Etaamb.openjustice.be
Decreet van 21 november 2003
gepubliceerd op 23 februari 2004

Decreet houdende wijziging van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035232
pub.
23/02/2004
prom.
21/11/2003
ELI
eli/decreet/2003/11/21/2004035232/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 NOVEMBER 2003. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende wijziging van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten.

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 5, § 6, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, vervangen bij het decreet van 22 februari 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « vooraf een stedenbouwkundig attest aanvragen en » en de tweede volzin worden geschrapt;2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In voorkomend geval vermeldt de instrumenterende ambtenaar in de overdrachtsakte dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd.».

Art. 3.In hoofdstuk IV, afdeling I, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 februari 1995, wordt een artikel 6 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 6.De door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren hebben voor het onderzoek naar de waarden tot bescherming toegang tot de monumenten, stads- en dorpsgezichten, die op een ontwerp van lijst voorkomen, met uitzondering van de woningen en beroeps- en bedrijfslokalen. Het proces-verbaal van beschrijving dat wordt opgemaakt, heeft bewijskracht tot het tegendeel bewezen is.

De leden van de Koninklijke Commissie hebben eveneens, voor het onderzoek naar de waarden tot bescherming toegang tot de monumenten, stads- en dorpsgezichten, die op een ontwerp van lijst voorkomen, met uitzondering van de woningen en beroeps- en bedrijfslokalen. ».

Art. 4.In artikel 11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 1992, 22 februari 1995, 22 december 1995 en 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° §§ 4 en 5 worden vervangen door wat volgt : « § 4.Werken kunnen niet worden aangevat zonder voorafgaande machtiging. § 5. De Vlaamse regering stelt algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud vast. »; 2° in § 6, eerste lid, worden de woorden « vooraf een stedenbouwkundig attest aanvragen en » en de tweede volzin geschrapt;3° aan § 6 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In voorkomend geval vermeldt de instrumenterende ambtenaar in de overdrachtsakte dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld proces-verbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd.»; 4° § 9 wordt vervangen door wat volgt : « § 9.Binnen de kredieten die hiervoor op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap zijn uitgetrokken, kan voor de onderhoudswerken waarvan de noodzaak bewezen is, een financiële bijdrage worden verleend aan de eigenaar, houder van zakelijke rechten of huurder die opdrachtgever is en de kosten ervan draagt onder de voorwaarden en in de verhoudingen die de Vlaamse regering vaststelt.

Het Vlaamse Gewest kan in de vorm van onderhoudsenveloppes een bijdrage leveren in de kosten voor de uitvoering van meerjarenonderhoudsplannen onder de voorwaarden die de Vlaamse regering vaststelt.

Voor de toepassing van dit decreet worden beschouwd als onderhoudswerken : 1° werkzaamheden die de Vlaamse regering als zodanig beschouwt met het oog op duurzaam behoud, op het voorkomen van verval en de dringende instandhouding van beschermde monumenten;2° werkzaamheden aan kenmerkende erfgoedelementen die niet als monument zijn beschermd in beschermde stads- en dorpsgezichten;3° onderhoudsbevorderend gebruik van als monument beschermd erfgoed;4° werkzaamheden voor de herwaardering van bijzondere erfgoedkenmerken van beschermde stads- en dorpsgezichten, die er de eigenheid van bepalen, met inbegrip van het opstellen van een herwaarderingsplan;5° werkzaamheden aan kleinere onroerende erfgoedelementen;dat zijn onroerende goederen die kleinere culturele erfgoedelementen vormen, al dan niet gelegen zijn in een beschermd landschap of beschermd stads- of dorpsgezicht, die al dan niet deel uitmaken van een niet als monument beschermd groter onroerend goed en die waardevol zijn vanuit artistiek, landschappelijk, historisch, wetenschappelijk, industrieel-archeologisch, volkskundig of ander sociaal-cultureel oogpunt. »; 5° er wordt een § 10 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 10.Met ingang van 1994 stelt de Vlaamse regering de voorwaarden vast voor het toekennen van een Vlaamse Monumentenprijs. ».

