Etaamb.openjustice.be
Decreet van 18 oktober 2001
gepubliceerd op 09 juli 2002

Besluit 2001/549 van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de gezondheids- en de welzijnssector en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031287
pub.
09/07/2002
prom.
18/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/18/2002031287/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 OKTOBER 2001. - Besluit 2001/549 van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de gezondheids- en de welzijnssector en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling


Het College, Gelet op artikelen 138 en 178 van de Grondwet;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 1993 betreffende de erkenning en subsidiëring van de geïntegreerde gezondheidsverenigingen zoals gewijzigd door het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de gezondheids- en de welzijnssector;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 juli 1994 betreffende de erkenning en de subsidies van de centra voor gezinsplanning;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidies van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg zoals gewijzigd door het decreet van 12 juli 2001;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidies van de diensten actief op het gebied van druggebruik zoals gewijzigd door het decreet van 12 juli 2001;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 1995 betreffende de erkenning van bepaalde organismen voor socio-professionele inschakeling en de subsidiëring van hun beroepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en laaggeschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor socio-professionele inschakeling;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 1997 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning van subsidies aan de centra voor globale sociale actie zoals gewijzigd door het decreet van 12 juli 2001;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en de subsidiëring van de coördinatiecentra voor de thuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg zoals gewijzigd door het decreet van 12 juli 2001;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 mei 1999 betreffende de toekenning van de erkenning en van subsidies aan de opvangtehuizen zoals gewijzigd door het decreet van 12 juli 2001;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 mei 1999 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de gezondheids- en de welzijnssector;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 maart 1978 tot bepaling van de regels, voor het Brussels Gewest, voor de erkenning van de centra voor maatschappelijke dienstverlening en voor de toekenning van toelagen aan deze centra, gewijzigd door het decreet van 7 november 1997;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 maart 1995 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de centra voor gezinsplanning, gewijzigd door het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 14 december 2000;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende de toepassing van het decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg, gewijzigd door de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 april 1997 en 31 mei 2001;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende de toepassing van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten actief op het gebied van druggebruik, gewijzigd door de besluiten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 november 1997 en 24 juni 1999;

Gelet op het toepassingsbesluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 2 augustus 1996 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de erkenning en de subsidiëring van de organismen die in het raam van de gecoördineerde voorzieningen voor de socio-professionele inschakeling beroepsopleidingsactiviteiten uitoefenen;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 december 1997 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 11 december 1997 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten actief op het gebied van druggebruik;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 september 1998 betreffende de toepassing van het decreet van 7 november 1997 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning van subsidies aan de centra voor globale sociale actie;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 april 1999 betreffende de toepassing van het decreet van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en de subsidiëring van de coördinatiecentra voor de thuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 9 december 1999 tot vaststelling van de wijze van subsidiëring van de dagcentra en de onthaalcentra voor gehandicapten;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 februari 2000 betreffende de erkenning, de tegemoetkoming en de subsidiëring van erkende ondernemingen met aangepast werk;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 juli 2000 houdende toepassing van het decreet van 27 mei 1999 betreffende de toekenning van de erkenning en van subsidies aan de opvangtehuizen;

Gelet op het advies van de afdelingen « Ambulante diensten », « Huisvesting », « Thuishulp en thuisverpleging » en « Gehandicapten » van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid, verstrekt op 10 juli 2001;

Gelet op het advies van de organisaties die de werknemers en de werkgevers vertegenwoordigen in de Franstalige sector van de socio-professionele inschakeling, verenigd in paritair overleg, verstrekt op 9 juli 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 11 juli 2001;

Gelet op de instemming van het Lid van het College bevoegd voor Begroting, gegeven op 18 juli 2001;

Gelet op de beraadslaging van het College omtrent het verzoek om een advies van de Raad van State binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies 32.042/4 van de Raad van State, verstrekt op 3 oktober 2001, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van de Voorzitter van het College en na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens de artikelen 138 en 178 van de Grondwet.

Art. 2.In dit besluit moet worden verstaan onder : - « non-profit » decreet : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de gezondheids- en de welzijnssector; - decreet « medische huizen » : het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 1993 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de geïntegreerde gezondheidsverenigingen zoals gewijzigd door het « non-profit » decreet; - decreet « planning » : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 juli 1994 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de centra voor gezinsplanning; - decreet « geestelijke gezondheidszorg » : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg zoals gewijzigd door het « non-profit » decreet; - decreet « druggebruik » : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten actief op het gebied van druggebruik zoals gewijzigd door het « non-profit » decreet; - decreet « SPI » : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 1995 betreffende de erkenning van bepaalde organismen voor socio-professionele inschakeling en de subsidiëring van hun beroepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en laaggeschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor socio-professionele inschakeling; - decreet « CGSA » : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 november 1997 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning van subsidies aan de centra voor globale sociale actie zoals gewijzigd door het « non-profit » decreet; - decreet « coördinatie en palliatieve zorg » : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en de subsidiëring van de coördinatiecentra voor de thuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg zoals gewijzigd door het « non-profit » decreet; - decreet « gehandicapten » : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces; - decreet « opvangtehuizen » : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 mei 1999 betreffende de toekenning van de erkenning en van subsidies aan de opvangtehuizen zoals gewijzigd door het « non-profit » decreet; - decreet « thuishulp » : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 mei 1999 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp; - besluit « maatschappelijke dienstverlening » : het koninklijk besluit van 14 maart 1978 tot bepaling van de regels, voor het Brussels Gewest, voor de erkenning van de centra voor maatschappelijke dienstverlening en voor de toekenning van toelagen aan deze centra zoals gewijzigd; - besluit « planning » : het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 16 maart 1995 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de centra voor gezinsplanning zoals gewijzigd; - besluit « druggebruik » : het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende de toepassing van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten actief op het gebied van druggebruik zoals gewijzigd; - besluit « geestelijke gezondheidszorg » : het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 1996 betreffende de toepassing van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg zoals gewijzigd; - besluit « SPI » : het toepassingsbesluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 2 augustus 1996 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de erkenning en de subsidiëring van de organismen die in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor de socio-professionele inschakeling beroepsopleidingsactiviteiten uitoefenen; - besluit « CGSA » : het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 september 1998 betreffende de toepassing van het decreet van 7 november 1997 tot vaststelling van de regels voor de erkenning en de toekenning van subsidies aan de centra voor globale sociale actie; - besluit « coördinatie en palliatieve zorg » : het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 29 april 1999 betreffende de toepassing van het decreet van 4 maart 1999 houdende organisatie van de erkenning en de subsidiëring van de coördinatiecentra voor de thuisverzorging en thuishulp en van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg; - besluit « dagcentra en onthaalcentra » : het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 9 december 1999 tot vaststelling van de wijze van subsidiëring van de dagcentra en de onthaalcentra voor gehandicapten; - besluit « diensten voor begeleiding en diensten voor dovenvertolking » : het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking; - besluit « thuishulp » : het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp; - besluit « opvangtehuizen » : het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 20 juli 2000 houdende toepassing van het decreet van 27 mei 1999 betreffende de toekenning van de erkenning en van subsidies aan de opvangtehuizen;

Art. 3.In dit besluit moet worden verstaan onder : - College : het College van de Franse Gemeenschapscommissie; - Bestuur : de diensten van het College; - VTE : voltijds equivalent; - Medisch huis : geïntegreerde gezondheidsvereniging; - Organisme : organisme voor socio-professionele inschakeling; - Bijlage I NM, II NM, III NM, IV NM, V NM, VI NM : de alzo genummerde bijlagen van dit besluit; - HOBU : houder van een diploma van hoger onderwijs buiten de universiteit; - HSO : houder van een diploma van hoger secundair onderwijs; - LSO : houder van een diploma van lager secundair onderwijs; - 6B : werknemer die met vrucht het zesde jaar van het beroepssecundair onderwijs heeft voleindigd.

TITEL II. - Erkennings- en subsidiëringsnormen HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende de diensten actief op het gebied van druggebruik

Art. 4.Artikel 12 van het besluit « druggebruik » wordt vervangen door de volgende bepaling : « Elke verandering aan het maatschappelijk doel, de taken en de maatschappelijke zetels brengt een wijziging van de erkenning mee ».

Art. 5.Het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk 5 van het besluit « druggebruik » wordt als volgt gewijzigd : de woorden "veranderlijk gedeelte" worden vervangen door de woorden "aanvullende middelen".

Art. 6.Artikel 52 van het besluit « druggebruik » wordt vervangen door de volgende bepaling : « De aanvullende middelen bedoeld in artikel 31 van het decreet « druggebruik » in termen van VTE en werkingskosten worden als volgt berekend in functie van : 1. het aantal personen dat wordt opgevangen van 201 tot 500 + 0,5 VTE van 501 tot 1 000 + 1 VTE meer dan 1 000 + 1,5 VTE 2.het aantal activiteitenplaatsen twee activiteitenplaatsen + 0,5 VTE drie of meer activiteitenplaatsen + 1 VTE Wanneer het bijkomend personeel halftijds werkt in twee activiteitenplaatsen, heeft het recht op 100.003 BEF (2.479 euro) werkingskosten. Wanneer het bijkomend personeel halftijds werkt in drie of meer activiteitenplaatsen, heeft het recht op 200 005 BEF (4.958 euro) werkingskosten. Wanneer het bijkomend personeel voltijds werkt in twee activiteitenplaatsen, heeft het recht op 200 005 BEF (4.958 euro) werkingskosten. Wanneer het bijkomend personeel voltijds werkt in drie of meer activiteitenplaatsen, heeft het recht op 400 010 BEF (9.916 euro) werkingskosten. 3. de grootte van de financiële bijdragen vanwege andere instellingen Het ontbreken van financiële bijdragen vanwege andere instellingen geeft recht op 0,5 bijkomende VTE en 100 003 BEF (2.479 euro) werkingskosten. 4. de specificiteit van het project en van de doelgroep : - de 24 u./24 u. wachtdienst, de mobiliteit van het team, de uitoefening van taken in ziekenhuizen en gevangenissen geven recht op maximaal 2 bijkomende VTE en maximaal 1.199.991 BEF (29.747 euro) werkingskosten. - het gelijktijdig uitoefenen van meerdere taken en het totaal aantal VTE van de erkende diensten geven recht op 0,5 VTE bij 4 taken, 1 VTE bij 5 taken en 1,5 VTE bij 6 taken. Wanneer het team 2 à 3 VTE omvat, heeft het recht op 100 003 BEF (2.479 euro) bijkomende werkingskosten.

Wanneer het team meer dan 3 VTE omvat, heeft het recht op 200 005 BEF (4.958 euro) bijkomende werkingskosten.

Art. 7.Artikel 53 van het besluit « druggebruik » wordt vervangen door de volgende bepaling : "de bijkomende werkingskosten beschreven in artikel 52 worden geplafonneerd op 1 499 999 BEF (37.184 euro) per dienst".

Art. 8.Leden 2 en 3 van artikel 54 van het besluit « druggebruik » worden vervangen door de volgende bepaling : « Bij de eindberekening moet er een verantwoording van de inning en de bestemming van de ontvangsten van de dienst worden gevoegd ». HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de diensten voor geestelijke gezondheidszorg

Art. 9.Artikel 12 van het besluit « geestelijke gezondheidszorg » wordt vervangen door de volgende bepaling : « Elke verandering aan het maatschappelijk doel, de taken en de maatschappelijke zetels brengt een wijziging van de erkenning mee ».

