Etaamb.openjustice.be
Decreet van 21 november 2008
gepubliceerd op 27 januari 2009

Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2008

bron
vlaamse overheid
numac
2009035037
pub.
27/01/2009
prom.
21/11/2008
ELI
eli/decreet/2008/11/21/2009035037/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 NOVEMBER 2008. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2008 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2008. HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Onderwijs Afdeling I. - VZW Voorrangsbeleid Brussel

Art. 2.In artikel 22, § 2, van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau worden de woorden « 31 augustus 2008 » vervangen door de woorden « 31 december 2009 ».

Art. 3.Aan artikel 22 van hetzelfde decreet wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De vzw VBB kan geen verbintenissen aangaan die uitvoering hebben na 31 december 2009. ». Afdeling II. - VZW Brussels Ondersteuningscentrum secundair onderwijs

Art. 4.In artikel X.7 van het decreet van 22 juni 2007 betreffende het onderwijs XVII worden de woorden « 31 augustus 2008 » vervangen door de woorden « 31 december 2010 ». Afdeling III. - Centra voor leerlingenbegeleiding

Art. 5.In artikel 53, § 1, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, vervangen bij decreet van 24 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin worden de woorden « 14.150.000 euro » vervangen door de woorden « 15.052.658 euro »; 2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° voor de extra-omkaderingsgewichten : a) voor de 180 extra-omkaderingsgewichten die betrekking hebben op densiteit zoals vermeld in artikel 71, § 4 : 2655 euro per omkaderingsgewicht per jaar;b) voor de 135 extra-omkaderingsgewichten die betrekking hebben op gelijke onderwijskansen zoals vermeld in artikel 71, § 2 : 3000 euro per omkaderingsgewicht per jaar;». Afdeling IV. - Hogere Zeevaartschool

Art. 6.In artikel 30 van het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool wordt het bedrag « 1.199.000 euro » vervangen door het bedrag « 1.391.000 euro ». Afdeling V. - Financiering Hoger Onderwijs

Art. 7.De tabel in artikel 9, § 3, van het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en universiteiten in Vlaanderen wordt vervangen door de volgende tabel :

Begrotingsjaar 2008

Begrotingsjaar 2009

Begrotingsjaar 2010

Vanaf begrotingsjaar 2011

1° SOW

100.000.000,00

100.000.000,00

100.000.000,00

100.000.000,00

2° VOW prof

366.165.166,69

366.258.725,67

366.352.284,65

366.445.843,63

3° VOW ac

156.526.637,20

157.426.226,38

158.325.815,56

158.583.404,74

4° VOW un

313.553.570,53

313.553.570,53

313.553.570,53

313.553.570,53

5° SOZun

105.000.000,00

105.000.000,00

105.000.000,00

105.000.000,00

6° VOZun

176.186.240,45

176.186.240,45

176.186.240,45

176.186.240,45


Art. 8.In artikel 31 van hetzelfde decreet wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De volgende gegarandeerde minimumbedragen worden vastgelegd voor de hogescholen en de universiteiten :

Instelling

gegarandeerd minimum (uitgedrukt in EUR)

1° Arteveldehogeschool

39.172.027,94

2° Erasmushogeschool Brussel

28.221.507,42

3° Hogeschool Antwerpen

44.770.310,04

4° Hogeschool Gent

74.423.088,34

5° Hogeschool Sint-Lukas Brussel

7.340.568,70

6° Hogeschool voor Wetenschap & Kunst

38.412.534,58

7° Hogeschool West-Vlaanderen

19.816.734,54

8° Karel de Grote-Hogeschool KH Antwerpen

40.252.379,35

9° Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende

17.798.398,64

10° Katholieke Hogeschool Kempen

31.364.082,66

11° Katholieke Hogeschool Leuven

27.088.744,74

12° Katholieke Hogeschool Limburg

29.971.388,38

13° Katholieke Hogeschool Mechelen

19.961.758,26

14° Katholieke Hogeschool Sint-Lieven

26.915.201,11

15° Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen

29.164.438,69

16° Lessius Hogeschool

13.008.546,51

17° Plantijn-Hogeschool

13.941.258,15

18° Provinciale Hogeschool Limburg

20.857.698,06

19° Groep T - Leuven Hogeschool

10.766.708,92

20° EHSAL - Europese Hogeschool Brussel

21.305.296,34

21° XIOS Hogeschool Limburg

15.193.074,25

22° KUBrussel

5.502.000,00

23° KULeuven

222.899.082,00

24° UGent

196.584.425,00

25° Universiteit Antwerpen

85.954.139,00

26° VUB

78.279.046,00

27° UHasselt/ tUL

24.528.509,00


Art. 9.In artikel 35, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° wordt het getal « 1.108.000 » vervangen door het getal « 951.960,02 »; 2° in punt 2° wordt het getal « 7.850.000 » vervangen door het getal « 7.930.245,71 ». Afdeling VI. - Fonds - Terugvorderingen Salarissen - Centra voor

Basiseducatie (Recuperatiefonds)

Art. 10.§ 1. Er wordt een fonds « Terugvorderingen Salarissen - Centra voor Basiseducatie » opgericht, hierna het Fonds te noemen. § 2. Het Fonds is een B-fonds in de zin van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. § 3. Aan het Fonds worden alle ontvangsten voortvloeiend uit de terugstorting van onverschuldigde salarissen en vergoedingen toegewezen. § 4. De middelen van het Fonds kunnen uitsluitend aangewend worden voor uitgaven met betrekking tot de betaling van salarissen van personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie. Afdeling VII. - VZW Werkgroep Immigratie

Art. 11.In artikel 23, § 2, van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau wordt het jaartal « 2008 » vervangen door het jaartal « 2010 ». Afdeling VIII. - Instituut voor Europese Studies

Art. 12.Aan artikel 169quater, § 7, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, laatst gewijzigd bij het decreet van 4 april 2003, wordt aan het tweede lid de volgende zin toegevoegd : « Voor 2008 bedraagt de subsidie 1.824 duizend euro. ». Afdeling IX. - Werkingsbudgetten leerplichtonderwijs

Art. 13.In artikel 3 van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft, worden in het ontworpen artikel 85, § 5, de woorden « elk jaar in twee schijven uitbetaald : in januari een voorschot van 50 % en het saldo in juni » vervangen door de woorden « elk schooljaar in minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50 % van de werkingsmiddelen van het betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt ».