Art. 5.In hetzelfde decreet wordt hoofdstuk V, bestaande uit de artikelen 13 tot 15, gewijzigd bij de decreten van 22 februari 1995 en 7 december 2001, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK V. - Handhaving

Artikel 13.§ 1. Volgende personen worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en een geldboete van 26 tot 10.000 euro of met één van die straffen : 1° éénieder die aan een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht werken uitvoert of handelingen stelt die strijdig zijn met de bepalingen van het besluit dat overeenkomstig artikel 5, § 1, of artikel 7 van dit decreet is genomen;2° éénieder die aan een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht werken uitvoert of handelingen stelt die strijdig zijn met de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud, die overeenkomstig artikel 11, § 5, door de Vlaamse regering worden vastgesteld;3° de eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of vruchtgebruiker die verzuimt de overeenkomstig artikelen 5, § 7, en 11, § 1, bepaalde voorschriften na te leven;4° éénieder, met inbegrip van de gebruiker en de persoon die dieren onder zijn hoede heeft, die een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd monument of een goed, gelegen in een voor bescherming vatbaar of definitief beschermd stads- of dorpsgezicht, ontsiert, beschadigt of vernielt;5° éénieder die zonder de in artikel 11, § 4, voorgeschreven machtiging, of in strijd met bij zodanige machtiging gestelde voorwaarden, werken uitvoert of handelingen stelt aan een beschermd monument of aan een in een beschermd stadsof dorpsgezicht gelegen onroerend goed;6° éénieder die werken of handelingen voortzet in strijd met een bevel tot stillegging of een beschikking in kort geding;7° de instrumenterende ambtenaar die verzuimt, bij overdracht van een monument dat op een ontwerp van lijst is opgenomen of van een beschermd monument, of bij overdracht van een onroerend goed gelegen in een op een ontwerp van lijst opgenomen stads- of dorpsgezicht of beschermd stads- of dorpsgezicht, in de overdrachtsakte te vermelden dat genoemd monument of onroerend goed in een ontwerp van lijst is opgenomen of beschermd werd, en/of verzuimt in de overdrachtsakte te vermelden dat een in artikel 14, § 1, eerste lid, bedoeld procesverbaal werd opgemaakt en/of dat op het onroerend goed, ten gevolge van een definitieve rechterlijke beslissing, een verplichting rust om herstelmaatregelen uit te voeren of dat de rechterlijke beslissing werd uitgevoerd;8° de eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of vruchtgebruiker die nalaat de mededeling aan de huurders of bewoners, pachters of gebruikers te doen overeenkomstig artikelen 5, § 3, en 8, § 3, van dit decreet, of die nalaat de administratie op de hoogte te brengen overeenkomstig artikelen 5, § 4, en 8, § 4, van dit decreet;9° de betrokkene die nalaat de herstelmaatregelen vermeld in de in § 1, 7°, bedoelde overdrachtsakte uit te voeren. § 2. De in § 1 bedoelde straffen bestaan minimaal uit een gevangenisstraf van vijftien dagen en een geldboete van 50 euro of één van deze straffen alleen : 1° indien de misdrijven bedoeld in § 1, gepleegd worden door instrumenterende ambtenaren, vastgoedmakelaars en andere personen die in de uitoefening van hun beroep of activiteit onroerende goederen kopen, verkavelen, te koop of te huur zetten, verkopen of verhuren, bouwen of vaste of verplaatsbare inrichtingen ontwerpen enlof opstellen of door personen die bij die verrichtingen als tussenpersonen optreden, bij de uitoefening van hun beroep;2° indien een nieuwe overtreding wordt begaan binnen de twee jaar na een vorig vonnis of arrest dat een veroordeling bevat wegens één van de bedoelde misdrijven en kracht van gewijsde heeft verkregen. § 3. De rechtspersonen die de in artikel 13, § 1, bedoelde misdrijven begaan, worden gestraft met één of meer van de volgende straffen : 1° geldboete van 26 euro tot 10.000 euro; 2° bijzondere verbeurdverklaring;de bijzondere verbeurdverklaring uitgesproken ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen kan enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag; 3° bekendmaking of verspreiding van de beslissing;4° sluiting van één of meer inrichtingen, met uitzondering van de inrichtingen waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;5° verbod een werkzaamheid te verrichten die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel, met uitzondering van werkzaamheden die behoren tot een opdracht van openbare dienstverlening;6° ontbinding, die evenwel niet kan worden uitgesproken tegen publiekrechtelijke rechtspersonen.».

Artikel 14.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de burgemeesters en de agenten en officieren van gerechtelijke politie, zijn de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren bevoegd om de inbreuken op de bepalingen, die bij of krachtens dit decreet zijn opgelegd, op te sporen en vast te stellen. Hun vaststellingen worden vastgelegd bij proces-verbaal dat bewijskracht heeft tot het tegendeel bewezen is.

De overtreder wordt binnen vijftien dagen van het proces-verbaal op de hoogte gebracht via een aangetekende brief met ontvangstbewijs.

