waalse Gewest behoren, schriftelijk of mondeling, op de zetel van de instelling van de ombudsman of op de plaats waar de dienst van de ombudsman aanwezig is. § 2. Aan de klacht gaan de administratieve beroepen alsook de noodzakelijke stappen bij de betrokken overheden of diensten vooraf teneinde genoegdoening te verkrijgen.

Art. 13.§ 1. De ombudsman kan weigeren een klacht te behandelen, wanneer : 1° de klacht kennelijk ongegrond is;2° de klacht betrekking heeft op feiten die zich meer dan een jaar vóór het indienen van de klacht hebben voorgedaan. Wanneer een administratief beroep of een beroep voor een rechtschtscollege echter wordt uitgeoefend, komt de termijn die noodzakelijk is voor die procedure niet in aanmerking voor de toepassing van deze bepaling; 3° de administratieve beroepen niet werden ingediend of wanneer de klager ten aanzien van de betrokken administratieve overheid of administratieve dienst kennelijk geen enkele poging ondernam om genoegdoening te verkrijgen;4° de klacht betrekking heeft op aangelegenheden waarvoor een rechtsvordering wordt ingezet of waarvoor een strafvordering aan de gang is. § 2. Een klacht is niet ontvankelijk indien : 1° de identiteit van de klager onbekend is;2° de ombudsman onbevoegd is;3° ze betrekking heeft op een geschil tussen de administratieve overheden of de administratieve diensten bedoeld bij artikel 3 en hun personeelsleden gedurende hun ambtsuitoefening.De ombudsman is niet bevoegd voor de geschillen tussen de personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en de administratieve overheden van de Franse Gemeenschap. § 3. Wanneer de klacht een administratieve overheid of een administratieve dienst betreft die over haar/zijn eigen ombudsman of eigen instelling zoals bedoeld in artikel 3 beschikt, zendt de ombudsman binnen de maand volgend op het indienen van de klacht die klacht aan deze over. § 4. De ombudsman deelt de klager schriftelijk, binnen de in de vorige paragraaf bedoelde termijn, zijn beslissing mee om zijn klacht al dan niet te behandelen. De weigering om een klacht te behandelen, wordt met redenen omkleed.

De ombudsman stelt de administratieve overheid of de administratieve dienst in kennis van de klacht die hij voornemens is te onderzoeken.

Art. 14.Het onderzoek van een klacht wordt geschorst wanneer tegen die een administratief beroep of een beroep voor een rechtscollege wordt ingediend. De administratieve overheid of de administratieve dienst en de klager stellen de ombudsman in kennis van het ingediende beroep.

Voor zover dit noodzakelijk is, stelt de ombudsman de klager ervan in kennis, binnen de in paragraaf 3 van artikel 13 bedoelde termijn.

De indiening en het onderzoek van de klacht schorsen en onderbreken de termijn voor het beroep niet.

Art. 15.§ 1. De ombudsman tracht de standpunten van de klager en van de betrokken overheden of diensten te verzoenen. § 2. De ombudsman kan dwingende antwoordtermijnen opleggen aan administratieve overheden of administratieve diensten aan welke hij vragen stelt. § 3. Wanneer de ombudsman acht dat een klacht gerechtvaardigd is, doet hij alle aanbevelingen die volgens hem de problemen die hem worden voorgelegd, kunnen helpen oplossen, en, in voorkomend geval, alle voorstellen tot verbetering van de werking van de administratieve overheid of van de betrokken administratieve dienst. Hij brengt daar de verantwoordelijke minister op de hoogte van. § 4. Wanneer het, naar aanleiding van een klacht die bij de ombudsman wordt ingediend, hem voorkomt dat de toepassing van de wets- decreet- of verordeningsbepalingen tot onrechtvaardigheid kan leiden, kan hij : - de in opspraak gebrachte administratieve overheid of administratieve dienst iedere oplossing aanbevelen om de situatie van de verzoeker op een billijke wijze te regelen, de administratieve overheid of de administratieve dienst voorstellen elke maatregel te nemen waarvan hij meent dat hij deze kan verhelpen, zonder echter afbreuk te doen aan artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen; - wijzigingen suggereren die hem opportuun lijken om aan te brengen aan de wets-, decreet- en verordeningsteksten.

Hij brengt de verantwoordelijke minister hiervan op de hoogte. § 5. De ombudsman kan de gegrondheid van een rechterlijke beslissing niet in twijfel trekken, maar kan wel aanbevelingen doen aan de in opspraak gebrachte administratieve overheid of administratieve dienst.

Daarenboven kan hij, bij het niet-uitvoeren van een gerechtelijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, de betrokken administratieve overheid of administratieve dienst gelasten zich hiernaar te richten binnen een door hem gestelde termijn. Als dit bevel geen gevolg krijgt, zal het niet uitvoeren van de gerechtelijke beslissing worden opgetekend in een bijzonder verslag, opgemaakt onder de voorwaarden gesteld in artikel 16, § 3, en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 6. De ombudsman wordt op de hoogte gehouden van het gevolg dat aan zijn tussenkomsten wordt gegeven. Als een administratieve overheid of een administratieve dienst van oordeel is geen rekening te moeten houden met een aanbeveling van de ombudsdienst, zendt zij/hij hem een met redenen omkleed antwoord over.