Art. 14.In artikel 3 van hetzelfde decreet worden in het ontworpen artikel 86, § 5, de woorden « elk jaar in twee schijven uitbetaald : in januari een voorschot van 50 % en het saldo in juni » vervangen door de woorden « elk schooljaar in minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50 % van de werkingsmiddelen van het betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt ».

Art. 15.In artikel 12, § 5, van hetzelfde decreet worden de woorden « elk jaar in twee schijven uitbetaald : in januari een voorschot van 50 % en het saldo in juni » vervangen door de woorden « elk schooljaar in minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50 % van de werkingsmiddelen van het betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt ».

Art. 16.In artikel 18, § 5, van hetzelfde decreet worden de woorden « elk jaar in twee schijven uitbetaald : in januari een voorschot van 50 % en het saldo in juni » vervangen door de woorden : « elk schooljaar in minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50 % van de werkingsmiddelen van het betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt ».

Art. 17.In artikel 24 van hetzelfde decreet worden de woorden « januari 2009 » vervangen door de woorden « november 2008 ». HOOFDSTUK III. - Fiscaliteit Afdeling I. - Leegstandsheffing woningen

Art. 18.In artikel 39, § 1, van decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 wordt het vierde lid opgeheven.

Art. 19.In hetzelfde decreet wordt een nieuw artikel 40bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 40bis.Inzoverre deze afdeling en de besluiten genomen ter uitvoering ervan er niet van afwijken, zijn de regels betreffende de invordering, de verwijl- en moratoire intresten, de vervolgingen, de voorrechten, de wettelijke hypotheek, de aansprakelijkheid en plichten van sommige ministeriële officieren, openbare ambtenaren en andere personen, de verjaring alsmede de vestiging inzake de onroerende voorheffing, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest, mutatis mutandis van toepassing op de in deze afdeling bedoelde heffingen en administratieve geldboeten met uitzondering van titel VII, hoofdstuk VIII, afdeling IVbis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd bij artikel 332 van de Programmawet van 27 december 2004. ». Afdeling II. - Leegstandsheffing bedrijfsruimten

Art. 20.Aan artikel 17, § 2, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, het laatst gewijzigd bij decreet van 23 juni 2006, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het Vernieuwingsfonds heeft verder als doel, met ingang van 1 juli 2008 en tot een nader door de Vlaamse Regering te bepalen datum, doch uiterlijk tot 1 juli 2013, alle kosten, met inbegrip van de desbetreffende personeels-, werkings- en informaticakosten te dragen die gepaard gaan met de inning en invordering en de bezwaar- en geschilafhandeling van de planbatenheffing, zoals bedoeld in titel II, hoofdstuk VIII, afdeling II, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals later gewijzigd, alsook aan de voorbereiding van deze inning. ».

Art. 21.In hetzelfde decreet wordt artikel 28 opgeheven.

Art. 22.In artikel 33 van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « de wettelijke hypotheek, » en de woorden « de verjaring » de woorden « de aansprakelijkheid en plichten van sommige ministeriële officieren, openbare ambtenaren en andere personen, » ingevoegd.

Art. 23.In artikel 33 van hetzelfde decreet, wordt het woord « rijksinkomstenbelastingen » vervangen door de woorden « de onroerende voorheffing, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest, ». Afdeling III. - Successierechten

Art. 24.§ 1. In artikel 60bis, § 3, van het Wetboek der Successierechten worden de woorden « Europese Unie » vervangen door de woorden « Europese Economische Ruimte ». § 2. In artikel 60bis, § 5, vierde lid, van hetzelfde Wetboek worden tussen de woorden « de onderneming » en de woorden « in de twintig kwartalen » de woorden « of de vennootschap » ingevoegd. § 3. In artikel 60bis, § 5, van hetzelfde Wetboek wordt het laatste lid vervangen door wat volgt : « De in het eerste, tweede en zesde lid vermelde bedragen worden vermenigvuldigd met een coëfficiënt, die wordt verkregen door het gemiddelde van de gezondheidsindexcijfers van hetzij de drie kalenderjaren voorafgaand aan dat waarin het overlijden plaatsheeft, hetzij de vijf kalenderjaren te beginnen met het jaar waarin het overlijden plaatsheeft, te delen door het gezondheidsindexcijfer van de maand december 2007. Met het gezondheidsindexcijfer wordt bedoeld, het indexcijfer zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. ».

Art. 25.Aan artikel 135 van het Wetboek der Successierechten wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 10° wanneer aan de voorwaarden voor de toepassing van de in artikel 55quater bepaalde vrijstelling wordt voldaan binnen een termijn van 2 jaar na het overlijden. ». HOOFDSTUK IV. - Wonen Afdeling I. - Herstelvordering

Art. 26.In artikel 17bis, § 1, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers worden in het eerste lid, derde zin, de woorden « of ambtshalve » geschrapt.

Art. 27.In artikel 17bis, § 1, van hetzelfde decreet wordt het tweede lid geschrapt.

Art. 28.In artikel 17bis, § 6, van hetzelfde decreet worden een tweede en derde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Zolang door de wooninspecteur geen proces-verbaal werd opgesteld waaruit blijkt dat de opgelegde herstelmaatregel volledig werd uitgevoerd, kan door het college van burgemeester en schepenen geen conformiteitsattest worden afgeleverd.

De wooninspecteur brengt het college van burgemeester en schepenen onmiddellijk op de hoogte van de resultaten van het controlebezoek. ».

Art. 29.In artikel 17bis, § 7, van hetzelfde decreet, worden in het tweede lid de woorden « of in geval van toepassing van wat bepaald is in § 1, laatste lid, » geschrapt.

Art. 30.In artikel 20bis, § 1, tweede lid, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, zoals gewijzigd bij decreet van 7 juli 2006, worden de woorden « of ambtshalve » geschrapt.

Art. 31.In artikel 20bis, § 1, van hetzelfde decreet wordt het derde lid geschrapt.

Art. 32.In artikel 20bis, § 6, van hetzelfde decreet worden een tweede en derde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Zolang door de wooninspecteur geen proces-verbaal werd opgesteld waaruit blijkt dat de opgelegde herstelmaatregel volledig werd uitgevoerd, kan door het college van burgemeester en schepenen geen conformiteitsattest worden afgeleverd.

De wooninspecteur brengt het college van burgemeester en schepenen onmiddellijk op de hoogte van de resultaten van het controlebezoek. ».

