Etaamb.openjustice.be
Decreet van 18 april 2013
gepubliceerd op 22 augustus 2013

Decreet tot wijziging van sommige bepalingen van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

bron
waalse overheidsdienst
numac
2013204570
pub.
22/08/2013
prom.
18/04/2013
ELI
eli/decreet/2013/04/18/2013204570/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 APRIL 2013. - Decreet tot wijziging van sommige bepalingen van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2.Artikel 9 van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, vervangen bij het decreet van 8 december 2005 en gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2006, wordt aangevuld met een punt 13°, luidend als volgt : « 13° personen die gehuwd zijn of wettelijk samenwonen met de directeur-generaal, de adjunct-directeur-generaal of de financieel directeur van het centrum. ».

Art. 3.Artikel 41 van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 30 april 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2009 pub. 22/05/2009 numac 2009202220 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke Democratie en de Decentralisatie en van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten, wordt vervangen als volgt : « Elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn heeft een directeur-generaal en een financieel directeur.

Het administratief statuut van de directeur-generaal en de financieel directeur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ligt vast in een reglement dat door de raad voor maatschappelijk welzijn opgemaakt wordt met inachtneming van de algemene bepalingen waarin de Waalse Regering voorziet.

De betrekkingen van directeur-generaal en financieel directeur zijn toegankelijk door werving, bevordering en mobiliteit.

Er wordt in de betrekking voorzien binnen zes maanden na de vacantverklaring.

De definitieve benoeming vindt plaats na afloop van de stage.

Het vast bureau gaat over tot de evaluatie van de directeur-generaal, de adjunct-directeur-generaal en de financieel directeur onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten waarin de Regering voorziet. ».

Art. 4.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 41bis, luidend als volgt : «

Art. 41bis.De doelstellingenovereenkomst bevat de omschrijving van de wettelijke opdrachten van de directeur-generaal waarin voorzien wordt in het algemeen beleidsprogramma, alsook elke andere kwantificeerbare en haalbare doelstelling die deel uitmaakt van zijn opdrachten.

Ze omschrijft de strategie van de organisatie van de administratie in de loop van de legislatuur met het oog op het vervullen van de opdrachten en het halen van de doelstellingen bedoeld in het eerste lid en drukt ze uit in initiatieven en concrete projecten. Ze bevat een overzicht van de menselijke en financiële middelen die beschikbaar of noodzakelijk zijn voor de uitvoering ervan.

De doelstellingenovereenkomst wordt door de directeur-generaal opgemaakt binnen zes maanden na ontvangst en op basis van de opdrachtbrief die het vast bureau hem zal overmaken. Die opdrachtbrief bevat minstens de volgende elementen : 1° de functiebeschrijving en het vaardigheidsprofiel van de betrekking van directeur-generaal;2° de te halen doelstellingen voor de verschillende opdrachten, met name op basis van het algemeen beleidsprogramma;3° de toegekende begrotingsmiddelen en menselijke hulpkrachten; 4° het geheel van de opdrachten die hem bij deze wet toegewezen worden, o.a. zijn advies- en disponibiliteitsopdracht jegens het geheel van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn.

De directeur-generaal en het vast bureau plegen overleg over de middelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de doelstellingenovereenkomst. De financieel directeur wordt erbij betrokken voor de aangelegenheden waarmee hij belast wordt. Bij gebrek aan akkoord van de directeur-generaal over de middelen wordt zijn advies gevoegd bij de doelstellingenovereenkomst zoals goedgekeurd door het vast bureau.

De doelstellingenovereenkomst wordt jaarlijks geüpdated. Op uitdrukkelijk verzoek van de directeur-generaal kan de doelstellingenovereenkomst in de loop van het jaar bijgestuurd worden door het vast bureau. De doelstellingenovereenkomst alsook de updatings en eventuele aanpassingen ervan worden aan de raad meegedeeld.

De opdrachtbrief wordt bij de doelstellingenovereenkomst gevoegd. ».

