Etaamb.openjustice.be
Decreet van 21 oktober 1997
gepubliceerd op 10 januari 1998

Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036441
pub.
10/01/1998
prom.
21/10/1997
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 OKTOBER 1997. Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° organismen : flora, fauna en overige organismen andere dan de mens;2° biologische diversiteit : de variabiliteit onder levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van, onder andere, terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken;dit omvat mede de diversiteit binnen soorten, tussen soorten en van ecosystemen; 3° ecosysteem : het geheel van biotische en abiotische elementen die het samenleven van levende organismen in een bepaald gebied kenmerken;4° habitat : een land- of waterzone met bijzondere geografische, abiotische of biotische kenmerken, die zowel natuurlijk als half natuurlijk kan zijn, waarin een bepaalde soort leeft;5° historisch permanent grasland : is een halfnatuurlijke vegetatie bestaande uit grasland gekenmerkt door het langdurige grondgebruik als graasweide, hooiland of wisselweide met ofwel cultuurhistorische waarde, ofwel een soortenrijke vegetatie van kruiden en grassoorten waarbij het milieu wordt gekenmerkt door aanwezigheid van sloten, greppels, poelen, uitgesproken microreliëf, bronnen of kwelzones;6° kleine landschapselementen : lijn- of puntvormige elementen met inbegrip van de bijhorende vegetaties waarvan het uitzicht, de structuur of de aard al dan niet resultaat zijn van menselijk handelen, en die deel uitmaken van de natuur zoals : bermen, bomen, bosjes, bronnen, dijken, graften, houtkanten, hagen, holle wegen, hoogstamboomgaarden, perceelsrandbegroeiingen, sloten, struwelen, poelen, veedrinkputten en waterlopen;7° natuur : de levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen, ongeacht of deze al dan niet voorkomen in aansluiting op menselijk handelen, met uitsluiting van de cultuurgewassen, de landbouwdieren en de huisdieren;8° natuurelement : elk afzonderlijk element dat natuur in de zin van dit decreet bevat;9° natuur in de bebouwde omgeving : de natuurelementen en soorten die voorkomen in samenhang met de stedelijke en bebouwde omgeving;10° natuurbehoud : het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van de natuur en het natuurlijk milieu door natuurbescherming, natuurontwikkeling en natuurbeheer en het streven naar een zo groot mogelijke biologische diversiteit in de natuur;11° natuurbescherming : het geheel van de maatregelen gericht op natuurbehoud en tegen nadelige invloeden die kunnen ontstaan door menselijke activiteiten;12° natuurontwikkeling : het geheel van maatregelen gericht op het creëren van voorwaarden voor het tot stand komen of het herstel van natuur in een bepaald gebied;13° natuurbeheer : het regelend en sturend ingrijpen van de mens in de natuur en in het natuurlijk milieu, bewust niets doen inbegrepen, ten behoeve van het natuurbehoud;14° natuurkwaliteit : de bijdrage die een gebied of één of meerdere afzonderlijke natuurelementen, al of niet in onderlinge samenhang, levert of kan leveren aan de biologische diversiteit;15° natuurlijk milieu : het geheel van biotische en abiotische elementen, samen met hun ruimtelijke en ecologische kenmerken en processen die nodig zijn voor het behoud van de natuur in het Vlaamse Gewest;16° erkende terreinbeherende natuurvereniging : een privaatrechtelijk rechtspersoon waarvan de statuten het natuurbehoud en/of de natuurbescherming als hoofdzakelijk en ondubbelzinnig doel bepalen, die gebieden beheert als natuurreservaat en als dusdanig op grond van dit decreet wordt erkend;17° soortenbehoud : het geheel van maatregelen gericht op het instandhouden, herstellen of ontwikkelen van populaties van soorten en ondersoorten;18° erkende beheerscommissie : een door de Vlaamse regering erkende vereniging van betrokkenen die het onderhoud en de bescherming van de natuurelementen binnen het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) conform het goedgekeurd natuurrichtplan tot doel heeft;19° bestrijdingsmiddelen : werkzame stoffen en preparaten die een of meer werkzame stoffen bevatten, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd en bestemd om een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken of onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of dit op andere wijze te bestrijden;20° waterrijke gebieden : gebieden met moerassen, vennen, veen- of plasgebieden, natuurlijk of kunstmatig, blijvend of tijdelijk, met stilstaand of stromend water, zoet, brak of zout, met inbegrip van zeewater, waarvan de diepte bij eb niet meer is dan zes meter;21° waterrijke gebieden van internationale betekenis : waterrijke gebieden die aangeduid zijn conform de Overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, opgemaakt te Ramsar op 2 februari 1971;22° administratieve overheid : het Vlaamse Gewest, de openbare instellingen die ervan afhangen, de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instellingen die belast zijn met taken van openbaar nut en de andere besturen die onderworpen zijn aan het administratief toezicht van het Vlaamse Gewest;23° VEN : Vlaams Ecologisch Netwerk;24° GEN : Grote Eenheid Natuur;25° GENO : Grote Eenheid Natuur in Ontwikkeling;26° IVON : Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk;27° VLM : Vlaamse Landmaatschappij;28° ALT : Administratie bevoegd voor Land- en Tuinbouw;29° Mina-fonds : Fonds voor Preventie en Sanering inzake leefmilieu en natuur opgericht bij decreet van 23 januari 1991. HOOFDSTUK II. - Officiële structuren inzake natuurbeleid Afdeling 1. - De Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud

