Etaamb.openjustice.be
Decreet van 18 maart 2002
gepubliceerd op 10 juli 2002

Decreet betreffende de Infrastructuur

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2002033050
pub.
10/07/2002
prom.
18/03/2002
ELI
eli/decreet/2002/03/18/2002033050/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 MAART 2002. - Decreet betreffende de Infrastructuur (1)


De Raad van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Op alle infrastructuurprojecten toepasselijke bepalingen Afdeling 1. - Toepassingsgebied

Doelstelling

Artikel 1.Voorliggend decreet bepaalt de voorwaarden waaronder de Regering van de Duitstalige Gemeenschap binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen toelagen toekent voor infrastructuurprojecten in het Duitse taalgebied.

Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet dient onder infrastructuurproject te worden verstaan : 1° de nieuwbouw van gebouwen of buiteninfrastructuren;2° de aanschaffing of onteigening van terreinen, gebouwen of gedeelten van gebouwen;3° de ombouw of de uitbouw van een bestaand gebouw of van een buiteninfrastructuur;4° de instaatstellingswerken aan bestaande gebouwen of buiteninfrastructuren;5° de inrichting met uit hun aard of door hun bestemming onroerende goederen die onontbeerlijk zijn om de vaste goederen of de buiteninfrastructuren te gebruiken;6° de uitrusting met roerende goederen die onontbeerlijk zijn om de vaste goederen of de buiteninfrastructuren te gebruiken;7° de maatregelen ter verbetering van de verkeersveiligheid in de directe omgeving van de infrastructuur;8° de maatregelen ter verbetering van de toegankelijkheid voor de gehandicapten en van de veiligheid; 9° de maatregelen waarbij aspecten i.v.m. het duurzaam bouwen in aanmerking worden genomen.

In éénzelfde project mogen verschillende in het eerste lid vermelde infrastructuurprojecten worden opgenomen.

Alle in dit decreet vermelde bedragen dienen exclusief BTW te worden verstaan.

Alternatieve financieringen

Art. 3.Op alternatieve wijze gefinancierde infrastructuurprojecten kunnen worden gesubsidieerd, indien het akkoord van de Regering vóór het afsluiten van een dienovereenkomstige overeenkomst is gevraagd.

Dit akkoord opent het recht op toelagen waarvan het bedrag het met toepassing van dit decreet geactualiseerde bedrag niet mag overschrijden, behalve als de toelage ook op alternatieve wijze wordt gefinancierd.

De Regering legt de toepassingsmodaliteiten van voorafgaand lid vast, waarbij zij in eventuele afwijkingen van artikel 18 voorziet. Afdeling 2. - Algemene bepalingen

Openbare aanbesteding

Art. 4.§ 1. Alle aanvragers zijn onderworpen aan de op de openbare overheden toepasselijke bepalingen van de wetgeving inzake overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. § 2. Bij een openbare aanbesteding : - deelt de aanvrager ten minste 14 dagen bij voorbaat aan de Regering de datum van de opening van de inschrijvingen, waarop zij een afgevaardigde mag uitzenden, schriftelijk mede; - zijn de processen-verbaal over de opening van de inschrijvingen met het bericht aan de Regering te betekenen, die binnen veertien dagen haar grieven mag doen gelden.

Voorwaarden m.b.t. de subsidiëring van infrastructuurprojecten

Art. 5.Om subsidieerbaar te zijn, moeten de infrastructuurprojecten in het bijzonder aan de vigerende programmatienormen, aan de geldende voorschriften inzake toegankelijkheid voor de gehandicapten, ruimtelijke ordening en monumenten- en landschapszorg alsmede aan de door de Regering met toepassing van artikel 7 vastgelegde regels beantwoorden. Bovendien moeten ze bij het landschapsbeeld harmonisch passen.

Het in artikel 2, 7°, vermeld infrastructuurproject is enkel subsidieerbaar als het niet door andere overheden kan worden gesubsidieerd of als een toelage aangevraagd, echter niet toegekend werd.

Gebruik

Art. 6.De algemeen toegankelijke lokalen in de door de Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde infrastructuren zijn voor het publiek open zonder enigerlei vorm van discriminatie om ideologische of filosofische redenen.

Aan de Regering toevertrouwde opdracht

Art. 7.Met het oog op de subsidiëring van infrastructuurprojecten kan de Regering : 1° voor alle of wel bepaalde bevoegdheden, voor zover ze niet door dit decreet geregeld worden, algemene maximumbedragen en maximumbedragen per meeteenheid vastleggen als basis voor de berekening van de infrastructuurtoelagen, waarbij zij de maximumbedragen ook volgens bouwkundige criteria kan differentiëren;2° voor enkele of voor alle gebieden programmatienormen vastleggen;3° termijnen bepalen voor de subsidiëring van instaatstellingswerken of voor de vernieuwing van de inrichting of de uitrusting;4° regels vastleggen voor het gebruik van gesubsidieerde infrastructuren door andere gebruikers dan de inrichtende machten;5° specifieke voorschriften vastleggen inzake toegankelijkheid voor de gehandicapten van de gesubsidieerde infrastructuren; 6° specifieke voorschriften vastleggen met betrekking tot de aanwending van bouwmateriaal, het redelijk energieverbruik of andere aspecten i.v.m. het duurzaam bouwen. Afdeling 3. - Infrastructuurplan

Doelstelling

Art. 8.Het infrastructuurplan omvat de lijst met de binnen een bepaalde termijn uit te voeren infrastructuurprojecten.