Art. 5.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 41ter, luidend als volgt : « 41ter. § 1. In de openbare centra voor maatschappelijk welzijn waarvan de gemeente meer dan 10 000 inwoners telt, kan de raad voor maatschappelijk welzijn de directeur-generaal laten bijstaan door een ambtenaar aan wie de hoedanigheid van adjunct-directeur-generaal wordt verleend.

De adjunct-directeur-generaal helpt de directeur-generaal bij de uitoefening van zijn functies.

Hij vervult ambtshalve alle functies van de directeur-generaal indien hij afwezig is.

De wedde van de adjunct-directeur-generaal wordt bepaald door de raad voor maatschappelijk welzijn.

Die wedde blijft lager dan die van de directeur-generaal van het centrum. § 2. De financieel directeur van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente van 20 000 inwoners of minder kan tot financieel directeur van die gemeente benoemd worden; hij kan niet tot financieel directeur van een andere gemeente benoemd worden.

Het totaal van de dienstverstrekkingen mag in geen geval groter zijn dan het globale volume van alle activiteiten gecumuleerd tot meer dan 1,25 maal de werktijd van de voltijdse betrekking.

De raad voor maatschappelijk welzijn en de gemeenteraad bepalen in onderlinge overeenstemming de verdeling van de werktijd van de financieel directeur ten gunste van beide instellingen, met inachtneming van de maximumgrens van 1,25 maal bedoeld in het tweede lid. De weddelast die respectievelijk aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeente toekomt is evenredig aan de werktijd gepresteerd ten gunste van elk van de instellingen.

De financieel directeur van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente van 20 000 inwoners of minder kan, indien hij niet tot financieel directeur van die gemeente is benoemd overeenkomstig het eerste lid of artikel L 1124-21, § 2, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, tot financieel directeur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een andere gemeente benoemd worden. In dat geval wordt zijn werktijd onder beide openbare centra voor maatschappelijk welzijn verdeeld naar rato van een halftimebaan binnen elk centrum, volgens modaliteiten die bij overeenkomst bepaald moeten worden door de betrokken raden voor maatschappelijk welzijn. ».

Art. In dezelfde wet wordt artikel 42, waarvan de huidige tekst paragraaf 1 zal vormen, aangevuld met de paragrafen 2 en 3, luidend als volgt : « § 2. Het vast bureau maakt het organigram van de diensten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn op.

Het organigram is de organisatiestructuur van de diensten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Het bevat de hiërarchische betrekkingen en identificeert de functies die deelname aan het directiecomité inhouden. § 3. Binnen elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt een directiecomité ingesteld. Het is samengesteld uit de directeur-generaal, de adjunct-directeur-generaal, de financieel directeur en personeelsleden die de directeur-generaal kiest onder degenen die functies als dienstverantwoordelijke vervullen, zoals bepaald bij het organigram bedoeld in paragraaf 2.

Behalve de overlegvergadering bedoeld in het vierde lid van deze paragraaf, is het instellen van een directiecomité facultatief voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van een gemeente van 10 000 inwoners of minder.

Behalve de bevoegdheden toegewezen bij beslissing van het vast bureau, heeft het directiecomité kennis van alle vragen i.v.m. de organisatie en de werking van de diensten.

De voorontwerpen van begroting, begrotingswijzigingen en desbetreffende verklarende nota's zijn het voorwerp van overleg binnen het directiecomité.

De directiecomités van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vergaderen minstens twee keer per jaar samen. ».

Art. 7.Artikel 43, derde lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door volgende tekst : « In de openbare centra voor maatschappelijk welzijn waar het ambt van financieel directeur geen voltijdse activiteit vergt, wordt dat ambt aan een gewestelijke ontvanger of aan een deeltijdse financieel directeur toegewezen, onverminderd de toepassing van artikel L 1124-21, § 2, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie en van artikel 41ter, § 2, vierde lid.

De Regering bepaalt de voorwaarden waaronder en de wijze waarop dat ambt wordt toegewezen. ».

Art. 8.Artikel 45, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen door volgende tekst : « § 1. De directeur-generaal woont de zittingen van de raad voor maatschappelijk welzijn en van het vast bureau zonder stemrecht bij.