Art. 3.De Vlaamse regering stelt een Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud in, hierna de Raad te noemen, samengesteld uit deskundigen inzake natuur. Zij bepaalt nadere regels inzake de samenstelling, de werking en het secretariaat van die Raad.

Art. 4.De Raad heeft tot taak advies uit te brengen over alle aangelegenheden bedoeld in dit decreet.

De Raad brengt rechtstreeks advies uit aan de Vlaamse regering over alle natuurbehoudsaangelegenheden die zij hem voorlegt.

De Raad beraadslaagt en brengt advies uit over alle aangelegenheden bedoeld in dit decreet die door zijn voorzitter of ten minste vijf leden worden voorgelegd.

De Vlaamse regering stelt een huishoudelijk reglement vast op voorstel van de Raad. Afdeling 2. - Het Instituut voor Natuurbehoud

Art. 5.Het Instituut voor Natuurbehoud, hierna het Instituut genoemd, heeft als opdracht ten behoeve van de Vlaamse regering : 1° alle passende, wetenschappelijke studies en onderzoeken te verrichten in verband met het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;2° de Raad bij te staan in zijn opdracht;3° ondersteuning te verlenen bij het opstellen van het natuurbeleidsplan;4° het natuurrapport op te stellen, zoals bedoeld in artikel 10. HOOFDSTUK III. - Doelstellingen en planning van het natuurbeleid Afdeling 1. - Algemene doelstellingen van het natuurbeleid

Art. 6.Onverminderd de bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, is het beleid inzake natuurbehoud en de vrijwaring van het natuurlijk milieu gericht op de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, op de handhaving of het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit en op het scheppen van een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak, waarbij educatie en voorlichting van de bevolking inzake natuurbehoud wordt gestimuleerd.

Art. 7.Het natuurbeleid is gericht op het nemen van alle maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van bepalingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten en verdragen betreffende het natuurbehoud.

Art. 8.De Vlaamse regering neemt alle nodige maatregelen ter aanvulling van de bestaande regelgeving om over het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest de milieukwaliteit te vrijwaren die vereist is voor het behoud van de natuur en om het standstill-beginsel toe te passen zowel wat betreft de kwaliteit als de kwantiteit van de natuur.

Art. 9.De maatregelen bedoeld in artikel 8, artikel 13 en Hoofdstuk VI kunnen beperkingen opleggen doch evenwel geen erfdienstbaarheden vaststellen die in absolute zin werken of handelingen verbieden of onmogelijk maken die met de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, overeenstemmen, noch in absolute zin de verwezenlijking van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen. Deze maatregelen kunnen beperkingen opleggen zoals de bescherming van de bestaande natuur en natuurelementen, zoals holle wegen, houtkanten, poelen, waterrijke gebieden, heiden en historisch permanent grasland, ongeacht waar deze zich bevinden.

De instandhouding van de natuur wordt beoogd maar de bedrijfsvoering en het teeltplan conform de ruimtelijke bestemming kan niet worden geregeld met uitzondering van het historisch permanent grasland in de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, natuurontwikkelingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang, agrarische gebieden met bijzondere waarde, VEN, IVON en binnen de perimeter van gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale verdragen, overeenkomsten en richtlijnen inzoverre grasland binnen deze perimeter als habitat is opgenomen.

