Etaamb.openjustice.be
Decreet van 20 juli 2000
gepubliceerd op 26 augustus 2000

Decreet houdende dringende maatregelen inzake het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2000031260
pub.
26/08/2000
prom.
20/07/2000
ELI
eli/decreet/2000/07/20/2000031260/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2000. - Decreet houdende dringende maatregelen inzake het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : TITEL I. - Bepalingen betreffende het universitair onderwijs HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden

Artikel 1.Aan artikel 11 van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden wordt een § 8 toegevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van § 7 hebben de houders van de academische graad van dokter in de geneeskunde die zijn ingeschreven voor de studies die leiden tot de academische graad van diploma gespecialiseerde studies stomatologie en houders van het in artikel 14 § 2bis van dit decreet bedoelde getuigschrift eveneens toegang tot de tweede cyclus van de studies die leiden tot de academische graad van licentiaat tandheelkunde ».

Art. 2.Artikel 16, tweede lid, 2°, van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en academische graden, gewijzigd door het decreet van 28 oktober 1999 betreffende de inschrijving, de financiering en de heroriëntatie van studenten uit het hoger onderwijs, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° vanaf het academiejaar 1996-1997, wanneer deze student bedoeld wordt in artikel 27, §§ 4 of 7, 1°, 2°, 3°, 3°bis, 4°, 5°, 6°, 8° en 9° van de wet van 27 juli 1971 betreffende de financiering en de controle van de universitaire instellingen ».

Art. 3.In artikel 19, derde lid, van voornoemd decreet van 5 september 1994 worden de woorden « licentiaat logopedie » ingevoegd tussen de woorden « licentiaat opvoedkunde » en « licentiaat tandheelkunde ».

Art. 4.De studenten die tijdens het academiejaar 1999-2000 zijn ingeschreven in de licentiejaren logopedie mogen hun studies beëindigen onder het vorig stelsel en dit uiterlijk tot op het einde van het academiejaar 2003-2004. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van 12 juli 1990 op de controle van de universitaire instellingen

Art. 5.In de eerste zin van artikel 5, vierde lid, van het decreet van 12 juli 1990 op de controle van de universitaire instellingen worden de woorden « 500.000 frank » vervangen door de woorden « 16.000 euro ».

Art. 6.Na de eerste zin van artikel 5, vierde lid, wordt de volgende zin toegevoegd : « Dit bedrag van 16.000 euro wordt herzien op basis van de vijfjaarlijkse evolutie van de gezondheidsindex der consumptieprijzen, te beginnen vanaf 1 januari 2001 en waarbij dit getal wordt afgerond naar het dichtstbij gelegen lager of hoger honderdtal ».

TITEL II. - Bepalingen betreffende de hogescholen HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen en aan het decreet van 8 februari 1999 betreffende de functies en de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen

Art. 7.Aan het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen wordt een artikel 7bis toegevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 7bis.§ 1. Iedere inrichtende macht belast, per hogeschool, maximum twee personeelsleden, opgeleid in de hoedanigheid van meester-assistent, met het administratief en juridisch beheer van de hogeschool voor de ene en het financieel en boekhoudkundig beheer voor de andere. Deze taken worden door de Regering verduidelijkt met inachtneming van de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op het door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde onderwijs. § 2. De meester(s)-assistent(en) belast met bovenstaande taken, worden : - in de door de Franse Gemeenschap ingerichte hogescholen, aangeduid door de Regering op een lijst van drie kandidaten dewelke door de raad van bestuur, na onderzoek van de kandidaatstellingen, wordt voorgedragen; - in de gesubsidieerde hogescholen, aangeduid of aangeworven door de inrichtende macht op voordracht van het bestuur van de hogeschool. § 3. De in dit artikel bedoelde betrekkingen van meester-assistent kunnen enkel worden toegekend aan de personeelsleden die aan volgende voorwaarden voldoen : - beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 11 van dit decreet; - geantwoord hebben op een oproep tot deze functies, dewelke is verschenen in het Belgisch Staatsblad; - houder zijn van één van de vereiste bekwaamheidsbewijzen voorzien in bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de functies en de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen, rekening houdend met de te verstrekken cursussen : « Administratief en juridisch beheer van de hogeschool » en « Financieel en boekhoudkundig beheer van de hogeschool »; - minstens twee jaar relevante ervaring hebben opgedaan in een functie in de openbare of privé-sector. De Regering beslist of de relevante ervaring aansluit bij de vereiste opleiding voor de functie en bepaalt de regels volgens dewelke deze relevante ervaring wordt bewezen. § 4. De Regering bepaalt de loonschalen van de houders van de hierboven vermelde functies, rekening houdend met de verworven ervaring in de openbare of privé-sector, ten belope van maximum zes jaar ».