Hij notuleert ze en zorgt voor het overschrijven ervan. De overgeschreven notulen worden door de voorzitter en de directeur-generaal ondertekend binnen de maand na hun aanneming door de raad voor maatschappelijk welzijn.

Hij mag de zittingen van de bijzondere comités bijwonen.

De directeur-generaal brengt juridische en administratieve adviezen uit aan de raad voor maatschappelijk welzijn en aan het vast bureau.

De directeur-generaal wijst op de toepasselijke rechtsregels, maakt gewag van de feitelijke elementen waarvan hij kennis heeft en zorgt ervoor dat de aanmerkingen waarin de wet voorziet in de beslissingen opgenomen worden.

Die adviezen en raadgevingen worden, naar gelang van het geval, bij de beslissing van het vast bureau of van de raad voor maatschappelijk welzijn gevoegd en aan de financieel directeur overgemaakt. ».

De directeur-generaal behandelt de zaken, leidt de administratie en is het hoofd van het personeel onder het toezicht van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. In dat kader maakt hij het ontwerp van de evaluatie van elk personeelslid op alvorens het aan de betrokkene en aan het vast bureau te richten.

Hij voert en evalueert het beleid inzake het beheer van de menselijke hulpkrachten.

Hij zit toe op het archief. § 2. De voorzitter en de directeur-generaal ondertekenen de geordonnanceerde mandaten en de staten van invordering.

De directeur-generaal kan elk ogenblik kennis nemen van de geboekte elementen. De financieel directeur bezorgt de directeur-generaal een afschrift van elk document dat hij overmaakt aan de raad voor maatschappelijk welzijn, aan het vast bureau of aan een bijzonder comité. § 3. De directeur-generaal kan op basis van een gemotiveerd rapport van de hiërarchische meerdere tuchtmaatregelen (een waarschuwing of een berisping) opleggen aan de leden van bovenbedoeld personeel.

De directeur-generaal deelt zijn beslissing mee aan het vast bureau, dat over een termijn van 15 dagen beschikt om het aan zich te trekken.

Na afloop van die termijn wordt de beslissing van de directeur-generaal aan het personeelslid meegedeeld overeenkomstig artikel L1215-18 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie.

Het vast bureau deelt de beslissing zo spoedig mogelijk bij aangetekend schrijven aan het personeelslid mee.

Het eerste lid is niet van toepassing op de adjunct-directeur-generaal en de financieel directeur. ».

Artikel 45, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen door volgende tekst : « § 4. Bij afwezigheid van de directeur-generaal of van vacature wijst het vast bureau een waarnemend directeur-generaal aan voor een hernieuwbare termijn van maximum drie jaar.

Voor een doorlopende periode van hoogstens dertig dagen kan het vast bureau de directeur-generaal belasten met de aanwijzing van de ambtenaar die hem moet vervangen.

De waarnemend directeur-generaal geniet de weddeschaal van de titularis.

De directeur-generaal of zijn afgevaardigde, van hoger niveau dan dat van het geworven of in dienst genomen personeelslid, neemt met stemrecht deel aan het examenjury samengesteld bij de werving of de indienstneming van de personeelsleden.

Het voorzitterschap van het directiecomité zoals bedoeld in artikel 42, § 3, wordt door de directeur-generaal waargenomen.

De directeur-generaal wordt belast met de invoering en de monitoring van het systeem voor interne controle op de werking van de diensten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Het interne controlesysteem is een geheel van maatregelen en procedures bedacht om redelijke zekerheid te waarborgen wat betreft : 1° het halen van de doelstellingen;2° de naleving van de geldende wetgeving en van de procedures;3° de beschikbaarheid van betrouwbare informatie over de financiën en het beheer. Het algemene kader van het interne controlesysteem wordt ter goedkeuring aan de raad voor maatschappelijk welzijn voorgelegd.

Na overleg met het directiecomité bedoeld in artikel 42, § 3, wordt de directeur-generaal belast met het opmaken van het ontwerp van : 1° het organigram;2° de personeelsformatie;3° de statuten van het personeel.».