De aanduiding van historisch permanent grasland in IVON of als habitat binnen de perimeter van gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale verdragen, overeenkomsten en richtlijnen inzoverre deze buiten de bovengenoemde bestemmingscategorieën gelegen zijn, zal gebeuren na advies van een werkgroep opgericht binnen de MINA-raad conform de artikelen 4, 5 en 6 van het decreet van 29 april 1991 tot instelling van een Milieu- en Natuurraad. Afdeling 2. - Het natuurrapport

Art. 10.§ 1. Het natuurrapport wordt opgesteld als een wetenschappelijk rapport in het kader van het milieurapport bedoeld in artikel 2.1.3. van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Het maakt er een herkenbaar maar integraal deel van uit.

Het dient tevens als inventarisatie bedoeld in artikel 7 van het Verdrag inzake biologische diversiteit, ondertekend in Rio de Janeiro op 5 juni 1992 en goedgekeurd bij decreet van 28 maart 1996. § 2. Het natuurrapport omvat in het bijzonder : 1° een beschrijving en evaluatie van de bestaande natuur in het Vlaamse Gewest;2° de te verwachten evolutie van deze natuur bij ongewijzigd en bij het door de Vlaamse regering voorgenomen beleid;3° de evaluatie van het voorbije beleid, waarbij expliciet gerapporteerd wordt over de afbakening van het VEN en IVON - de voortgang van de natuurrichtplannen zoals bedoeld in artikel 17 en artikel 27 van dit decreet. § 3. Het natuurrapport wordt opgesteld door het Instituut.

Bij het opstellen van het natuurrapport worden de administratieve overheid, de relevante overheidsorganen, wetenschappelijke instellingen en organisaties die vertegenwoordigd zijn in de MINA-Raad betrokken. § 4. De administratieve overheid stelt, hetzij op eenvoudig verzoek van het Instituut, hetzij uit eigen beweging, alle informatie en kennis waarover zij beschikt en die van nut kan zijn voor het opstellen van het natuurrapport ter beschikking van het Instituut. § 5. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de aanvullende inhoud van het natuurrapport, de procedure van het opstellen, de openbaarmaking en het gebruik ervan. Afdeling 3. - Het natuurbeleidsplan

Art. 11.§ 1. De Vlaamse regering stelt een algemeen beleidsplan vast voor het natuurbehoud en het behoud van het natuurlijk milieu.

Dit natuurbeleidsplan is een actieplan en kadert in het milieubeleidsplan bedoeld in artikel 2.1.7. en 2.1.11 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. De Vlaamse regering bepaalt de delen van het natuurbeleidsplan die bindend zijn voor de administratieve overheid.

Het natuurbeleidsplan kan te allen tijde door de Vlaamse regering geheel of gedeeltelijk worden herzien. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 2.1.7 en 2.1.11 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid omvat het natuurbeleidsplan de volgende deelplannen : 1° het deelplan voor het gebiedsgericht beleid. Dit deelplan bevat : 1) een nadere uitwerking van het gebiedsgericht beleid dat wordt ingebracht in het kader van het ruimtelijk beleid;2) een invulling van het VEN en het IVON, binnen de onderscheiden gebiedscategorieën;3) het deelplan kan ook voorstellen en acties bevatten voor de bevordering van kleine landschapselementen en groengebieden en bosgebieden conform de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, buiten het VEN en het IVON, voor de natuur in de bebouwde omgeving en voor de algemene natuurkwaliteit;2° een deelplan met betrekking tot de relatie tussen natuurdoelstellingen en milieukwaliteit in het VEN en in de groen-, park-, buffer- en bosgebieden van de uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, waarin de doelstellingen, maatregelen en indien nodig bijzondere milieukwaliteitsnormen worden vastgelegd die betrekking hebben op de chemische, fysische, morfologische en hydrologische kenmerken van het natuurlijk milieu in relatie tot de natuurdoeltypen;3° een deelplan voor het behoud van de soorten waarin de doelstelling en de maatregelen inzake de bescherming van levende organismen worden vastgelegd. In dit deelplan kunnen soortenbeschermingsplannen worden opgenomen met aanwijzing van de gebieden waarin deze van toepassing zullen zijn; 4° een deelplan voor het doelgroepenbeleid.Daarin wordt de aard van de doelgroepen bepaald alsook de daarop betrekking hebbende doelstellingen, de initiatieven inzake educatie en voorlichting en de stimulerende maatregelen; 5° een deelplan met betrekking tot de ondersteuning van de provinciale en lokale overheden.