Om de in dit decreet omschreven misdrijven op te sporen en vast te stellen in een proces-verbaal, krijgen de ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie. § 2. De genoemde personen mogen bij de uitoefening van hun ambt op elk ogenblik van de dag of nacht, zonder voorafgaande waarschuwing, vrij binnengaan in alle onroerende goederen die voor bescherming vatbaar en beschermd zijn.

Tot de ruimten die als woning dienen en in beroeps- en bedrijfslokalen, hebben zij enkel toegang tussen acht uur 's morgens en achttien uur 's avonds, met machtiging van de onderzoeksrechter. § 3. Indien de verboden werken of handelingen uitgevoerd worden en de overtreder zich ter plaatse bevindt, kunnen de ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, mondeling bevelen om werken stil te leggen of handelingen te staken die in overtreding zijn met bepalingen van dit decreet.

Het schriftelijk bevel wordt aan de overtreder ter ondertekening voor ontvangst voorgelegd in twee exemplaren, waarvan één voor de verbalisant. Indien de overtreder weigert te tekenen, wordt het motief voor de weigering en, eventueel de weigering zich te rechtvaardigen, in het proces-verbaal opgenomen.

Zo nodig doen de ambtenaren een beroep op de gewapende macht.

Indien de genoemde ambtenaren ter plaatse niemand aantreffen, dan brengen zij ter plaatse het schriftelijk bevel tot onmiddellijke staking van de werken op een zichtbare plaats aan.

Het bevel om de werken stil te leggen of de handelingen te staken, wordt in het proces-verbaal vermeld.

De betrokkene kan in kort geding de opheffing van de maatregel vorderen tegen het Vlaamse Gewest. De vordering wordt gebracht voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in het ambtsgebied waarvan het werk of de handelingen werden uitgevoerd. Boek II, Titel VI van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de inleiding en de behandeling van de vordering. § 4. De ambtenaren die door de Vlaamse regering zijn aangewezen, kunnen overgaan tot het leggen der zegels en de inbeslagname van werk- en voertuigen, om het bevel tot stillegging van de werken of tot staking van de handelingen, of, in voorkomend geval, de beschikking in kort geding onmiddellijk te kunnen toepassen. § 5. a) Onverminderd de bepalingen van artikel 13, wordt een administratieve geldboete van 5.000 euro opgelegd aan de persoon die werken of handelingen voortzet in strijd met een bevel tot stillegging. b) De administratieve geldboete wordt opgelegd door de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren. De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld bij aangetekende brief met bericht van ontvangst.

De Vlaamse regering stelt hieromtrent de nadere regels vast. c) De ambtenaren daartoe aangewezen door de Vlaamse regering beslissen over de gemotiveerde verzoeken om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de in § 5, a), bedoelde geldboeten. Het verzoek schorst de bestreden beslissing. d) De in § 5, c), bedoelde verzoeken worden binnen 15 dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de in § 5, b), tweede lid, bedoelde aangetekende brief, gericht aan de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren. De in het vorige lid bedoelde ambtenaren kunnen de verzoeker horen indien deze daarom verzoekt in de aangetekende brief waarmee hij zijn gemotiveerd verzoek tot kwijtschelding, vermindering of uitstel heeft ingediend. De verzoeker kan zich laten bijstaan door een advocaat of door een ander persoon naar keuze. e) De ambtenaren daartoe aangewezen door de Vlaamse regering nemen een beslissing binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van het in § 5, d), bedoelde verzoek. De beslissing van de bevoegde ambtenaren wordt bij aangetekende brief, met bericht van ontvangst, ter kennis gebracht van de indiener van het verzoekschrift.

Bij een met redenen omkleed aangetekend schrijven, gericht aan de indiener van het verzoek, kan de bevoegde ambtenaar de voormelde termijn eenmalig verlengen met 30 dagen. f) Indien de beslissing niet is verzonden binnen de in § 5, e), gestelde termijn, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.g) De administratieve geldboete moet worden betaald binnen 60 dagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing.h) De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart door verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop zij is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. § 6. a) Bij gebrek aan voldoening van de administratieve geldboete en toebehoren, wordt door de met de invordering belaste ambtenaar een dwangbevel uitgevaardigd.

Dit dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaar. b) De betekening van het dwangbevel gebeurt bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij aangetekend schrijven.c) Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.Bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging ten aanzien van publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen enkel betrekking hebben op goederen die vatbaar zijn voor burgerlijk beslag. d) Binnen een termijn van 30 dagen na de betekening van het dwangbevel kan de betrokkene bij gerechtsdeurwaardersexploot een met redenen omkleed verzet doen, houdende dagvaarding van het Vlaamse Gewest, bij de rechtbank van het arrondissement van de plaats waar de goederen gelegen zijn. Dit verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.