Art. 9.Artikel 46 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 1. Onder het gezag van het vast bureau staat de financieel directeur in voor de boekhouding van het centrum en voor het opmaken van de jaarrekeningen. Hij vervult de functie van financieel en budgettair adviseur van het centrum. § 2. De financieel directeur vervult de volgende taken : 1° de ontvangsten van het centrum verrichten. Met het oog op de invordering van zekere en opeisbare schuldvorderingen kan de financieel directeur een door de raad voor maatschappelijk welzijn getekend en voor uitvoerbaar verklaard dwangbevel toesturen. Een dergelijk dwangbevel wordt bij deurwaardersexploot betekend. Dat exploot onderbreekt de verjaring.

Een dwangbevel mag door de raad voor maatschappelijk welzijn slechts getekend en voor uitvoerbaar verklaard worden als de schuld opeisbaar, vlottend en zeker is. Bovendien moet de schuldenaar vooraf bij aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan administratieve kosten voor dat aangetekend schrijven aanrekenen. Die kosten zijn voor rekening van de schuldenaar en kunnen bij dwangbevel ingevorderd worden. De schulden van publiekrechtelijke personen kunnen nooit bij dwangbevel ingevorderd worden. Tegen dat exploot kan bij verzoekschrift of door dagvaarding beroep ingesteld worden binnen de maand van de betekening; 2° op basis van mandaten de betaalbaar gestelde uitgaven vereffenen ten belope van : a) het bijzondere bedrag van elk begrotingsartikel;b) de voorlopige kredieten;c) de kredieten overgedragen krachtens artikel 91, § 1, derde lid, en § 2;d) een krediet toegekend overeenkomstig artikel 88, § 2;3° alle handelingen tot stuiting van verjaring en verval verrichten;4° tot alle beslagleggingen doen overgaan, de inschrijving, de herinschrijving of de hernieuwing van elke titel die daarvoor vatbaar is ten kantore der hypotheken vorderen;5° de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn kennis geven van het vervallen van de huurovereenkomsten, van de achterstallen en van elk feit dat de rechten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn schaadt; 6° binnen tien werkdagen na ontvangst van het dossier dat het ontwerp en de eventuele verklarende bijlagen inhoudt in alle onafhankelijkheid een voorafgaand en gemotiveerd schriftelijk advies uitbrengen over elk ontwerp van beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn, van het vast bureau, van de voorzitter of van het orgaan waaraan de raad volmacht met een financiële of budgettaire weerslag van 22.000 euro of meer verleend heeft, met uitzondering van de beslissingen betreffende sociale hulpverlening of bedoeld in artikel 56; 7° binnen tien werkdagen na ontvangst van het dossier dat het ontwerp en de eventuele verklarende bijlagen inhoudt in alle onafhankelijkheid en op eigen initiatief een voorafgaand en gemotiveerd schriftelijk advies uitbrengen over elk ontwerp van beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn en van het vast bureau met een financiële of budgettaire weerslag van minder dan 22.000 euro.

De termijn van tien dagen bedoeld onder 6° kan bij beslissing van de auteur van de akte verlengd worden voor dezelfde duur. In geval van behoorlijk gemotiveerde dringende noodzakelijkheid kan die termijn tot vijf dagen ingekort worden.

Zo niet wordt het advies genegeerd. Dat advies maakt noodzakelijk deel uit van het dossier dat aan toezicht onderworpen wordt. 8° in het kader van het interne controlesysteem wordt hij belast met : 1° het efficiënt en zuinig gebruik van de hulpbronnen;2° de bescherming van de activa 3° het verstrekken van betrouwbare financiële informatie aan de directeur-generaal. § 3. Op verzoek van de raad voor maatschappelijk welzijn, van het vast bureau, van de voorzitter, van het orgaan waaraan de raad of de directeur-generaal eventueel volmacht verleend heeft, brengt de financieel directeur in alle onafhankelijkheid een gemotiveerd schriftelijk advies uit over elke aangelegenheid met een financiële weerslag. Zo niet wordt het advies genegeerd.