Art. 12.Onverminderd de bepalingen van artikel 2.1.9. van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid legt de Vlaamse regering het ontwerp van natuurbeleidsplan voor advies voor aan de Raad, gelijktijdig met de voorlegging aan de adviserende instanties bedoeld in artikel 2.1.9, § 1, van voormeld decreet alsook de door de Vlaamse regering aan te duiden organen. De bepalingen van artikel 2.1.9, § 6, en 2.1.11, § 1 en 2, van dat decreet zijn van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK IV. - Algemene maatregelen ter bevordering van het natuurbehoud

Art. 13.§ 1. De Vlaamse regering kan alle nodige maatregelen nemen voor het natuurbehoud, ten behoeve van de bestaande natuur ongeacht de bestemming van het betrokken gebied, evenals voor de instandhouding van het natuurlijk milieu binnen de groen-, park-, buffer- en bosgebieden van de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, en meer bepaald voor : 1° de bescherming, de instandhouding, de ontwikkeling of het herstel van natuurlijke of deels natuurlijke habitats of ecosystemen, met inbegrip van de waterrijke gebieden van internationale betekenis;2° de bescherming, de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke of halfnatuurlijke vegetaties;3° de bescherming, de instandhouding en de ontwikkeling van de wilde inheemse fauna en flora en van de trekkende wilde diersoorten en hun habitats;4° de bescherming, de instandhouding en ontwikkeling van kleine landschapselementen;5° de bescherming, de instandhouding en ontwikkeling van de natuur in de bebouwde omgeving;6° het regelen van de toegang tot en het gebruik van het natuurlijke milieu. § 2. De maatregelen bedoeld in § 1 kunnen gericht zijn op het stimuleren van het natuurbeheer, het onderhoud, de natuurontwikkeling en kunnen, binnen de perken van de begroting, een financiële regeling vaststellen. § 3. De maatregelen bedoeld in § 1 kunnen het uitvoeren van bepaalde activiteiten verbieden of aan voorwaarden onderwerpen. Deze voorwaarden en activiteiten kunnen afhankelijk worden gemaakt van het verkrijgen van een vergunning. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot deze activiteiten of voorwaarden : 1° de wijze waarop, de omstandigheden waaronder of de plaats waar de activiteit kan worden uitgevoerd;2° het verlenen van een voorafgaande, schriftelijke vergunning of toestemming door een in het besluit aangewezen overheid;3° het voorafgaand, schriftelijk melden of kennisgeven van bepaalde activiteiten aan een bij besluit aangewezen overheid, die binnen een bepaalde termijn de gevolgen van de voorgenomen activiteit beoordeelt;4° het herstel in de oorspronkelijke toestand of in een door het besluit aangegeven toestand na de beëindiging van de activiteit.

Art. 14.Iedereen die handelingen verricht of hiertoe de opdracht verleent, en die weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat de natuurelementen in de onmiddellijke omgeving daardoor kunnen worden vernietigd of ernstig geschaad, is verplicht om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijze van hem kunnen worden gevergd om de vernietiging of de schade te voorkomen, te beperken of te herstellen.

Art. 15.De Vlaamse regering stelt regels vast met betrekking tot het aanvragen, verlenen, weigeren, bekendmaken, intrekken en wijzigen van de vergunning of de toestemming, alsook met betrekking tot de adviesverlening, het openbaar onderzoek en het indienen behandelen en bekendmaken van het beroep, alsook de schorsende werking van het beroep.

Als de beslissing over de vergunningsaanvraag niet binnen de voorziene termijn aan de aanvrager wordt toegezonden, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

Art. 16.§ 1. Als voor een activiteit op grond van wetten, decreten of besluiten een vergunning of toestemming van de overheid, dan wel een kennisgeving of melding aan de overheid vereist is, draagt deze overheid er zorg voor door het opleggen van voorwaarden of het weigeren van de vergunning of toestemming dat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan. § 2. De Vlaamse regering kan voor bepaalde activiteiten of categorieën van activiteiten, voor bepaalde habitats of ecologische processen, of voor bepaalde soortengroepen, richtlijnen geven voor het beoordelen van het vermijdbare en onherstelbare karakter van de activiteit en voor de op te leggen voorwaarden, en voor herstelmaatregelen inzake de schade aan de natuur en compensatiemaatregelen.

Buiten het VEN en in andere dan groengebieden, parkgebieden, buffergebieden en bosgebieden kan de Vlaamse regering een vergunning verlenen voor verplaatsing van kleine landschapselementen op voorwaarde dat de natuur in kwantiteit en in kwaliteit niet vermindert.

