Etaamb.openjustice.be
Decreet van 18 mei 2018
gepubliceerd op 03 augustus 2018

Decreet houdende vaststelling van het kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs

bron
vlaamse overheid
numac
2018013116
pub.
03/08/2018
prom.
18/05/2018
ELI
eli/decreet/2018/05/18/2018013116/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 MEI 2018. - Decreet houdende vaststelling van het kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende vaststelling van het kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In het decreet van 2 april 2004 houdende goedkeuring en uitvoering van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en het Vlaamse hoger onderwijs, ondertekend te Den Haag op 3 september 2003, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, worden artikel 3 en 4 opgeheven.

Art. 3.In artikel I.2 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bekrachtigd bij het decreet van 20 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : " § 2.De artikelen I.3, 4°, 6°, 7°, 11°, 14°, 15°, 16°, 17°, 18°, 19°, 20°, 22°, 23°, 24°, 25°, 46°, 48°, 49°, 56°, 64°, 66°, 67°, 68°, 70°, 74°, 76° en 78°, II.1, II.57, II.58, II.64, II.65, II.66, II.67, II.68, II.69, II.70, II.75, II.76, II.77, II.105, II.106, II.124/1, II.133, II.141, II.143, II.150, II.152, II.153, II.153/1, II.153/2, II.153/3, II.153/4, II.153/5, II.153/6, II.154, II.170, II.170/1, II.170/14, II.170/15, II.170/16, II.170/17, II.170/18, II.172, II.174, II.176, II.177, II.178, II.179, II.180, II.181, II.182, II.183, II.184, II.185, II.189, II.190, II.191, II.192, II.193, II.194, II.195, II.196, II.197, II.198, II.199, II.200, II.201, II.202, II.207, II.208, II.209, II.210, II.211, II.212, II.213, II.214, II.215, II.216, II.217, II.218, II.219, II.223, II.224, II.225, II.226, II.227, II.228, II.229, II.230, II.231, II.232, II.233, II.234, II.235, II.236, II.237, II.238, II.239, II.240, II.241, II.242, II.243, II.244, II.245, II.246, II.247, II.251, II.252, II.377, II.390, IV.84 en IV.92 zijn van toepassing op de andere ambtshalve geregistreerde instellingen voor hoger onderwijs. Deze bepalingen zijn van algemene toepassing of in zoverre het expliciet voorgeschreven is."; 2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : " § 3.De artikelen II.1, II.57, II.58, II.64, II.65, II.75, II.76, II.77, II.105, II.106, II.124/1, II.133, II.141, II.143, II.150, II.152, II.153, II.153/1, II.153/2, II.153/3, II.153/4, II.153/5, II.153/6, II.154, II.170, II.170/1, II.170/14, II.170/15, II.170/16, II.170/17, II.170/18, II.172, II.247, II.251, II.252 en II.377 zijn van toepassing op de geregistreerde instellingen. Deze bepalingen zijn van algemene toepassing of in zoverre het expliciet voorgeschreven is.".

Art. 4.In artikel I.3 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2014, 19 december 2014, 16 juni 2017, 8 december 2017 en 4 mei 2018, worden punt 2° en 3° vervangen door wat volgt : "2° accreditatie en instellingsreview : a) opleidingsaccreditatie: de formele erkenning van een opleiding op grond van een beslissing van een onafhankelijk orgaan waarin vastgesteld wordt dat de opleiding voldoet aan vooraf vastgestelde minimale kwaliteits- en niveauvereisten;b) instellingsreview: de periodieke beoordeling door een externe commissie van de wijze waarop een hogeronderwijsinstelling onderwijsbeleid voert en aantoont dat ze dit onderwijsbeleid op een kwaliteitsvolle manier uitvoert met inbegrip van de regie die de instelling opzet opdat de kwaliteit van haar opleidingen geborgd wordt.De commissie betrekt daarbij ook de beleidsprocessen die de instelling opzet om het onderwijs dat ze in haar opleidingen aanbiedt te ondersteunen vanuit haar opdrachten op het terrein van onderzoek en maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening; c) regie: het geheel van acties, processen, praktijken, procedures en instrumenten die de instelling in staat stelt de kwaliteit van de opleidingen te borgen; d) toets nieuwe opleiding: een beoordeling door een externe commissie van de potentiële kwaliteit van een nieuwe opleiding als vermeld in artikel II.150 van deze codex; 3° accreditatieorganisatie: de organisatie die bij internationaal verdrag aangewezen is om de accreditatie van opleidingen te verlenen, de toets nieuwe opleiding en de instellingsreview uit te voeren;".

Art. 5.Aan artikel II.24 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014, 23 december 2016, 8 december 2017 en 4 mei 2018, wordt een punt 13° toegevoegd, dat luidt als volgt : "13° het beoordelen van de aanvragen voor een relevantietoets, vermeld in artikel II.153/1, § 4, van deze codex, van nieuwe opleidingen die uitgaan van geregistreerde instellingen als vermeld in artikel II.6 van deze codex, en van de instellingen die de registratie aanvragen conform artikel II.6 van deze codex.".

Art. 6.In artikel II.26 van dezelfde codex wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : "Een internationaal verdrag wijst de organisatie aan die overeenkomstig deel 2, titel 3, hoofdstuk 9, de toets nieuwe opleiding uitvoert, en die overeenkomstig deel 2, titel 3, hoofdstuk 9/1, de accreditatie verleent en de instellingsreview uitvoert.".

Art. 7.In het tweede lid van artikel II.28 van dezelfde codex wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : "De toetsingsbesluiten bij een toets nieuwe opleiding, de accreditatiebesluiten en de besluiten die de instellingsreview afronden, samen met de onderliggende beoordelingsrapporten zijn openbaar. Ze worden integraal gepubliceerd op de website van de accreditatieorganisatie.".

Art. 8.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt een artikel II.29/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.29/1. De Vlaamse Regering kan met inachtname van artikel 1.2 van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en het Vlaamse hoger onderwijs, ondertekend te Den Haag op 3 september 2003, de accreditatieorganisatie belasten met de volgende bijkomende opdracht: studie en advies inzake de samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap op het vlak van het hoger onderwijs in het algemeen.".

Art. 9.Artikel II.122 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014, 19 juni 2015 en 4 mei 2018, wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.122. § 1. De instellingen voor hoger onderwijs zorgen voor de kwaliteitszorg van de onderwijsactiviteiten. Ze zien permanent en op eigen initiatief toe op de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten. Ze betrekken interne en externe stakeholders en externe, onafhankelijke deskundigen bij de processen van kwaliteitsbewaking. Ze voorzien in een regelmatige beoordeling van de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten. § 2. De instellingen voor hoger onderwijs leggen verantwoording af over de kwaliteit van hun opleidingen.

De instellingen, vermeld in artikel II.2 en II.3, doen dat binnen of op maat van de eigen regie van de borging van de kwaliteit van hun opleidingen conform de bepalingen, vermeld in hoofdstuk 9/1, afdeling 2 en 3.

De instellingen, vermeld in artikel II.19, II.20, II.21, II.105 en II.106, en de geregistreerde instellingen, vermeld in artikel II.6, doen dat door beoordelingen door externe evaluatieorganen op opleidingsniveau conform de bepalingen, vermeld in hoofdstuk 9/1, afdeling 4.".