Het infrastructuurplan is het resultaat van : - de noodzakelijke instaatstellingswerken bepaald op grond van een plaatsbeschrijving van alle door de Duitstalige Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde infrastructuren; - de behoefte aan nieuwe gebouwen bepaald op grond van een volledige analyse van de behoeften op langere termijn, waarbij rekening moet worden gehouden met alle binnen een bepaalde geografische kring bestaande infrastructuren die door een aanvrager kunnen worden gebruikt; - de verenigbaarheid van de infrastructuurprojecten met de financiële planning op langere termijn van de Duitstalige Gemeenschap.

Goedkeuring

Art. 9.Na overleg met de gemeenten keurt de Regering een meerjarenplan inzake infrastructuur goed dat jaarlijks wordt bijgewerkt.

Het infrastructuurplan wordt samen met het begrotingsontwerp aan de Raad van de Duitstalige Gemeenschap overgemaakt.

Subsidiëringsvoorwaarde

Art. 10.Om subsidieerbaar te zijn, moet een infrastructuurproject in het infrastructuurplan zijn opgenomen, met uitzondering van het in artikel 2, lid 1, 6°, bepaald infrastructuurproject.

Bij uiterste dringendheid kan de Regering een infrastructuurproject goedkeuren dat niet in het infrastructuurplan is opgenomen. Afdeling 4. - Subsidiëring

Onderafdeling 1. - Voorwaarden Aanvrager

Art. 11.De privaatrechtelijke personen, die niet in het tweede lid zijn vermeld, kunnen uitsluitend toelagen verkrijgen voor : 1° de in artikel 2, lid 1, 1° en 3° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van hotelinrichtingen en kampeerterreinen;2° de in artikel 2, lid 1, 3° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van vakantiewoningen;3° de in artikel 2, lid 1, 4°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van onder monumentenzorg geplaatste gebouwen en landschappen;4° infrastructuurprojecten ten behoeve van onderwijsinrichtingen, internaten en psycho-medisch-sociale centra. Voor zover ze op het rechtsgebied van de Duitstalige Gemeenschap werkzaam zijn, kunnen : 1° de gemeenten;2° de zelfstandige regies;3° de intercommunales;4° de kerkfabrieken;5° de verenigingen zonder winstgevend doel;6° de stichtingen;7° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;8° de vennootschappen met een sociaal oogmerk;9° de bouwcoöperaties;10° alle andere openbare instellingen, toelagen verkrijgen voor infrastructuurprojecten op alle gebieden. Eigendomsverhoudingen

Art. 12.Behalve voor de in artikel 2, lid 1, 2°, vermelde infrastructuurprojecten kan een toelage slechts worden toegekend als de aanvrager eigenaar is van de bestaande onroerende goederen resp. van het terrein waarop de infrastructuur zal worden opgericht, of in het bezit is van een erfpachtverdrag, opstalverdrag of huurcontract met, op het ogenblik van de aanvraag, een looptijd van ten minste : - 3 jaar, indien de globale toelage minder dan euro 7.500 bedraagt; - 12 jaar, indien de globale toelage minder dan euro 125.000 bedraagt; - 20 jaar, indien de globale toelage minder dan euro 250.000 bedraagt; - 33 jaar, indien de globale toelage ten minste euro 250.000 bedraagt.

In geval van vroegtijdige opzegging door de verhuurder of bij ontbinding door zijn schuld voorziet het erfpachtverdrag, opstalverdrag resp. huurcontract in de terugbetaling van de toelagen te zijner laste, zoals bepaald in artikel 25. De bepalingen van het verdrag resp. het contract mogen de uitvoering van de werken waarvoor de toelagen zijn aangevraagd, niet verhinderen.

Verzekering

Art. 13.Het te subsidiëren onroerend goed of de te subsidiëren inrichting is tegen brand en andere gevaren te verzekeren, wat de eenvoudige risico's betreft in de zin van de wetgeving inzake landverzekering. Een verzekering inzake « objectieve » burgerlijke aansprakelijkheid dient te worden afgesloten indien zij wettelijk voorgeschreven is.

Werftoezicht

Art. 14.Voor projecten waarvan de globale kosten ten minste euro 400.000 bedragen, is de afsluiting van een verdrag over het werftoezicht en van de daarmee verbonden verzekering voor een tienjarige garantie, alsmede van een werfverzekering met een erkende onderneming verplicht.

Financieel plan

Art. 15.Toelagen worden slechts toegekend wanneer de aanvrager het bewijs levert dat gezorgd wordt voor de financiering van het gedeelte van de uitgaven dat niet door de toelagen gedekt is.

Dit bewijs wordt door middel van een omstandig financieel plan geleverd dat onder andere een analyse van de werkings- en onderhoudskosten omvat en waaruit, in voorkomend geval, blijkt hoe de kosten op de eindverbruiker worden afgewenteld.

Voor projecten waarvan de globale kosten ten minste euro 400.000 bedragen of waarvoor de in artikel 27 vermelde garantie van de Gemeenschap wordt aangevraagd, moet het financieel plan een door de bevoegde gemeenteontvanger of door een erkende revisor of accountant opgesteld advies worden bijgevoegd.