Art. 10.Artikel 39 van het besluit « geestelijke gezondheidszorg » wordt vervangen door de volgende bepaling : « Er worden aan de dienst voorschotten op subsidies toegekend in functie van de raming van de bezetting van de posten die het voorgaande jaar zijn erkend en van de raming van de index bepaald door het planbureau, van de opleidingskosten en van de werkingskosten. Het saldo van de subsidie van een jaar wordt uitgekeerd vóór 1 oktober van het volgende jaar ».

Art. 11.Artikel 42 van het besluit « geestelijke gezondheidszorg » wordt vervangen door de volgende bepaling : « De eindberekening van de subsidie wordt jaarlijks opgemaakt op basis van de bewijsstukken die door de dienst zijn bezorgd. Bij de eindberekening moet de verantwoording van de inning en de bestemming van de ontvangsten van de dienst worden gevoegd ». HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de coördinatiecentra voor thuisverzorging en thuishulp

Art. 12.In artikel 30 van het besluit « coördinatie en palliatieve zorg » wordt tussen leden 2 en 3 een lid gevoegd, luidend als volgt : "Bij de eindberekening moet de verantwoording van de inning en de bestemming van de ontvangsten van het centrum worden gevoegd". HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende de diensten voor palliatieve zorg en nazorg

Art. 13.Artikel 32 van het besluit « coördinatie en palliatieve zorg » wordt vervangen door de volgende bepaling : « De ervaring op het vlak van palliatieve zorg en nazorg moet minimaal 2 jaar bedragen of ondersteund worden door een inschrijving voor een specifieke opleiding in palliatieve zorg en nazorg ».

Art. 14.Artikel 35 van het besluit « coördinatie en palliatieve zorg » wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het erkende en gesubsidieerde team is als volgt samengesteld : - voor categorie 1 : 0,25 universitair VTE en 0,5 secretariaats-VTE; - voor categorie 2 : 0,75 universitair VTE en 0,5 secretariaats-VTE; - voor categorie 3 : 0,5 universitair VTE en 1 HOBU-VTE; - voor categorie 4 : 1,5 HOBU-VTE en 0,5 secretariaats-VTE; - voor categorie 5 : 0,75 universitair VTE en 2,5 HOBU-VTE en 1 secretariaats-VTE. De bekwaamheden die in aanmerking worden genomen voor het personeel van het erkende team zijn deze bedoeld in bijlage III NM. De werkingskosten bedragen minimaal 403 399 BEF (10.000 euro) waarbij per bijkomende opdracht 302 549 BEF (7.500 euro) moet worden gevoegd. Een deel van de werkingskosten kan worden aangewend voor de kosten voor wachtdiensten ».

Art. 15.In artikel 36 van het besluit « coördinatie en palliatieve zorg » wordt tussen leden 2 en 3 een lid gevoegd, luidend als volgt : "Bij de eindberekening moet de verantwoording van de inning en de bestemming van de ontvangsten van de dienst worden gevoegd". HOOFDSTUK V. - Bepalingen betreffende de medische huizen Afdeling 1. - Erkenningsnormen

Art. 16.Overeenkomstig artikel 2, 2°, van het decreet « medische huizen », moet het onthaal minstens 38 uur per week worden verzekerd door bezoldigd personeel van het medische huis. De functie van gemeenschappelijke gezondheid moet halftijds worden verzekerd, hetzij door bezoldigd personeel van het medische huis, hetzij door hulp- of onafhankelijk personeel. De bekwaamheden die in aanmerking worden genomen voor het personeel van het erkende team zijn deze bedoeld in bijlage III NM Afdeling 2. - Erkenningsprocedure

Art. 17.De erkenningsaanvraag voor een medisch huis moet worden ingediend bij ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs afgegeven bij het bestuur. Om ontvankelijk te zijn, moet zij de documenten en gegevens bevatten bedoeld in bijlage VI NM.

Art. 18.Binnen twee maanden na ontvangst van de erkenningsaanvraag deelt het bestuur het medische huis zijn beslissing mee aangaande de aanvraag of, bij onvolledigheid van deze laatste, verzoekt het de aanvraag aan te vullen.

Art. 19.Als de aanvraag ontvankelijk is, onderzoekt het bestuur de erkenningsaanvraag en bezoekt het het medische huis om na te gaan of het beantwoordt aan de erkenningsvoorwaarden. De Minister legt de erkenningsaanvraag voor aan de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid, zoals opgericht bij decreet van de Raad van de Franse Gemeenschapscommissie van 5 juni 1997, hierna de Adviesraad genoemd, die een advies verstrekt binnen twee maanden nadat het dossier bij hem aanhangig werd gemaakt. Is deze termijn verstreken, dan wordt de procedure bij gebrek aan advies verder gezet.

Bij dringendheid kan de Minister een kortere termijn vaststellen.

Art. 20.Het College oordeelt over de erkenningsaanvraag en deelt zijn beslissing ten laatste twee maanden na het advies van de Adviesraad mee aan het medische huis.

Elke beslissing tot weigering wordt ten laatste twee maanden na het advies van de Adviesraad per aangetekend schrijven meegedeeld. Afdeling 3. - Vernieuwingsprocedure voor de erkenning

Art. 21.De vernieuwingsaanvraag moet ten laatste negen maanden voordat de lopende erkenning verstrijkt, bij ter post aangetekend schrijven ingediend of tegen ontvangstbewijs afgegeven worden bij het bestuur. Zij gaat vergezeld van in bijlage VI NM bedoelde documenten en gegevens die wijzigingen hebben ondergaan. Het medische huis behoudt zijn erkenning tot er wordt geoordeeld over de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning op grond van de procedure bepaald in de hierboven vermelde artikelen. Afdeling 4. - Procedure tot wijziging, opschorting en intrekking van

de erkenning

Art. 22.Elke verandering aan het maatschappelijk doel, de taken en de maatschappelijke zetels brengt een wijziging van de erkenning mee.

Elke aanvraag tot wijziging van de erkenning verduidelijkt en motiveert het voorwerp van de wijziging. Het bestuur stelt het medische huis op de hoogte van de gegevens die nodig zijn om de aanvraag tot wijziging van de erkenning te onderzoeken op grond van de in afdeling 3 van dit hoofdstuk bedoelde regels die gelden voor de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning.

Art. 23.Als een bepaling van het decreet « medische huizen » of van dit besluit niet meer wordt nageleefd, stuurt het bestuur het medische huis een met redenen omkleed aangetekend schrijven toe, waarin het erop aandringt dat het medische huis zich binnen een termijn van twee maanden in regel stelt. Als na het verstrijken van deze termijn de toestand niet geregulariseerd is, dan stelt het bestuur aan de Minister voor de erkenning op te schorten, aan te passen of in te trekken.

Art. 24.De Minister stelt het medische huis er bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs van op de hoogte dat er een procedure loopt tot wijziging, opschorting of intrekking van de erkenning. Vanaf de dag van deze bekendmaking beschikt het medische huis over een termijn van dertig dagen om bij de Minister een verantwoordingsnota in te dienen. Deze stuurt ze door naar de Adviesraad.

Van zodra de Adviesraad de verantwoordingsnota heeft ontvangen, kan een afgevaardigde van het medische huis, indien hij daarom verzoekt, door de Raad gehoord worden. De Adviesraad stelt de datum en het tijdstip van de hoorzitting vast en brengt het medische huis hiervan bij ter post aangetekend schrijven op de hoogte. De persoon die door het medische huis als vertegenwoordiger is aangesteld, mag zich door een tweede persoon laten vergezellen. De Adviesraad maakt zijn advies aan de Minister bekend binnen drie maanden nadat het dossier aanhangig is gemaakt.

Art. 25.De beslissing van het College tot wijziging, opschorting of intrekking van de erkenning wordt aan het medische huis bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs bekendgemaakt. De beslissing tot opschorting, wijziging of intrekking van de erkenning brengt met zich dat de subsidies aan het medische huis worden opgeschort, aangepast of ingetrokken ten laatste drie maanden na de dag waarop de beslissing werd bekendgemaakt. Het medische huis is verplicht de beslissing tot opschorting, wijziging of intrekking van de erkenning, door elk nuttig middel, van zodra deze werd bekendgemaakt, mee te delen aan de begunstigden of hun wettelijke vertegenwoordigers, aan het personeel en aan al wie het aanbelangt. Afdeling 5. - Subsidiëringsnormen

Art. 26.De gesubsidieerde personeelsformatie wordt als volgt vastgesteld : - 1 VTE voor de onthaalfunctie; - 0,2 VTE of 300 uren per jaar voor de functie van gemeenschappelijke gezondheid.

Het personeel dat op 1 januari 2002 in functie is en niet beschikt over de in bijlage III NM bedoelde bekwaamheden blijft subsidieerbaar in de functie die het op die datum bekleedde.

Art. 27.De subsidie betreffende de werkingskosten wordt geplafonneerd op 326 753 BEF. (8.100 euro ).

Art. 28.Er worden aan het medische huis voorschotten op subsidies toegekend in functie van de raming van de bezetting van de posten die het voorgaande jaar zijn erkend en van de raming van de index bepaald door het planbureau, van de opleidingskosten en van de werkingskosten.

Het « hulp- of onafhankelijk » uur mag niet meer bedragen dan 1.008 BEF (25 euro).

De voorschotten worden driemaandelijks uitgekeerd. Het eerste vierde van de subsidie wordt uitgekeerd uiterlijk op 15 februari, het tweede vierde uiterlijk op 15 mei, het derde vierde uiterlijk op 15 augustus en één vijfde van de subsidie uiterlijk op 15 november. Het saldo van de subsidie van een jaar wordt uitgekeerd vóór 1 oktober van het volgende jaar voorzover de bewijsstukken, de rekeningen en balansen en het activiteitenverslag uiterlijk op 31 maart zijn afgegeven. Het erkende medische huis is onderworpen aan de controle van het bestuur. Afdeling 6. - Voorwaarden en wijze van erkenning en subsidiëring van

de coördinatie-instellingen van de medische huizen

Art. 29.Het College erkent de coördinatie-instellingen van de medische huizen en kent hen een subsidie toe die verschilt naargelang het aantal erkende medische huizen die lid zijn van de coördinatie-instelling.

De geïndexeerde jaarlijkse subsidie bedraagt : - 1 551 069 BEF (38.450 euro ) wanneer er minstens 12 medische huizen die erkend zijn door de Franse Gemeenschapscommissie aangesloten zijn; - 3 100 121 BEF (76.850 euro ) wanneer er minstens 18 medische huizen die erkend zijn door de Franse Gemeenschapscommissie aangesloten zijn.

Art. 30.De subsidie dekt een deel van de algemene werkingskosten, met inbegrip van de kosten voor de taken inzake administratief en boekhoudkundig beheer, en een deel van de loonkosten van het personeel, met inbegrip van de sociale lasten. Ten minste 60 % van de subsidie moet worden aangewend voor loonkosten.

Art. 31.De coördinatie-instelling van de medische huizen ontvangt driemaandelijkse voorschotten zoals beschreven in artikel 28, tweede lid.