Art. 10.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt een artikel II.124/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.124/1. De instellingen dragen de kosten van de beoordelingsprocedures, vermeld in hoofdstuk 9 en 9/1. De Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs bepaalt de tarieven voor de uitvoering van die beoordelingsprocedures. De tariefbepaling gebeurt binnen de volgende parameters : 1° het tarief voor de toets nieuwe opleiding, vermeld in hoofdstuk 9, afdeling 3/1, bedraagt per opleiding ten minste 5000 euro en ten hoogste 20.000 euro; 2° het tarief voor de instellingsreview, vermeld in hoofdstuk 9/1, afdeling 2, bedraagt per instelling ten minste 20.000 euro en ten hoogste 60.000 euro; 3° het tarief voor de opleidingsaccreditatie, vermeld in hoofdstuk 9/1, afdeling 3, bedraagt per opleiding ten minste 5000 euro en ten hoogste 20.000 euro; 4° het tarief voor de opleidingsaccreditatie, vermeld in hoofdstuk 9/1, afdeling 4, bedraagt per opleiding ten minste 500 euro en ten hoogste 2000 euro.".

Art. 11.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt een artikel II.124/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.124/2. § 1. De accreditatieorganisatie voert jaarlijkse systeembrede analyses uit in het hoger onderwijs. Deze analyses brengen goede praktijken inzake onderwijsbeleid en onderwijskwaliteit in beeld en bieden de mogelijkheid om van elkaar te leren. § 2. De instellingen, vermeld in artikel II.2 en II.3, nemen tijdens een periode van zes jaar ten minste twee keer deel aan een systeembrede analyse.

De VLUHR, de studentenkoepelverenigingen, de accreditatieorganisatie en de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering leggen samen de onderwerpen en de kalender vast. De eerste periode van zes jaar gaat van start in het academiejaar 2020-2021.".

Art. 12.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt een artikel II.124/3 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.124/3. De Vlaamse Regering kan de accreditatieorganisatie belasten met volgende aanvullende opdracht: studie en advies inzake kwaliteitszorg in het hoger onderwijs.".

Art. 13.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt een artikel II.124/4 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.124/4. De bevoegde dienst van de Vlaamse Regering stelt op een toegankelijke wijze kwantitatieve basisindicatoren tot op opleidingsniveau ter beschikking. Die basisindicatoren verduidelijken het profiel van een opleiding.".

Art. 14.In deel 2, titel 3, hoofdstuk 8, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014, 19 juni 2015, 25 november 2016 en 8 december 2017, wordt afdeling 2, die bestaat uit artikel II.126 tot en met II.132, opgeheven.

Art. 15.In deel 2, titel 3, van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, wordt het opschrift van hoofdstuk 9 vervangen door wat volgt : "Hoofdstuk 9. Programmatie en registratie van opleidingen".

Art. 16.In artikel II.133, § 1, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 4 mei 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° wordt de zinsnede "afdeling 2" vervangen door de woorden "deze codex";2° in punt 2° wordt de zinsnede "afdeling 3" vervangen door de zinsnede "afdelingen 3 en 3/1"; 3° in punt 3° wordt de zinsnede "artikel II.142, § 5, en artikel II.145, II.381 of II.387/1, ofwel nog een tijdelijke erkenning geniet" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 9/1"; 4° in punt 4° wordt de zinsnede "afdeling 3/1" vervangen door de zinsnede "afdeling 3/2"; 5° er wordt een punt 5° toegevoegd dat luidt als volgt : "5° ofwel geaccrediteerd is overeenkomstig een accreditatiebesluit genomen voor 1 september 2019 voor de in het accreditatiebesluit bepaalde duur;"; 6° er wordt een punt 6° toegevoegd dat luidt als volgt : "6° ofwel erkend is als nieuwe opleiding overeenkomstig een erkenningsbesluit genomen voor 1 september 2019.".

Art. 17.In deel 2, titel 3, hoofdstuk 9, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2014, 25 april 2014, 19 juni 2015, 17 juni 2016 en 8 december 2017, wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen door wat volgt : "Afdeling 2. Domeinspecifieke leerresultaten".

Art. 18.In deel 2, titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt onderafdeling 1, die bestaat uit artikel II.134 tot en met II.139, opgeheven.

Art. 19.In deel 2, titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt het opschrift van onderafdeling 2 opgeheven.

Art. 20.Artikel II.140 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt opgeheven.

Art. 21.In deel 2, titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt onderafdeling 3, die bestaat uit artikel II.142 tot en met II.146, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, opgeheven.

Art. 22.In deel 2, titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt onderafdeling 4, die bestaat uit artikel II.147, opgeheven.

Art. 23.In deel 2, titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt onderafdeling 5, die bestaat uit artikel II.148, opgeheven.

Art. 24.In deel 2, titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt onderafdeling 6, die bestaat uit artikel II.149, opgeheven.

Art. 25.In deel 2, titel 3, hoofdstuk 9, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2014, 25 april 2014, 19 juni 2015, 17 juni 2016 en 8 december 2017, wordt het opschrift van afdeling 3 vervangen door wat volgt : "Afdeling 3. Programmatie".

Art. 26.In artikel II.152, tweede lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 8 december 2017, wordt punt 3° vervangen door wat volgt : "3° de opleiding heeft de macrodoelmatigheidstoets, als die van toepassing is, met positief gevolg ondergaan en heeft een positief toetsingsbesluit ontvangen van de accreditatieorganisatie;".

Art. 27.In artikel II.153 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015, 8 december 2017 en 4 mei 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "vóór 1 april" vervangen door de zinsnede "voor 1 maart";2° in paragraaf 3, derde lid, wordt de zinsnede "op 1 juni" vervangen door de zinsnede "op 1 mei";3° in paragraaf 3/1, tweede lid, wordt de zinsnede "op 1 juni" vervangen door de zinsnede "op 1 mei";4° in paragraaf 6 worden het tweede tot en met het vierde lid opgeheven;5° paragraaf 7 wordt opgeheven;6° in paragraaf 8 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "De Vlaamse Regering neemt het besluit houdende erkenning van een nieuwe opleiding binnen een ordetermijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de dag van de ontvangst van het positief toetsingsbesluit en het onderliggende beoordelingsrapport van de accreditatieorganisatie, vermeld in afdeling 3/1, onderafdeling 4.Het besluit treedt in werking met ingang van de bekendmaking ervan aan de instelling."; 7° in paragraaf 8 wordt tussen het eerste en tweede lid een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De nieuwe opleiding krijgt een erkenning als nieuwe opleiding tot en met het einde van het tweede academiejaar dat volgt op het einde van het academiejaar waarin de studieomvang die bepaald is voor de nieuwe opleiding, voor de eerste keer geheel doorlopen werd."; 8° in paragraaf 8, derde lid, worden de woorden "eerste lid" vervangen door de woorden "tweede lid";9° in paragraaf 8, zesde lid, worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden "derde lid";10° er wordt een paragraaf 9 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 9.Aanvragen voor nieuwe opleidingen ingediend voor 1 maart 2017 bij de Commissie Hoger Onderwijs worden erkend volgens de vereisten van artikels II.152 en II.153 zoals van toepassing voor 1 januari 2018.".

Art. 28.In deel 2, titel 3, hoofdstuk 9, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2014, 25 april 2014, 19 juni 2015, 17 juni 2016 en 8 december 2017, wordt voor afdeling 3/1, die afdeling 3/2 wordt, een nieuwe afdeling 3/1 ingevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 3/1. Toets nieuwe opleiding".

Art. 29.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 3/1, ingevoegd bij artikel 28, een onderafdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 1. Aanvraag".

Art. 30.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 29, een artikel II.153/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.153/1. § 1. Een instelling als vermeld in artikel II.2, II.3, II.19, II.20, II.21, II.105 en II.106, of een geregistreerde instelling als vermeld in artikel II.6, of een instelling die de registratie aanvraagt conform artikel II.6, vraagt de toets nieuwe opleiding aan bij de accreditatieorganisatie.