Binnen het IVON, in andere dan groengebieden, parkgebieden, buffergebieden en bosgebieden kan slechts vergunning voor verplaatsing van kleine landschapselementen worden verleend indien het kadert binnen een goedgekeurd natuurrichtplan. § 3. De in § 1 bedoelde overheid weigert de vergunning of toestemming indien de activiteit onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur kan veroorzaken in gebieden van het VEN bepaald overeenkomstig hoofdstuk V. Als voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid geen vergunning of toestemming maar wel een melding of kennisgeving is vereist, dient de aanvrager zich te gedragen naar de code van goede natuurpraktijk.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels inzake deze code van goede natuurpraktijk. De aanvrager of de persoon die de melding of de kennisgeving doet, toont aan dat de activiteit geen vermijdbare of onherstelbare schade aan de natuur zal veroorzaken. § 4. In afwijking op het bepaalde in § 3, kan een activiteit, die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur veroorzaakt in het VEN, worden uitgevoerd om bijzonder gewichtige redenen van algemeen belang. In dit geval worden alle maatregelen genomen om de mogelijke schade te beperken en worden kwantitatieve en/of kwalitatieve compensatiemaatregelen opgelegd aan de aanvrager of de persoon die de melding of de kennisgeving verricht heeft, na advies van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud. § 5. De beslissing van de overheid omtrent de vermijdbare of onherstelbare schade wordt met redenen omkleed.

De overheid deelt haar beslissing mee : 1° aan de aanvrager, op dezelfde wijze als de beslissing op de aanvraag wordt meegedeeld;2° aan de persoon die de melding of de kennisgeving heeft gedaan, bij ter post aangetekende brief binnen een termijn van dertig dagen na de melding of kennisgeving. HOOFDSTUK V. - Gebiedsgericht beleid Afdeling 1. - Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)

Art. 17.§ 1. Het Vlaams Ecologisch Netwerk is een samenhangend en georganiseerd geheel, van gebieden van de open ruimte waarin een specifiek beleid inzake het natuurbehoud, gebaseerd op de kenmerken en elementen van het natuurlijk milieu, de onderlinge samenhang tussen de gebieden van de open ruimte en de aanwezige en potentiële natuurwaarden wordt gevoerd.

De Vlaamse regering bakent binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet een effectief te realiseren oppervlakte van 125 000 ha af, en draagt zorg voor de totstandkoming van de natuurrichtplannen binnen de periode van 10 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. § 2. Het Vlaams Ecologisch Netwerk omvat de volgende onderdelen : 1° Grote Eenheden Natuur (GEN) : dit zijn gebieden die hetzij natuurelementen over een oppervlakte van minstens de helft van het gebied bevatten hetzij gebieden waarin een specifiek natuurelement met hoge natuurkwaliteit aanwezig is;2° Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO) : dit zijn gebieden die één of meer van de volgende kenmerken vertonen : a) aanwezigheid van natuurelementen, verspreid over de oppervlakte van het gebied, waarvan de gezamenlijke oppervlakte echter kleiner kan zijn dan de helft van het gebied;b) aanwezigheid van belangrijke fauna- of floraelementen waarvan het voortbestaan moet worden ondersteund door de maatregelen inzake het grondgebruik;c) terreinen al dan niet door kunstmatige ingrepen tot stand gekomen, met belangrijke mogelijkheden voor natuur- ontwikkeling. De GEN en de GENO omvatten gebieden met een duidelijke samenhang en een voldoende aaneengesloten oppervlakte.

Art. 18.De administratieve overheid voert in het VEN, een beheer van de waterhuishouding gericht op de verwezenlijking van een duurzaam ecologisch functioneren van een watersysteem dat bij de bestaande of beoogde natuur behoort. In het bijzonder worden beoogd : het terugdringen van de risico's op verdroging, het herstel van verdroogde natuurgebieden en het beheer van de waterlopen gericht op het behoud en herstel van de natuurwaarden, zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de gebieden buiten het VEN.

Art. 19.De Vlaamse regering bepaalt de projecten, plannen of activiteiten die plaatsvinden binnen het VEN, en projecten, plannen of activiteiten die op gebieden binnen het VEN een rechtstreekse hydrologische invloed hebben, waarvoor de initiatiefnemer of de beheerder van de betrokken waterloop of waterwinning in samenwerking met het Instituut hydrologische studies moet maken met inbegrip van ecologische impactstudies, met het oog op effectgerichte maatregelen en afstemming van de invloeden op de aanwezige en potentiële natuurelementen.

De regering bepaalt onder welke voorwaarden deze studies geïntegreerd worden in de vereiste milieueffectrapportage.