Onderafdeling 2. - Bedrag van de toelagen Algemene percentages

Art. 16.Voor de in artikel 2, lid 1, 1° tot 5° en 7° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten bedraagt de toelage 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

Voor het in artikel 2, lid 1, 6°, vermeld infrastructuurproject bedraagt de toelage 50 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

De toelage is, in voorkomend geval, beperkt tot de geldende maximumbedragen.

Berekeningsbasis voor de toelage

Art. 17.§ 1. Voor de infrastructuurprojecten vermeld in artikel 2, lid 1, 1°, 3° tot 5° en 7° tot 9°, bevat het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven alle werkelijk gemaakte uitgaven m.b.t. de infrastructuurprojecten, o.a. de arbeids- en materiaalkosten, de wettelijk voorgeschreven prijsherziening, de kosten m.b.t. de wettelijk voorgeschreven coördinator inzake veiligheid, de werfverzekering en/of het werftoezicht, de BTW, indien ze niet teruggevorderd wordt, alsmede het ereloon van de architecten, ingenieurs en andere deskundigen.

De kosten die in het kader van de toegekende maximumbedragen uit de afwijkingen van het goedgekeurd project voortvloeien, kunnen als aanneembare uitgaven in aanmerking worden genomen, indien ze vooraf door de Regering zijn goedgekeurd.

De aanneembare uitgaven aangegaan vóór de vaste belofte van de Regering ter voorbereiding van de aanvraag bedoeld in artikel 21 zijn slechts subsidieerbaar als het betrokken infrastructuurproject gesubsidieerd wordt. § 2. Voor de infrastructuurprojecten vermeld in artikel 2, lid 1, 2°, wordt de toelage berekend op een basis die de raming niet mag overschrijden welke opgesteld werd door de bevoegde ontvanger van de Administratie der Registratie, de bevoegde ambtenaar van het Nationaal Comité tot aankoop van onroerende goederen of een beëdigde taxateur, eventueel verhoogd met de wettelijke of door de overheden betaalde vergoeding voor wederbelegging of pachtvergoeding.

Het globaal bedrag van de subsidieerbare uitgaven m.b.t. de in artikel 2, lid 1, 6°, vermelde infrastructuurprojecten omvat de door de Regering goedgekeurde aankoopprijs, de BTW, indien ze niet teruggevorderd wordt, en het ereloon van de projectbewerkers.

Onderafdeling 3. - Uitbetaling van de toelage Uitbetaling

Art. 18.§ 1. De toelage wordt na de beëindiging of oplevering van de werken resp. na de aankoop uitbetaald, op basis van de ingediende rekeningen en betalingsbewijzen en na de betekening van de verzekeringspolissen bedoeld in artikel 13. § 2. De globale toelage mag door middel van proportionele betalingen worden uitbetaald.

De daartoe ingediende gedetailleerde staten van de werken moeten door de bouwheer of architect worden goedgekeurd en telkens een minimumbedrag van euro 10.000 in rekening brengen.

De proportionele betalingen mogen 90 % van de globale toelage niet overschrijden. § 3. Na beëindiging of oplevering van de werken vindt de eindafrekening plaats aan de hand van alle noodzakelijke bewijsstukken; alle afwijkingen van de in het bestek vermelde werken worden in een met redenen omklede staat opgenomen.

Ten laatste 5 jaar na de vaste belofte resp. goedkeuring van de Regering bedoeld in de artikelen 21 tot 24 moeten de definitieve bewijsstukken ingediend zijn. Vertragen gerechtelijke procedures de afwerking van een project, dan kan de Regering deze termijn verlengen. Afdeling 5. - Procedure

Onderafdeling 1. - Algemene procedure Aanmelding van infrastructuurprojecten

Art. 19.§ 1. De aanvrager meldt een infrastructuurproject bij de Regering aan; daarvoor moeten ten minste de volgende documenten worden ingediend, voor zover ze voor het infrastructuurproject noodzakelijk zijn : 1° gegevens m.b.t. de identiteit van de aanvrager alsmede, desgevallend, een afschrift van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte statuten, de actuele samenstelling van de raad van beheer alsmede het BTW-nummer; 2° het bewijs dat het project nuttig is en dat er een behoefte aan bestaat, rekening houdend met de actuele en potentiële gebruikers van de infrastructuur alsmede een nauwkeurige beschrijving van het geplande infrastructuurproject;3° een schets ter verduidelijking van het infrastructuurproject;4° een kostenraming en een schatting van de uitvoeringstermijnen;5° het bewijs dat de BTW eventueel aftrekbaar is;6° de grote lijnen van het financieel plan;7° het bewijs van het principieel akkoord van de gemeente resp.de gemeenten om bij te dragen in de financiering als het in het financieel plan is voorgeschreven; 8° het bewijs dat het infrastructuurproject aan de vigerende programmatienormen beantwoordt;9° het bewijs dat het onroerend goed onder monumentenzorg geplaatst is. De Regering kan termijnen bepalen voor de aanmelding van infrastructuurprojecten. § 2. De aanmeldingen die alle vereiste documenten omvatten, worden in een registratieboek ingeschreven.

De inschrijving in het registratieboek geeft de aanvrager het recht om door de Regering gehoord te worden.

Opneming in het infrastructuurplan

Art. 20.Met toepassing van artikel 8 en aan de hand van de ingediende documenten beslist de Regering of een ingeschreven infrastructuurproject al dan niet in het overeenkomstig artikel 9 goedgekeurd infrastructuurplan opgenomen wordt.