Art. 33.In artikel 20bis, § 7, van hetzelfde decreet, worden in het tweede lid de woorden « of in geval van toepassing van wat bepaald is in § 1, laatste lid, » geschrapt. Afdeling II. - Bevoegdheden toezichthouder

Art. 34.Aan artikel 29bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De in artikel 47 bedoelde bevoegdheden van de toezichthouder kunnen op een overeenkomstige wijze worden uitgeoefend ten aanzien van de beslissingen van de instanties genomen krachtens titel VI en VII. ». Afdeling III. - Invordering van subsidies en tegemoetkomingen

Art. 35.De ambtenaren die met toepassing van het laatste lid van artikel 59 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode door de Vlaamse Regering belast zijn met de invordering van subsidies en tegemoetkomingen, evenals de ambtenaren die belast zijn met het opstellen, viseren en uitvoerbaar verklaren van de dwangbevelen, kunnen deze bevoegdheden ook uitoefenen om de andere dan de in het artikel 59 van voormeld decreet bedoelde subsidies en tegemoetkomingen die op het vlak van huisvesting, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IV, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen werden verstrekt, terug te vorderen wanneer de begunstigden de aangegane verbintenissen of gestelde voorwaarden niet naleven.

De teruggevorderde subsidies en tegemoetkomingen worden toegewezen aan het Fonds voor de Huisvesting, bedoeld in artikel 59 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode. Afdeling IV. - Sociale huurwoningen

Art. 36.In artikel 98 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, gewijzigd bij het decreet van 15 december 2006, worden § 1 en § 2 vervangen door wat volgt : « § 1. De huurovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en wordt in de volgende gevallen van rechtswege ontbonden : 1° als de laatste huurder, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, a), b) en c), overlijdt;2° als de laatste huurder, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, a), b) en c), de huurovereenkomst heeft opgezegd. Als er bij een ontbinding als vermeld in het eerste lid nog een huurder als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, d), overblijft, vindt de ontbinding plaats op de laatste dag van de zesde maand die volgt op de datum waarop de verhuurder het overlijden of de opzegging van de laatste huurder heeft vernomen. De huurder, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, d), kan melden aan de verhuurder dat de ontbinding sneller moet plaatsvinden dan de voormelde termijn, op voorwaarde dat hij dat ten minste drie maanden voor de gewenste datum van ontbinding van de huurovereenkomst aan de verhuurder meldt en dat er minimaal drie maanden verlopen tussen de eerste dag van de maand die volgt op de datum van het overlijden of van de opzegging en de ontbinding van de huurovereenkomst.

Als het eerste lid, 1°, van toepassing is en er blijft geen huurder als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, d), over, vindt de ontbinding plaats op de eerste dag van de maand die volgt op datum van het overlijden.

De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden een huurovereenkomst van rechtswege wordt ontbonden ten aanzien van de huurder die de sociale huurwoning niet langer als hoofdverblijfplaats betrekt en die geen opzegging heeft gegeven.

Als de huurovereenkomst betrekking heeft op een woning waarover de verhuurder slechts voor een beperkte termijn beschikt, bedraagt de duur niet minder dan negen jaar, tenzij de verhuurder zelf maar voor een kortere periode over de woning kan beschikken.

De Vlaamse Regering kan uitzonderingen toestaan op duurtijd van de huurovereenkomst, vermeld in het eerste en het vijfde lid, onder meer voor de tijdelijke opvang van gezinnen die in een noodsituatie verkeren of die wachten op een aangepaste woning of in het geval dat er een renovatie van de betrokken woning gepland is. § 2. Een huurder kan te allen tijde de huurovereenkomst opzeggen met een aangetekende brief. De opzegging geldt enkel in zijn hoofde.

Voor de laatste huurder, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, a), b) en c), die de huurovereenkomst opzegt, geldt een opzeggingstermijn van drie maanden, voor de andere huurders die de huurovereenkomst opzeggen, geldt geen opzeggingstermijn. De opzeggingstermijn begint te lopen op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de opzegging werd gegeven. ». HOOFDSTUK V. - Rechtsopvolging VHM

Art. 37.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° kaderdecreet : het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003;2° Vlaamse Wooncode : het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;3° domeindecreet : het decreet van 24 maart 2006 houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid;4° VMSW : de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, vermeld in artikel 30, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Wooncode;5° VHM : de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, vermeld in artikel 30, § 1, tweede lid, van de Vlaamse Wooncode;6° ministerie : het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. § 2. De statuten van de VMSW, goedgekeurd door de buitengewone algemene vergadering der aandeelhouders van de VHM op 27 juni 2006, houdende de omvorming van de VHM tot de VMSW, zoals bepaald in artikel 30, § 1, zesde lid, van de Vlaamse Wooncode worden goedgekeurd met uitsluiting van artikel 3, § 1, 6°, 7° en 8°, van de statuten. § 3. De VMSW geldt met ingang van de datum van de inwerkingtreding van artikel 33 van het domeindecreet als de algemene rechtsopvolger van de VHM, waarvan ze de rechtspersoonlijkheid voortzet.

De goederen, de rechten en de verplichtingen van de VHM, met inbegrip van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de hangende en toekomstige gerechtelijke procedures, en met uitzondering van de goederen, de rechten en de verplichting die vermeld zijn in § 4, behoren met ingang van de datum, vermeld in het eerste lid, toe aan de VMSW. § 4. De roerende goederen, de rechten en de verplichtingen van de VHM, met inbegrip van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de hangende en toekomstige gerechtelijke procedures, die betrekking hebben op taken en opdrachten die ter uitvoering van het kaderdecreet worden toevertrouwd aan het ministerie, worden overgedragen aan het Vlaamse Gewest en toegewezen aan de entiteiten van het ministerie overeenkomstig de verdeling, opgenomen in de inventaris, vermeld in § 6, tweede lid. § 5. De goederen, de rechten en de verplichtingen van het Vlaamse Gewest, die betrekking hebben op taken en opdrachten inzake woonbeleid, die uitgeoefend worden door de afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, met inbegrip van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de hangende en toekomstige gerechtelijke procedures, worden overeenkomstig de verdeling, opgenomen in de inventaris, vermeld in § 6, tweede lid : 1° overgedragen aan de VMSW als ze betrekking hebben op taken en opdrachten die krachtens artikelen 33 en 34 van de Vlaamse Wooncode worden toevertrouwd aan de VMSW;2° toegewezen aan entiteiten van het ministerie als ze betrekking hebben op taken en opdrachten die ter uitvoering van het kaderdecreet worden toevertrouwd aan het ministerie. § 6. De goederen, rechten en verplichtingen, vermeld in §§ 4 en 5, worden kosteloos overgedragen in de staat waarin ze zich bevinden en, als het gaat om onroerende goederen, met inbegrip van hun actieve en passieve erfdienstbaarheden, de bijzondere lasten die verbonden zijn aan de verwerving ervan, alsmede de eventuele aan derden verleende rechten.