Art. 32.De coördinatie-instelling van de medische huizen verstrekt bij haar erkenningsaanvraag een lijst met haar leden alsook een uiteenzetting van haar doelstellingen en de wijze waarop ze worden gerealiseerd. Het medische huis kan slechts aangesloten zijn bij één coördinatie-instelling waarvan de erkenning wordt toegekend voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

Art. 33.De erkenningsprocedure van de coördinatie-instellingen van de medische huizen is identiek aan de procedure bedoeld in de artikelen 17 tot 25. HOOFDSTUK VI. - Bepalingen betreffende de teleonthaalcentra Afdeling 1. - Erkenningsnormen

Art. 34.Het centrum moet minstens over twintig vrijwillige telefonische hulpverleners beschikken.

Art. 35.Het jaarlijkse activiteitenverslag omvat minstens een statistische analyse van het aantal oproepen dat het centrum gedurende het jaar heeft ontvangen, de aanwerving van de vrijwillige medewerkers en stagiairs, de opleidingen, de vergaderingen van het team, de vergaderingen met de telefonische hulpverleners, de beschrijving van de methode die gebruikt wordt om de activiteit van het centrum te bevorderen en de evaluatie van de toepassing van het handvest. Afdeling 2. - Erkenningsprocedure

Art. 36.De erkenningsaanvraag van een centrum moet worden ingediend bij ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs afgegeven bij het bestuur. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag de documenten en gegevens bevatten bedoeld in bijlage VI NM.

Art. 37.Binnen twee maanden na ontvangst van de erkenningsaanvraag deelt het bestuur het centrum zijn beslissing mee aangaande de aanvraag of, bij onvolledigheid van deze laatste, verzoekt het de aanvraag aan te vullen.

Art. 38.Als de aanvraag ontvankelijk is, onderzoekt het bestuur de erkenningsaanvraag en bezoekt het het centrum om na te gaan of het beantwoordt aan de erkenningsvoorwaarden. De Minister legt de erkenningsaanvraag voor aan de Adviesraad die een advies verstrekt binnen twee maanden nadat het dossier bij hem aanhangig werd gemaakt.

Is deze termijn verstreken, dan wordt de procedure bij gebrek aan advies verder gezet. Bij dringendheid kan de Minister een kortere termijn vaststellen.

Art. 39.Het College oordeelt over de erkenningsaanvraag en deelt zijn beslissing ten laatste twee maanden na het advies van de Adviesraad mee aan het centrum. Elke beslissing tot weigering wordt ten laatste twee maanden na het advies van de Adviesraad per aangetekend schrijven meegedeeld. Afdeling 3. - Vernieuwingsprocedure voor de erkenning

Art. 40.De vernieuwingsaanvraag moet ten laatste negen maanden voordat de lopende erkenning verstrijkt, bij ter post aangetekend schrijven ingediend of tegen ontvangstbewijs afgegeven worden bij het bestuur. Zij gaat vergezeld van in bijlage VI NM bedoelde documenten en gegevens die wijzigingen hebben ondergaan. Het centrum behoudt zijn erkenning tot er wordt geoordeeld over de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning op grond van de procedure bepaald in de hierboven vermelde artikelen. Afdeling 4. - Procedure tot opschorting, wijziging en intrekking van

de erkenning

Art. 41.Elke verandering aan het maatschappelijk doel, de taken en de maatschappelijke zetels brengt een wijziging van de erkenning mee.

Elke aanvraag tot wijziging van de erkenning verduidelijkt en motiveert het voorwerp van de wijziging. Het bestuur stelt het centrum op de hoogte van de gegevens die nodig zijn om de aanvraag tot wijziging van de erkenning te onderzoeken op grond van de in afdeling 3 van dit hoofdstuk bedoelde regels die gelden voor de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning.

Art. 42.Als een bepaling van hoofdstuk VII van het « non-profit » decreet of van dit besluit niet meer wordt nageleefd, stuurt het bestuur het centrum een met redenen omkleed aangetekend schrijven toe, waarin het erop aandringt dat het centrum zich binnen een termijn van twee maanden in regel stelt. Als na het verstrijken van deze termijn de toestand niet geregulariseerd is, dan stelt het bestuur aan de Minister voor de erkenning op te schorten, te wijzigen of in te trekken.

Art. 43.De Minister stelt het centrum er bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs van op de hoogte dat er een procedure loopt tot intrekking, opschorting of wijziging van de erkenning. Vanaf de dag van deze bekendmaking beschikt het centrum over een termijn van dertig dagen om bij de Minister een verantwoordingsnota in te dienen. Deze stuurt ze door naar de Adviesraad.

Van zodra de Adviesraad de verantwoordingsnota heeft ontvangen, kan een afgevaardigde van het centrum, indien hij daarom verzoekt, door de Raad gehoord worden. De Adviesraad stelt de datum en het tijdstip van de hoorzitting vast en brengt het centrum hiervan bij ter post aangetekend schrijven op de hoogte. De persoon die door het centrum als vertegenwoordiger is aangesteld, mag zich door een tweede persoon laten vergezellen. De Adviesraad maakt zijn advies aan de Minister bekend binnen drie maanden nadat het dossier aanhangig is gemaakt.

Art. 44.De beslissing van het College tot wijziging, opschorting of intrekking van de erkenning wordt aan het centrum bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs bekendgemaakt.

De beslissing tot wijziging, opschorting of intrekking van de erkenning brengt met zich dat de subsidies aan het centrum worden gewijzigd, opgeschort of ingetrokken ten laatste drie maanden na de dag waarop de beslissing werd bekendgemaakt. Het centrum is verplicht de beslissing tot wijziging, opschorting of intrekking van de erkenning, door elk nuttig middel, van zodra deze werd bekendgemaakt, mee te delen aan de begunstigden of hun wettelijke vertegenwoordigers, aan het personeel en aan al wie het aanbelangt. Afdeling 5. - Subsidiëringsnormen

Art. 45.§ 1. De subsidie voor personeelskosten dekt de loonkosten van : - 3 VTE waaronder een directeur, een verantwoordelijke voor de opleiding, en een secretaris wanneer het centrum meer dan 60 vrijwillige medewerkers telt; - 1,5 VTE waaronder een verantwoordelijke voor de opleiding en een secretaris wanneer het centrum 40 tot 60 vrijwillige medewerkers telt; - 0,5 VTE verantwoordelijk voor de opleiding wanneer het centrum minder dan 40 vrijwillige medewerkers telt. § 2 De vereiste bekwaamheden voor dit personeel zijn deze bedoeld in bijlage III NM. § 3 De subsidie voor de werkings- en uitrustingskosten, voor de opleidings- en aanwervingskosten van de vrijwilligers en voor de kosten ter bevordering van de dienst bedragen : - 999 986 BEF (24.789 euro) voor het centrum dat meer dan 60 vrijwillige medewerkers telt; - 449 992 BEF (11.155 euro) voor het centrum dat 40 tot 60 vrijwillige medewerkers telt; - 249 986 BEF (6.197 euro) voor het centrum dat minder dan 40 vrijwillige medewerkers telt.

Art. 46.De bedragen bedoeld in artikel 45, § 3 kunnen worden verhoogd op basis van : 1° het aantal telefonische oproepen : - 15.00 tot 25 000 oproepen : 500 013 BEF (12.395 euro); - 25 000 tot 40 000 oproepen : 1 499 999 BEF (37.184 euro); - meer dan 40 000 oproepen : 2 999 998 BEF (74.368 euro). 2° het aantal vrijwillige medewerkers : - 60 tot 80 vrijwillige medewerkers : 999 986 BEF (24.789 euro); - meer dan 80 vrijwillige medewerkers : 1 499 999 BEF (37.184 euro).

Deze bedragen kunnen worden aangewend voor bijkomende werkings- of personeelskosten.

Art. 47.Het centrum dat 24 u./24 u. een telefonisch onthaal door zijn vrijwilligers organiseert, ontvangt een geïndexeerde enveloppe van 2 000 000 BEF (49.578,70 euro) die bestemd is om de door dit uurrooster veroorzaakte bijkomende personeels- en werkingskosten die niet bedoeld zijn in de artikelen 45 en 46 te dekken.

Art. 48.Het centrum ontvangt driemaandelijkse voorschotten. Deze voorschotten op subsidies worden aan het centrum toegekend in functie van de raming van de bezetting van de posten die het voorgaande jaar zijn erkend en van de raming van de index bepaald door het planbureau, van de opleidingskosten en van de werkingskosten.

De voorschotten worden driemaandelijks uitgekeerd. Het eerste vierde van de subsidie wordt uitgekeerd uiterlijk op 15 februari, het tweede vierde uiterlijk op 15 mei, het derde vierde uiterlijk op 15 augustus en een vijfde van de subsidie uiterlijk op 15 november. het saldo van de subsidie van een jaar wordt uitgekeerd vóór 1 oktober van het volgende jaar voorzover de bewijsstukken, de rekeningen en balansen en het activiteitenverslag uiterlijk op 31 maart zijn afgegeven. Het erkende centrum is onderworpen aan de controle van het bestuur. HOOFDSTUK VII. - Bepalingen betreffende de organismen voor socio-professionele inschakeling Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 49.Om te worden erkend en onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen voorzien in artikel 6 van het decreet « SPI », moet het organisme op basis van een overeenkomst met het Franstalig Brussels Instituut voor Beroepsopleiding, hierna « Bruxelles Formation » genoemd : - operaties hebben georganiseerd inzake kwalificerende beroepsopleiding, kwalificerende beroepsopleiding door middel van alternerend werken en leren, kwalificerende basis vooropleiding en alfabetiseringsopleiding zoals beschreven in § 3 tot 5 van het artikel 5 van het decreet « SPI » voor een minimaal volume van 9.600 uren, sedert minstens één jaar; - operaties hebben georganiseerd inzake opleiding door tewerkstelling zoals beschreven in § 6 van artikel 5 van het decreet « SPI » voor een minimumaantal van 12 stagiairs, sedert minstens één jaar. De organisatie van deze operaties geeft recht op de subsidiëring in de hoedanigheid van opleidingsatelier door tewerkstelling.

Deze acties moeten worden goed bevonden door « Bruxelles Formation ».

Art. 50.Om te worden erkend en onverminderd de bepalingen voorzien in artikel 6 van het decreet « SPI », moeten de « Missions locales », op basis van het bestek van de « Missions locales » en in het raam van de partnerschapovereenkomsten met « Bruxelles Formation », instaan voor de organisatie van plaatselijke coördinatie- en overlegoperaties (overleg met de plaatselijke verstrekkers van opleidingen, coördinatie tussen de opleidingstrajecten, kennismaking met beroepen en beroepskeuze gericht op de lokale doelgroep) zoals beschreven in § 7 tot 9 van artikel 5 van het decreet « SPI ». Afdeling 2. - Erkenningsprocedure

Art. 51.De erkenningsaanvraag wordt ingediend bij ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs afgegeven bij het bestuur. De beschrijving van de materiële middelen en de mankracht bedoeld in artikel 7 van het decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van bepaalde organismen voor socio-professionele inschakeling en de subsidiëring van hun beroepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en laaggeschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor socio-professionele inschakeling omvat : - een activiteitenverslag, - een balans en een inkomsten- en uitgavenrekening van het vorige boekjaar, - een verwachte begroting voor de betrokken activiteiten van het lopende jaar, - een staat van het personeel dat in het organisme tewerkgesteld is met vermelding van de wedden en de beroepsbekwaamheden, - een staat van de partnerschapovereenkomsten met « Bruxelles Formation » die de aanvraag rechtvaardigen.