Art. 8.In artikel 65 van voornoemd decreet van 25 juli 1996 wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid toegevoegd, luidend als volgt : « Zij behouden in hun nieuwe functies, de anciënniteit behaald binnen de inrichtende macht of binnen de constituerende inrichtende machten van de hogeschool ».

Art. 9.In artikel 46 van voornoemd decreet van 8 februari 1999 wordt tussen het derde en vierde lid een nieuw lid toegevoegd, luidend als volgt : « In afwijking van artikel 8, eerste lid, is geen enkele relevante beroepservaring vereist voor de tijdelijke personeelsleden die voor de inwerkingtreding van dit decreet de lessen kantoorautomatisering, snit en naad of gezinshuishoudkunde in de Hogescholen hebben onderwezen ».

Art. 10.In bijlage 2 van voornoemd decreet van 8 februari 1999 worden in de kolom « te verstrekken lessen » tussen de rubriek « Aardrijkskunde » en de rubriek « Geschiedenis », de volgende onderwerpen toegevoegd : « Administratief en juridisch beheer van de hogeschool » en op dezelfde hoogte in de kolom « Vereiste diploma's » « a) licentiaat in de rechten; of b) licentiaat overheidsmanagement;of c) licentiaat politieke wetenschappen;of d) licentiaat bestuurswetenschappen ». « Financieel en boekhoudkundig beheer van de hogeschool » en op dezelfde hoogte in de kolom « Vereiste diploma's » : « a) licentiaat economische wetenschappen; of b) licentiaat beheerswetenschappen;of c) licentiaat bedrijfswetenschappen;of d) licentiaat handels- of financiële wetenschappen;of e) licentiaat handels- en consulaire wetenschappen;of f) handels- of beheersingenieur ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen

Art. 11.In artikel 12, § 2, van het decreet van van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen, wordt na het eerste lid een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : « § 2. Vanaf 1 januari 2001 wordt het in het vorig lid bedoelde bedrag van de globale toelage voor 1997 jaarlijks aangepast volgens de in artikel 9 bedoelde modaliteiten. »

Art. 12.In artikel 21 van voornoemd decreet van 9 september 1999 wordt na het eerste lid een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : « Vanaf 1 januari 2001 wordt het in het vorig lid bedoelde bedrag van de globale toelage voor 1997 jaarlijks aangepast volgens de in artikel 9 bedoelde modaliteiten. »

Art. 13.Na artikel 21 van voornoemd decreet van 9 september 1999 wordt een onderafdeling 6 getiteld « Financiële administratie en administratieve coördinatie » toegevoegd bevattende een artikel 21bis, luidend als volgt : «

Artikel 21bis.Naast de jaarlijks aan de hogescholen toegekende toelagen, krijgen deze een bijkomende dotatie of toelage gelijk aan de loonkosten van het personeelslid of de twee personeelsleden bedoeld in artikel 7bis van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen ». HOOFDSTUK III. - Wijziging aan het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen

Art. 14.Artikel 26, § 2, 2°, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, gewijzigd door het decreet van 28 oktober 1999 betreffende de inschrijving, financiering en heroriëntering van de studenten van het hoger onderwijs, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° vanaf het academiejaar 1996-1997, wanneer de in artikel 6, 2°, k) van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen bedoelde student niet in aanmerking wordt genomen voor de financiering of bedoeld is in artikel 8, § 1, 1°, 2°, 3°, 3°bis, 4°, van hetzelfde decreet; ».

TITEL III. - Bepalingen betreffende het hoger kunstonderwijs en het kunstonderwijs verstrekt in het hoger onderwijs HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van 5 augustus 1995 houdende diverse maatregelen inzake het hoger onderwijs

Art. 15.De volgende wijzigingen worden aangebracht aan artikel 6 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende diverse maatregelen inzake het hoger onderwijs : 1° in paragraaf 2, tweede lid, vijfde punt, worden de woorden « in het raam van een programma aangenomen door de Europese Unie » geschrapt;2° paragraaf 3 wordt opgeheven. HOOFDSTUK II. - Bepaling tot vaststelling van de volledige prestaties voor sommige betrekkingen en mandaten in het kunstonderwijs

Art. 16.Met het oog op de toepassing van artikel 77, § 1, van de wet van 24 december 1976 betreffende de begrotingsvoorstellen 1976-1977, worden de volledige prestaties voor onderstaande betrekkingen en mandaten in het kunstonderwijs als volgt vastgelegd : kunstonderwijs verstrekt in het hoger onderwijs (plastische kunsten en muziek) : professor niet-exclusieve functie 12 u/w. assistent-professor en lector 12 u/w. universitair docent 18 u/w. begeleider 18 u/w.