Art. 20.De Vlaamse regering kan de gebiedscategorieën van het VEN, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet, aanduiden, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn : 1° als GEN kunnen worden aangeduid, de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met als overdruk overstromingsgebied, wachtbekkens en de militaire domeinen op de uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 en de beschermde duingebieden met toepassing van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen, inzonderheid artikelen 2 en 4.2° als GENO kunnen worden aangeduid, de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden en bosgebieden, en gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met als overdruk overstromingsgebied en wachtbekken op de uitvoeringsplannen en hun voorschriften met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, de beschermde duingebieden met toepassing van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen, inzonderheid artikelen 2 en 4, alsook delen die samenhangen met bovengenoemde bestemmingsgebieden van : - de militaire domeinen; - de ontginningsgebieden die één van de in dit artikel genoemde bestemmingen als nabestemming hebben; - de valleigebieden, brongebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang, de agrarische gebieden met bijzondere waarde en de natuurontwikkelingsgebieden.

Art. 21.§ 1. Voor de afbakening van een GEN of GENO gelegen in groen-, park-, buffer-, en bosgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met als overdruk overstromingsgebieden, wachtbekkens evenals in beschermde duingebieden, inzonderheid artikel 2 en 4 stelt de Vlaamse regering een afbakeningsplan op, al dan niet in samenwerking met natuurlijke dan wel publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtpersonen. § 2. De Vlaamse regering legt ook de nadere regels vast inzake de te volgen procedures. De beslissing tot het opmaken van het ontwerpplan wordt samen met de concrete procedure bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 3. De Vlaamse regering stelt het ontwerp van het afbakeningsplan voorlopig vast, na advies van de Raad, de Vlaamse Hoge Bosraad en het Instituut, en voor de beoordeling van socio-economische gevolgen, na het advies van de ALT voor zover beroepslandbouw aanwezig is en van de betrokken drinkwatermaatschappij inzoverre er bestaande drinkwaterwinningen in voorkomen. § 4. Vanaf de voorlopige vaststelling van het ontwerp zijn de reglementaire bepalingen van artikelen 25 en 26 van toepassing.

Art. 22.Binnen tien dagen na de voorlopige vaststelling door de Vlaamse regering wordt aan elke betrokken gemeente, polder en/of watering advies over het ontwerpplan gevraagd.

De bezwaren en opmerkingen worden voor het verstrijken van een termijn van negentig dagen na de beslissing van de Vlaamse regering toegezonden bij een ter post aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstbewijs.

De SERV, de MINA-Raad, de bestendige deputatie, de gemeenteraden en de door de Vlaamse regering aan te wijzen administraties en instellingen, de Raad en het Instituut maken hun advies over aan de Administratie bevoegd voor het Natuurbehoud binnen dezelfde termijn.

Na deze termijn kunnen geen adviezen meer worden uitgebracht.

Alle bezwaren, opmerkingen en adviezen worden gecoördineerd door de Administratie bevoegd voor het Natuurbehoud die binnen de honderd tachtig dagen na de voorlopige vaststelling van het ontwerp gemotiveerd advies uitbrengt bij de regering.

Op gemotiveerd verzoek van de bevoegde administratie binnen een termijn van dertig dagen voor het verstrijken van de honderd tachtig dagen beslist de minister over de verlenging met zestig dagen van de termijn waarbinnen de bevoegde administratie haar advies diende uit te brengen.

Bij gebrek aan een beslissing binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van het verzoek wordt de verlenging toegekend.

Binnen de tweehonderd veertig dagen na de voorlopige vaststelling stelt de regering het plan vast, behoudens de hogervermelde verlenging.

Het definitief vastgestelde plan wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Het plan treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking.

Art. 23.§ 1. Om een GEN of GENO te kunnen afbakenen binnen de gebieden zoals opgesomd in artikel 20, behoudens de in artikel 21 vermelde gebieden, stelt de Vlaamse regering een afbakeningsplan op. § 2. De afbakeningsprocedure verloopt zoals bepaald in artikel 21.

Na de voorlopige vaststelling onderwerpt de Gouverneur het ontwerpplan aan een openbaar onderzoek dat wordt aangekondigd door aanplakking in elke betrokken gemeente, door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in het Gewest worden verspreid. De begin- en einddatum van het onderzoek worden in deze aankondiging vermeld.

Na de aankondiging wordt het ontwerpplan gedurende zestig dagen ter inzage gelegd in het gemeentehuis van elke betrokken gemeente.

De bezwaren en opmerkingen worden voor het verstrijken van die termijn aan de Gouverneur toegezonden bij een ter post aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstbewijs.