Van die goederen, rechten en verplichtingen wordt een inventaris, met inbegrip van de verdeling ervan, opgemaakt in gezamenlijk overleg tussen de leidinggevende ambtenaren van de VMSW en de betrokken entiteiten van het ministerie. Die inventaris wordt opgenomen in een proces-verbaal van overdracht dat wordt ondertekend door de leidende ambtenaren die bij de verdeling betrokken zijn. HOOFDSTUK VI. - Vlaams Gemeentefonds

Art. 38.In artikel 19ter, § 1, van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds worden tussen het woord « wordt » en de woorden « onder de gemeenten van het Vlaamse Gewest » de woorden « voor het begrotingsjaar 2008 » ingevoegd.

Art. 39.Aan artikel 19ter, § 1, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Vanaf het begrotingsjaar 2009 wordt de aanvullende dotatie waarvan sprake in artikel 19bis verdeeld volgens dezelfde procentuele verhouding als de verdeling onder de gemeenten van het bedrag voor het jaar 2007 van de in het eerste lid van deze paragraaf genoemde federale bijdrage. ».

Art. 40.Aan artikel 19quater van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kunnen de gemeentelijke aandelen in de aanvullende dotatie voor het jaar 2009 voor het volledige bedrag betaald worden in het jaar 2008. ».

Art. 41.Aan artikel 22 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4 wordt « 30 september 2008 » vervangen door « 30 september 2009 »;2° in § 5 wordt het jaartal « 2009 » vervangen door het jaartal « 2010 »;3° in § 6 wordt het jaartal « 2008 » vervangen door het jaartal « 2009 »;4° in § 6bis wordt « 30 september 2008 » vervangen door « 30 september 2009 ». HOOFDSTUK VII. - Overname schuld provinciewegen

Art. 42.§ 1. De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd om, in het kader van het Lokaal Pact met de Lokale Overheden, leningen aangegaan door de provincies, op te nemen in haar directe schuld, met het oog op de onmiddellijke vervroegde terugbetaling van deze leningen. De Vlaamse Regering wordt er tevens toe gemachtigd om, in het kader van het Lokaal Pact met de Lokale Overheden, schulden in dit kader aangegaan door de provincies aan de bank terug te betalen.

Per provincie kan een schuld worden overgenomen of terugbetaald, ten belope van de financiële compensatie die door de provincies aan de gemeenten zal worden betaald voor het in goede staat brengen van de overgedragen lokale wegen, zoals geselecteerd in de structuur- en mobiliteitsplannen. § 2. De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd een gebeurlijke wederbeleggingsvergoeding, gelimiteerd volgens de modaliteiten vast te stellen door de Vlaamse Regering, en één week intrest ten laste te nemen op de leningen vermeld in § 1. § 3. Voor de omschrijving van de directe schuld wordt verwezen naar artikel 2, 1°, van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest. HOOFDSTUK VIII. - Flanders House Inc.

Art. 43.De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd om toe te treden als stichtend lid tot de Amerikaanse non for profit corporation (NFP) type 501. c 3 « Flanders House Inc. ».

Art. 44.De NFP stelt zich tot doel Vlaanderen in de VS te promoten en de Vlaamse cultuur er uit te dragen door middel van diverse communicatiekanalen en activiteiten.

Art. 45.De financiële tegemoetkoming van de Vlaamse Gemeenschap in de algemene werking van de Amerikaanse non for profit corporation « Flanders House Inc. » omvat een jaarlijkse subsidie die in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap is opgenomen. Vanaf de begroting 2009 zal deze subsidie worden opgenomen. HOOFDSTUK IX. - Fonds voor Kunsten en Erfgoed

Art. 46.Artikel 22 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991 wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 22.§ 1. Het fonds voor de Cultuur wordt omgevormd tot het Fonds voor Kunsten en Erfgoed, hierna « het Fonds » genoemd en opgericht zoals voorzien in artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit. § 2. De middelen van het Fonds zijn : 1° schenkingen, legaten en sponsoring;2° inkomsten die het gevolg zijn van residenties, Europese projecten, tentoonstellingen, publicaties en audiovisuele realisaties, gefinancierd of geprefinancierd door of in samenwerking met de administratie bevoegd voor Kunsten en Erfgoed;3° terugbetalingen van de door het Fonds verleende financieringen, prefinancieringen en subsidies;4° verkoop van catalogi en publicaties;5° toegangsgelden tot musea en tentoonstellingen;6° terugvorderingen van ten onrechte gedane betalingen. § 3. De middelen van het Fonds moeten rechtstreeks bijdragen tot : 1° het verrijken van de kunstpatrimonia van de collectie van de Vlaamse Gemeenschap, van de eigen kunstinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap en van de musea, evenals de valorisatie van hun wetenschappelijke onderzoek;2° financiering, prefinanciering of subsidiëring van professionele kunstenaars met het oog op hun ontwikkeling als zelfstandige;deze financiering, prefinanciering of subsidiëring kan aan natuurlijke personen en rechtspersonen worden verleend; 3° financiering, prefinanciering of subsidiëring van documentaire films rond het leven en het werk van scheppende of uitvoerende kunstenaars;4° financiering, prefinanciering of subsidiëring van de productie van gegevensdragers met in hoofdzaak Vlaamse muziek;5° financiering, prefinanciering of subsidiëring van tentoonstellingen, catalogi, publicaties en audiovisuele realisaties van of in samenwerking met de administratie bevoegd voor Kunsten en Erfgoed. § 4. Om de in § 3 bepaalde doelstellingen te bereiken, kan het Fonds : 1° financieringen toekennen;2° terugvorderbare voorschotten verlenen;3° subsidies verstrekken;4° in naam van de Vlaamse Gemeenschap en voor rekening van het Fonds opdrachten voor werken, leveringen en diensten gunnen. § 5. De in § 3, 2°, bedoelde middelen kunnen aangevraagd worden door alle kunstenaars ongeacht de disciplines waarin zij actief zijn.