Binnen twee maanden na ontvangst van de erkenningsaanvraag deelt het bestuur het organisme zijn beslissing mee aangaande de aanvraag of, bij onvolledigheid van deze laatste, verzoekt het de aanvraag aan te vullen.

Art. 52.§ 1. Als de aanvraag ontvankelijk is, onderzoekt het bestuur de erkenningsaanvraag en doet het de Minister een voorstel over de erkenning dat eventueel geschikt is voor één of meerdere labels zoals bedoeld in artikel 9 van het decreet « SPI ». De Minister wint vervolgens het advies in van de Adviescommissie Tewerkstelling-Opleiding-Onderwijs en van het Beheerscomité van « Bruxelles Formation ». Wanneer er binnen een maand na het verzoek om advies geen met redenen omkleed advies is uitgebracht, wordt dit voorstel geacht een gunstig advies te hebben meegekregen. Geen enkele aanvraag om advies kan worden ingediend tijdens de maanden juli en augustus. § 2. Het College doet uitspraak over het erkenningsvoorstel en specificeert eventueel het of de aan het organisme toegekende labels.

De beslissing wordt met redenen omkleed. De beslissing wordt betekend per aangetekende zending aan het organisme, ten laatste twee maanden nadat het advies van de Adviescommissie Tewerkstelling-Opleiding-Onderwijs en van het Beheerscomité van « Bruxelles Formation » verkregen werd. Afdeling 3. - Vernieuwingsprocedure voor de erkenning

Art. 53.De vernieuwingsaanvraag van de erkenning moet bij het bestuur worden ingediend ten vroegste 12 maanden en ten laatste 6 maanden voordat de lopende erkenning verstrijkt, bij ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs, volgens dezelfde modaliteiten als deze van de erkenning. het organisme behoudt zijn erkenning tot er wordt geoordeeld over de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning op grond van de procedure bepaald in de artikelen 51 en 52. Afdeling 4. - Subsidiëringsnormen

Art. 54.§ 1. Het College financiert het pedagogisch personeel en het personeel voor de pedagogische coördinatie waarvan de beroepsbekwaamheden bedoeld zijn in bijlage III NM. Het door het College gesubsidieerde basisteam voor de erkende organismen wordt bepaald in functie van het activiteitenvolume van het organisme berekend op het gemiddelde van de laatste drie jaar en omvat de volgende posten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Behoudens wijziging van de beslissing tot erkenning van het betrokken organisme in functie van de bepalingen van artikel 11 van het decreet « SPI », blijft het organisme in dezelfde subsidiëringscategorie voor de volledige duur van de aan het organisme toegekende erkenning. Er wordt geen enkele categoriewijziging voorgesteld zolang het activiteitenvolume van het organisme geen wijziging kent van meer dan 10 % (in stijgende of dalende lijn). In geval van overgang naar een lagere categorie treedt de wijziging van de financiering van het organisme slechts in werking 6 maanden na kennisgeving van de beslissing. Elke wijziging inzake de bestemming van een gesubsidieerde arbeidspost dient onmiddellijk betekend te worden aan het bestuur. § 2. Er worden forfaitaire werkingskosten toegekend aan de erkende organismen. Zij worden aangepast in functie van de categorie waarin ze erkend zijn.

Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd en worden als volgt vastgelegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. De in de vorige paragrafen bepaalde subsidies worden uitbetaald door middel van driemaandelijkse voorschotten. Het eerste vierde van de subsidie wordt uitgekeerd uiterlijk op 15 februari, het tweede vierde uiterlijk op 15 mei, het derde vierde uiterlijk op 15 augustus en een vijfde van de subsidie uiterlijk op 15 november. Het saldo van de subsidie van een jaar wordt uitgekeerd vóór 31 oktober van het volgende jaar voorzover de bewijsstukken, de rekeningen en de balansen en het activiteitenverslag uiterlijk op 31 maart zijn afgegeven. Afdeling 5. - Administratieve, budgettaire en pedagogische controle

Art. 55.De in artikel 6, 5° van het decreet « SPI » bedoelde administratieve, budgettaire en pedagogische controle wordt in overleg verzekerd, en door elkeen voor wat hem aanbelangt, door het bestuur en de diensten van « Bruxelles Formation ».

TITEL III. - Harmonisering van de barema's, van de berekeningswijze van de werkgeverslasten en andere voordelen alsook van de berekening van de anciënniteit HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende de centra voor globale sociale actie

Art. 56.Artikel 7 van het besluit "CGSA" wordt vervangen door de volgende bepaling : « De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team wordt berekend op basis van de in bijlage I NM bepaalde barema's en omvat de werkgeverslasten en andere voordelen bedoeld in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddeschalen per functie worden bepaald in bijlage II NM en de gesubsidieerde functies zijn bepaald in bijlage III NM ». HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de opvangtehuizen

Art. 57.In artikel 39, 1°, van het besluit "opvangtehuizen" worden na de woorden "opvoeders" en "opvoeder" de woorden "A1 of A2" vervangen door de woorden "van klasse 1".

In punt 3° van hetzelfde artikel worden na de woorden « opvoeder" de woorden "A1 of A2" geschrapt.

Een punt 4°, als volgt opgesteld, wordt in fine toegevoegd aan hetzelfde artikel : "het tehuis mag niet over meer dan een derde opvoeders klasse 4 beschikken".

Art. 58.Artikel 47 van het besluit "opvangtehuizen" wordt vervangen door de volgende bepaling : « De subsidie van de personeelskosten van het gesubsidieerde team wordt berekend op basis van de in bijlage I NM bepaalde barema's. Zij omvat de werkgeverslasten en andere voordelen bepaald in bijlage V NM op basis van de in bijlage IV NM bepaalde anciënniteit. De weddenschalen per functie worden bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies worden bepaald in bijlage III NM ».

Art. 59.Bijlage 6 van het besluit "opvangtehuizen" wordt vervangen door bijlage III NM. HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de centra voor gezinsplanning

Art. 60.Artikel 26, 1°, eerste lid van het besluit "planning" wordt vervangen door de volgende bepaling : « De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team wordt berekend op basis van de in bijlage I NM bepaalde barema's en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de in bijlage IV NM bepaalde anciënniteit. De weddenschalen per functie worden bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies worden bepaald in bijlage III NM ». HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende de diensten voor thuishulp

Art. 61.Artikel 27 van het besluit "thuishulp" wordt vervangen door de volgende bepalingen : « 1. De subsidie voor de activiteiten van de gezins- en bejaardenhelpers omvat : 1° a) Een forfaitair bedrag per uur gepresteerd als interventie binnen de loon- en werkingskosten van de gezins- en bejaardenhelpers.De uurbijdrage van de begunstigde wordt van dit bedrag afgetrokken. b) Voor de verdeling van maaltijden aan huis wordt enkel een forfaitair bedrag van 50 BEF (1,23 euro) per gepresteerd uur afgetrokken van het forfaitair bedrag bepaald in punt a).De prestatie voorzien voor de verdeling van maaltijden mag niet langer duren dan 4 uren per dag; 2° Een forfaitair bedrag per uur gepresteerd als interventie binnen de loonkosten van het administratief personeel;3° Een forfaitair bedrag per uur gepresteerd als interventie binnen de werkingskosten voor prestaties bij de begunstigde thuis;4° Een forfaitair bedrag per prestatie als interventie binnen de loonkosten van de dienstverantwoordelijke en van de teamverantwoordelijken;5° Een forfaitair bedrag voor een VTE als interventie binnen de loonkosten voor het directiepersoneel wanneer de dienst meer dan 100 VTE-helpers telt. Een bijkomend forfaitair bedrag voor de uren gepresteerd op zaterdag, op zondag en op wettelijke feestdagen of 's morgens vóór 7 uur en 's avonds na 18 uur.

Een bijkomend forfaitair bedrag per prestatie als interventie binnen de loonkosten van de dienstverantwoordelijke en van de teamverantwoordelijken voor prestaties op zaterdag, op zondag en op wettelijke feestdagen of 's morgens vóór 7 uur en 's avonds na 18 uur voorzover deze prestaties minstens 4 % van het totale uurvolume bij de begunstigde thuis in beslag nemen.

De voormelde forfaitaire bedragen zijn terug te vinden in bijlage I NM ».

Art. 62.De § 2 en 3 van artikel 28 van hetzelfde besluit worden vervangen door de volgende bepalingen : « 2. De subsidie voor de activiteiten van huishoudhelpers omvat : 1° a) Een forfaitair bedrag per uur gepresteerd als interventie binnen de loon- en werkingskosten van de huishoudhelpers.De uurbijdrage van de begunstigde wordt van dit bedrag afgetrokken. b) Voor de verdeling van maaltijden aan huis wordt enkel een forfaitair bedrag van 50 BEF (1,23 euro) per gepresteerd uur afgetrokken van het forfaitair bedrag bepaald in punt a).De prestatie voorzien voor de verdeling van maaltijden mag niet langer duren dan 4 uren per dag; 2° Een forfaitair bedrag per uur gepresteerd als interventie binnen de loonkosten van het administratief personeel;3° Een forfaitair bedrag per prestatie als interventie binnen de loonkosten van de dienstverantwoordelijke en van de teamverantwoordelijken; § 3. Een bijkomend forfaitair bedrag voor de uren gepresteerd op zaterdag, op zondag en op wettelijke feestdagen. Dit bedrag wordt enkel toegekend voor de verdeling van maaltijden.

De voormelde forfaitaire bedragen zijn vastgelegd in bijlage I NM ».

Art. 63.Artikel 33 van het besluit "thuishulp" wordt vervangen door de volgende bepalingen : « De forfaitaire bedragen bepaald in bijlage i nm zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij het indexcijfer van de consumptieprijzen wordt gekoppeld aan de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist. Zij worden beschouwd als zijnde in overeenstemming met het spilindexcijfer 102,02.

Iedere maal dat het gemiddelde van de viermaandelijkse indexen van de consumptieprijzen van twee opeenvolgende maanden een van de spilindexen bereikt of er op teruggebracht wordt, worden de forfaitaire bedragen berekend door de coëfficiënt 1,02n erop toe te passen, waarin n de rang van bereikte spilindex vertegenwoordigt. de bedragen zullen altijd worden aangepast bij het begin van het trimester.« HOOFDSTUK V. - Bepalingen betreffende de diensten actief op het gebied van druggebruik

Art. 64.Artikel 50 van het besluit "druggebruik" wordt vervangen door de volgende bepaling : "De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team wordt berekend op basis van de in bijlage I NM bepaalde barema's en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddeschalen per functie worden bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies zijn bepaald in bijlage III NM ». HOOFDSTUK VI. - Bepalingen betreffende de diensten voor geestelijke gezondheidszorg

Art. 65.In afdeling 1 van het hoofdstuk IV van het besluit "geestelijke gezondheidszorg" worden de woorden "voor-enveloppe" vervangen door de woorden "van de subsidie".

Art. 66.In afdeling 2 van hoofdstuk IV van het besluit "geestelijke gezondheidszorg" worden de woorden "van de subsidie " vervangen door de woorden "van de subsidieberekening".

Art. 67.Artikel 40 van het besluit "geestelijke gezondheidszorg" wordt vervangen door de volgende bepaling : "De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team wordt berekend op basis van de in bijlage I NM bepaalde barema's en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddenschalen per functie worden bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies worden bepaald in bijlage III NM".