Artikel 15.§ 1. Onverminderd de straf en de eventuele schadeloosstelling, beveelt de rechtbank, op vordering van de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren, de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen.

De rechtbank bepaalt, na overweging van de voorgestelde termijn in de herstelvordering, voor de uitvoering van de herstelmaatregelen een termijn van maximaal drie jaar. Na het verstrijken van die termijn, kan de rechtbank, op vordering van de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren, een dwangsom per dag vertraging in de tenuitvoerlegging van de herstelmaatregel bepalen.

De herstelvordering wordt door de ambtenaren aangewezen door de Vlaamse regering, in naam van het Vlaamse Gewest, bij het parket ingeleid door een gewone brief. De vordering vermeldt minstens de geldende voorschriften en een omschrijving van de toestand die aan het misdrijf voorafging en de termijn binnen dewelke het herstel in de oorspronkelijke staat dient te gebeuren.

De door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren brengen het proces-verbaal met herstelvordering eveneens ter kennis van de stedenbouwkundig inspecteur. § 2. De overtreder brengt de Vlaamse regering onmiddellijk op de hoogte via een aangetekende brief of bij afgifte tegen ontvangstbewijs, indien hij de opgelegde herstelmaatregel vrijwillig heeft uitgevoerd. Daarop maakt de ambtenaar die door de Vlaamse regering is aangewezen onmiddellijk na controle ter plaatse een proces-verbaal van vaststelling op.

De ambtenaar die door de Vlaamse regering is aangewezen, zendt een afschrift van het procesverbaal van vaststelling aan de overtreder.

Behoudens bewijs van het tegendeel, geldt enkel het proces-verbaal van vaststelling als bewijs van het herstel en van de datum van het herstel. § 3. Als de plaats niet binnen de termijn die door de rechtbank werd gesteld in de vorige staat wordt hersteld, beveelt het vonnis of arrest dat de Vlaamse regering of de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren ambtshalve voor de uitvoering ervan moeten zorgen.

De overheid of de particulier die het vonnis of arrest uitvoert, is gerechtigd om de materialen en voorwerpen, afkomstig van de herstelling van de plaats of van de staking van het strijdig gebruik, die door de Vlaamse regering als niet-historisch worden aangeduid, te verkopen en te verwijderen.

De overtreder die in gebreke blijft, is verplicht alle uitvoeringskosten, verminderd met de opbrengst van de verkoop der materialen en voorwerpen, te vergoeden op vertoon van een staat, opgesteld door de overheid of begroot en uitvoerbaar verklaard door de beslagrechter in de burgerlijke rechtbank. § 4. De dagvaarding voor de correctionele rechtbank of het exploot tot inleiding van het geding is pas ontvankelijk na overschrijving op het hypotheekkantoor, bevoegd voor de plaats waar de onroerende goederen gelegen zijn.

Iedere in de zaak gewezen beslissing is tegenstelbaar aan derden-verkrijgers, van wie de titel van eigendomsverkrijging niet was overgeschreven vóór de in het eerste lid bedoelde overschrijving.

De dagvaarding of het exploot vermeldt de kadastrale omschrijving van het onroerend goed dat het voorwerp is van het misdrijf, en identificeert de eigenaar ervan, in de vorm en onder de sanctie, voorgeschreven door de wetgeving inzake de hypotheken.

Iedere in de zaak gewezen eindbeslissing wordt op de kant van de overschrijving van de in het eerste lid bedoelde dagvaarding of exploot ingeschreven, conform artikel 84 van de Hypotheekwet.

Hetzelfde geldt voor het proces-verbaal waarbij wordt vastgesteld dat het vonnis is uitgevoerd.

Als openbare besturen of derden wegens het in gebreke blijven van de veroordeelde gedwongen zijn om het vonnis uit te voeren, wordt de schuldvordering die daar voor hun rekening uit voortvloeit, gewaarborgd door een wettelijke hypotheek, die ingeschreven, vernieuwd, verminderd of geheel of gedeeltelijk doorgehaald wordt overeenkomstig de bepalingen in hoofdstukken IV en V van de Hypotheekwet.

Die waarborg dekt ook de schuldvordering ten gevolge van de kosten van de hypothecaire formaliteiten, die door hen zijn voorgeschoten en die ten laste komen van de veroordeelde. ».

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 21 november 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stuk. - Ontwerp van decreet : 1727 - Nr. 1.

Zitting 2003-2004.

Stukken. - Amendementen : 1727 - Nr. 2. - Verslag : 1727 - Nr. 3. - Amendementen : 1727 - Nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1727 - Nr. 5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : vergadering van 12 november 2003.

^