Instellingen die een nieuwe gezamenlijk georganiseerde opleiding willen aanbieden, dienen een gezamenlijke aanvraag in. § 2. In het beoordelingskader, vermeld in artikel II.153/4, wordt de vorm en inhoud van het dossier vastgelegd dat bij de aanvraag moet worden gevoegd. § 3. Als een aanvraag niet voldoet aan punt 4° van het beoordelingskader, vermeld in artikel II.153/4, biedt de accreditatieorganisatie de mogelijkheid om het verzuim te herstellen binnen een termijn die de accreditatieorganisatie bepaalt. Als geen dan wel op niet afdoende wijze gebruik wordt gemaakt van de voormelde mogelijkheid, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard. De accreditatieorganisatie kan nadere regelen voor deze procedure vaststellen in het beoordelingskader. § 4. Aanvragen van de geregistreerde instellingen, vermeld in artikel II.6, en van de instellingen die de registratie aanvragen conform artikel II.6, worden door de accreditatie-organisatie aan de Commissie Hoger Onderwijs, vermeld in artikel II.23, voorgelegd voor een relevantietoets, waarbij de Commissie Hoger Onderwijs de maatschappelijke relevantie van de opleiding nagaat. Ze maakt binnen een vervaltermijn van 45 dagen haar oordeel over aan de accreditatieorganisatie.

Een negatief of niet tijdig oordeel van de Commissie Hoger Onderwijs leidt onherroepelijk tot het onontvankelijk verklaren van de aanvraag.".

Art. 31.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 3/1, ingevoegd bij artikel 28, een onderafdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 2. Commissie".

Art. 32.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 31, een artikel II.153/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.153/2. De accreditatieorganisatie stelt de commissie samen die de toets nieuwe opleiding uitvoert, en coördineert het beoordelingsproces. De betrokken instelling heeft het recht beargumenteerd bezwaren aan te dragen tegen de samenstelling van de commissie binnen een vervaltermijn van vijftien dagen vanaf de dag na de dag van de ontvangst van de mededeling van de accreditatieorganisatie.

Van de commissie maakt ten minste een student deel uit. De leden van de commissie zijn onafhankelijk, beschikken over de nodige deskundigheid en hebben ten minste vijf jaar geen banden gehad met de betrokken instelling. Ten minste een lid heeft grondige kennis van het Vlaamse hoger onderwijs en ten minste een lid is werkzaam buiten Vlaanderen.".

Art. 33.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 3/1, ingevoegd bij artikel 28, een onderafdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 3. Beoordelingskader".

Art. 34.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 33, een artikel II.153/3 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.153/3. § 1. De commissie, vermeld in artikel II.153/2, betrekt bij de toetsing van een nieuwe opleiding de volgende onderwerpen : 1° de potentiële kwaliteit van de opleiding die tot uiting komt via de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1; 2° de betrokkenheid van enerzijds interne en externe stakeholders en anderzijds externe, onafhankelijke deskundigen bij de opleiding. De commissie legt de bevindingen van de toetsing vast in een beoordelingsrapport.".

Art. 35.In dezelfde codex, het laatste gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in dezelfde onderafdeling 3 een artikel II.153/4 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.153/4. De accreditatieorganisatie legt een beoordelingskader toets nieuwe opleiding vast voor de instellingen, vermeld in artikel II.2 en II.3, en een beoordelingskader toets nieuwe opleiding voor de instellingen, vermeld in artikel II.19, II.20, II.21, II.105 en II.106 en voor de geregistreerde instellingen, vermeld in artikel II.6, en een beoordelingskader toets nieuwe opleiding voor de instellingen die de registratie aanvragen conform artikel II.6, waarin al de volgende elementen bepaald worden : 1° de wijze waarop de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1, getoetst zullen worden; 2° de beoordelingsschaal en de beslisregels;3° de stappen in het beoordelingsproces;4° de vorm en inhoud van het aanvraagdossier. Onverminderd het eerste lid, 4°, omvat een aanvraagdossier toets nieuwe opleiding van een instelling als vermeld in artikel II.2 en II.3, de resultaten en uitkomsten van de regie die het mogelijk maken de kwaliteitskenmerken in artikel II.170/1 te toetsen.

De in het eerste lid vermelde beoordelingskaders toets nieuwe opleiding worden, voor ze toegepast kunnen worden, door de Vlaamse Regering goedgekeurd, na advies van de VLUHR als koepelorganisatie en de studentenkoepelverenigingen.".

Art. 36.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in dezelfde onderafdeling 3 een artikel II.153/5 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.153/5. Gezamenlijke opleidingen, georganiseerd door een Vlaamse instelling voor hoger onderwijs samen met een of meer buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs die bij succesvolle voltooiing ervan leiden tot een gezamenlijk diploma als vermeld in artikel II.172, § 3, worden beoordeeld aan de hand van de European Approach for Quality Assurance of Joint Programmes, goedgekeurd door de ministers van de Europese Hogeronderwijsruimte. Instellingen kunnen voor de organisatie van die externe beoordeling een beroep doen op een evaluatieorgaan dat bij het European Quality Assurance Register for Higher Education is geregistreerd. Instellingen vragen de toets nieuwe opleiding aan bij de accreditatieorganisatie binnen twee maanden na de publicatie van de externe beoordeling van de opleiding.".

Art. 37.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 3/1, ingevoegd bij artikel 28, een onderafdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 4. Beoordelingsrapport en besluit".

Art. 38.In dezelfde codex, het laatste gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 37, een artikel II.153/6 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.153/6. § 1. De accreditatieorganisatie komt op basis van het beoordelingsrapport van de commissie, vermeld in artikel II.153/3, tot een toetsingsbesluit. Een toetsingsbesluit is positief als de accreditatieorganisatie in redelijkheid uit het beoordelingsrapport besluit dat de kwaliteit van de nieuwe opleiding zal voldoen aan de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1. § 2. De accreditatieorganisatie bezorgt voor het verstrijken van een ordetermijn van zes maanden een ontwerp van toetsingsbesluit en het onderliggende beoordelingsrapport aan het instellingsbestuur.

De accreditatieorganisatie kan voordat het ontwerp van beoordelingsrapport en besluit wordt verzonden, het instellingsbestuur om aanvullende informatie, toelichtingen en verduidelijkingen vragen.

De accreditatieorganisatie legt in het reglement, vermeld in artikel II.27, de bestuursbeginselen vast voor de verzoeken om aanvullende informatie, toelichtingen en verduidelijkingen en voor de behandeling van de antwoorden.

Het instellingsbestuur kan binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, vanaf de dag na de dag van de ontvangst van het ontwerp van toetsingsbesluit en het onderliggende beoordelingsrapport, een van de volgende handelingen stellen : 1° bezwaren en opmerkingen formuleren;2° de aanvraag intrekken. De accreditatieorganisatie bepaalt in het reglement, vermeld in artikel II.27, de procedurele regelen voor de bezwaren en de opmerkingen, vermeld in het derde lid. § 3. Een instellingsbestuur kan een initiële aanvraag intrekken voor ze het ontwerp van toetsingsbesluit en het onderliggende beoordelingsrapport heeft ontvangen of binnen de vervaltermijn, vermeld in paragraaf 2.

Het instellingsbestuur beschikt eenmalig over een vervaltermijn van zestig dagen om de aanvraag toets nieuwe opleiding opnieuw in te dienen bij de accreditatieorganisatie. De vervaltermijn gaat in op de dag na de intrekking van de initiële aanvraag toets nieuwe opleiding. § 4. De ordetermijn van zes maanden, vermeld in paragraaf 2, wordt in al de volgende gevallen verlengd tot acht maanden : 1° de accreditatieorganisatie maakt gebruik van de relevantietoets, vermeld in artikel II.153/1, § 4; 2° de opmerkingen en de bezwaren van het instellingsbestuur zijn van die aard dat de accreditatieorganisatie een bijkomend advies van deskundigen nodig heeft.".