Bezwaren kunnen ook mondeling meegedeeld worden aan de burgemeester of zijn gemachtigde ambtenaar die hiervan een proces-verbaal opmaakt.

De SERV, de MINA-Raad, de gemeenteraden en de door de Vlaamse regering aan te wijzen administraties en instellingen, de Raad, de Vlaamse Hoge Bosraad en het Instituut bezorgen hun advies binnen dezelfde termijn.

Na deze termijn kunnen geen adviezen meer worden uitgebracht.

De bestendige deputatie van de betrokken provincies coördineert alle bezwaren, opmerkingen en adviezen en brengt binnen zestig dagen na het einde van het openbaar onderzoek gemotiveerd advies uit bij de regering.

Dit advies bevat desgevallend een meerderheids- en een minderheidsstandpunt.

Op gemotiveerd verzoek van de bestendige deputatie binnen een termijn van vijftien dagen na het einde van het openbaar onderzoek beslist de Vlaamse regering over de verlenging met zestig dagen van de termijn van zestig dagen waarbinnen de bestendige deputatie zijn advies diende uit te brengen.

Bij gebrek aan een beslissing binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van het verzoek wordt de verlenging geacht te zijn toegekend.

Binnen tweehonderd en tien dagen na de begindatum van het openbaar onderzoek stelt de Vlaamse regering het plan vast behoudens de hogervermelde verlenging.

Het definitief vastgestelde plan wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het plan treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking.

Art. 24.§ 1. Een afbakeningsplan van GEN of GENO kan te allen tijde, binnen de bestemmingsgrenzen van artikel 20, worden herzien. De bepalingen betreffende het opmaken van een plan zijn eveneens van toepassing op de herziening ervan. § 2. Het in herziening gestelde plan blijft gelden tot het herziene plan definitief in werking treedt.

Art. 25.§ 1. In de GEN neemt de Vlaamse regering de nodige maatregelen om, bij voorrang ten opzichte van de andere functies, de natuur en het natuurlijk milieu, te behouden, te herstellen en te ontwikkelen. Naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV en afdeling 4 van dit hoofdstuk hebben deze maatregelen betrekking op : 1° het bevorderen van een natuurgerichte bosbouw en het instellen van bosreservaten, in overeenstemming met de bepalingen van het bosdecreet;2° het behouden, herstellen en/of op natuurelementen met een hoge natuurkwaliteit afstemmen van de waterhuishouding, onder meer de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de natuurlijke structuur van de waterlopen en hun randzones, zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft op de omliggende gebieden;3° het beschermen van de insijpelingsgebieden van het grondwater;4° het behouden en herstellen van het microreliëf en de structuur van het landschap;5° het recreatieve medegebruik;6° het agrarisch medegebruik. § 2. Er wordt overeenkomstig artikel 48, voor elk gebied van de GEN een natuurrichtplan opgesteld. Het goedgekeurd natuurrichtplan kan de ontheffingen van de verbodsbepalingen in algemene zin, zoals die bedoeld onder § 3, 2°, alsook de specifieke bepalingen bedoeld in artikel 15, § 4 en § 5, derde en vijfde lid van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, alsook de uitwerking van specifieke bepalingen zoals die bedoeld in artikel 25, § 1 van dit decreet bevatten.

Dit natuurrichtplan kan ook binnen de GEN een perimeter bevatten waarbinnen het recht van voorkoop kan worden uitgeoefend conform artikel 37. § 3. In de GEN gelden de volgende voorschriften : 1° het gebruik van meststoffen wordt geregeld overeenkomstig het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;2° behoudens individuele ontheffing, verleend door de administratie bevoegd voor het natuurbehoud of algemene ontheffing, is het verboden : 1) bestrijdingsmiddelen te gebruiken.Dit verbod geldt niet voor de percelen van de landbouwbedrijven waar in het kader van artikel 15, § 5, lid twee en vier, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, een ontheffing geldt; noch voor de percelen van landbouwbedrijven die onder de bepalingen van artikel 14 of artikel 15, §§ 1 tot 4 en § 6 van bovengenoemd decreet vallen; noch voor gronden die louter om de reden dat deze verworven zijn in de periode tussen de aangifte 95 en de inwerkingtreding van het mestdecreet niet onder de toepassing van hogervermelde ontheffing vallen, behalve in bepaalde gevallen aangeduid door de Vlaamse regering, waarbij de modaliteiten of middelen nader kunnen worden gespecificeerd zonder nochtans tot een volledig verbod te kunnen overgaan; 2) behoudens in toepassing van een goedgekeurd beheersplan conform het bosdecreet van 13 juni 1990, de vegetatie, met inbegrip van meerjarige cultuurgewassen of van kleine landschapselementen te wijzigen;3) het reliëf van de bodem te wijzigen;4) werkzaamheden uit te voeren die rechtstreeks of onrechtstreeks het grondwaterpeil verlagen, alsook maatregelen die de bestaande ont- en afwatering versterken;5) de structuur van de waterlopen te wijzigen. De Vlaamse regering bepaalt na advies van de Raad en de MINA-Raad, de voorwaarden en de procedure, de termijn en de beroepsprocedure tot het verlenen van ontheffingen zoals bedoeld in § 3, 2° van dit artikel.