De Regering kan experten belasten met het opstellen van adviezen over de opneming van infrastructuurprojecten in het infrastructuurplan.

Binnen twee weken deelt de Regering de aanvrager mede of zijn infrastructuurproject al dan niet in het infrastructuurplan wordt opgenomen.

De opneming van een infrastructuurproject in het infrastructuurplan geeft de aanvrager het recht om door de Regering gehoord te worden.

Subsidiëringsaanvraag

Art. 21.§ 1. Na opneming van een infrastructuurproject in het infrastructuurplan kan de aanvrager een subsidiëringsaanvraag bij de Regering indienen. Bij de aanvraag moeten ten minste volgende documenten gevoegd worden, voor zover ze voor het infrastructuurproject noodzakelijk zijn : 1° het eigendomsbewijs of een afschrift van het huurcontract, het erfpachtverdrag of het opstalverdrag;2° een afschrift van de beslissing van het bevoegd orgaan houdende aanwijzing van de projectbewerker en bepaling van de gunningsprocedure;3° het bestek en de kostenramingen;4° de plannen van het gebouw met vermelding van de bestemming van elk lokaal;5° het financieel plan bedoeld in artikel 15;6° het bewijs dat gezorgd wordt voor de financiering van het gedeelte van de uitgaven dat niet door de toelagen van de Duitstalige Gemeenschap gedekt is; 7° een opgave van de actuele waarde van het gebouw d.m.v. de kadasterwaarde en van de brandverzekeringspolis; 8° een afschrift van de stedebouwkundige vergunning en van de plannen die voor het verkrijgen van die vergunning zijn ingediend;9° het advies van de brandweerdienst;10° de noodzakelijke vergunningen inzake monumentenzorg; 11° een notitie met de geplande maatregelen m.b.t. het duurzaam bouwen. § 2. Binnen drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag beslist de Regering erover en kent desgevallend de belofte voor een maximale toelage toe, onder voorbehoud van de wettelijk voorgeschreven prijsherziening.

Neemt de Regering geen beslissing binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn.

De volledige aanvragen moeten ten laatste op 30 september van het jaar waar het betrokken infrastructuurproject in het infrastructuurplan wordt opgenomen, bij de Regering worden ingediend.

De opdracht mag niet gegund en de aankopen mogen niet uitgevoerd worden vóór de vaste belofte of de in artikel 23 vermelde goedkeuring van de Regering. § 3. Het bedrag van de toelage wordt op basis van de herwaardering van de offertes aangepast; een afschrift ervan dient aan de Regering te worden betekend.

Wordt de maximale toelage niet overschreden, dan kan de opdracht worden gegund; een afschrift van de gunning dient aan de Regering te worden betekend.

Voor zover de opdracht nog niet gegund is, kan de Regering bij overschrijding van de maximale toegezegde toelage een nieuwe aanbesteding uitschrijven of het bedrag van de toelage verhogen.

Spoedprocedure

Art. 22.§ 1. Instaatstellingswerken die gemotiveerd zijn door een bedreiging van het publiek respectievelijk een dreigende beschadiging of vernietiging van de hele infrastructuur kunnen vóór de in artikel 21 bedoelde vaste belofte van de Regering uitgevoerd worden en overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 16 tot 18 en 31 tot 42 van dit decreet gesubsidieerd worden.

Binnen de maand volgend op de gunning van de opdracht dient de aanvrager volgende documenten bij de Regering in : 1° een met redenen omklede verklaring van de burgemeester omtrent de bedreiging van het publiek of een met redenen omklede verklaring van een ingenieur of architect omtrent de dreigende beschadigingen of vernietiging van de hele infrastructuur;2° een beschrijving en een kostenraming van de werken;3° een afschrift van de in spoedgeval uitgevoerde gunningsprocedure;4° het proces-verbaal over de met redenen omklede gunning van de opdracht. Binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag beslist de Regering erover en kent, desgevallend, de belofte voor een maximale toelage toe. Is er geen beslissing binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn. § 2. Op voorlegging van de in artikel 19 vermelde documenten kan de Regering de in artikel 10, lid 2, vermelde infrastructuurprojecten goedkeuren. De subsidiëringsaanvraag moet overeenkomstig artikel 21 worden ingediend.

Meerkosten

Art. 23.Onvoorzienbare meerkosten kunnen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 16 tot 18 en 31 tot 42 van dit decreet worden gesubsidieerd mits voorafgaande goedkeuring van de Regering omtrent de uitvoering van de werken of de verrichting van de uitgaven.