Hij kan op eigen initiatief aan het vast bureau, aan de voorzitter of aan het orgaan waaraan de raad eventueel volmacht verleend heeft zijn schriftelijk en gemotiveerd advies of zijn voorstellen uitbrengen over elke financiële aangelegenheid die het centrum aangaat. § 4. De financieel directeur kan i.v.m. zijn adviezen en voorstellen gehoord worden door de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau, de voorzitter of het orgaan waaraan de raad eventueel volmacht verleend heeft. § 5. De financieel directeur brengt minstens één keer per jaar in alle onafhankelijkheid verslag uit aan de raad voor maatschappelijk welzijn over de uitvoering van zijn adviesverleningsopdracht. Het verslag bevat o.a. ook een geüpdated retrospectief en prospectief overzicht van de schatkist, een raming van de vroegere en toekomstige evolutie van de begrotingen, een synthese van de verschillende adviezen die op verzoek of op eigen initiatief werden uitgebracht. In dat verslag kan hij alle voorstellen doen die hij nuttig acht.

Hij richt tegelijkertijd een afschrift van zijn verslag aan het vast bureau en aan de directeur-generaal. § 6. In geval van gerechtvaardigde afwezigheid kan de financieel directeur binnen drie dagen op eigen verantwoordelijkheid voor een periode van hoogstens dertig dagen een plaatsvervanger aanwijzen die erkend is door de raad voor maatschappelijk welzijn of het vast bureau. Die maatregel kan tweemaal herhaald worden voor dezelfde afwezigheid.

In de overige gevallen kan de raad voor maatschappelijk welzijn een waarnemend financieel directeur aanwijzen voor een verlengbare termijn van maximum drie maanden.

Hij is daartoe verplicht indien de afwezigheid langer duurt dan drie maanden.

De bepalingen betreffende de eedaflegging zijn op hem toepasselijk.

De waarnemend financieel directeur oefent alle bevoegdheden uit die de financieel directeur toekomen. De waarnemend financieel directeur geniet de weddeschaal van de titularis.

Bij zijn ambtsaanvaarding en -neerlegging wordt een eindrekening opgemaakt en worden de kas en de boeken overgedragen, onder toezicht van de voorzitter. § 7. De financieel directeur is niet aansprakelijk voor de ontvangsten die de raad voor maatschappelijk welzijn doet invorderen door bijzondere agenten; deze agenten zijn aansprakelijk voor de ontvangsten waarvan de invordering hen wordt toevertrouwd; wat de invordering van die ontvangsten betreft, zijn ze aan dezelfde verplichtingen onderworpen als de financieel directeur.

Wat betreft de eedaflegging, de vervanging, het opmaken van de eindrekening en de bij het provinciecollege of de provincieraad ingestelde beroepen, zijn de bijzondere agenten aan dezelfde regels onderworpen als de financieel directeurs.

Ze mogen geen enkele uitgave boeken op de rekeningen die ze beheren.

De geïnde ontvangsten worden minstens om de veertien dagen aan de financieel directeur overgemaakt, waarbij de laatste storting van het boekjaar op de laatste werkdag van de maand december moet plaatsvinden.

Bij elke storting bezorgt de bijzondere agent de financieel directeur een gedetailleerde lijst van de budgettaire aanrekeningen, de gestorte bedragen en de desbetreffende schuldenaars.

De rekeningen van de bijzondere agent worden, samen met de bewijsstukken, voor verificatie en visering aan de raad voor maatschappelijk welzijn voorgelegd.

Ze worden vervolgens met alle bewijsstukken aan de financieel directeur overgemaakt om bij de begrotingsrekening te worden gevoegd.

Artikel 93 is, mutatis mutandis, toepasselijk op de bijzondere agent.

De raad voor maatschappelijk welzijn kan sommige agenten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, als bijkomende functie, belasten met de vastlegging en de betaling van kleine uitgaven en met de invordering van ontvangsten in contant geld, zodra het recht op de ontvangst vaststaat.

Kleine uitgaven worden gedaan op basis van een voorschot dat aangelegd en gebruikt wordt volgens de modaliteiten die de Regering bepaalt.