De aanvrager dient een natuurlijke persoon te zijn.

De Vlaamse Regering kent de in § 3, 2°, bedoelde middelen toe op basis van de volgende criteria : 1° de onmogelijkheid voor de kunstenaar om het project zelf te financieren;2° de door de kunstenaar geboden garanties op de terugbetaling van de middelen. De overeenkomstig § 3, 2°, door de Vlaamse Regering toegekende middelen moeten volledig terugbetaald worden, behoudens in de door de Vlaamse Regering bepaalde gevallen. HOOFDSTUK X. - Vlaamse Regulator voor de Media

Art. 47.In artikel 176quinquies, § 1, van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005, worden de woorden « 3° de administratieve geldboeten, bedoeld in artikelen 176 en 176bis ; » geschrapt. HOOFDSTUK XI. - Fonds personeelsleden met verlof voor opdracht

Art. 48.Artikel 33 van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001 wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 33.§ 1. Bij elk op 1 januari 2007 bestaand Vlaams ministerie wordt er een fonds, in de zin van artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit, opgericht voor de aanwending van de terugbetaling van salarissen van personeelsleden binnen het Vlaams ministerie die ten laste genomen worden door andere overheden of vakorganisaties. § 2. Aan ieder fonds worden toegewezen : - alle terugvorderingen van wedden en ermee samenhangende vergoedingen of kosten met betrekking tot personeelsleden van het betrokken Vlaams ministerie die ten laste genomen worden door andere overheden of vakorganisaties; - een gedeelte van het vastleggings- en ordonnanceringssaldo op 31 december 2006 dat bij besluit van de Vlaamse Regering zal worden vastgesteld. § 3. De middelen van ieder fonds dienen aangewend te worden voor de betaling van wedden en weddentoelagen van de ter vervanging aangeworven personeelsleden. § 4. Aan het fonds van het Vlaams ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin worden toegewezen : - alle terugvorderingen van wedden en ermee samenhangende vergoedingen of kosten met betrekking tot personeelsleden welke op basis van het decreet van 15 december 2006 betreffende de aanstelling van bedienaars der erediensten en moreel consulenten bij sommige rechtspersonen worden aangesteld bij instellingen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. § 5. De middelen van het fonds van het Vlaams ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, verkregen op basis van § 4, dienen aangewend te worden voor de betaling van de wedden en weddentoelagen van de personeelsleden welke op basis van het decreet van 15 december 2006 betreffende de aanstelling van bedienaars der erediensten en moreel consulenten bij sommige rechtspersonen worden aangesteld bij instellingen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. ». HOOFDSTUK XII. - Projectmatig wetenschappelijk onderzoek

Art. 49.In artikel 190bis, § 3, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « De in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen worden in de begrotingsjaren 2008 en 2009 tussen de hogescholen verdeeld a rato van het gemiddeld aantal opgenomen studiepunten in professioneel gerichte bacheloropleidingen en bachelor-na-bacheloropleidingen op 1 februari 2005, op 1 februari 2006 en op 1 februari 2007. Voor het jaar 2005 worden deze opgenomen studiepunten bekomen door het aantal financierbare studenten op 1 februari 2005 te vermenigvuldigen met een factor 57. ».

Art. 50.In artikel 190bis, § 3, van hetzelfde decreet wordt het vierde lid vervangen door wat volgt : « De in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen worden jaarlijks aangepast op de wijze bepaald door artikel 9, § 5, van het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en universiteiten in Vlaanderen. ».

Art. 51.Aan artikel 190bis, § 3, van hetzelfde decreet wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Vanaf het begrotingsjaar t worden de in het eerste en het tweede lid bedoelde bedragen tussen de hogescholen verdeeld a rato van het gemiddeld aantal opgenomen studiepunten in de professioneel gerichte bacheloropleidingen en de bachelor-na-bacheloropleidingen van de jaren t-4, t-3 en t-2. Deze formule wordt voor het eerst gebruikt voor de verdeling van de bedoelde bedragen in het begrotingsjaar 2010. ».

Art. 52.In artikel 190bis, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet worden in punt 1° de woorden « die niet korter mag zijn dan 3 jaar » geschrapt.

Art. 53.Aan artikel 190bis van hetzelfde decreet wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. In het begrotingsjaar 2011 wordt 10 % van het in § 2, 2°, bedoelde bedrag verdeeld op basis van een reeks van gewogen output-indicatoren die betrekking hebben op de opdrachten wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening van de hogescholen.

De Vlaamse Regering bepaalt uiterlijk op 1 juli 2010 de kwaliteitscriteria waaraan de genoemde indicatoren moeten beantwoorden.

In het begrotingsjaar 2012 stijgt het in het eerste lid genoemde percentage tot 15 % en vanaf het begrotingsjaar 2013 wordt het vastgelegd op 20 %. ». HOOFDSTUK XIII. - Bijzonder Onderzoeksfonds

Art. 54.Aan artikel 168, § 5, eerste lid, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, vervangen bij decreet van 14 maart 2008, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° vanaf het begrotingsjaar 2008 tot en het met begrotingsjaar 2010 het procentueel aandeel van iedere universiteit in de jaarlijkse werkingstoelage. ». HOOFDSTUK XIV. - Vlaams Agentschap Ondernemen

Art. 55.In het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Vlaams Agentschap Ondernemen » wordt hoofdstuk IIIbis, dat bestaat uit artikel 6bis, vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk IIIbis. - Erkenningen en subsidiëring van de erkende inrichters van VLAO-aanspreekpunten en van de erkende VLAO-aanspreekpunten

Artikel 6bis.§ 1. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om, met het oog op de inrichting van een fijnmazig netwerk van VLAO-aanspreekpunten dat het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest bestrijkt, erkenningen te verlenen als inrichter van VLAO-aanspreekpunten en erkenningen te verlenen als VLAO-aanspreekpunten.

De erkenning als inrichter van VLAO-aanspreekpunten wordt verleend aan verenigingen zonder winstoogmerk op initiatief van een werkgevers- of zelfstandigenorganisatie, een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen, de kamers erkend door de Federatie der Kamers voor handel en nijverheid van België of een samenwerkingsverband tussen de verenigingen zonder winstoogmerk onderling of met andere rechtspersonen binnen de hierboven vermelde organisaties.