Te dien einde dient de aanvrager volgende documenten in : 1° het bewijs dat de meerkosten niet konden worden voorzien bij het opstellen van de volledige aanvraag;2° de in artikel 21 bepaalde documenten die noodzakelijk zijn voor het infrastructuurproject, voor zover ze niet al ingediend zijn. Onderafdeling 2. - Procedure voor de aanvraag om uitrustingstoelagen Uitrustingstoelagen

Art. 24.§ 1. In afwijking van de artikelen 19 tot 23 gelden voor de subsidiëringsaanvraag m.b.t. het in artikel 2, lid 1, 6°, bedoeld infrastructuurproject volgende regels : De aanvrager dient een subsidiëringsaanvraag bij de Regering in, die volgende documenten moet omvatten : 1° gegevens m.b.t. de identiteit van de aanvrager alsmede, desgevallend, een afschrift van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte statuten, de actuele samenstelling van de raad van beheer alsmede het BTW-nummer. 2° een eigendomsbewijs of een afschrift van het huurcontract, het erfpachtverdrag of het opstalverdrag met betrekking tot de bedoelde onroerende goederen;3° een nauwkeurige beschrijving van de geplande uitrusting alsmede het bewijs dat het project nuttig is en dat er een behoefte aan bestaat;4° het bewijs dat de BTW eventueel aftrekbaar is;5° het bewijs dat gezorgd wordt voor de financiering van het gedeelte van de uitgaven dat niet door de toelagen van de Duitstalige Gemeenschap gedekt is;6° de kostenramingen of het bestek. Deze aanvraag geeft de aanvrager het recht om door de Regering gehoord te worden. § 2. Binnen drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag beslist de Regering erover en kent, desgevallend, de belofte voor een maximale toelage toe.

Neemt de Regering geen beslissing binnen deze termijn, dan wordt de aanvraag geacht goedgekeurd te zijn.

De volledige aanvragen moeten ten laatste op 30 september ingediend worden voor zover ze uit de lopende begroting moeten worden gefinancierd.

De aankopen mogen niet uitgevoerd worden vóór de vaste belofte van de Regering. § 3. Het bedrag van de toelage wordt op grond van de herwaardering van de offertes aangepast; een afschrift ervan dient aan de Regering te worden betekend.

Wordt de maximale toelage niet overschreden, dan kan de opdracht worden gegund; een afschrift ervan dient aan de Regering te worden betekend.

Voor zover de opdracht nog niet gegund is, kan de Regering bij overschrijding van de maximale toegezegde toelage een nieuwe aanbesteding uitschrijven of het bedrag van de toelage verhogen. Afdeling 6. - Terugbetaling

Verandering van bestemming

Art. 25.De Regering eist de terugbetaling van de toelage naar verhouding van de overblijvende looptijd wanneer de gesubsidieerde infrastructuur vóór het verstrijken van 3, 12, 20 resp. 33 jaar : 1° onder bezwarende titel of om niet wordt afgestaan;2° niet meer tot het doel gebruikt wordt waarvoor de toelage werd toegekend; 3° de in artikel 12 vermelde huurcontracten voortijdig worden opgezegd, en naargelang de gehele toelage minder dan 7.500, 125.000 of 250.000 of ten minste 250.000 euro bedroeg.

De terug te betalen toelage is gekoppeld aan de bouwindex.

Na kennis te hebben genomen van de afstand of verandering van bestemming van de infrastructuur resp. de vroegtijdige opzegging van het erfpachtverdrag, opstalverdrag resp. huurcontract moet de Regering binnen de twee jaar de vordering opeisen.

De Regering kan van haar vordering tot terugbetaling afzien, indien de infrastructuur voor één door haar goedgekeurde en op grond van dit decreet subsidieerbare bestemming wordt gebruikt, voor zover daarvoor geen nieuwe toelage wordt aangevraagd.

Overtreding van de bepalingen inzake subsidiëring

Art. 26.Te allen tijde kan de Regering een toelage geheel of gedeeltelijk terugvorderen wanneer de ontvanger van de toelage de bepalingen van dit decreet overtreedt. Afdeling 7. - Garantie

Garantie van de Gemeenschap

Art. 27.De Regering verleent de garantie van de Gemeenschap voor de terugbetaling van het kapitaal, de interesten en de kosten van de leningen voor het niet gesubsidieerde gedeelte van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven, op voorwaarde dat : 1° de aanvrager geen gemeente, geen intercommunale, geen openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, geen provincie en geen andere publiekrechtelijke instelling is;2° de bouwheer een garantie heeft aangevraagd; 3° de globale kostprijs van het project ten minste euro 100.000 bereikt; 4° het interest ten minste 0,5 % lager is dan de rentevoet gevraagd op de kapitaalmarkt voor vergelijkbare leningen. Voorwaarden m.b.t. de leningen

Art. 28.De leningen bedoeld in artikel 27 mogen een maximale looptijd van 25 jaar hebben en moeten bij een te dien einde door de Regering erkende kredietinstelling aangegaan worden.

Terugvordering bij aanspraak op de garantie

Art. 29.Indien men aanspraak maakt op de in artikel 27 bedoelde garantie, kan de Regering met het oog op de terugbetaling de hieronder vermelde middelen in de volgende orde inroepen : 1° de werkingstoelagen die de aanvrager van de Duitstalige Gemeenschap verkrijgt, inhouden;2° de inning door de Administratie van de registratie en domeinen ten laste van de aanvrager. Aan de Regering toevertrouwde opdracht

Art. 30.De Regering legt de modaliteiten vast voor de toekenning van de in artikel 27 vermelde garantie. HOOFDSTUK II. - Bijzondere maatregelen Afdeling 1. - Onderwijs en Opleiding

Rationalisatie- en programmatienormen

Art. 31.Voor de financiering en de subsidiëring worden slechts de onderwijsinrichtingen, internaten en psycho-medisch-sociale centra in aanmerking genomen die beantwoorden aan de criteria van de vigerende rationalisatie- en programmatienormen, waarbij de voor onderwijsinrichtingen geldende behoudsnormen, verhoogd met 40 %, zowel bij de aanvraag als in de drie schooljaren vóór de aanvraag moeten worden bereikt.