Art. 68.In artikel 41 van het besluit "geestelijke gezondheidszorg" worden de woorden "van de voor-enveloppe en" geschrapt.

Art. 69.In artikel 47 van het besluit "geestelijke gezondheidszorg" worden de woorden "in de artikelen 36 en 42" vervangen door de woorden "in artikel 39". HOOFDSTUK VII. - Bepalingen betreffende de coördinatiecentra voor de thuisverzorging en thuishulp

Art. 70.Artikel 27 van het besluit "coördinatie en palliatieve zorg" wordt vervangen door de volgende bepaling : "De subsidie voor de personeelskosten van het erkend team wordt berekend op basis van de barema's bepaald in bijlage I NM en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddeschalen per functie worden bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies zijn bepaald in bijlage III NM". HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen betreffende de diensten voor palliatieve zorg en nazorg

Art. 71.In het besluit "coördinatie en palliatieve zorg" wordt een artikel 35bis ingevoegd, luidend als volgt : "De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team wordt berekend op basis van de barema's bepaald in bijlage I NM en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddenschalen per functie worden bepaald in bijlage II NM. HOOFDSTUK IX. - Bepalingen betreffende de medische huizen

Art. 72.De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team bedoeld in artikel 26 wordt berekend op basis van de barema's bepaald in bijlage I NM en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddenschalen per functie worden bepaald in bijlage II NM. HOOFDSTUK X. - Bepalingen betreffende de teleonthaalcentra

Art. 73.De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team bedoeld in artikel 45, § 1 wordt berekend op basis van de barema's bepaald in bijlage I NM en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddeschalen per functie zijn bepaald in bijlage II NM. HOOFDSTUK XI. - Bepalingen betreffende de organismen voor socio-professionele inschakeling

Art. 74.De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team bedoeld in artikel 54, § 1 wordt berekend op basis van de barema's bepaald in bijlage I NM en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddeschalen per functie zijn bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies zijn bepaald in bijlage III NM. HOOFDSTUK XII. - Bepalingen betreffende de dagcentra en de onthaalcentra

Art. 75.Artikel 1, § 5, 1° van het besluit "dagcentra en onthaalcentra" wordt vervangen door de volgende bepaling : "De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team wordt berekend op basis van de barema's bepaald in bijlage I NM en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddeschalen per functie zijn bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies zijn bepaald in bijlage III NM".

Art. 76.Artikel 4, tweede lid van het besluit "dagcentra en onthaalcentra" wordt opgeheven.

Art. 77.De bijlagen 1 en 5 van het besluit "dagcentra en onthaalcentra" worden opgeheven. HOOFDSTUK XIII. - Bepalingen betreffende de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking

Art. 78.Artikel 26, § 2 van het besluit "diensten voor begeleiding en diensten voor dovenvertolking" wordt vervangen door de volgende bepaling : « Vanaf categorie 2 kan, binnen de grenzen van de bovengenoemde normen, de tenlasteneming van een halftijdse directeur in aanmerking worden genomen ».

Art. 79.Artikel 26, § 3 van het besluit "diensten voor begeleiding en diensten voor dovenvertolking" wordt vervangen door de volgende bepaling : « De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team wordt berekend op basis van de barema's bepaald in bijlage I NM en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddeschalen per functie zijn bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies zijn bepaald in bijlage III NM ».

Art. 80.In artikel 29, lid 1, 1° van het besluit "diensten voor begeleiding en diensten voor dovenvertolking" worden de woorden « op basis van de in bijlage 1 opgenomen barema's » en « op basis van het in bijlage 1 opgenomen barema 23 » alsook de laatste zin geschrapt.

Art. 81.Artikel 50, leden 2 tot 4 van het besluit "diensten voor begeleiding en diensten voor dovenvertolking" wordt vervangen door de volgende bepaling : « De subsidie voor de personeelskosten van het erkende team wordt berekend op basis van de barema's bepaald in bijlage I NM en houdt de werkgeverslasten en andere voordelen in bepaald in bijlage V NM op basis van de anciënniteit bepaald in bijlage IV NM. De weddenschalen per functie zijn bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies zijn bepaald in bijlage III NM ».

Art. 82.Artikel 26, § 1 van het besluit "diensten voor begeleiding en diensten voor dovenvertolking" wordt opgeheven.

Art. 83.De bijlagen 1 en 2 van het besluit "diensten voor begeleiding en diensten voor dovenvertolking" zijn opgeheven.

TITEL IV. - Arbeidsduurvermindering en compenserende aanwerving HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 84.§ 1 De arbeidsduur die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de subsidies voor de bezoldiging en compenserende aanwerving wordt bepaald op 38 uur per week voor 1 VTE, behalve de specifieke sectorale bepalingen. § 2 Vanaf 1 januari 2001 wordt de arbeidsduur bedoeld in § 1 voor werknemers van 55 jaar en ouder verminderd tot 32 uur per week voor 1 voltijdse baan.

Vanaf 1 januari 2002 wordt de arbeidsduur bedoeld in § 1 voor werknemers tussen 50 en 54 jaar verminderd tot 34 uur per week voor 1 voltijdse baan.

Vanaf 1 januari 2003 wordt de arbeidsduur bedoeld in § 1 voor werknemers tussen 45 en 49 jaar verminderd tot 36 uur per week voor een voltijdse baan. § 3 De werknemers bedoeld in § 2 die deeltijds werken, genieten van de maatregelen bedoeld in § 2 naar evenredigheid van hun prestaties.

Art. 85.§ 1 Het bestuur bepaalt vóór 31 januari van elk jaar het aantal uren inzake arbeidsduurvermindering die jaarlijks worden toegekend voor alle sectoren, uitgezonderd de sector voor thuishulp in functie van de leeftijd die de werknemers bereikt hebben op 31 december van het voorgaande jaar. § 2 Een subsidie berekend door het aantal uren bedoeld in § 1 met een geïndexeerd uurloon van 800 BEF (19,83 euro) te vermenigvuldigen, wordt toegekend om tot een compenserende aanwerving volgend op de arbeidsduurvermindering te komen. § 3 Deze subsidie wordt ten laatste op 31 maart van elk jaar uitbetaald door de sociale partners van elke betrokken sector aan de daartoe aangestelde sociale fondsen. Deze laatste beheren de verdeling van de banen en van de financiële middelen bedoeld in § 2 tussen de centra, de diensten, de organismen en de tehuizen erkend volgens de voorwaarden vastgelegd in een overeenkomst met het College. § 4 De werknemers die genieten van een arbeidsduurvermindering krachtens het vorig artikel komen enkel in aanmerking voor de uren toegekend als compenserende aanwerving tot het aantal uren die nodig zijn om tot een voltijds equivalent te komen van hun leeftijdscategorie. § 5 De bewijsstukken voor de aanwending van de subsidie en een activiteitenverslag dat de overeenkomst gesloten met het College naleeft, dienen te worden ingediend vóór 30 april van het volgende jaar. HOOFDSTUK II. - Specifieke sectorale bepalingen

Art. 86.Artikel 40 van het besluit "opvangtehuizen" wordt vervangen door de volgende bepaling : "De arbeidsduur die in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de subsidies voor de bezoldiging en de compenserende aanwerving wordt vastgelegd op 37 uur per week voor een VTE".

Art. 87.Voor de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking wordt de arbeidsduur die in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de subsidies voor de bezoldiging en de compenserende aanwerving vastgelegd op 37 uur per week voor een VTE.

Art. 88.Artikel 23 van het besluit "thuishulp" waarvan de huidige tekst de eerste paragraaf vormt, wordt als volgt aangevuld : « § 2 Vanaf 1 januari 2001 wordt de arbeidsduur die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de subsidies voor de bezoldiging van werknemers van 55 jaar en ouder verminderd tot 32 uur per week voor een voltijds werker met inbegrip van het verlofkrediet bedoeld in paragraaf 1.

Vanaf 1 januari 2002 wordt de arbeidsduur van de werknemers tussen 50 en 54 jaar verminderd tot 34 uur per week voor een voltijds werker met inbegrip van het verlofkrediet bedoeld in paragraaf 1.

Vanaf 1 januari 2003 wordt de arbeidsduur van de werknemers tussen 45 en 49 jaar buiten de hulpverlening verminderd tot 36 uur per week voor een voltijds werker. § 3 De werknemers bedoeld in § 2 die deeltijds werken, genieten van de maatregelen bedoeld in § 2 naar evenredigheid van hun prestaties.

TITEL V. - Opleiding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 89.Behoudens andersluidende sectorale bepalingen, bedraagt de subsidie voor de voortgezette opleidingskosten van het team met inbegrip van zijn begeleiding, 1 % van de gesubsidieerde loonmassa.

Vanaf 1 januari 2002 is deze subsidie onderworpen aan een jaarlijks opleidingsplan dat rekening houdt met alle gesubsidieerde werknemers en dat een gunstig advies van de vertegenwoordigers van de werknemers heeft gekregen. Dit jaarlijks plan wordt ter advies aan het bestuur voorgelegd ten laatste op 15 januari. HOOFDSTUK II. - Specifieke sectorale bepalingen

Art. 90.In artikel 8, eerste lid van het besluit "CGSA" worden de woorden "aangaande de opleidingskosten voor het personeel dat gesubsidieerd wordt ten belope van 10 000 BEF per VTE per jaar en" geschrapt.

Art. 91.In artikel 7, § 1 van het besluit "maatschappelijke dienstverlening" worden de woorden « de kosten voor de opleiding van het personeel » ingevoegd tussen de woorden « van het administratief personeel dat in aanmerking komt voor subsidie " en de woorden "en de werkingskosten van de centra".

Art. 92.Artikel 25 van het besluit "planning" wordt aangevuld door de volgende bepaling : "4° de kosten voor de voortgezette opleiding van het personeel".

Art. 93.In artikel 27, tweede lid, van het besluit "planning" wordt het punt 1° opgeheven.

Art. 94.Artikel 25 van het besluit "thuishulp" wordt aangevuld door het volgende lid : "De dienst verzorgt tevens de voortgezette opleiding van het administratief personeel en het directiepersoneel".

Art. 95.§ 1 Artikel 32 van het besluit "thuishulp" wordt vervangen door de volgende bepaling : « De subsidie voor de kosten van de voortgezette opleiding van de dienstverantwoordelijke, de teamverantwoordelijken, het administratief personeel en het directiepersoneel bedraagt 1 % van de loonmassa van dit personeel. Deze subsidie is onderworpen aan een jaarlijks opleidingsplan dat rekening houdt met alle gesubsidieerde werknemers en dat een gunstig advies van de vertegenwoordigers van de werknemers heeft gekregen. Dit jaarlijks plan wordt ten laatste op 15 januari ter advies voorgelegd aan het bestuur ». § 2. In afwijking van artikel 89 wordt de 1 % bestemd voor de voortgezette opleiding van de hulpkrachten geïntegreerd in de uurlonen bepaald in bijlage I NM.

Art. 96.Paragraaf 3 van artikel 28 van het besluit "coördinatie en palliatieve zorg" wordt opgeheven.