Art. 39.In artikel II.160 van dezelfde codex, gewijzigd bij decreet van 19 juni 2015, wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd, die luidt als volgt : " § 4/1. De opleiding waarvan de studieomvang wordt uitgebreid wordt geacht geaccrediteerd te zijn tot en met het einde van het tweede academiejaar dat volgt op het einde van het academiejaar waarin de nieuw bepaalde studieomvang, voor de eerste keer geheel doorlopen werd.".

Art. 40.In artikel II.168 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : "Een nieuwe externe beoordeling door een commissie is vereist wanneer een instelling meerdere opleidingen samenvoegt waarvan minimum een opleiding een accreditatie met beperkte geldigheidsduur als vermeld in artikel II.170/13, § 4, 2°, of in artikel II.170/18, § 4, 2°, geniet."; 2° het vierde, vijfde en zesde lid worden opgeheven.

Art. 41.Artikel II.169 van dezelfde codex wordt opgeheven.

Art. 42.In artikel II.170 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2014 en 4 mei 2018, worden voor paragraaf 1, die paragraaf 1/2 wordt, een nieuwe paragraaf 1 en een paragraaf 1/1 ingevoegd, die luiden als volgt : " § 1. Er wordt een Hogeronderwijsregister gepubliceerd met het hoger onderwijs dat conform deze codificatie per academiejaar aangeboden wordt.

Het Hogeronderwijsregister omvat : 1° de instellingen die conform deze codificatie als hogeronderwijsinstelling erkend zijn;2° de opleidingen die worden aangeboden conform deze codificatie en leiden tot de graden van gegradueerde, bachelor en master;3° de opleidingen die leiden tot de titel van "laureaat van het Hoger Instituut voor Schone Kunsten". § 1/1. Het Hogeronderwijsregister bevat voor de universiteiten en hogescholen de volgende gegevens : 1° de naam van de instelling;2° in voorkomend geval de associatie waarvan de instelling lid is;3° de ingangsdatum van het besluit dat de instellingsreview afrondt;4° de einddatum van het besluit dat de instellingsreview afrondt; 5° het besluit van de accreditatieorganisatie dat de instellingsreview afrondt en het onderliggende beoordelingsrapport.".

Art. 43.In deel 2, titel 3, van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt een hoofdstuk 9/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Hoofdstuk 9/1. Verantwoording voor de kwaliteit van opleidingen".

Art. 44.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in hoofdstuk 9/1, ingevoegd bij artikel 43, een afdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 1. Algemeen".

Art. 45.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 1, ingevoegd bij artikel 44, een artikel II.170/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/1. De kwaliteit van een opleiding wordt gekenmerkt door al de volgende kwaliteitskenmerken : 1° de leerresultaten van de opleiding, vermeld in artikel II.68 van deze codex, en gebaseerd op de niveaudescriptoren, vermeld in artikel II.141 van deze codex, vormen een heldere en opleidingsspecifieke invulling van de internationale eisen voor het niveau, de inhoud en de oriëntatie; 2° het curriculum van de opleiding sluit aan bij de meest recente ontwikkelingen in het vakgebied, houdt rekening met de ontwikkelingen in het werkveld en is maatschappelijk relevant;3° de voor de opleiding ingezette docenten bieden de studenten optimaal de mogelijkheid om de leerresultaten te behalen;4° de opleiding biedt studenten adequate en gemakkelijk toegankelijke voorzieningen en studiebegeleiding;5° de onderwijs-leeromgeving stimuleert de studenten om een actieve rol te spelen in het leerproces en draagt bij tot een vlotte studievoortgang;6° de beoordeling van studenten weerspiegelt het leerproces en concretiseert de beoogde leerresultaten;7° de opleiding verstrekt volledige en gemakkelijk leesbare informatie over alle fasen van de studieloopbaan;8° informatie over de kwaliteit van de opleiding is publiek toegankelijk. De opleiding leeft, waar dat van toepassing is, de relevante regelgeving voor de toegang tot bepaalde ambten of beroepen, vermeld in artikel II.67, na.".

Art. 46.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in hoofdstuk 9/1, ingevoegd bij artikel 43, een afdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 2. Instellingsreview".

Art. 47.In dezelfde codex wordt in afdeling 2, ingevoegd bij artikel 46, een onderafdeling ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 1. Algemeen".

Art. 48.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 47, een artikel II.170/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/2. De instellingen, vermeld in artikel II.2 en II.3, zijn onderworpen aan een instellingsreview.

De accreditatieorganisatie organiseert voor elke instelling als vermeld in artikel II.2 en II.3, een instellingsreview in de periode die loopt vanaf het begin van het academiejaar 2020-2021 tot en met het einde van het academiejaar 2023-2024. Vervolgens organiseert de accreditatieorganisatie voor elke instelling als vermeld in artikel II.2 en II.3, elke zes jaar een instellingsreview.

De accreditatieorganisatie legt in overleg met de VLUHR als koepelorganisatie de kalender van de instellingsreviews vast.".

Art. 49.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in dezelfde onderafdeling 1 een artikel II.170/3 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/3. § 1. In het beoordelingskader, vermeld in artikel II.170/6, wordt de vorm en inhoud van het dossier vastgelegd dat ter voorbereiding van de instellingsreview bij de accreditatieorganisatie wordt ingediend.

De accreditatieorganisatie legt voor elke instelling als vermeld in artikel II.2 en II.3, de uiterlijke datum vast waarop het dossier moet worden ingediend. § 2. Als een dossier niet voldoet aan punt 4° van het beoordelingskader, vermeld in artikel II.170/6, biedt de accreditatieorganisatie de mogelijkheid om het verzuim te herstellen binnen een termijn die de accreditatieorganisatie bepaalt. Als geen dan wel op niet afdoende wijze gebruik wordt gemaakt van de voormelde mogelijkheid, wordt het dossier onontvankelijk verklaard. De accreditatieorganisatie kan nadere regelen voor deze procedure vaststellen in het beoordelingskader. § 3. Twee of meer universiteiten of twee of meer hogescholen kunnen samen een dossier indienen voor een instellingsreview. In dat geval zijn ze onderworpen aan dezelfde instellingsreview, die resulteert in één gezamenlijk beoordelingsrapport en één gezamenlijk besluit.".

Art. 50.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 2, ingevoegd bij artikel 46, een onderafdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 2. Commissie".

Art. 51.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 50, een artikel II.170/4 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/4. De accreditatieorganisatie stelt de reviewcommissie samen die de instellingsreview uitvoert en coördineert het beoordelingsproces. De betrokken instelling heeft het recht beargumenteerd bezwaren aan te dragen tegen de samenstelling van de reviewcommissie binnen een vervaltermijn van vijftien dagen vanaf de dag na de dag van de ontvangst van de mededeling van de accreditatieorganisatie.

De reviewcommissie bestaat uit ten minste vijf leden, onder wie een student. De leden van de reviewcommissie zijn onafhankelijk, beschikken over de nodige deskundigheid en hebben ten minste vijf jaar geen banden gehad met de te beoordelen instelling. De reviewcommissie beschikt over bestuurlijke deskundigheid, onderwijsdeskundigheid en evaluatiedeskundigheid en is op de hoogte van de ontwikkelingen in de hogeronderwijssector in binnen- en buitenland. Ten minste een lid heeft grondige kennis van het Vlaamse hoger onderwijs en ten minste een lid is werkzaam in het hoger onderwijs buiten Vlaanderen.".

Art. 52.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 2, ingevoegd bij artikel 46, een onderafdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 3. Beoordelingskader".