Onderwijs

Art. 32.§ 1. In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, 1° tot 5° en 7° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van onderwijsinrichtingen 80 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

Voor het in artikel 2, lid 1, 6°, vermeld infrastructuurproject bedraagt de toelage 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven. § 2. In afwijking van § 1 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, 5° en 6°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van de schoolbibliotheken en -mediatheken in de secundaire scholen en in hogescholen 100 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven. § 3. In afwijking van § 1 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van hogescholen, die publiekrechtelijke rechtspersonen zijn op grond van artikel 5 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap en die het voorwerp zijn van een overeenkomst tussen inrichtende machten van hogescholen, 100 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

Internaten en opleidingsinfrastructuren die voor verschillende inrichtende machten open staan

Art. 33.In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage voor infrastructuurprojecten op het gebied van de internaten die voor de leerlingen van alle onderwijsnetten open staan, alsmede op het gebied van infrastructuurprojecten m.b.t. de beroepsopleiding en de technische opleiding die voor verschillende inrichtende machten open staan, 80 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

Centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand

Art. 34.In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage voor infrastructuurprojecten ten behoeve van de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand 80 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

In afwijking van artikel 16, lid 2, bedraagt de toelage voor het in artikel 2, lid 1, 6°, vermeld infrastructuurproject 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven. Afdeling 2. - Culturele aangelegenheden

Culturele centra met een regionaal karakter

Art. 35.In afwijking van artikel 16, lid 1, bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, 1° tot 5° en 7° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten m.b.t. erkende culturele centra met een regionaal karakter die door een gemeente, gemeenteregie of intercommunale worden opgericht, 75 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

De Regering legt de voorwaarden voor de regionale opdracht van een cultuurcentrum vast en sluit een beheerscontract met de inrichtende macht af.

Kampeerterreinen

Art. 36.Slechts de in artikel 2, lid 1, 1°, en 3° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten komen in aanmerking voor de subsidiëring van kampeerterreinen.

In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, 1° en 3° tot 6°, vermelde infrastructuurprojecten 30 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven, met een maximum van euro 30.000. Binnen een termijn van 5 jaar mogen de toelagen voor éénzelfde kampeerterrein dit maximumbedrag niet overschrijden.

De toelage voor de in artikel 2, lid 1, 7° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten bedraagt 50 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven, met een maximum van euro 20.000. Voor éénzelfde kampeerterrein mogen de toelagen dit maximumbedrag niet overschrijden.

Hotelinrichtingen

Art. 37.Slechts de in artikel 2, lid 1, 1°, en 3° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten komen in aanmerking voor de subsidiëring van hotelinrichtingen.

In afwijking van de artikelen 1 en 16 kent de Regering premies aan hotelinrichtingen toe voor hun infrastructuurprojecten; deze premies moeten volgens de door de Regering vastgelegde modaliteiten binnen 10 jaar na hun uitbetaling terugbetaald worden.

Voor de in artikel 2, lid 1, 1° en 3° tot 6°, vermelde infrastructuurprojecten bedraagt deze premie 30 % van het totaal bedrag der aanneembare uitgaven, met een maximum van euro 50.000.

Binnen een termijn van 5 jaar mogen de premies voor éénzelfde hotelinrichting dit maximumbedrag niet overschrijden.

Voor de in artikel 2, lid 1, 7° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten maakt de premie 50 % uit van het totaal bedrag der aanneembare uitgaven, met een maximum van euro 12.500. Voor éénzelfde hotelinrichting mag de premie dit maximumbedrag niet overschrijden.

Vakantiewoningen

Art. 38.Slechts de in artikel 2, lid 1, 3° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten komen in aanmerking voor de subsidiëring van kampeerterreinen.

In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, 3° tot 6°, vermelde infrastructuurprojecten 30 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven, met een maximum van euro 7.500.

Binnen een termijn van 5 jaar mogen de toelagen voor éénzelfde vakantiewoning dit maximumbedrag niet overschrijden.

De toelage voor de in artikel 2, lid 1, 7° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten bedraagt 50 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven, met een maximum van euro 1.500. Voor éénzelfde kampeerterrein mogen de toelagen dit maximumbedrag niet overschrijden.

Een aanvrager mag toelagen verkrijgen voor maximaal vijf vakantiewoningen. Afdeling 3. - Monumentenzorg

Monumentenzorg

Art. 39.Slechts het infrastructuurproject vermeld in artikel 2, lid 1, 4°, komt in aanmerking voor een subsidiëring als het gaat om onder monumentenzorg geplaatste gebouwen en landschappen of om daaraan vast verbonden inrichtingen als deze tot onder monumentenzorg geplaatste onroerende goederen of landschappen behoren.

In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage 40 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven, met een maximum van euro 125.000, indien de aanvrager een privaatrechtelijke persoon is. Afdeling 4. - Persoonsgebonden aangelegenheden

Dienst voor de personen met een handicap

Art. 40.Wat de aanvragen betreft die tot de bevoegdheid van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap behoren, dient de in artikel 24 bedoelde aanvraag bij de betrokken Dienst ingediend te worden, die dan de in dit artikel bepaalde opdrachten van de Regering waarneemt.