Art. 97.In afwijking van artikel 89 bedraagt de subsidie voor de voortgezette opleidingskosten 1 % van de loonmassa van het personeel van de erkende organismen bestemd voor socio-professionele inschakelingsopdrachten, met uitzondering van het personeel van de « Missions locales ». Deze loonmassa wordt jaarlijks bepaald door het bestuur op basis van het personeelkadaster ingeleverd bij het bureau "Europees Sociaal Fonds". Zij wordt aan een Fonds uitbetaald dat te dien einde werd aangeduid door de sociale partners van de sector.

TITEL VI. - Opheffingsbepalingen

Art. 98.Artikel 6, § 1, lid 3, 4° en leden 6 tot 8 van het besluit "dagcentra en onthaalcentra" wordt opgeheven.

Art. 99.Artikel 26, § 4 van het besluit "diensten voor begeleiding en diensten voor dovenvertolking" wordt opgeheven.

Art. 100.Artikel 50, lid 5 van het besluit "diensten voor begeleiding en diensten voor dovenvertolking" wordt opgeheven.

Art. 101.Het toepassingsbesluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 2 augustus 1996 betreffende de vaststelling van de voorwaarden en de wijze van erkenning en subsidiëring van de organismen die activiteiten uitoefenen inzake beroepsopleiding in het raam van de gecoördineerde voorziening voor socio-professionele inschakeling, wordt opgeheven.

TITEL VII. - Overgangsbepalingen, eindbepalingen en inwerkingtreding

Art. 102.Bij wijze van overgangsmaatregel kan de aanwending van de in artikel 85 voorziene bedragen voor het jaar 2001 uitgesteld worden tot het begrotingsjaar 2002.

Art. 103.In de sectoren opvangtehuizen, diensten voor dovenvertolking en diensten voor begeleiding, dagcentra en onthaalcentra, worden de tussen 1 januari 2001 en 31 december 2004 aangeworven werknemers gesubsidieerd op basis van de weddeschalen bepaald in bijlage I NM, afdeling b : - voor de functies die een universitair diploma vereisen op schaal "21 tot 1" met uitzondering van de geneesheren in de sector Gehandicapten; - voor de functies die een HOBU-diploma vereisen : - op schaal "19 tot 2" voor de HOBU-directeurs en -onderdirecteurs - op schaal "16 tot 4" voor de andere functies; - voor de functie opvoeder-groepschef : - op schaal "18 tot 2"; - voor de functie hoofdopvoeder : - op schaal "17 tot 3"; - voor de functies die een HSO-diploma vereisen : - op schaal "13 tot 5" voor de pedagogische, paramedische, sociale en technische functies - op schaal "9 tot 6" voor het administratief personeel; - voor de functies die een niveau klasse 3 vereisen, zoals bepaald in bijlage II NM : - op schaal "11 tot 7"; - voor de functies die een niveau klasse 4 vereisen zoals bepaald in bijlage II NM : - op schaal « 4 tot 9 » voor de functie hulpbediende; - op schaal « 8 tot 9 » voor de overige functies; - voor de functie arbeider-werkmeester : - op schaal « 11 tot 8 »; - voor de functie geschoold arbeider : - op schaal "8 tot 9"; - voor de functie arbeider : - op schaal « 3 tot 10 ».

Art. 104.Bij wijze van overgangsmaatregel blijven de coördinatiecentra, de thuishulpcentra, de diensten voor palliatieve zorg en nazorg voorlopig erkend tot 31 december 2002.

Art. 105.Bij wijze van overgangsmaatregel worden de op 31 december 2000 door de Franse Gemeenschapscommissie gesubsidieerde medische huizen tot 31 december 2002 gesubsidieerd op basis van de bepalingen van dit besluit. Tijdens deze periode mag de berekeningswijze van de subsidies geenszins een vermindering teweegbrengen van de subsidies verleend voor het jaar 2001.

Art. 106.De samenstelling van het erkende en gesubsidieerde team van de diensten voor palliatieve zorg en nazorg bedoeld in artikel 35 van het besluit « coördinatie en palliatieve zorg » zal pas vanaf 1 januari 2002 in aanmerking worden genomen.

Art. 107.In 2001 wordt de subsidie van 1 856 000 BEF die aan elk medisch huis wordt toegekend krachtens de door het College goedgekeurde individuele besluiten vermeerderd met 8 000 BEF per medisch huis.

Art. 108.Bij wijze van overgangsmaatregel worden de op 31 december 2000 door de Franse Gemeenschapscommissie gesubsidieerde teleonthaalcentra tot 31 december 2002 gesubsidieerd op basis van de bepalingen van dit besluit.

Art. 109.§ 1. De erkende organismen verbinden zich ertoe de samenstelling van het basisteam dat vanaf 1 januari 2004 door de Franse Gemeenschapscommissie zal worden gesubsidieerd aan het bestuur te bevestigen ten laatste op 30 juni 2003 en het bestuur de meest recente loonfiches van deze werknemers te bezorgen. Tegen deze datum zullen ze de nodige wijzigingen in de financieringsstructuur hebben aangebracht teneinde ze conform te maken met de bepalingen van dit besluit. § 2. Bij wijze van overgangsmaatregel en tot 31 december 2003 blijven de erkende en gesubsidieerde organismen onder het stelsel van de forfaitaire subsidie. § 3. De erkende organismen zullen aan het bestuur een raming bezorgen van de financiële behoeften betreffende de toepassing van het akkoord met de non-profit sector ten laatste op 15 november voor het jaar 2001, en ten laatste op 31 maart voor de jaren 2002 en 2003.

Het bestuur stelt van elk organisme de forfaitaire financiering op naar evenredigheid van de meegedeelde behoeften en naar evenredigheid van de beschikbare financiering rekening houdend met de uitvoeringsmodaliteiten van het akkoord met de non-profit sector hetzij : + 16 000 000 BEF (396.629,63 euro ) in 2001; + 32 000 000 BEF (793.259,26 euro ) in 2002; + 48 000 000 BEF (1.189.888,89 euro ) in 2003.

Voor deze jaren wordt de subsidie uitbetaald in twee schijven : een eerste schijf van 80 % op basis van een schuldvordering en een tweede schijf van 20 % op basis van de voorlegging van de bewijsstukken van de totale subsidie en een schuldvordering.

Art. 110.In de SPI-sector wordt een opvolgingscomité opgericht, belast met de uitvoering van het akkoord met de non-profit sector. Dit comité is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de werknemers en vertegenwoordigers van de werkgevers van de sector. Een vertegenwoordiger van de bevoegde minister woont de vergadering met raadgevende stem bij. Het comité vergadert minstens eenmaal per jaar of op vraag van een van de sociale partners. Het bestuur wordt belast met het secretariaat van het opvolgingscomité. Het opvolgingscomité stelt het huishoudelijk reglement op.

Art. 111.Indien de subsidie voor de bezoldiging van een werknemer in dienst op 31 december 2001 en berekend op basis van de nieuwe weddenschalen lager ligt dan deze toegekend op basis van de oude weddenschaal, blijft voor deze werknemer de hoogste subsidie behouden.

Indien de subsidie van het uur gepresteerd op zaterdagen, op zondagen en op wettelijke feestdagen voor een werknemer in dienst op 31 december 2001 lager ligt dan de subsidie van eenzelfde uur toegekend op basis van de vroegere normen, blijft voor deze werknemer de hoogste subsidie behouden.

Art. 112.De subsidies voor de loonkosten, waarvan de indexatie bepaald wordt door dit besluit, worden geïndexeerd volgens de regels die toegepast worden op de wedden van het openbaar ambt.

Art. 113.De andere subsidies waarvan de indexatie bepaald wordt door dit besluit worden jaarlijks op 1 januari aangepast rekening houdend met de index van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna de gezondheidsindex genoemd, volgens de formule : Basisbedrag x gezondheidsindex van december van het voorgaande jaar Gezondheidsindex van december 2000

Art. 114.Dit besluit wordt van kracht op 1 januari 2001 met uitzondering van de artikelen 86, 98, 99 en 100 die van kracht worden op 1 januari 2002 en met uitzondering van artikelen 54 en 101 die van kracht worden op 1 januari 2004.

Brussel, 18 oktober 2001.

Door het College : De Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met Onderwijs, Beroepsomschakeling en Bijscholing, Schoolvervoer, Cohabitatie met de plaatselijke leefgemeenschappen, Relaties met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, en de Internationale Betrekkingen, E. TOMAS Het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met het Openbaar Ambt, F.-X. de DONNEA Het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met het Gezondheidsbeleid, Cultuur, Toerisme, Sport en Jeugd, Didier GOSUIN Het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met de Beroepsopleiding en de voortgezette en permanente opleiding van de Middenstand en het Beleid voor Personen met een Handicap, W. DRAPS Het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met de Begroting, de Sociale Actie en het Gezin, A. HUTCHINSON Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld BIJLAGE I NM - afdeling a.

Forfaitaire bedragen - Diensten voor thuishulp Bedragen in Belgische frank Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bedragen in euro Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld BIJLAGE I NM - afdeling b.