TITEL IV. - Bepalingen inzake het wetenschappelijk onderzoek HOOFDSTUK I. - Financiering van de opleiding van de vorsers via de toekenning van beurzen

Art. 17.Met het oog op de financiering van de opleidingsbeurzen voor het onderzoek in de nijverheid en de landbouw, wordt jaarlijks een toelage toegekend aan het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek binnen de perken van de kredieten ingeschreven op de begroting van de Franse Gemeenschap en volgens de in artikelen 18 tot 31 gestelde voorwaarden.

Art. 18.Voor het beheer van deze toelage richt het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek in haar schoot een fonds op voor de opleiding naar het onderzoek in de nijverheid en de landbouw, kortweg « FRIA » genoemd.

Dit fonds zal een autonome boekhouding hebben.

Het wordt bestuurd door een raad van bestuur die is samengesteld uit vijftien leden waaronder een voorzitter en een vice-voorzitter en wordt bijgestaan door een secretaris-verslaggever.

Art. 19.De leden van de raad van bestuur van het FRIA worden als volgt door de raad van bestuur van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek benoemd : a) drie, op voordracht van de meest representatieve organisaties van de nijverheidsbedrijven;b) drie, op voordracht van de meest representatieve organisaties van bezoldigde werknemers;c) twee, op voordracht van de meest representatieve landbouwersorganisaties; zeven rectoren van de universitaire instellingen van de Franse Gemeenschap die ten minste bestaan uit een faculteit wetenschappen, een faculteit toegepaste wetenschappen of een faculteit landbouwkunde; zij kunnen zich laten vertegenwoordigen door een decaan of een lid van het academisch personeel van één van voornoemde instellingen.

De leden van de raad die vermeld zijn onder punten a), b) en c) worden benoemd voor zes jaar; hun mandaat is niet onmiddellijk hernieuwbaar.

Bij de eerste benoeming worden vier leden uit de groepen a), b) en c) geloot en hun mandaat wordt beperkt tot drie jaar.

De raad van bestuur van het FRIA duidt een voorzitter en een vice-voorzitter aan onder zijn leden. Indien de voorzitter behoort tot één van de in punten a), b) en c) bedoelde groepen, wordt de vice-voorzitter gekozen uit groep d). Indien de voorzitter behoort tot groep d), wordt de vice-voorzitter gekozen uit één van de groepen a), b) en c). De secretaris-generaal van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek is tevens de secretaris-verslaggever van het FRIA.

Art. 20.Ieder jaar, bij de opmaak van de begroting van de Franse Gemeenschap, legt de raad van bestuur van het FRIA het bedrag van de toelage die hij vraagt, vast. Hij bezorgt deze aanvraag, samen met de verantwoording ervan, aan de raad van bestuur van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek dat deze verzendt naar de minister die bevoegd is voor wetenschappelijk onderzoek.

Art. 21.De aan het FRIA toegekende toelage wordt gestort op een speciale rekening die het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek op naam van het FRIA opent bij een bankinstelling die fungeert als kashouder van de Franse Gemeenschap.

Art. 22.De toelage wordt uitsluitend aangewend voor de toekenning van beurzen en de betaling van sociale en aanverwante lasten, behoudens twee procent van de toelage die door het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek in mindering wordt gebracht voor het dekken van zijn administratieve lasten en de werkingskosten van het FRIA.

Art. 23.Het FRIA staat onder het toezicht van de minister die bevoegd is voor wetenschappelijk onderzoek; dit toezicht gebeurt via een afgevaardigde die door de Regering wordt aangeduid op voordracht van deze minister.

Deze afgevaardigde woont de vergaderingen van de raad van bestuur van het FRIA bij.

Hij kan beroep aantekenen bij voornoemde minister tegen elke algemene beslissing van de raad van bestuur. Dit beroep, dat moet worden aangetekend binnen de vijf dagen na de genomen beslissing, wordt terzelfdertijd betekend aan de raad van bestuur.

Nadat de raad van bestuur op verzoek van de minister, binnen de dertig dagen, hem in kennis heeft gesteld van zijn bemerkingen omtrent de motieven van het beroep, stemt de minister al dan niet in met de genomen beslissing. In geval hij niet instemt, schorst de raad van bestuur zijn beslissing tot de eerstvolgende vergadering.