Art. 53.In dezelfde codex wordt in onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 52, een artikel II.170/5 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/5. De reviewcommissie vermeld in artikel II.170/4, betrekt al de volgende onderwerpen in haar beoordeling : 1° de aansluiting van het onderwijsbeleid bij : a) de visie van de instelling op hoger onderwijs en op de kwaliteit van het hoger onderwijs;b) de maatschappelijke uitdagingen;2° de beleidsuitvoering en de effectiviteit van de beleidsuitvoering, en de wijze waarop die effectiviteit wordt geëvalueerd en verbeterd;3° de regie die deel uitmaakt van het onderwijsbeleid en die ervoor instaat dat de kwaliteit van de opleidingen geborgd wordt;4° de betrokkenheid van enerzijds interne en externe stakeholders en anderzijds externe, onafhankelijke deskundigen bij de regie; 5° de aansluiting van de regie bij de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1; 6° de kwaliteitscultuur die aanwezig is in de instelling. De reviewcommissie legt de bevindingen van de instellingsreview vast in een beoordelingsrapport.".

Art. 54.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in dezelfde onderafdeling 3 een artikel II.170/6 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/6. De accreditatieorganisatie legt een beoordelingskader Instellingsreview vast, waarin al de volgende elementen bepaald worden : 1° de wijze waarop de onderwerpen, vermeld in artikel II.170/5, getoetst zullen worden; 2° de beoordelingsschaal en de beslisregels;3° de stappen in het beoordelingsproces;4° de vorm en inhoud van het dossier dat ter voorbereiding van de instellingsreview bij de accreditatieorganisatie wordt ingediend. De accreditatieorganisatie legt in het beoordelingskader vast waaraan de regie van de borging van de kwaliteit van de opleidingen moet beantwoorden en hoe de instellingen daarover verantwoording afleggen.

Het beoordelingskader Instellingsreview moet, voor het toegepast kan worden, door de Vlaamse Regering goedgekeurd worden, na advies van de VLUHR als koepelorganisatie en de studentenkoepelverenigingen.".

Art. 55.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 2, ingevoegd bij artikel 46, een onderafdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 4. Beoordelingsrapport en besluit".

Art. 56.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 55, een artikel II.170/7 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/7. § 1. De accreditatieorganisatie rondt het proces van de instellingsreview binnen twaalf maanden na de ontvangst van het dossier af.

De accreditatieorganisatie komt op basis van het beoordelingsrapport van de reviewcommissie, vermeld in artikel II.170/5, tot een besluit waarin de accreditatieorganisatie de gevolgen en opvolging van de instellingsreview, vermeld in artikel II.170/8, opneemt.

De accreditatieorganisatie kan voordat het ontwerp van beoordelingsrapport en besluit wordt verzonden, het instellingsbestuur om aanvullende informatie, toelichtingen en verduidelijkingen vragen.

De accreditatieorganisatie legt in het reglement, vermeld in artikel II.27 van deze codex, de bestuursbeginselen vast voor de verzoeken om aanvullende informatie, toelichtingen en verduidelijkingen en voor de behandeling van de antwoorden gedurende de gehele procedure. § 2. De accreditatieorganisatie bezorgt ten minste twee maanden voor het verstrijken van de beslissingstermijn, vermeld in paragraaf 1, een ontwerp van beoordelingsrapport en van besluit dat de instellingsreview afrondt, aan het instellingsbestuur. Het instellingsbestuur kan binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, vanaf de dag na de ontvangst van het ontwerp, bezwaren en opmerkingen formuleren. § 3. De accreditatieorganisatie bepaalt in het reglement, vermeld in artikel II.27, de procedurele regelen voor de bezwaren en de opmerkingen, vermeld in paragraaf 2. Die procedures kunnen nooit leiden tot een overschrijding van de beslissingstermijn, vermeld in paragraaf 1. § 4. Het besluit dat een instellingsreview afrondt, treedt in werking vanaf het academiejaar dat volgt op het academiejaar waarin het besluit genomen wordt of, in geval van verlenging, met ingang van de dag waarop het vorige besluit vervalt. § 5. Als de accreditatieorganisatie niet tot een besluit kan komen voordat de periode van het geldende besluit instellingsreview afloopt, wordt de periode van het geldende besluit instellingsreview met ten hoogste een jaar verlengd. De duur van de verlenging komt in mindering van de geldigheidsduur van het besluit instellingsreview.".

Art. 57.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in dezelfde onderafdeling 4 een artikel II.170/8 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/8. § 1. De instellingsreviews hebben in de volgende gevallen de volgende rechtsgevolgen : 1° als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport, vermeld in artikel II.170/5 of II.170/7, in redelijkheid besluit dat de instelling een effectief onderwijsbeleid voert, evalueert en verbetert, met inbegrip van een eigen regie waarmee de kwaliteit van de opleidingen geborgd wordt, neemt ze een positief besluit instellingsreview. In dat geval vervalt voor die instelling de verplichting om de accreditatie van een opleiding aan te vragen. Als de geldigheid van de lopende accreditatietermijn van een opleiding afloopt, wordt ze op basis van een individueel accreditatiebesluit verlengd met zes jaar. Het positieve besluit instellingsreview heeft een geldigheidsduur van zes jaar; 2° als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport, vermeld in artikel II.170/5 of II.170/7, in redelijkheid besluit dat de instelling onvoldoende kan aantonen dat ze een effectief onderwijsbeleid voert, evalueert en verbetert, met inbegrip van een eigen regie waarmee de kwaliteit van de opleidingen geborgd wordt, neemt ze een positief besluit instellingsreview met beperkte geldigheidsduur van ten hoogste drie jaar. In die periode van ten hoogste drie jaar vervalt voor die instelling de verplichting om de accreditatie van een opleiding aan te vragen. Als de geldigheid van de lopende accreditatietermijn van een opleiding afloopt, wordt ze op basis van een individueel accreditatiebesluit verlengd met zes jaar.

Uiterlijk drie maanden voor het einde van de geldigheidsduur van het besluit neemt de accreditatieorganisatie een nieuw besluit op basis van een nieuwe beperkte review door een reviewcommissie als vermeld in artikel II.170/4. Dat besluit heeft een geldigheidsduur van zes jaar, verminderd met de beperkte geldigheidsduur.

Als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport van de nieuwe beperkte review in redelijkheid besluit dat de instelling een effectief onderwijsbeleid voert, evalueert en verbetert, met inbegrip van een eigen regie waarmee de kwaliteit van de opleidingen geborgd wordt, neemt ze een positief besluit met de rechtsgevolgen opgenomen in punt 1°, voor de geldigheidsduur van dit besluit.

Als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport van de nieuwe beperkte review in redelijkheid besluit dat de instelling nog steeds onvoldoende kan aantonen dat ze een effectief onderwijsbeleid voert, evalueert en verbetert, met inbegrip van een eigen regie waarmee de kwaliteit van de opleidingen geborgd wordt, neemt ze een negatief besluit met de rechtsgevolgen opgenomen in punt 3°, voor de geldigheidsduur van dit besluit; 3° als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport, vermeld in artikel II.170/5 of II.170/7, in redelijkheid besluit dat de kwaliteit van de opleidingen niet geborgd wordt, neemt ze een negatief besluit instellingsreview: de instelling vraagt voor alle opleidingen waarvan de accreditatietermijn vervalt, de opleidingsaccreditatie aan, conform artikel II.170/9. Het negatieve besluit instellingsreview heeft een geldigheidsduur van zes jaar. § 2. Als bij een fusie van twee of meer instellingen de geldigheidsduur van een besluit instellingsreview verschillend is, geldt als einddatum van het besluit instellingsreview van de gefuseerde instelling de vroegste einddatum van het besluit instellingsreview van de fuserende instellingen.

Als bij een fusie van twee of meer instellingen de uitkomst van het besluit instellingsreview verschillend is, geldt altijd het minst positieve besluit.".