Intermediaire forfaitaire bedragen - Diensten voor thuishulp van 2001 tot en met 2004 Bedragen in Belgische frank Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2001 - 2004 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bedragen in euro Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2001 - 2004 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Opvangtehuizen Dagcentra en onthaalcentra Diensten voor begeleiding Overgang van barema 3 (P.C. 319) naar barema 10 (Opvangtehuizen : arbeider) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Opvangtehuizen Overgang van barema 3 (P.C. 319) naar barema 9 (Opvangtehuizen : geschoolde arbeider) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Opvangtehuizen Overgang van barema 3 (P.C. 319) naar barema 8 (Opvangtehuizen : werkmeester) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 4 (P.C. 319) naar barema 9 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 5 (P.C. 319) naar barema 9 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 5 (P.C. 319) naar barema 7 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 5 (P.C. 319) naar barema 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Opvangtehuizen Overgang van barema 6 (P.C. 319) naar barema 9 (Opvangtehuizen : opvoeder klasse 4) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Opvergangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Diensten voor begeleiding Overgang van barema 8 (P.C. 319) naar barema 9 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Overgang van barema 8 (P.C. 319) naar barema 7 Overgang van barema 8 (C.P. 319) naar barema 7 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 8 (P.C. 319) naar barema 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 9 (P.C. 319) naar barema 6 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 9 (P.C. 319) naar barema 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 11 (C.P. 319) naar barema 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 11 (C.P. 319) naar barema 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Opvangtehuizen Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 11 (C.P. 319) naar barema 7 (Opvangtehuizen : opvoeder klasse 3) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Dagcentra en onthaalcentra Diensten voor begeleiding Diensten voor dovenvertolking Overgang van barema 12 (P.C. 319) naar barema 6 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Opvangtehuizen Dagcentra en onthaalcentra Diensten voor begeleiding Overgang van barema 13 (P.C. 319) naar barema 5 (Opvangtehuizen : opvoeder klasse 2) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 14 (P.C.) naar barema 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 15 (P.C. 319) naar barema 6 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 15 (P.C. 319) naar barema 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 15 (P.C. 319) naar barema 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Opvangtehuizen Dagcentra en onthaalcentra Diensten voor begeleiding Overgang van barema 15 (P.C. 319) naar barema 4 (Opvangtehuizen : opvoeder klasse 1) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Opvangtehuizen Dagcentra en onthaalcentra Diensten voor begeleiding Overgang naar barema 16 (P.C. 319) naar barema 4 (Opvangtehuizen : sociaal werker) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 17 (P.C. 319) naar barema 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 17 (P.C. 319) naar barema 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 17 (P.C. 319) naar barema 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 18 (P.C. 319) naar barema 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sector : Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 18 (P.C. 319) naar barema 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Opvantehuizen Dagcentra en onthaalcentra Diensten voor begeleiding Diensten voor dovenvertolking Overgang van barema 19 (P.C. 319) naar barema 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Dagcentra en onthaalcentra Diensten voor begeleiding Overgang van barema 19 (P.C. 319) naar barema 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Diensten voor begeleiding Diensten voor dovenvertolking Overgang van barema 20 (P.C. 319) naar barema 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Diensten voor begeleiding Diensten voor dovenvertolking Overgang van barema 20 (P.C. 319) naar barema 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Opvangtehuizen Dagcentra en onthaalcentra Diensten voor begeleiding Diensten voor dovenvertolking Overgang van barema 21 (P.C. 319) naar barema 1 (Opvangtehuizen : directeur universitair niveau) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage I NM - Afdeling b Overgangsbarema's voor de sectoren : Opvangtehuizen Dagcentra en onthaalcentra Overgang van barema 24 (P.C. 319) naar barema 5 (Opvangtehuizen : opvoeder klasse 2 (ex II)) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage II NM - Tabel van de referentieweddenschalen voor de gesubsidieerde functies Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage III NM : Gesubsidieerde functies per sector - vereiste diploma's en toelatingsvoorwaarden 1. Sector Gezinsplanning * Psycholoog, seksuoloog en jurist : universitair niveau * Sociaal werker of maatschappelijk verpleegkundige : HOBU * Gezinsadviseur : HOBU of HSO met opleidingsgetuigschrift * Hulpbediende, onthaalfunctie (uitstervend) : LSO 2.Sector CGSA * Coördinator : HOBU * Sociaal werker : HOBU * Hulpbediende : HSO of gelijkgesteld 3. Sector Opvangtehuizen * Directeur : universitair niveau * Directeur : HOBU met een sociale, psychologische, paramedische of pedagogische oriëntering en 3 jaar anciënniteit in de sector * Sociaal werker en verpleegkundige : HOBU * Opvoeder klasse 1 : HOBU met een sociale, psychologische, paramedische of pedagogische oriëntering. * Opvoeder klasse 2 : HSO * Opvoeder klasse 3 : 6B met een sociale, sanitaire of gezinsoriëntering of een opleidingsgetuigschrift gezinshulp of gelijkgesteld overeenkomstig het besluit "thuishulp". * Opvoeder klasse 4 : LSO 4. Sector Druggebruik * Psychiater : doctor in de geneeskunde met een specialisatie * Huisarts : doctor in de geneeskunde * Psycholoog, criminoloog, socioloog, licentiaat in de communicatie, filosoof, kinesitherapeut : universitair niveau * Assistent, assistent in de psychologie of maatschappelijk helper en verpleegkundige : HOBU * Secretaris : HSO 5.Sector Diensten voor geestelijke gezondheidszorg * Psychiater en kinderpsychiater : doctor in de geneeskunde met een specialisatie * Logopedist, kinesitherapeut, psycholoog, criminoloog, socioloog : universitair niveau * Assistent of maatschappelijk helper, verpleegkundige, maatschappelijk verpleegkundige, assistent in de psychologie, logopedist, ergotherapeut en kinesitherapeut : HOBU * Secretaris : HSO 6. Sector Teleonthaal * Directeur : universitair niveau (Psycholoog, criminoloog, socioloog) of HOBU met een pscycho-medisch-sociale oriëntering. * Opleidingsverantwoordelijke : universitair niveau of HOBU met een sociale, paramedische, psychologische, pedagogische oriëntering of een oriëntering in de communicatie * Secretaris : HSO 7. Sector Medische Huizen * Onthaalfunctie : HOBU of HSO * Functie van gemeenschappelijke gezondheid : huisarts, universitair niveau of HOBU met een sociale, paramedische, psychologische of pedagogische oriëntering.8. Sector Coördinatiecentra voor de thuisverzorging en thuishulp * Directeur : universitair niveau of HOBU * Hulpbediende : HSO * Coördinatieambtenaar : HOBU met een sociale, paramedische of psychologische oriëntering.9. Sector Diensten voor palliatieve zorg en nazorg * Universitair niveau : met een pscycho-medisch-sociale oriëntering * HOBU : met een pscycho-medisch-sociale oriëntering * Secretaris : HSO 10.Sector Socio-professionele Inschakeling * Pedagogisch coördinator : HOBU of gelijkgestelden (HSO + 10 jaar nuttige ervaring) * Opleider klasse 1 : HOBU of gelijkgestelden (HSO + 6 jaar nuttige ervaring of LSO + 9 jaar nuttige ervaring) * Opleider klasse 2 : HSO of gelijkgestelden (6 jaar nuttige ervaring) Onder nuttige ervaring wordt verstaan : * Voor de opleiders : ervaring opgedaan bij een onderneming van de professionele sector die betrokken is bij de opleidingen verstrekt in het kader van de vervulling van taken die een voldoende hoog verantwoordelijkheidsniveau veronderstellen. * Voor de pedagogische coördinatoren : gedurende een periode van tien jaar taken hebben vervuld die verband houden met deze functie (ontwerpen en creëren van opleidingssystemen, ontwikkelen van hulpmiddelen aangepast aan de te bereiken oriënteringen en doelstellingen, coördinatie en beheer van de opleidingsacties en -projecten). 11. Sector Dagcentra en onthaalcentra * Directeur : universitair niveau met een pedagogische, psychologische, sociale, juridische, paramedische, sociologische, criminologische, economische, seksuologische, gezins- en ziekenhuisoriëntering of gelijkgesteld (directeur universitair niveau in functie op 31/12/00);HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische, artistieke oriëntering of gelijkgesteld (directeur HOBU of HSO in functie op 31/12/00) en 3 jaar ervaring in de gehandicaptensector. * Onderdirecteur : universitair niveau met een pedagogische, psychologische, sociale, juridische, paramedische, sociologische, criminologische, economische, seksuologische, gezins- en ziekenhuisoriëntering, of HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of artistieke oriëntering of gelijkgesteld (kwalificaties vereist voor de opvoeders klasse 11 en minstens tien jaar educatieve functies in een dagcentrum of een onthaalcentrum) of gesubsidieerde onderdirecteur op 31/12100. * Huisarts : doctor in de geneeskunde, heelkunde en verloskunde. * Geneesheer-specialist : doctor in de geneeskunde, heelkunde en verloskunde met een specialisatietitel. * Psycholoog : universitair niveau. * Psychopedagoog : universitair niveau * Pedagoog : universitair niveau. * Assistent in de psychologie : HOBU * Paramedische functies : universitair niveau (kinesitherapeut of logopedist), of HOBU (ergotherapeut, kinesitherapeut, logopedist, wederopvoeder in de psychomotoriek, audioloog, orthoptist). * Sociaal werker : HOBU. * Gegradueerde verpleegkundige : HOBU. * Gegradueerde maatschappelijke verpleegkundige : HOBU. * Gebrevetteerde verpleegkundige : getuigschrift van verpleegkundige of ziekenhuisassistent. * Opvoeder-groepschef : hoofdopvoeder met minstens een jaar dienst in deze functie. * Hoofdopvoeder : HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of artistieke oriëntering of gelijkgesteld (kwalificaties vereist voor de opvoeders klasse 11 en minstens vijf jaar educatieve functies in een dagcentrum of een onthaalcentrum). * Opvoeder - klasse 1 : HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of artistieke oriëntering. * Opvoeder - klasse 2 : HSO of gelijkgesteld (opvoeder klasse IIA of IIB op 31/12/00). * Opvoeder - klasse 3 : 6B met een sociale, sanitaire of gezinsoriëntering of een opleidingsgetuigschrift gezinshulp of gelijkgesteld overeenkomstig het besluit "thuishulp". * Opvoeder - klasse 4 : LSO. * Directiesecretaris : HOBU-diploma dat deze titel verleent * Boekhouder : HOBU met een economische of boekhoudkundige oriëntering of een diploma van de "Chambre belge des Comptables" of een specialisatiediploma in het beheer van de diensten en instellingen van de non-profit sector of gelijkgesteld (boekhouder klasse 1 op 31/12/00). * Assistent-boekhouder : HSO met een economische oriëntering. * Administratief assistent : HSO of gelijkgesteld (opsteller of econoom op 31/12/00). * Hulpbediende : LSO. * Technicus klasse 1 : HOBU met een elektronica- of informaticaoriëntering. * Technicus klasse 2 : HSO met een elektronica- of informaticaoriëntering of gelijkgesteld (opleiding Braille). * Technicus klasse 3 : 6B met een technische oriëntering. * Arbeider-werkmeester : geschoold arbeider die verantwoordelijk is voor een ploeg arbeiders. * Geschoold arbeider : kwalificatiegetuigschrift of getuigschrift van leertijd uitgereikt door het IFPME. * Arbeider : geen bijzondere vereisten. 12. Sector Diensten voor begeleiding * Directeur : universitair niveau met een pedagogische, psychologische, sociale, juridische, paramedische, sociologische, criminologische, economische, seksuologische, gezins- en ziekenhuisoriëntering;HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of artistieke oriëntering en 3 jaar ervaring in de gehandicaptensector. * Begeleider klasse 1 : HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of artistieke oriëntering. * Begeleider klasse 2 : HSO. * Psycholoog : universitair niveau. * Pedagoog : universitair niveau * Psychopedagoog : universitair niveau * Licentiaat in gezins- en seksuologische wetenschappen : universitair niveau * Licentiaat in medisch-sociale en ziekenhuiswetenschappen : universitair niveau * Gegradueerde maatschappelijke verpleegkundige : HOBU * Kinderverzorgster : getuigschrift van kinderverzorgster of geslaagd zijn voor een 6e jaar beroepsonderwijs met een sociale, sanitaire of gezinsoriëntering. * Assistent in de psychologie : HOBU. * Sociaal werker : HOBU. * Geneesheer-specialist : huisarts met een specialisatie. * Directiesecretaris : HOBU-diploma dat deze titel verleent. * Boekhouder : HOBU met een economische of boekhoudkundige oriëntering of een diploma van de "Chambre belge des Comptables" of een specialisatiediploma in het beheer van de diensten en instellingen van de non-profit sector. * Administratief assistent : HSO. * Geschoold arbeider : kwalificatiegetuigschrift of getuigschrift van leertijd uitgereikt door het IFPME. 13. Sector Diensten voor dovenvertolking * Directeur : universitair niveau of HOBU. * Administratief assistent : HSO. Bijlage IV NM - Erkenningen berekening van de anciënniteit 1. Komen in aanmerking : de periodes die de werknemer in een voltijdse of deeltijdse betrekking in België of het buitenland gepresteerd heeft bij erkende of gesubsidieerde instellingen uit de gezondheidssector, de welzijnssector, de sector van het gehandicaptenbeleid, de sector van het beleid inzake kind, jeugd en hulpverlening aan de jeugd, de sector van de volwasseneneducatie, de cultuursector, de onderwijssector en de sector van de socio-professionele inschakeling.2. Er wordt zonder onderscheid rekening gehouden met alle beklede functies.3. Voor het administratief en boekhoudkundig personeel en voor de arbeiders wordt er, ongeacht de beklede functie en met inachtneming van een maximum van 10 jaar, ook rekening gehouden met de arbeidsdagen en gelijkgestelde dagen die de werknemer, in België of in het buitenland, verworven heeft bij werkgevers uit een andere dan de voornoemde sectoren.4. Onder arbeidsperiode wordt verstaan - de effectief gepresteerde arbeidsperiodes die gedekt worden door een arbeidsovereenkomst of door het statuut dat geregeld wordt door het publiek recht - de gelijkgestelde dagen bepaald in artikel 24 van het koninklijk besluit van 28 november 1969, de zaterdagen, zondagen en recuperatiedagen, de periodes van verwijderings-, bevallings- en ouderschapsverlof, de dagen van langdurige ziekte, de dagen van loopbaanonderbreking of tijdskrediet.5. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijdse prestaties en voltijdse prestaties.6. Om de anciënniteit te bepalen, worden de arbeidsperiodes en gelijkgestelde dagen opgeteld en berekend in volledige jaren en maanden. Bijlage V NM : Berekening van de subsidie voor loonkosten, werkgeverslasten en andere voordelen.