De agenten bedoeld in het negende lid zijn niet gehouden tot de verplichtingen die opgelegd worden aan de bijzondere agenten bedoeld in het eerste lid.

Ze storten de geïnde bedragen minstens om de veertien dagen integraal aan de financieel directeur, overeenkomstig zijn richtlijnen en met een per begrotingsartikel uitvoerige invorderingsstaat als bewijsstuk. § 8. Er wordt een eindrekening opgemaakt wanneer de financieel directeur of de in paragraaf 7 bedoelde bijzondere agent zijn ambt definitief neerlegt of wanneer de waarnemend financieel directeur bedoeld in paragraaf 6 zijn ambt neerlegt.

De eindrekening wordt, desgevallend samen met de bemerkingen van de titularis of van zijn rechthebbenden indien hij overleden is, voorgelegd aan de raad voor maatschappelijk welzijn die ze vaststelt, en de boekhouder kwijtscheldt of een debet bepaalt.

De beslissing waarbij de eindrekening wordt afgesloten, wordt door toedoen van de raad voor maatschappelijk welzijn bij aangetekend schrijven aan de rekenplichtige betekend of, bij diens overlijden, aan zijn rechthebbenden. Ze gaat eventueel vergezeld van een verzoek om het debet te vereffenen. § 9. Artikel 93, § 4, is toepasselijk wanneer de rekenplichtige erom verzocht wordt een nog verschuldigde som te betalen. § 10. Alle bepalingen van dit artikel zijn, mutatis mutandis en behalve andersluidend voorschrift, toepasselijk op de gewestelijke ontvanger. ».

Art. 10.Artikel 49 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidend als volgt : « § 5. De directeur-generaal, de adjunct-directeur generaal en de financieel directeur mogen geen beroepsactiviteiten cumuleren. Onder beroepsactiviteit wordt verstaan elke bezigheid waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met uitzondering van het presentiegeld ontvangen bij het uitoefenen van een mandaat en van de inkomens uit de mandaten bedoeld in artikel L5111-1.

De raad voor maatschappelijk welzijn kan op voorafgaand schriftelijk verzoek van de directeur-generaal, de adjunct-directeur-generaal of de financieel directeur cumulatie toestaan voor een hernieuwbare termijn van drie jaar, onder de volgende voorwaarden : 1° de cumulatie brengt de vervulling van de opdrachten i.v.m. de functie niet in gevaar; 2° de cumulatie is niet tegenstrijdig met de waardigheid van die functie;3° de cumulatie brengt de onafhankelijkheid van de directeur-generaal van de diensten, van de adjunct-directeur-generaal of de financieel directeur niet in gevaar en veroorzaakt geen verwarring met zijn hoedanigheid van directeur-generaal, adjunct-directeur-generaal of financieel directeur. De toestemming is herroepbaar indien niet meer wordt voldaan aan één van de toekenninsgvoorwaarden. De beslissingen tot toestemming, weigering en herroeping zijn met redenen omkleed.

In afwijking van paragraaf 5, eerste lid, wordt de cumulatie van beroepsactiviteiten die inherent zijn aan of betrekking hebben op de uitoefening van de functie van rechtswege uitgeoefend. Inherent aan de uitoefening van de functie is elke taak : - inherent krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling; - inherent aan de functie uitgeoefend door de directeur-generaal, de adjunct-directeur-generaal of de financieel directeur; - waarvoor de directeur-generaal, de adjunct-directeur-generaal of de financieel directeur ambtshalve aangewezen wordt door de raad voor maatschappelijk welzijn. ».

Art. 11.Artikel 52 van dezelfde wet wordt vervangen door volgende tekst : « De artikelen L1215-1 tot L1215-27 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie zijn toepasselijk op de personeelsleden bedoeld in artikel 51, onder voorbehoud dat de woorden « gemeente, gemeenteraad, gemeentecollege, burgemeester en directeur-generaal », die in dat Wetboek voorkomen, vervangen worden door de woorden « openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, raad voor maatschappelijk welzijn, vast bureau, voorzitter en directeur-generaal van het centrum. ».