Art. 58.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in hoofdstuk 9/1, ingevoegd bij artikel 43, een afdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 3. Opleidingsaccreditatie op maat van de eigen regie".

Art. 59.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel 58, een onderafdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 1. Aanvraag".

Art. 60.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 59, een artikel II.170/9 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/9. § 1. De instellingen, vermeld in artikel II.2 en II.3, vragen de opleidingsaccreditatie op maat van de eigen regie aan bij de accreditatieorganisatie voor al de volgende opleidingen : 1° voor de opleidingen die erkend zijn als nieuwe opleiding conform artikel II.152; 2° voor de opleidingen waarvan de studieomvang uitgebreid is of die erkend zijn als onderzoeksmaster, conform hoofdstuk 9, afdeling 4; 3° voor de opleidingen die geacht geaccrediteerd te zijn conform artikel II.151; 4° voor de opleidingen die een positief accreditatiebesluit met een beperkte geldigheidsduur hebben ontvangen als vermeld in artikel II.170/13, § 4, 2° ; 5° na een negatief besluit instellingsreview, voor de opleidingen waarvan de accreditatietermijn vervalt, vermeld in artikel II.170/8, § 1, 3° ; 6° voor de graduaatsopleidingen die zijn omgevormd en erkend als nieuwe opleiding conform de procedure, vermeld in artikel II.395.

De accreditatie van gezamenlijk georganiseerde opleidingen die voltooid worden met een gezamenlijk diploma als vermeld in artikel II.171, wordt verleend op gezamenlijke aanvraag van de betrokken Vlaamse instellingsbesturen.

De accreditatieaanvraag wordt ingediend uiterlijk acht maanden voor de lopende accreditatie of de erkenning als nieuwe opleiding verstrijkt.

De termijnen worden berekend van maand tot maand en van dag tot dag.

In die termijnen is de dag waarop de termijn verstrijkt inbegrepen. § 2. Als een instelling een negatief besluit instellingsreview heeft, dan kan de accreditatieorganisatie, in overleg met de betrokken instelling, de accreditatietermijn van de opleidingen waarvan de accreditatietermijn vervalt in de geldigheidsduur van het negatief besluit, aanpassen. In dat geval wordt ervoor gezorgd dat alle opleidingen waarvan de accreditatietermijn vervalt in deze geldigheidsduur van het negatieve besluit een nieuwe accreditatie aanvragen binnen de geldigheidsduur van dit negatief besluit. § 3. In het beoordelingskader, vermeld in artikel II.170/12, worden de vorm en de inhoud van het dossier vastgelegd dat bij de aanvraag moet worden gevoegd. § 4. Als een aanvraag niet voldoet aan punt 4° van het beoordelingskader, vermeld in artikel II.170/12, eerste lid, biedt de accreditatieorganisatie de mogelijkheid om het verzuim te herstellen binnen een termijn die de accreditatieorganisatie bepaalt. Als geen dan wel op niet afdoende wijze gebruik wordt gemaakt van de voormelde mogelijkheid, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard. De accreditatie-organisatie kan nadere regelen voor de procedure vaststellen in het beoordelingskader.".

Art. 61.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel 58, een onderafdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 2. Commissie".

Art. 62.In dezelfde codex wordt in onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 61, een artikel II.170/10 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/10. De accreditatieorganisatie stelt de commissie samen die de beoordeling uitvoert, en coördineert het beoordelingsproces. De betrokken instelling heeft het recht beargumenteerd bezwaren aan te dragen tegen de samenstelling van de commissie binnen een vervaltermijn van vijftien dagen vanaf de dag van de ontvangst van de mededeling van de accreditatieorganisatie.

Van deze commissie maakt ten minste een student deel uit. De leden van de commissie zijn onafhankelijk, beschikken over de nodige deskundigheid en hebben ten minste vijf jaar geen banden gehad met de betrokken instelling(en). Ten minste een lid heeft grondige kennis van het Vlaamse hoger onderwijs en ten minste een lid is werkzaam buiten Vlaanderen.".

Art. 63.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel 58, een onderafdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 3. Beoordelingskader".

Art. 64.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 63, een artikel II.170/11 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/11. De commissie vermeld in artikel II.170/10 betrekt de volgende onderwerpen in haar beoordeling : 1° de kwaliteit van de opleidingen die tot uiting komt via de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1; 2° de betrokkenheid van enerzijds interne en externe stakeholders en anderzijds externe, onafhankelijke deskundigen bij de opleiding. De commissie legt de bevindingen van de beoordeling vast in een beoordelingsrapport.".

Art. 65.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in dezelfde onderafdeling 3, een artikel II.170/12 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/12. De accreditatieorganisatie legt een beoordelingskader vast, waarin al de volgende elementen bepaald worden : 1° de wijze waarop de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1, getoetst zullen worden; 2° de beoordelingsschaal en de beslisregels;3° de stappen in het beoordelingsproces;4° de vorm en de inhoud van het aanvraagdossier. Het dossier bevat de resultaten en uitkomsten van de regie die het mogelijk maakt de kwaliteit van de opleiding te staven aan de hand van de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1.

Het beoordelingskader wordt, voor het toegepast kan worden, door de Vlaamse Regering, goedgekeurd na advies van de VLUHR als koepelorganisatie en de studentenkoepelverenigingen.

Gezamenlijke opleidingen, die georganiseerd worden door een Vlaamse instelling voor hoger onderwijs samen met een of meer buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs en die bij succesvolle voltooiing ervan leiden tot een gezamenlijk diploma als vermeld in artikel II.172, § 3, worden beoordeeld aan de hand van de European Approach for Quality Assurance of Joint Programmes, goedgekeurd door de ministers van de Europese Hogeronderwijsruimte. Instellingen kunnen voor de organisatie van die externe beoordeling een beroep doen op een evaluatieorgaan dat bij het European Quality Assurance Register for Higher Education is geregistreerd. Instellingen vragen de accreditatie aan bij de accreditatieorganisatie binnen twee maanden na de publicatie van de externe beoordeling van de opleiding.".

Art. 66.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 3, ingevoegd bij artikel 58, een onderafdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 4. Beoordelingsrapport en besluit".

Art. 67.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 66, een artikel II.170/13 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/13. § 1. De accreditatieorganisatie komt op basis van het beoordelingsrapport van de commissie, vermeld in artikel II.170/11, of op basis van een beoordeling als vermeld in artikel II.170/12, vierde lid, tot een accreditatiebesluit.

De accreditatieorganisatie kan voordat het ontwerp van beoordelingsrapport en besluit wordt verzonden, het instellingsbestuur om aanvullende informatie, toelichtingen en verduidelijkingen vragen.

De accreditatieorganisatie legt in het reglement, vermeld in artikel II.27, de bestuursbeginselen vast voor de verzoeken om aanvullende informatie, toelichtingen en verduidelijkingen en voor de behandeling van de antwoorden. § 2. De accreditatieorganisatie bezorgt voor het verstrijken van een ordetermijn van zes maanden een ontwerp van accreditatiebesluit en het onderliggende beoordelingsrapport aan het instellingsbestuur. Het instellingsbestuur kan binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat de dag na de dag van de ontvangst van het ontwerp, bezwaren en opmerkingen formuleren. § 3. Als de accreditatieorganisatie voor het einde van de termijn van de lopende accreditatie niet tot een accreditatiebesluit kan komen, kan de accreditatieorganisatie de termijn van de lopende accreditatie met een academiejaar verlengen. De duur van de verlenging komt in mindering van de geldigheidsduur van de accreditatie, vermeld in paragraaf 4. § 4. De accreditatiebesluiten hebben in de volgende gevallen de volgende rechtsgevolgen: 1° als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport, vermeld in artikel II.170/11 of II.170/12, vierde lid, in redelijkheid besluit dat afdoende geborgd wordt dat de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1, in de opleiding aanwezig zijn, neemt ze een positief accreditatiebesluit: het positieve accreditatiebesluit heeft een geldigheidsduur van zes jaar; 2° als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport, vermeld in artikel II.170/11 of II.170/12, vierde lid, in redelijkheid besluit dat onvoldoende geborgd wordt dat de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1, in de opleiding aanwezig zijn, neemt ze een positief accreditatiebesluit met een beperkte geldigheidsduur van ten hoogste drie jaar. Uiterlijk drie maanden voor het einde van die periode neemt de accreditatieorganisatie een nieuw besluit op basis van een nieuwe beoordeling door een commissie.