De individuele subsidie voor loonkosten, werkgeverslasten en andere voordelen is samengesteld uit de volgende elementen : 1. Bruto schaalwedde De bruto schaalwedde wordt bekomen door het bedrag verkregen in de schaal overeenstemmend met de gesubsidieerde functie en de erkende anciënniteit te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die gelijk is aan de huidige index gedeeld door de index geldend op 1 juli 2000 en vermenigvuldigd met de arbeidstijd in VTE.2. Eindejaarspremie a) Het bedrag van de eindejaarspremie is samengesteld uit twee forfaitaire delen die met een variabel deel vermeerderd worden.1° Enerzijds wordt er vanaf 1 januari 2005 een niet geindexeerde jaarpremie van 6 511 BEF (161,40 euro) toegekend. 115 van de premie wordt toegekend in 2001, 2/5 van de premie wordt toegekend in 2002, 315 van de premie wordt toegekend in 2003, 415 van de premie wordt toegekend in 2004. 2° Anderzijds wordt er een forfaitair deel toegekend, berekend overeenkomstig de toepassing van artikel 5, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 tot toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 december 1987. Dit forfaitaire deel wordt bekomen door het forfaitaire deel van het voorgaande jaar te vermeerderen met een percentage dat varieert in functie van de evolutie van de index van de consumptieprijzen. Dit percentage wordt verkregen door de index van de maand oktober van het betreffende jaar te delen door de index van de maand oktober van het voorgaande jaar. Het percentage wordt berekend tot op 4 decimalen. Dit forfaitaire deel bedraagt 11 243,869 BEF (278,73 euro) voor het jaar 2000. 3° Het variabele deel bedraagt 2,5 % van de geïndexeerde jaarlijkse brutobezoldiging van de werknemer.Onder geïndexeerde jaarlijkse brutobezoldiging moet worden verstaan : het resultaat van de vermenigvuldiging van de geïndexeerde brutobezoldiging die aan de werknemer verschuldigd is voor de maand oktober van het betreffende jaar met twaalf, in voorkomend geval met inbegrip van de haard- of standplaatsvergoeding, maar met uitsluiting van alle andere premies, toeslagen of vergoedingen. b) Voor de deeltijdse werknemers of de werknemers die geen volledig kalenderjaar gewerkt hebben, wordt het bedrag van de premies berekend naar verhouding van hun prestaties.3. Tegemoetkoming in de vervoerskosten verblijfplaats/werkplaats Deze tegemoetkoming wordt berekend overeenkomstig de wetsbepalingen geldend in de privé-sector.4. Vakantiegeld Het vakantiegeld wordt berekend overeenkomstig de wetsbepalingen geldend in de privé-sector.5. Werkgeversbijdrage sociale zekerheid Deze bijdrage wordt berekend overeenkomstig de wetsbepalingen geldend in de privé-sector.6. Verzekering - Wet Het bedrag dat in aanmerking wordt genomen, is het bedrag berekend op basis van de door de dienst geleverde bewijsstukken, naar verhouding van het aantal gesubsidieerde VTE.7. Arbeidsgeneeskunde Het bedrag dat in aanmerking wordt genomen, is het bedrag berekend op basis van de door de dienst geleverde bewijsstukken, naar verhouding van het aantal gesubsidieerde VTE.8. Werkkledij Deze tegemoetkoming wordt toegekend in de sectoren waar zij door de wetsbepalingen wordt voorgeschreven en in overeenstemming met deze bepalingen. 9. Haard-standplaatsvergoeding Er wordt een haard-standplaatsvergoeding toegekend aan de werknemers waarvan de jaarlijkse brutobezoldiging niet meer bedraagt dan 779 000 BEF (19.310,95 euro). Het bedrag van de vergoeding wordt bepaald op 35 400 BEF (877,54 euro).

Er wordt een haard- of standplaatsvergoeding toegekend aan de werknemers waarvan de jaarlijkse brutobezoldiging niet meer bedraagt dan 888 110 BEF (22015,67 euro). Het bedrag van de vergoeding wordt bepaald op 17 700 BEF (438,77 euro).

Deze bedragen worden verminderd naar verhouding van de effectief door de werknemer gepresteerde arbeidstijd.

De overgang van de ene vergoeding naar de andere en het verdwijnen van de vergoeding mogen geen vermindering van de jaarlijkse brutobezoldiging van de werknemer ten gevolge hebben. In voorkomend geval, wordt het verschil toegekend in de vorm van een gedeeltelijke vergoeding.

Deze bedragen zijn gekoppeld aan de index van 1 juli 2000. 10. Vertrekgeld Dit is het vakantiegeld dat voortijdig wordt uitbetaald aan de werknemer wiens contract ten einde loopt.De opzeggingsvergoedingen komen voor de berekening van de subsidie slechts in aanmerking voor de verrichte opzeggingstermijnen. 11. Toeslagen voor onregelmatige prestaties a) De sector Opvangtehuizen - voor het opvoedend of sociaal personeel : 1° een loontoeslag van 26 %, berekend op basis van de uurbezoldiging, wordt toegekend voor de prestaties verricht op zaterdag van 6.00 uur tot 20.00 uur. 2° een loontoeslag van 56 %, berekend op basis van de uurbezoldiging, wordt toegekend voor de prestaties verricht op zondag of op wettelijke feestdagen van 0.00 uur tot 24.00 uur. 3° vanaf 1 januari 2005 wordt een loontoeslag van 35 %, berekend op basis van de uurbezoldiging, toegekend voor de prestaties die 's nachts tussen 20.00 uur en 06.00 uur worden verricht.

Deze toeslag bedraagt: 27 % in 2001, 29 % in 2002, 31 % in 2003, 33 % in 2004. 4° de op te roepen wachtdiensten van de directie en van het begeleidend personeel worden bezoldigd ten belope van 150 BEF (3,72 euro) per uur, met een maximum van 1 650 BEF (40,90 euro) per 24 uur. De subsidies voor op te roepen wachtdiensten mogen binnen eenzelfde periode niet gecumuleerd worden met de loontoeslagen voor nacht- en weekendprestaties of prestaties tijdens feestdagen van het in de punten 1 ° tot 3° bedoelde personeel. Ze worden beperkt tot één persoon per tehuis en per 24 uur. - voor het personeel dat geen deel uitmaakt van de erkende personeelsformatie : 5° de loontoeslagen van het personeel dat geen deel uitmaakt van de erkende personeelsformatie maar dat noodzakelijk is voor de werking van het tehuis en verantwoord is in het gemeenschappelijke project komen in aanmerking voor de berekening van de subsidies voor loonkosten, overeenkomstig de in de punten 1 ° en 2° vastgestelde regels.b) De sectoren Dagcentra en onthaalcentra voor gehandicapten en Diensten voor begeleiding - voor het opvoedend, sociaal, paramedisch of arbeiderspersoneel : de punten 10, 2° en 3° van a) zijn van toepassing. Een verblijfsvergoeding ten belope van 1 000 BEF (24,79 euro) wordt toegekend voor elke periode dat men 24 uur per dag in het vakantiecentrum aanwezig is, met een maximum van 30 dagen per jaar, met uitzondering van de eerste en laatste dag van het verblijf. Deze vergoeding wordt toegekend aan de personeelsleden die de begunstigden tijdens de door het centrum georganiseerde externe verblijven begeleiden. c) Overige sectoren Er kunnen toeslagen voor onregelmatige prestaties worden toegekend wanneer zij overeenstemmen met decretale of normatieve verplichtingen. Zij worden berekend op basis van de in het punt a) l', 2° en 3° bepaalde loontoeslagen. 12. Werkgeverslasten van de geneesheren, geneesheren-psychiaters en kinderpsychiaters in de sectoren Geestelijke Gezondheidszorg en Druggebruik In de sectoren Geestelijke Gezondheidszorg en Druggebruik worden de door deze bijlage voorziene reële werkgeverslasten voor geneesheren, geneesheren-psychiaters en kinderpsychiaters in aanmerking genomen. BIJLAGE VI NM : documenten betreffende de erkenningsaanvragen De erkenningsaanvraag bevat de volgende documenten : 1 ° een document met de identificatiegegevens van de inrichtende macht van de vereniging, waaronder de naam van diegene(n) die gemachtigd is (zijn) de vereniging te vertegenwoordigen en - de geactualiseerde statuten die in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, - de lijst van de leden van de algemene vergadering en van de raad van bestuur, - het rekeningnummer van de dienst; 2° een nota die duidelijk aangeeft hoe werd voldaan aan de algemene en specifieke opdrachten van de vereniging;3° een document met de gevraagde samenstelling van het team, de functie, bekwaamheid, opleiding en de duur van de prestaties van de leden van het team;4° een document met vermelding van de naam van diegene(n) die in het team belast is (zijn) met de medische directie en eventueel met de algemene coördinatie van de vereniging;5° een document met het adres van de maatschappelijke zetel en van de activiteitenzetel(s);6° een bewijs afgeleverd door de dienst voor brandbestrijding dat dateert van minder dan één jaar geleden;7° een document dat aantoont dat de vereniging een verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid heeft afgesloten en gedekt is voor het lopende jaar;8° een document dat aantoont dat de vereniging een brandverzekering heeft afgesloten en gedekt is voor het lopende jaar;9° een document met, in voorkomend geval, de wachtdiensten en de regelingen voor spoedgevallen;10° een document met de openingsuren van de vereniging. Het volledige dossier dient voor eensluidend en volledig te worden verklaard. Het dient van een datum te worden voorzien en ondertekend door diegene(n) die gemachtigd is (zijn) om de vereniging te vertegenwoordigen.

Bijlagen I NM, II NM, III NM, IV NM, V NM en VI NM zijn gezien om te worden gevoegd bij het besluit 2001/549 van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de gezondheids- en de welzijnssector en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling.

Brussel, 18 oktober 2001.

Door het College : E. TOMAS, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met Onderwijs, Beroepsomschakeling en Bijscholing, Schoolvervoer, Cohabitatie van de plaatselijke leefgemeenschappen, Relaties met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, en de Internationale Betrekkingen F.-X. de DONNEA, Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met het Openbaar Ambt D. GOSUIN, Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met het Gezondheidsbeleid, Cultuur, Toerisme, Sport en Jeugd W. DRAPS, Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met de Beroepsopleiding en de voortgezette en permanente opleiding van de Middenstand en het Beleid voor Personen met een Handicap.

A. HUTCHINSON, Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met de Begroting, de Sociale Actie en het Gezin

^