Als geen afdoend antwoord wordt gegeven binnen de door hem gestelde termijn, kan hij zijn aanbevelingen openbaar maken. De in opspraak gebrachte administratieve overheid of administratieve dienst kan het gebrachte antwoord bekend maken en, in voorkomend geval, de beslissing die wordt genomen als gevolg van het optreden van de ombudsman.

Die bekendmaking geschiedt met inachtneming van de voorwaarden bedoeld in artikel 19, tweede lid. § 7. De klager wordt geregeld op de hoogte gehouden van het gevolg dat aan zijn klacht wordt gegeven.

Art. 16.§ 1. De ombudsman kan iedere vaststelling ter plaatse doen, alle documenten en inlichtingen die hij nodig acht laten toekomen en alle betrokken personen horen.

De geheime aard of de vertrouwelijke aard van de stukken waarvan hij de mededeling vraagt, kunnen niet tegen hem worden ingeroepen, behalve inzake geheimen betreffende de landsverdediging, de staatsveiligheid of het buitenlands beleid. § 2. De personeelsleden van de administratieve overheden of van de administratieve diensten bedoeld in artikel 3 die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, worden van hun plicht tot geheimhouding ontheven in het raam van het door de ombudsmannen ingestelde onderzoek. § 3. Met het oog op het naleven van de bepalingen betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, ziet de ombudsman erop toe dat geen enkele vermelding die kan leiden tot de identificatie van personen wier namen hem aldus werden onthuld, wordt gedaan in de documenten die onder zijn gezag worden gepubliceerd.

Art. 17.De ombudsman stelt een huishoudelijk reglement vast dat de nadere regels bepaalt voor de behandeling van de klachten en de werking van zijn dienst. Het wordt door de Parlementen van de partijen goedgekeurd en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 18.Indien de ombudsman in de uitoefening van zijn ambt een overtreding vaststelt, stelt hij overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering de procureur des Konings ervan in kennis.

Indien hij in de uitoefening van zijn ambt een ernstige tekortkoming vaststelt, brengt hij daar de administratieve overheid of administratieve dienst op de hoogte van.

Art. 19.De ombudsman richt een jaarlijks verslag over zijn activiteiten tot de Parlementen van de partijen.

De ombudsman kan bovendien tussentijdse verslagen uitbrengen, indien hij het nuttig acht. Deze verslagen bevatten de aanbevelingen betreffende de te nemen maatregelen die de ombudsman nodig acht en vermelden de eventuele moeilijkheden die hij ondervindt bij de uitoefening van zijn ambt.

De identiteit van de klager en van de personeelsleden van de administratieve overheden of administratieve diensten mag niet worden vermeld in deze verslagen.

De verslagen worden openbaar gemaakt door de Parlementen van de partijen.

Art. 20.De Parlementen van de partijen oefenen hun bevoegdheden uit voor het geheel van de aangelegenheden die ze bij dit akkoord gezamenlijk krijgen toegewezen. De Parlementen regelen hun onderlinge samenwerking in het kader van dit akkoord.

Art. 21.Dit akkoord wordt voor een onbepaalde duur gesloten.

Art. 22.Bij wijze van overgangsmaatregel en met het oog op de continuïteit van de diensten, worden de verzoeken die hangend zijn bij de respectieve ombudsdiensten van het Waalse Gewest en van de Franse Gemeenschap, ingesteld bij het decreet van het Waalse Gewest van 22 december 1994 tot instelling van een ombudsman van het Waalse Gewest en bij het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 juni 2002 tot oprichting van de dienst van de ombudsman van de Franse Gemeenschap, door de gemeenschappelijke dienst worden behandeld.

Art. 23.Het personeel van de ombudsdiensten van het Waalse Gewest en van de Franse Gemeenschap, ingesteld bij het decreet van het Waalse Gewest van 22 december 1994 tot instelling van een ombudsman van het Waalse Gewest en bij het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 juni 2002 tot oprichting van de dienst van de ombudsman van de Franse Gemeenschap, wordt in de gemeenschappelijke ombudsdienst opgenomen. De bureaus van de Parlementen van de partijen zorgen voor die overgang.

Art. 24.Dit akkoord treedt in werking de dag waarop de laatste instemmingshandeling van de akkoordsluitende partijen in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Namen, 3 februari 2011, in twee originele exemplaren.

Voor de Franse Gemeenschap : De Minister-President, R. DEMOTTE Voor het Waalse Gewest : De Minister-President, R. DEMOTTE Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 17 maart 2011.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vicepresident en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vicepresident en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vicepresident en Minister van Hoger Onderwijs, J.-C. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET _______ Nota (1) Zitting 2010 - 2011 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 163 - 1. - Verslag, nr. 163-2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 16 maart 2011.

^