De beperkte geldigheidsduur wordt in geval van een nieuw positief accreditatiebesluit in mindering gebracht van de algemene geldigheidsduur van zes jaar; 3° als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport na de nieuwe beoordeling, vermeld in punt 2°, in redelijkheid besluit dat nog steeds onvoldoende geborgd wordt dat de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1, in de opleiding aanwezig zijn, neemt ze een negatief accreditatiebesluit. Het instellingsbestuur zet de opleiding stop. De instelling garandeert dat de studenten hun opleiding kunnen voortzetten door samenwerking met een andere instelling. De Vlaamse Regering kan maatregelen nemen als de instelling daartoe in gebreke blijft. Het instellingsbestuur kan de opleiding binnen zes jaar niet heropstarten. § 5. De accreditatieorganisatie bepaalt in het reglement, vermeld in artikel II.27, de procedurele regelen voor de bezwaren en de opmerkingen, vermeld in paragraaf 2.".

Art. 68.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in hoofdstuk 9/1, ingevoegd bij artikel 43, een afdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 4. Opleidingsaccreditatie op basis van een beoordeling door een evaluatieorgaan".

Art. 69.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 4, ingevoegd bij artikel 68, een onderafdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 1. Aanvraag".

Art. 70.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 69, een artikel II.170/14 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/14. § 1. De instellingen, vermeld in artikel II.19, II.20, II.21, II.105 en II.106, en de geregistreerde instellingen, vermeld in artikel II.6, vragen de accreditatie van hun opleidingen aan bij de accreditatieorganisatie.

De accreditatie van gezamenlijk georganiseerde opleidingen die voltooid worden met een gezamenlijk diploma wordt verleend op gezamenlijke aanvraag van de betrokken instellingsbesturen.

De accreditatieaanvraag wordt ingediend uiterlijk vier maanden voor de geldigheid van de lopende accreditatie of de erkenning als nieuwe opleiding verstrijkt. De termijnen worden berekend van maand tot maand en van dag tot dag. In de termijnen is de dag waarop de termijn verstrijkt inbegrepen.

Het instellingsbestuur vraagt een accreditatie aan binnen twee maanden na de publicatie van de externe beoordeling, vermeld in artikel II.170/17, § 1. § 2. In het beoordelingskader, vermeld in artikel II.170/17, § 1, wordt de vorm en de inhoud van het dossier vastgelegd dat bij de aanvraag moet worden gevoegd. § 3. Als een aanvraag niet voldoet aan punt 4° van het beoordelingskader, vermeld in artikel II.170/17, § 1, biedt de accreditatieorganisatie de mogelijkheid om het verzuim te herstellen binnen een termijn die de accreditatieorganisatie bepaalt. Als geen dan wel op niet afdoende wijze gebruik wordt gemaakt van voormelde mogelijkheid, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard. De accreditatieorganisatie kan nadere regelen voor deze procedure vaststellen in het beoordelingskader. § 4. Het instellingsbestuur heeft de mogelijkheid om technische opmerkingen en inhoudelijke bezwaren te formuleren voor de commissie, vermeld in artikel II.170/15, de externe beoordeling definitief vaststelt. De commissie, vermeld in artikel II.170/15, heeft de plicht om ten aanzien van het instellingsbestuur schriftelijk te antwoorden op de geformuleerde inhoudelijke bezwaren.

Een instellingsbestuur dat een inhoudelijk bezwaar als vermeld in voorgaand lid, heeft gemaakt ten aanzien van het ontwerp van externe beoordeling, kan aan de accreditatieaanvraag een aanvullende nota toevoegen, indien de definitief vastgestelde gepubliceerde externe beoordeling dat bezwaar kennelijk veronachtzaamt.".

Art. 71.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 4, ingevoegd bij artikel 68, een onderafdeling 2 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 2. Commissie".

Art. 72.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 71, een artikel II.170/15 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/15. De instellingen doen voor de organisatie van de externe beoordelingen, vermeld in artikel II.170/17, § 1, een beroep op een evaluatieorgaan dat : 1° ofwel bij het European Quality Assurance Register for Higher Education geregistreerd is;2° ofwel door de accreditatieorganisatie erkend is op basis van een samenwerkingsakkoord dat verzekert dat de externe beoordeling overeenkomstig de Standards and Guidelines for Quality Assurance in the European Higher Education Area tot stand komt. Het evaluatieorgaan, vermeld in het eerste lid, stelt de commissie samen die de externe beoordeling uitvoert. Van die commissie maakt ten minste een student deel uit. De leden van de commissie zijn onafhankelijk, beschikken over de nodige deskundigheid en hebben ten minste vijf jaar geen banden gehad met de betrokken instelling. Ten minste een lid heeft grondige kennis van het Vlaamse hoger onderwijs en ten minste een lid is werkzaam buiten Vlaanderen.

De commissie hanteert het beoordelingskader, vermeld in artikel II.170/17, of een methodologisch equivalent beoordelingskader.

De commissie legt de bevindingen van de beoordeling vast in een beoordelingsrapport.".

Art. 73.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 4, ingevoegd bij artikel 68, een onderafdeling 3 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 3. Beoordelingskader".

Art. 74.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 73, een artikel 170/16 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/16. De commissie, vermeld in artikel II.170/15, betrekt de volgende onderwerpen in haar beoordeling : 1° de kwaliteit van de opleidingen die tot uiting komt via de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1; 2° de betrokkenheid van enerzijds interne en externe stakeholders en anderzijds externe, onafhankelijke deskundigen bij de opleiding.".

Art. 75.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in dezelfde onderafdeling 3, een artikel II.170/17 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/17. § 1. De accreditatieorganisatie bepaalt in het beoordelingskader al de volgende elementen : 1° de wijze waarop de onderwerpen, vermeld in artikel II.170/16, getoetst zullen worden; 2° de beoordelingsschaal en de beslisregels;3° de stappen in het beoordelingsproces;4° de vorm en de inhoud van het aanvraagdossier. Het aanvraagdossier bevat in ieder geval een gepubliceerde externe beoordeling van de opleiding. § 2. Het beoordelingskader moet, voor het toegepast kan worden, door de Vlaamse Regering goedgekeurd worden, na advies van de VLUHR als koepelorganisatie en de studentenkoepelverenigingen. § 3. Gezamenlijke opleidingen, die georganiseerd worden door een Vlaamse instelling voor hoger onderwijs samen met een of meer buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs en die bij succesvolle voltooiing ervan leiden tot een gezamenlijk diploma, worden beoordeeld aan de hand van de European Approach for Quality Assurance of Joint Programmes, goedgekeurd door de ministers van de Europese Hogeronderwijsruimte. Instellingen kunnen voor de organisatie van die externe beoordeling een beroep doen op een evaluatieorgaan dat bij het European Quality Assurance Register for Higher Education is geregistreerd. Instellingen vragen de accreditatie aan bij de accreditatieorganisatie binnen twee maanden na de publicatie van de externe beoordeling van de opleiding.".

Art. 76.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in afdeling 4, ingevoegd bij artikel 68, een onderafdeling 4 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 4. Beoordelingsrapport en besluit".