Art. 12.Artikel 54ter van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 1. Er wordt een gewestelijke kamer van beroep ingesteld die bevoegd is om kennis te nemen van de beroepen tegen beslissingen inzake ambtshalve ontslag en ontslag wegens beroepsongeschiktheid en van de beroepen ingediend door de directeurs-generaal, de adjunct-directeurs-generaal en de financieel directeurs tegen beslissingen die jegens hen genomen worden in het kader van hun evaluatie.

De artikelen L1218-1 tot L1218-13 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie zijn van toepassing. § 2. In geval van ontslag van de directeur-generaal, adjunct-directeur-generaal of financieel directeur wegens beroepsongeschiktheid, met uitzondering van de bevorderde personeelsleden bedoeld in artikel 11, § 2, van het besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de algemene voorschriften tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut i.v.m. bovenbedoelde betrekkingen, verleent de raad voor maatschappelijk welzijn hen een vergoeding gelijk aan minimum drie maanden wedde per aangevatte schijf werk van vijf jaar. ».

Art. 13.Artikel 92 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Artikel 92.In geval van weigering of vertraging bij het betaalbaar stellen van het bedrag van de uitgaven die de wet of een uitvoerbaar verklaarde rechtsbeslissing ten laste van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn legt, geeft de gouverneur, na de raad voor maatschappelijk welzijn te hebben gehoord, het bevel tot betaling en geldt het desbetreffende bedrag als ambtshalve opneming van het krediet op de begroting van het lopende boekjaar. Zijn beslissing geldt als mandaat; de financieel directeur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of de schatbewaarder van het ziekenhuis betaalt het bedrag. ».

Art. 14.Artikel 93 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 1. De raad voor maatschappelijk welzijn, of de door de raad aangewezen leden, controleert de kas van de financieel directeur minstens één keer per kwartaal en stelt er proces-verbaal van op, waarin zijn opmerkingen en die van de financieel directeur opgenomen worden; het proces-verbaal wordt ondertekend door de financieel directeur en de leden van raad voor maatschappelijk welzijn die de controle hebben gevoerd.

Het proces-verbaal, opgemaakt naar het door de Regering bepaalde model, wordt meegedeeld aan de raad voor maatschappelijk welzijn en aan de gemeentecollege.

Als de financieel directeur instaat voor verschillende openbare kasgelden, worden die tegelijkertijd gecontroleerd. § 2. De financieel directeur geeft de raad voor maatschappelijk welzijn onmiddellijk kennis van elk tekort te wijten aan diefstal of verlies.

Overeenkomstig paragraaf 1 wordt onmiddellijk een kasinspectie uitgevoerd om het bedrag van het tekort vast te stellen.

Het proces-verbaal van de kasinspectie wordt aangevuld met een feitenrelaas en een verslag over de bewarende maatregelen die de financieel directeur heeft genomen. § 3. Als de kasinspectie wijst op een tekort wegens diefstal of verlies, verzoekt de raad voor maatschappelijk welzijn de financieel directeur bij aangetekend schrijven erom een gelijkwaardige som in de kassa van het centrum te storten. Dat verzoek wordt voorafgegaan door een beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn waarbij bepaald wordt of en in welke mate de financieel directeur aansprakelijk gesteld moet worden voor de diefstal of het verlies en waarbij het te betalen bedrag van het tekort wordt vastgesteld; een afschrift van deze beslissing wordt bij het verzoek om betaling gevoegd. § 4. Binnen zestig dagen na de kennisgeving van dat verzoek kan de financieel directeur een beroep bij de Regering indienen. Dat beroep schorst de tenuitvoerlegging.

De Regering spreekt zich als administrative rechtbank uit over de aansprakelijkheid van de financieel directeur en bepaalt het bedrag van het tekort dat bijgevolg voor zijn rekening is.