Art. 24.De minister bevoegd voor begroting duidt eveneens een afgevaardigde aan in de raad van bestuur van het FRIA. Deze afgevaardigde woont de vergaderingen van de raad van bestuur van het FRIA bij.

Hij adviseert de in het vorig lid bedoelde afgevaardigde en houdt tevens toezicht op de regelmatigheid in het management.

Hij kan beroep aantekenen bij de begrotingsminister volgens dezelfde modaliteiten als die bedoeld in artikel 9 en dit over alle begrotingskwesties.

Art. 25.De Regering duidt een bedrijfsrevisor aan die instaat voor de controle van de regelmatigheid van de rekeningen van het FRIA en die zich vergewist van de regelmatigheid van het administratief beheer van de toegekende beurzen. HOOFDSTUK II. - De beurzen en de toekenning ervan

Art. 26.De Regering legt, op voorstel van de raad van bestuur van het FRIA, het reglement vast aangaande de toekenning van opleidingsbeurzen voor onderzoek in de nijverheid en de landbouw.

Art. 27.De kandidaten worden onderworpen aan een mondelinge test die gaat over hun specialiteit, hun onderzoeksprogramma en hun werkplan alsook over hun algemene wetenschappelijke kennis.

De raad van bestuur van het FRIA stelt, op voorstel van de secretaris-verslaggever, de jury's vast die de kandidaten zullen ondervragen.

Art. 28.§ 1. De beurzen staan open voor alle ingezetenen van een land uit de Europese Unie die, in een universitaire instelling van de Franse Gemeenschap, het vereiste diploma hebben behaald om zich kandidaat te kunnen stellen. § 2. De beurzen van het FRIA zijn voorbehouden aan universitair gediplomeerden die een loopbaan willen uitbouwen in het onderzoek in de nijverheid en de landbouw en die, met het oog hierop, studies volgens in een universitaire instelling van de Franse Gemeenschap die leiden tot een doctoraat.

De houders van een diploma dat de basisstudies van tweede cyclus bekrachigt in één van onderstaande domeinen mogen zich kandidaat stellen : wetenschappen, toegepaste wetenschappen, landbouwkunde en landbouwingenieur, farmaceutische wetenschappen en veeartsenijkunde. § 3. De kandidaten moeten minstens de vermelding « onderscheiding » behaald hebben op hun diploma dat hen toelaat de beurs aan te vragen.

Art. 29.Iedere kandidaat mag maximum 2 opeenvolgende beurzen krijgen.

De eerste beurs duurt ongeveer zeventwintig maanden. De tweede duurt eenentwintig maanden. De beurzen moeten elkaar onmiddellijk opvolgen, behoudens in geval van overmacht waarover de raad van bestuur oordeelt.

Er wordt een einde gesteld aan het mandaat zodra de begunstigde het diploma verkregen heeft waarvoor het mandaat hem wordt verleend. Het is verboden te cumuleren met een andere toelage of bezoldiging.

Art. 30.Ieder jaar legt de raad van bestuur van het FRIA het bedrag van de beurzen vast. HOOFDSTUK II. - Inlichten van de regering

Art. 31.De raad van bestuur van het FRIA stelt ieder jaar een verslag op over zijn activiteiten en het gebruik van de hem door de Franse Gemeenschap ter beschikking gestelde middelen. De raad van bestuur van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek neemt hier kennis van en verzendt dit verslag naar de Regering.

TITEL V. - Slotbepalingen

Art. 32.Het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 16 december 1994 houdende de organisatie van de bijstand in de opleiding van vorsers die een loopbaan willen uitbouwen in de nijverheid of in de landbouw, wordt opgeheven.

Art. 33.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2000, behoudens artikelen 5, 6, 11 en 12 die in werking treden op 1 januari 2001.

Verkondigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.

Brussel, op 20 juli 2000.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Begroting, Cultuur en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met Lager Onderwijs, het onthaal en de opdrachten aan O.N.E., J.-M NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs, Kunsten en Letteren, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van de Audiovisuele Sector, Mevr. C. DE PERMENTIER De Minister van Jeugdzaken, Openbaar Ambt en Onderwijs voor sociale promotie, W. TAMINIAUX De Minister van Jeugdzorg en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota Zitting 1999-2000.

Documenten van de Raad. - Ontwerpdecreet, nr. 94-1. Verslag, nr. 94-2.

Integraal verslag. - Bespreking en stemming. Zitting van 11 juli 2000.

^