Art. 77.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 76, een artikel II.170/18 ingevoegd, dat luidt als volgt : "Art. II.170/18. § 1. De accreditatieorganisatie komt op basis van het beoordelingsrapport van de commissie, vermeld in artikel II.170/15, of op basis van een beoordeling als vermeld in artikel II.170/17, § 3, tot een accreditatiebesluit.

De accreditatieorganisatie kan voordat het ontwerp van besluit wordt verzonden, het evaluatieorgaan of het instellingsbestuur om aanvullende informatie, toelichtingen en verduidelijkingen vragen. De accreditatieorganisatie legt in het reglement, vermeld in artikel II.27, de bestuursbeginselen vast voor de verzoeken om aanvullende informatie, toelichtingen en verduidelijkingen en voor de behandeling van de antwoorden. § 2. De accreditatieorganisatie bezorgt voor het verstrijken van een ordetermijn van drie maanden een ontwerp van accreditatiebesluit aan het instellingsbestuur. Het instellingsbestuur kan binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, vanaf de dag na de dag van de ontvangst van het ontwerp, bezwaren en opmerkingen formuleren. § 3. Als de accreditatieorganisatie voor het einde van de termijn van de lopende accreditatie niet tot een accreditatiebesluit kan komen, kan de accreditatieorganisatie de termijn van de lopende accreditatie met een academiejaar verlengen. De duur van de verlenging komt in mindering van de geldigheidsduur van de accreditatie, vermeld in paragraaf 4.

Zodra de beslissing genomen is om de lopende accreditatie met een academiejaar te verlengen, kan de accreditatieorganisatie het evaluatieorgaan belasten met de uitvoering van een bijkomende externe beoordeling conform de richtlijnen en criteria die bepaald worden door de accreditatieorganisatie. In voorkomend geval kan het instellingsbestuur een ander evaluatieorgaan vragen om de aanvullende externe beoordeling uit te voeren. § 4. De accreditatiebesluiten hebben in de volgende gevallen de volgende rechtsgevolgen : 1° als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport, vermeld in artikel II.170/15 of II.170/17, § 3, in redelijkheid besluit dat afdoende geborgd wordt dat de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1, in de opleiding aanwezig zijn, neemt ze een positief accreditatiebesluit. Het positieve accreditatiebesluit heeft een geldigheidsduur van zes jaar; 2° als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport, vermeld in artikel II.170/15 of II.170/17, § 3, in redelijkheid besluit dat onvoldoende geborgd wordt dat de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1, in de opleiding aanwezig zijn, neemt ze een positief accreditatiebesluit met een beperkte geldigheidsduur van ten hoogste drie jaar. Uiterlijk drie maanden voor het einde van die periode neemt de accreditatieorganisatie een nieuw besluit op basis van een nieuwe beoordeling door een commissie.

De beperkte geldigheidsduur wordt in geval van een nieuw positief accreditatiebesluit in mindering gebracht van de algemene geldigheidsduur van zes jaar; 3° als de accreditatieorganisatie op basis van het beoordelingsrapport na de nieuwe beoordeling, vermeld in punt 2°, in redelijkheid besluit dat nog steeds onvoldoende geborgd wordt dat de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1, in de opleiding aanwezig zijn, neemt ze een negatief accreditatiebesluit. Het instellingsbestuur zet de opleiding stop. De instelling garandeert dat de studenten hun opleiding kunnen voortzetten door samenwerking met een andere instelling. De Vlaamse Regering kan maatregelen nemen als de instelling daartoe in gebreke blijft. Het instellingsbestuur kan de opleiding binnen zes jaar niet heropstarten. § 5. De accreditatieorganisatie bepaalt in het reglement, vermeld in artikel II.27, de procedurele regelen voor de bezwaren en de opmerkingen, vermeld in paragraaf 2.".

Art. 78.In deel 2, titel 8, hoofdstuk 3, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt afdeling 1, die bestaat uit artikel II.381, opgeheven.

Art. 79.In deel 2, titel 8, hoofdstuk 3, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 16 juni 2017, wordt afdeling 2, die bestaat uit artikels II.382 en II.383, opgeheven.

Art. 80.In deel 2, titel 8, hoofdstuk 3, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 16 juni 2017, wordt afdeling 3, die bestaat uit artikels II.384 en II.385, opgeheven.

Art. 81.In deel 2, titel 8, hoofdstuk 3, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 16 juni 2017, wordt afdeling 4, die bestaat uit artikel II.386, opgeheven.

Art. 82.In deel 2, titel 8, hoofdstuk 3, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 16 juni 2017, wordt afdeling 5, die bestaat uit artikel II.387, opgeheven.

Art. 83.In deel 2, titel 8, hoofdstuk 3, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 19 juni 2015 en 16 juni 2017, wordt het opschrift van afdeling 6 vervangen door wat volgt : "Afdeling 6. Overgangsregeling naar aanleiding van de invoering van het nieuwe kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs".

Art. 84.In artikel II.387/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 19 juni 2015 en gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : "Als de geldigheid van de lopende accreditatietermijn van een opleiding aangeboden door een universiteit of hogeschool afloopt vóór de accreditatieorganisatie een besluit instellingsreview als vermeld in artikel II.170/7 van deze codex, heeft genomen voor de periode 2020-2024 voor de betreffende instelling, dan wordt de accreditatie van de opleiding verlengd met 6 jaar. Dit geldt niet voor : 1° de opleidingen die geaccrediteerd zijn conform artikel II.151, eerste lid; 2° de opleidingen waarvan de studieomvang uitgebreid is of die erkend zijn als onderzoeksmasters, conform hoofdstuk 9, afdeling 4; 3° de opleidingen die een positief accreditatiebesluit met beperkte geldigheidsduur hebben ontvangen."; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : "De opleidingen van bachelor in de verpleegkunde worden geacht geaccrediteerd te zijn tot en met het einde van het academiejaar 2021-2022.De eerstvolgende beoordeling en accreditatie verloopt volgens de procedure en regelgeving die van toepassing was voor 1 september 2019."; 3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : "De bachelor-na-bacheloropleidingen, vermeld in artikel II.102, § 5, van deze codex, worden geacht geaccrediteerd te zijn tot en met het einde van het academiejaar 2021-2022."; 4° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Opleidingen die reeds een procedure voor accreditatie of de voorgaande procedure voor de externe beoordeling zijn opgestart voor 1 september 2019, worden geaccrediteerd volgens de procedure en de regelgeving die van toepassing was voor 1 september 2019.".

Art. 85.In deel 2, titel 8, van dezelfde codex, wordt hoofdstuk 8, ingevoegd bij het decreet van 19 juni 2015, dat bestaat uit artikel II.393, opgeheven.

Art. 86.Aan artikel II.395 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "De toets nieuwe opleiding voor de omvorming van een bestaande hbo5-opleiding is kosteloos voor de hogescholen.".

Art. 87.Aan artikel III.119 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 19 december 2014, wordt een paragraaf 3/1 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 3/1. Het rapport van deze interne en externe kwaliteitszorg, vermeld in paragraaf 3, 2°, van hetzelfde artikel, is publiek en bevat een beoordeling van de onderwijskwaliteit van de door deze instituten of instellingen aangeboden opleidingen die leiden tot de titel van laureaat van een hoger instituut in de kunsten.".

Art. 88.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2019, met uitzondering van artikel 27, 10°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2018.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 18 mei 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS _______ Nota Zitting 2017-2018 Stukken : - Ontwerp van decreet : 1550 : Nr. 1. - Amendementen : 1550 - Nr. 2. - Verslag : 1550 - Nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1550 - Nr. 4.

Handelingen - Bespreking en aanneming : Vergadering van 9 mei 2018.

^