De beslissing van de Regering wordt uitgevoerd na afloop van de termijn bedoeld in artikel 4, derde lid, van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; na afloop van de termijn of bij gebrek aan beroep wordt de beslissing uitgevoerd op het persoonlijke vermogen van de financieel directeur indien hij de beslissing niet vrijwillig ten uitvoer legt. Wanneer de financieel directeur geen beroep indient bij het de Regering en het verzoek om betaling niet inwilligt na het verstrijken van de toegestane termijn, wordt eveneens gehandeld door middel van een dwangbevel. § 5. Alle bepalingen van dit artikel zijn, mutatis mutandis en behalve andersluidend voorschrift, toepasselijk op de gewestelijke ontvanger. ».

Art. 15.In artikel 94, § 3, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 17de streepje wordt vervangen als volgt : « - de aanwijzing van een bijzondere financieel directeur voor het ziekenhuis.»; 2° het 18de streepje wordt opgeheven.

Art. 16.Artikel 94, § 5, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 5. Behoudens aanwijzing van een bijzondere financieel directeur door de raad voor maatschappelijk welzijn, wordt de functie van schatbewaarder van het ziekenhuis uitgoefend door de financieel directeur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

De ontvangsten en uitgaven van het ziekenhuis worden verricht door de schatbewaarder, die de rekeningen moet verantwoorden bij het beheerscomité van het ziekenhuis.

Wat de activiteiten in het ziekenhuis betreft, staat de schatbewaarder onder het gezag van het beheerscomité, met inachtneming van de wetsbepalingen betreffende zijn aansprakelijkheid.

De bepalingen die op de financieel directeur toepasselijk zijn wat betreft zijn vervanging in geval van afwezigheid, de eindebeheersrekening en het kastekort alsook de artikelen 92 en 115 zijn toepasselijk op de schatbewaarder.

De boeken van het ziekenhuis worden gehouden door een speciaal daartoe aangewezen boekhouder. Hij houdt zich aan de richtlijnen van de directeur. ».

Art. 17.In de artikelen 11, 17, 26 en 52 van dezelfde wet wordt het woord « gemeentesecretaris » telkens vervangen door de woorden « algemeen directeur van de gemeente ».

Art. 18.In de artikelen 26, 28, 34, 42, 44, 47, 79, 84, 87bis, 88 en 94 van dezelfde wet worden de woorden « secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn » telkens vervangen door de woorden « directeur-generaal van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ».

Art. 19.In de artikelen 43 en 46 van dezelfde wet worden de woorden « gemeentelijk ontvanger » telkens vervangen door de woorden « financieel directeur van de gemeente ».

Art. 20.In de artikelen 42, 43, 44, 79, 88, 94 en 115 van dezelfde wet worden de woorden « ontvanger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn » telkens vervangen door de woorden « financieel directeur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ».

Art. 21.Zodra dit decreet in werking treedt en indien er geen geschil is, verkrijgen de financieel directeurs van rechtswege de opheffing van de garanties en/of de terugbetaling van de borgsommen neergelegd bij de betrokken instellingen.

Art. 22.Dit decreet treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 2, dat in werking treedt bij de hernieuwing van de raden voor maatschappelijk welzijn, na de gemeenteverkiezingen van 2018.

In afwijking van artikel 2 van dit decreet, zal de onverenigbaarheid bepaald bij artikel 9, 13°, van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn niet van toepassing zijn op de leden van de raden voor maatschappelijk welzijn die voor de inwerkingtreding van het vorige lid verkozen of aangewezen werden en die na die datum ononderbroken zitting blijven hebben in dat orgaan.

Art. 23.De secretarissen en ontvangers van O.C.M.W.'s in functie op de datum van inwerkingtreding van dit decreet hebben respectievelijk de hoedanigheid van directeur-generaal en financieel directeur.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 18 april 2013.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, A. ANTOINE De Minister van Economie, Kmo's, Buitenlandse Handel en Nieuwe Technologieën, J.-Cl. MARCOURT De Minister van de Plaatselijke Besturen en de Stad, P. FURLAN De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Mevr. E. TILLIEUX De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Stukken van het Waals Parlement, 745 (2012-2013) Nrs 1 tot 11.

Volledige bespreking, openbare vergadering van 17 april 2013.

Bespreking.

Stemming.

^