De Dienst brengt een advies uit over de in de artikelen 19 en 21 bedoelde aanvragen m.b.t. een infrastructuurproject dat tot zijn bevoegdheid behoort.

Diensten en inrichtingen voor personen met een handicap

Art. 41.In afwijking van artikel 16 bedraagt de toelage voor de in artikel 2, lid 1, 1° tot 5° en 7° tot 9°, vermelde infrastructuurprojecten ten behoeve van de diensten en inrichtingen voor personen met een handicap 80 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

De toelage voor het in artikel 2, lid 1, 6°, vermeld infrastructuurproject bedraagt 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

Inrichting van geïntegreerde, rolstoeltoegankelijke huurhuizen

Art. 42.De toelage voor de kosten voortvloeiend uit de inrichting van geïntegreerde, rolstoeltoegankelijke huurhuizen, is beperkt tot euro 15.000.

Uitrusting van bejaardentehuizen

Art. 43.In afwijking van artikel 16, lid 2, bedraagt de toelage voor het in artikel 2, lid 1, 6°, vermeld infrastructuurproject ten behoeve van bejaardentehuizen en rust- en verzorgingstehuizen 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven.

Uitrusting van ziekenhuizen

Art. 44.In afwijking van artikel 16, lid 2, bedraagt de toelage voor het in artikel 2, lid 1, 6°, vermeld infrastructuurproject gepland door de ziekenhuizen 60 % van het totaal subsidieerbaar bedrag der uitgaven. HOOFDSTUK III. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Afdeling 1. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Wijzigingsbepaling

Art. 45.Artikel 4, § 1, 5°, van het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap, wordt door de volgende bepaling vervangen : « 5° toelagen te verlenen voor de uitrusting van inrichtingen voor personen met een handicap; » Opheffingsbepaling

Art. 46.Worden opgeheven : 1° artikel 14 van het decreet van 26 juni 1986 tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, van de toekenning van subsidies aan deze diensten en van de bijdragen van de beneficiant van de hulp, gewijzigd bij het decreet van 1 maart 1988;2° het decreet van 28 juni 1988 betreffende de toekenning van toelagen aan gemeenten of verenigingen zonder winstoogmerk die onroerende goederen voor de infrastructuur op het gebied van culturele of persoonsgebonden aangelegenheden bouwen of aankopen of die werken aan deze infrastructuur uitvoeren, gewijzigd bij de decreten van 21 oktober 1996 en 29 juni 1998;3° de artikelen 6 en 7 van het decreet van 23 november 1992 betreffende de vakantiewoningen, gewijzigd bij het decreet van 23 oktober 2000;4° artikel 21 van het decreet van 9 mei 1994 over het kamperen en de kampeerterreinen, gewijzigd bij het decreet van 21 oktober 1996;5° artikel 31 van het decreet van 9 mei 1994 over de logiesverstrekkende inrichtingen en hotelinrichtingen, gewijzigd bij het decreet van 4 maart 1996;6° de artikelen 7 tot 10, in artikel 11 de passus « alsmede een eenmalige toelage voor de inrichtingskosten van ten hoogste BEF 500 000 per plaats » en artikel 12 van het decreet van 9 mei 1994 betreffende de toelating, de erkenning en subsidiëring van opvangvoorzieningen voor bejaarden, gewijzigd bij het decreet van 21 oktober 1996;7° de artikelen 7 tot 17 van het decreet van 9 mei 1994 houdende de erkenning van inrichtingen die personen in een noodtoestand voorlopig opnemen en begeleiden en houdende toekenning van toelagen met het oog op de aankoop, de bouw, de huur, de reparatie en de uitrusting van noodopvangwoningen, gewijzigd bij de decreten van 4 maart 1996, 21 oktober 1996 en 29 juni 1998;8° het decreet van 27 juni 1994 betreffende de financiering en de subsidiëring van infrastructuurmaatregelen genomen in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij de decreten van 21 oktober 1996 en 29 juni 1998;9° de artikelen 1 tot 4 van het programmadecreet van 21 oktober 1996 betreffende de infrastructuur;10° de artikelen 26 tot 28undecies van het programmadecreet van 21 oktober 1996 betreffende de infrastructuur, vervangen bij het decreet van 29 juni 1998;11° het koninklijk besluit van 23 januari 1951 betreffende het verlenen van toelagen tot bevordering van de arbeidersvacantie en het volkstoerisme, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1956 en het decreet van 21 oktober 1996;12° de artikelen 80 tot 83 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1965 en 21 januari 1971 alsmede bij het besluit van de Regering van 18 november 1996;13° artikel 26 van het koninklijk besluit van 20 maart 1975 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;14° het koninklijk besluit van 22 juni 1987 houdende vaststelling van de regels die de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding bepalen en van de fysische en financiële normen voor de schoolgebouwen, internaten en psycho-medisch-sociale centra;15° het besluit van de Executieve van 23 augustus 1988 tot subsidiëring van installatiegoederen voor erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp;16° het besluit van de Executieve van 25 augustus 1988 tot vaststelling van de maximale kosten die in aanmerking genomen worden bij het verlenen van subsidies voor bouwwerken en uitrusting van rustoorden voor bejaarden;17° het besluit van de Executieve van 1 oktober 1988 betreffende de regeling tot toekenning van premies om de aanleg, de modernisering en de uitbreiding van kampeerterreinen te bevorderen;18° het besluit van de Executieve van 1 oktober 1988 houdende regeling van de toekenning van premies om de schepping, de modernisering en de vergroting van hotelinrichtingen te bevorderen;19° het besluit van de Executieve van 7 mei 1993 tot subsidiëring van infrastructuuruitgaven gemaakt door inrichtingen voor minder-validen en door beschutte werkplaatsen, gewijzigd bij het besluit van 18 november 1996;20° de artikelen 8 tot 12 van het besluit van de Regering van 10 november 1993 betreffende de vakantiewoningen;21° het besluit van de Regering van 19 oktober 1994 tot uitvoering van het decreet van 27 juni 1994 betreffende de financiering en de subsidiëring van infrastructuurmaatregelen genomen in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs wat de samenstelling en de werking van de planificatiecommissie en van de commissie van deskundigen betreft;22° het besluit van de Regering van 11 januari 1995 betreffende de goedkeuringsprocedure met het oog op de financiering en de subsidiëring van infrastructuurmaatregelen genomen in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs;23° het besluit van de Regering van 12 april 1995 betreffende de overdracht van beslissingsbevoegdheden aan het diensthoofd van de "Dienst infrastructuur" van de afdeling "Diensten van de Secretaris-Generaal" bij het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap in het kader van de goedkeuringsprocedure met het oog op de financiering en de subsidiëring van infrastructuurmaatregelen genomen in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs;24° het besluit van de Regering van 28 augustus 1996 houdende bepaling van de roerende goederen die in toepassing van het decreet van 27 juni 1994 betreffende de financiering en de subsidiëring van infrastructuurmaatregelen genomen in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs als uitrusting worden gesubsidieerd;25° het besluit van de Regering van 23 oktober 1998 tot subsidiëring van de infrastructuur op het gebied van culturele of persoonsgebonden aangelegenheden;26° het ministerieel besluit van 22 september 1966 houdende vaststelling van de criteria van toekenning der toelagen voor de oprichting, de vergroting, de inrichting en het onderhoud van de centra voor beroepsopleiding of omscholing van minder-validen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 oktober 1969 en bij het besluit van de Regering van 18 oktober 1990;27° het ministerieel besluit van 30 januari 1967 houdende vaststelling van de criteria van toekenning der toelagen voor de oprichting, de vergroting, de inrichting en het onderhoud van de centra of diensten voor gespecialiseerde voorlichting bij beroepskeuze, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 oktober 1969 en bij het besluit van de Regering van 18 oktober 1990;28° het ministerieel besluit van 5 september 1978 houdende vaststelling van de criteria voor toekenning van de toelagen voor de oprichting, de vergroting of de inrichting van beschutte werkplaatsen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 oktober 1969 alsmede bij de besluiten van de Regering van 18 oktober 1990 en 18 november 1996;29° artikel 13, § 2, en artikel 14 van het ministerieel besluit van 27 maart 1979 houdende bepaling van de rijkstoelagen voor het stelsel van de voortdurende vorming geregeld bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de voortdurende vorming in de middenstand, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 6 juli 2000. Afdeling 2. - Overgangsbepalingen