De erkenning als erkend VLAO-aanspreekpunt kan worden verleend aan één of meerdere plaatselijke vestigingen van een erkende inrichter van VLAO-aanspreekpunten waarvan de Vlaamse Regering heeft vastgesteld dat zij aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in § 2, tweede lid, voldoet.

De Vlaamse Regering kan een minimum en maximum vooropstellen van dergelijke vestigingen waaraan, per Vlaamse provincie, een dergelijke erkenning zal kunnen verleend worden. § 2. De Vlaamse Regering stelt de voorwaarden vast waaraan moet zijn voldaan om de erkenning als erkende inrichter van VLAO-aanspreekpunten te kunnen bekomen. Deze voorwaarden dienen te verzekeren dat de erkenning als erkende inrichter van VLAO-aanspreekpunten enkel zal worden verleend aan entiteiten die getuigen van een voldoende mate van organisatie, kwaliteit, deskundigheid en ervaring, van een voldoende mate van aanwezigheid in Vlaanderen en van een bereidheid tot het verlenen van een vlotte medewerking aan de inrichting van de VLAO-aanspreekpunten om de doelstelling vermeld in het derde lid te bereiken.

In dezelfde zin stelt de Vlaamse Regering de voorwaarden vast waaraan moet zijn voldaan om de erkenning als VLAO-aanspreekpunt te kunnen bekomen. Deze voorwaarden dienen te verzekeren dat de erkende VLAO-aanspreekpunten voldoende bemand zijn met deskundig personeel, dat zij beschikken over een voldoende mate van infrastructuur en dat zij vlot toegankelijk zijn voor het brede publiek.

De door de Vlaamse Regering vastgestelde voorwaarden als bedoeld in de beide vorige leden dienen te verzekeren dat een netwerk van VLAO-aanspreekpunten over het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest tot stand wordt gebracht. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de krachtlijnen van de procedure met het oog op de verlening van de in § 1, eerste lid, bedoelde erkenningen.

De Vlaamse Regering regelt de beroepsmogelijkheid tegen beslissingen inzake de erkenningen. § 4. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, regelt de Vlaamse Regering de wijze waarop subsidies aan de erkende inrichters van VLAO-aanspreekpunten kunnen worden verleend. § 5. De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze er met betrekking tot een erkende inrichter van VLAO-aanspreekpunten en een erkend VLAO-aanspreekpunt wordt gerapporteerd en aan welke vormen van evaluatie en inspectie de erkende VLAO-aanspreekpunten en de erkende inrichters van VLAO-aanspreekpunten worden onderworpen. § 6. De Vlaamse Regering bepaalt welke sancties kunnen getroffen worden in geval een erkend VLAO-aanspreekpunt of een erkende inrichter van VLAO-aanspreekpunten een inbreuk op een reglementaire bepaling begaat. § 7. De Vlaamse Regering kan de verdere maatregelen nemen die nodig zijn ter verzekering van de vlotte inrichting en werking van de erkende inrichters van VLAO-aanspreekpunten en van de erkende VLAO-aanspreekpunten. ». HOOFDSTUK XV. - Rentetoelage voor ondernemingen die lijden onder de verstoorde bereikbaarheid ten gevolge van hinder door openbare werken

Art. 56.In artikel 2 van het decreet van 7 juli 2006 houdende toekenning van een rentetoelage voor ondernemingen die lijden onder de verstoorde bereikbaarheid ten gevolge van hinder door openbare werken worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° worden de woorden « de vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen » vervangen door de woorden « de handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid en de burgerlijke vennootschappen met handelsvorm »;2° punten 6° en 7° worden vervangen door wat volgt : « 6° de-minimisverordening : Verordening (EG) nr.1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun, en de latere wijzigingen; 7° kredietinstelling : de kredietinstellingen die overeenkomstig de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen kredieten voor eigen rekening mogen verlenen;».

Art. 57.In artikel 3 van hetzelfde decreet worden § 1 en § 3 vervangen door wat volgt : « § 1. Kleine en middelgrote ondernemingen die in het Vlaamse Gewest beschikken over ruimtes die bestemd en toegankelijk zijn voor de eindgebruikers en die die ruimtes daartoe daadwerkelijk aanwenden en die te kampen hebben met een verstoorde bereikbaarheid tengevolge van openbare werken komen in aanmerking voor de toekenning van een rentetoelage. »; « § 3. De Vlaamse Regering kan voorwaarden bepalen voor het aantonen van de hinder door openbare werken. ».

Art. 58.In artikel 4 van hetzelfde decreet wordt het woord « de minimis-verordening » vervangen door het woord « de de-minimisverordening ».

Art. 59.In artikel 5 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt tussen de woorden « stijgende rentevoeten » en de woorden « kan de Vlaamse Regering » de woorden « of om begrotingsredenen » ingevoegd;2° een § 1bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis.De Vlaamse Regering kan om begrotingsredenen een maximaal steunbedrag bepalen. »; 3° in § 2, 2°, worden de woorden « Belgische of buitenlandse kredietinstellingen die volgens de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen gerechtigd zijn in België kredieten te verstrekken » vervangen door het woord « kredietinstellingen »;4° in § 2, 3°, worden de woorden « ten minste 5000 euro en » geschrapt. HOOFDSTUK XVI. - Economisch ondersteuningsbeleid

Art. 60.In artikel 2 van het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006, wordt § 2 opgeheven.

Art. 61.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk VIIbis, dat bestaat uit artikel 31bis en artikel 31ter, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK VIIbis. - Steun voor ondernemerschapsbevordering Afdeling I. - Toepassingsgebied

Artikel 31bis.§ 1. De Vlaamse Regering kan steun verlenen aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap en het optreden coördineren van begunstigden die middelen ten laste van de Vlaamse begroting ontvangen voor ondernemerschapsbevordering onder de voorwaarden vermeld in de uitvoeringsbesluiten.

De projecten kunnen betrekking hebben op : 1° het sensibiliseren over ondernemers, bedrijven en ondernemerschap;2° het aanleren van attitudes, competenties en vaardigheden ter stimulering van de ondernemingszin en de performantie van ondernemingen. De Vlaamse Regering kan die lijst verduidelijken en aanvullen overeenkomstig de beleidsprioriteiten en de noodwendigheden. § 2. De steun kan worden verleend aan : 1° ondernemingen zoals gedefinieerd in artikel 3, 1°, met toepassing van artikel 5 en de hoofdstukken XI, XIII en XIV;2° entiteiten die niet voldoen aan 1°, met toepassing van artikel 5 en de hoofdstukken XIII en XIV. § 3. De Vlaamse Regering kan de begunstigden, vermeld in § 2, verder concretiseren in functie van de noodwendigheden en de beleidsprioriteiten. Afdeling II. - Steunintensiteit

Artikel 31ter.- § 1. De steunintensiteit wordt berekend als een percentage van de in aanmerking komende kosten. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de in aanmerking komende kosten en de steunintensiteit. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt in welke mate er cumulatie van steun is toegelaten, ongeacht de bron en in welke vorm ook verleend, met betrekking tot dezelfde kosten. ». HOOFDSTUK XVII. - IWT-Vlaanderen

Art. 62.De ambtenaar die van het federale ministerie Middenstand en Landbouw werd overgedragen naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, en bij beslissing van de minister voor ambtenarenzaken met ingang van 1 januari 2003 met verlof voor opdracht werd ter beschikking gesteld van IWT-Vlaanderen voor de evaluatie van aanvragen voor subsidies aan landbouwkundig onderzoek, wordt in uitvoering van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen met ingang van 1 januari 2003 definitief en met behoud van zijn rechten inzake anciënniteit, pensioen en bezoldiging overgedragen aan IWT-Vlaanderen. HOOFDSTUK XVIII. - Herculesstichting

Art. 63.In artikel VI.9.9., § 1, van het decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de medezeggenschap in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen wordt het laatste lid van vervangen door wat volgt : « De Herculesstichting is een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, als vermeld in artikel 29 van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003. Voor wat begroting en boekhouding betreft, wordt de stichting onderworpen aan de regels die van toepassing zijn voor de publiekrechtelijke instellingen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest. De Vlaamse Regering bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein de Herculesstichting behoort. ». HOOFDSTUK XIX. - Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk

Art. 64.De middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn binnen de sector sociaal-cultureel volwassenenwerk, zoals bedoeld in artikel 9, 3°, van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector, worden toegevoegd aan de middelen waarop de betrokken organisaties gesubsidieerd worden op basis van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk. HOOFDSTUK XX. - Uitleendienst kampeermateriaal en jeugdverblijfcentra

Art. 65.Het opschrift van het decreet van 3 maart 2004 houdende erkenning en subsidiering van jeugdherbergen, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme wordt als volgt gewijzigd : « Decreet houdende subsidiëring van hostels, jeugdverblijfcentra, ondersteuningsstructuren en de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme ».

Art. 66.In artikel 2, 4°, van hetzelfde decreet wordt het woord « jeugdherberg, » vervangen door de woorden « hostel en ».

Art. 67.In artikel 4, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord « jeugdherbergen » vervangen door het woord « hostels ».

Art. 68.In artikel 5 van hetzelfde decreet wordt punt 3° geschrapt.

Art. 69.§ 1. In artikel 7, § 1, van hetzelfde decreet wordt het woord « jeugdherbergen » vervangen door het woord « hostels ». § 2. In § 3 van hetzelfde artikel worden de woorden « jeugdherbergen » vervangen door « hostels ».

Art. 70.In artikel 8, § 1, 1° en 4°, van hetzelfde decreet worden het woord « jeugdherbergen » vervangen door « hostels ».

Art. 71.In het opschrift van hoofdstuk VI van hetzelfde decreet wordt het woord « jeugdherbergen » vervangen door het woord « hostels ».

Art. 72.In artikel 13 van hetzelfde decreet wordt het woord « jeugdherbergen » vervangen door het woord « hostels ».

In hetzelfde artikel worden de woorden « of hostel » ingevoegd na de woorden « type A, B of C ».

Art. 73.§ 1. In artikel 14, § 1, van hetzelfde decreet wordt tussen het woord « jeugdverblijfcentrum » en de woorden « moet het centrum » de woorden « of hostel » ingevoegd. § 2. In § 2 van hetzelfde artikel wordt tussen de woorden « type A en B » en de woorden « moeten bovendien » de woorden « of hostels » ingevoegd. § 3. In § 3 van hetzelfde artikel wordt tussen de woorden « type C » en de woorden « moeten bovendien » de woorden « of hostels » ingevoegd. § 4. In dezelfde paragraaf worden de punten 3° en 6° geschrapt.

Art. 74.§ 1. Artikel 15, § 1, van hetzelfde decreet wordt in fine aangevuld met de woorden « en hostels ». § 2. In § 2 van hetzelfde artikel wordt tussen het woord « jeugdverblijfcentra » en de woorden « die voldoen aan » de woorden « of hostels » ingevoegd. § 3. In § 3 van hetzelfde artikel wordt tussen de woorden « jeugdverblijfcentra van het type C » en de woorden « die voldoen aan » de woorden « of hostels » ingevoegd.

Art. 75.In artikel 20 van hetzelfde decreet wordt tussen het woord « ondersteuningsstructuren » en de woorden « en de jeugdverblijfcentra » het woord « , hostels » ingevoegd. HOOFDSTUK XXI. - Tewerkstelling

Art. 76.In artikel 11 van het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, worden § 3 en § 4 vervangen door wat volgt : « § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de organisaties die tijdelijke werkervaringsplaatsen kunnen inrichten en de categorieën van niet-werkende werkzoekenden die in deze werkervaringsplaatsen kunnen worden tewerkgesteld. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de organisaties waaraan contingenten van werkervaringsplaatsen kunnen worden toegewezen. Deze organisaties waarborgen de begeleiding en de opleiding van de werkzoekenden en stellen die werkzoekenden ter beschikking van andere organisaties als bedoeld in § 3. ». HOOFDSTUK XXII. - Personen met een arbeidshandicap

Art. 77.In artikel 2 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap « Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding » wordt punt 10° vervangen door wat volgt : « 10° persoon met een arbeidshandicap : een persoon met een langdurig en belangrijk probleem van deelname aan het arbeidsleven dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren en die ingeschreven is bij de VDAB. De Vlaamse Regering bepaalt de criteria en de procedure aan de hand waarvan de VDAB bepaalt of een persoon al dan niet een arbeidshandicap heeft. ».