Infrastructuurprojecten waarvoor een vaste belofte is verleend

Art. 47.De vóór de inwerkingtreding van dit decreet vigerende subsidiëringsregels blijven van toepassing op de infrastructuurprojecten waarvoor een vaste belofte al bestaat op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet, hetzij voor het geheel of voor een gedeelte van éénzelfde in loten verdeeld project.

De artikelen 4, 6, 13, 14, 18, 23, 25, leden 2 tot 4, en 26, van dit decreet gelden echter vanaf de datum van zijn inwerkingtreding.

Infrastructuurprojecten waarvoor toelagen zijn aangevraagd

Art. 48.Dit decreet is van toepassing op alle aanvragen waarvoor nog geen vaste belofte is verleend vóór zijn inwerkingtreding. Afdeling 3. - Slotbepalingen

Infrastructuurplan 2002-2004

Art. 49.Voor de opneming in het voor de jaren 2002-2004 door de Regering goedgekeurd infrastructuurplan moeten de in artikel 19 vermelde documenten niet bij de aanmelding van het infrastructuurproject, maar wel op het ogenblik van de eventuele opneming in het infrastructuurplan worden ingediend.

Indexatie

Art. 50.Met het oog op de aanpassing aan de kosten van levensonderhoud en aan de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering alle of verschillende van de in dit decreet vermelde bedragen met een coëfficiënt vermenigvuldigen.

Inwerkingtreding

Art. 51.Dit decreet heeft uitwerking op 1 januari 2002, met uitzondering van artikel 32, § 2, dat op 1 januari 2001 uitwerking heeft.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Eupen, 18 maart 2002.

K.-H. LAMBERTZ, Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, B. GENTGES, Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme, H. NIESSEN, Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, _______ Nota (1) Zitting 2001-2002 Bescheiden van de Raad : 71 (2000-2001) nr.1 - Ontwerp van decreet nr. 2-4. - Voorstellen tot wijziging nr. 5 Verslag nr. 6-10 - Voorstellen tot wijziging betreffend de tekst aangenomen door de Commissie nr. 1. - Bijkomend verslag.

Integraal verslag : - discussie en aanneming - Zitting van 4 en 18 maart 2002.

^