Art. 78.In artikel 5, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 5° wordt het woord « handicap » vervangen door het woord « arbeidshandicap »;2° punt 5°, a), wordt vervangen door wat volgt : « a) het toekennen van tegemoetkomingen ter ondersteuning van de inschakeling op de arbeidsmarkt van de personen met een arbeidshandicap. De Vlaamse Regering bepaalt de aard van de tegemoetkomingen, de procedure die wordt gehanteerd en de bijkomende voorwaarden waaraan de persoon met een arbeidshandicap moet voldoen. ».

Art. 79.Artikel 582, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, wat de Vlaamse Gemeenschap betreft aangevuld bij decreten van 12 november 1997 en 7 mei 2004, wordt aangevuld met de woorden « en van de geschillen voortvloeiend uit artikel 5, § 1, 5°, a en b, van het decreet tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap « Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding » ».

Art. 80.In artikel 79 van het decreet van 23 december 2005 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « handicap » worden vervangen door de woorden « arbeidshandicap »;2° § 1, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt : « De personen met een arbeidshandicap die wegens de aard of de ernst van hun arbeidshandicap niet of nog niet in het normale economische arbeidscircuit beroepsactiviteiten kunnen uitoefenen, kunnen, hetzij voltijds, hetzij deeltijds, in beschutte werkplaatsen worden tewerkgesteld, die worden erkend en gesubsidieerd door het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. De Vlaamse Regering bepaalt de criteria en de procedure aan de hand waarvan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding bepaalt of een persoon al dan niet een arbeidshandicap heeft en voldoet aan de hierboven gestelde voorwaarden. ». HOOFDSTUK XXIII. - Leefmilieu en energie Afdeling I. - Grondwaterbeheer

Art. 81.In artikel 28quater van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, worden in § 1, 2°, b), ingevoegd bij het decreet van 20 december 1996 en gewijzigd bij de decreten van 19 december 1997, 22 december 1999, 22 december 2000, 21 december 2001, 24 december 2004, 23 december 2005 en 22 december 2006, de woorden « in het heffingsjaar 2007 » geschrapt. Afdeling II. - Oppervlaktewateren

Art. 82.Artikel 2 van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, gewijzigd bij decreet van 22 december 2006, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 2.Het is verboden voorwerpen of stoffen in de bij artikel 1 bedoelde wateren of in de openbare riolen te werpen of te deponeren, verontreinigde of verontreinigende vloeistoffen erin uit te lozen of er gassen in te brengen, behalve de lozing van afvalwater waarvoor vergunning is verleend of melding is gedaan overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn uitvoeringsbesluiten alsook behalve voor het lozen van huishoudelijk afvalwater, voor zover de biologisch afbreekbare organische belasting van dit afvalwater niet meer bedraagt dan 20 inwonerequivalenten en de lozing geschiedt overeenkomstig het in § 1 van artikel 3 bedoelde reglement. Het is eveneens verboden vaste stoffen of vloeistoffen te deponeren op een plaats vanwaar ze door een natuurlijk verschijnsel in die wateren (of in de openbare riolen) kunnen terechtkomen. ».

Art. 83.In artikel 35bis van dezelfde wet, gewijzigd bij decreet van 22 december 2006, wordt § 4 vervangen door wat volgt : « § 4. Elke rechtspersoon die in het Vlaamse Gewest een zuiveringstechnisch werk exploiteert waarin uitsluitend afvalwater van de openbare riolering (met inbegrip van afvalstoffen afkomstig van septische putten, vetvangers of kleinschalige waterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van maximaal 20 inwonerequivalenten waarin uitsluitend huishoudelijk afvalwater wordt geleid, per as aangevoerde afvalwaters, slibs afkomstig van openbare rioolwaterzuiveringsinstallaties en/of slibs afkomstig van het onderhoud van collectoren en pompstations) wordt behandeld en dat aangesloten is op het openbaar hydrografisch net, is van heffing vrijgesteld voor wat betreft de lozing van de effluentwaters van voornoemde openbare rioolwaterzuiveringsinstallaties.

Een slibverbrandingsinstallatie waarmee het zuiveringstechnisch werk een milieutechnische eenheid vormt is geen onderdeel van het zuiveringstechnisch werk. ». Afdeling III. - Liberalisering van de elektriciteitsmarkt

Art. 84.Het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2007 tot vrijstelling van de federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt wordt met ingang van 1 januari 2008 bekrachtigd. HOOFDSTUK XXIV. - Landbouw

Art. 85.Bekrachtigd wordt met ingang van de dag van inwerkingtreding het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2007 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 1997 betreffende de verplichte bijdragen, bestemd voor de promotie en afzetbevordering van de Vlaamse producten van de sectoren landbouw, tuinbouw en visserij. HOOFDSTUK XXV. - Slotbepalingen

Art. 86.Dit decreet treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van : - artikelen 2, 4, 10 en 11, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2008; - artikelen 18 en 19, die in werking treden op 1 januari 2009; - artikel 20, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2008; - artikelen 21 tot en met 23, die in werking treden vanaf aanslagjaar 2009; - artikel 24, dat uitwerking heeft met ingang van 1 november 2007; - artikel 25, dat in werking treedt op 1 januari 2009; - artikel 36, dat in werking treedt op de datum die de Vlaamse Regering vaststelt; - artikel 37, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2006; - artikel 41 dat in werking treedt op 30 september 2008; - artikelen 43 tot en met 45, die uitwerking hebben met ingang van 14 januari 2008; - artikel 48, dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 2008; - artikelen 49 tot en met 54, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2008; - artikelen 56 tot en met 59, die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2008; - artikel 62, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2003; - artikel 63, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2007; - artikel 76, dat uitwerking heeft met ingang van 1 mei 2008; - artikelen 77 tot en met 80, die uitwerking hebben met ingang van 1 oktober 2008; - artikelen 81 en 83, die uitwerking hebben met ingang van het heffingsjaar 2008.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 21 november 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, Mme K. VAN BREMPT De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Mevr. H. CREVITS De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, Mevr. P. CEYSENS _______ Nota (1) Zitting 2007-2008. Stuk. - Ontwerp van decreet, 1824 - Nr. 1.

Zitting 2008-2009.

Stukken. - Verslag van het Rekenhof, 1824 - Nr. 2. - Amendementen, 1824 - Nrs. 3 tot 6. - Verslagen, 1824 - Nrs. 7 tot 17. - Tekst aangenomen door de commissies, 1824 - Nr. 18. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1824 - Nr. 19.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 12 november 2008.

^