De Vlaamse regering kan onverminderd de toepassing van artikelen 18 en 19 voor de bestaande vergunde drinkwaterwinningen en de bijhorende vergunde capaciteit een algemene ontheffing verlenen op de verbodsbepaling inzake het uitvoeren van werkzaamheden die rechtstreeks of onrechtstreeks het grondwaterpeil verlagen.

Art. 26.§ 1. In de GENO neemt de Vlaamse regering de nodige maatregelen om, rekening houdend met de overige functies in het gebied, de natuur en het natuurlijk milieu te behouden, te herstellen en te ontwikkelen.

Naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV en afdeling 4 van dit hoofdstuk kunnen deze maatregelen betrekking hebben op : 1° het bevorderen van een natuurgerichte bosbouw en het instellen van bosreservaten, in overeenstemming met de bepalingen van het bosdecreet;2° het behouden, herstellen en/of op natuurelementen met een hoge natuurkwaliteit afstemmen van de waterhuishouding, onder meer de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de natuurlijke structuur van de waterlopen en hun randzones zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gronden;3° het beschermen van de insijpelingsgebieden van het grondwater;4° het behouden of herstellen van het microreliëf en de structuur van het landschap;5° het beheer van de natuurwaarden gedurende of na afloop van de economische of andere activiteiten die in het gebied plaatsvinden;6° het recreatieve medegebruik;7° het agrarisch medegebruik. § 2. Voor elk gebied van de GENO wordt een natuurrichtplan opgesteld, overeenkomstig artikel 48. Het goedgekeurd natuurrichtplan kan de ontheffingen van de verbodsbepalingen in algemene zin, zoals die bedoeld onder § 3, 2° alsook de specifieke bepalingen bedoeld in artikel 15, § 4 en § 5, derde en vijfde lid van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, alsook de uitwerking van specifieke bepalingen zoals die bedoeld in artikel 26, § 1 bevatten.

Dit natuurrichtplan kan binnen de GENO een perimeter bevatten waarbinnen het recht van voorkoop kan worden uitgeoefend conform artikel 37. § 3. In de GENO gelden de volgende voorschriften : 1° het gebruik van meststoffen wordt geregeld overeenkomstig het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;2° behoudens individuele ontheffing zoals bedoeld in § 2, verleend door de administratie bevoegd voor het natuurbehoud of algemene ontheffing, is het verboden : 1) bestrijdingsmiddelen te gebruiken.Dit verbod geldt niet voor de percelen van de landbouwbedrijven waar in het kader van artikel 15, § 5, lid twee en vier, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, een ontheffing geldt; noch voor de percelen van landbouwbedrijven die onder de bepalingen van artikel 14 of artikel 15, §§ 1 tot 4 en § 6 van bovengenoemd decreet vallen; noch voor gronden die louter om de reden dat deze verworven zijn in de periode tussen de aangifte 95 en de inwerkingtreding van het mestdecreet niet onder de toepassing van hogervermelde ontheffing vallen, behalve in bepaalde gevallen aangeduid door de Vlaamse regering, waarbij de modaliteiten of de middelen nader kunnen worden gespecificeerd zonder nochtans tot een volledig verbod te kunnen overgaan; 2) behoudens in toepassing van een goedgekeurd beheersplan conform het bosdecreet van 13 juni 1990, de vegetatie, met inbegrip van meerjarige cultuurgewassen, of van kleine landschapselementen te wijzigen;3) het reliëf van de bodem te wijzigen;4) werkzaamheden uit te voeren die rechtstreeks of onrechtstreeks het grondwaterpeil verlagen, alsook maatregelen die de bestaande ont- en afwatering versterken;5) de structuur van de waterlopen te wijzigen. De Vlaamse regering bepaalt na advies van de Raad en de MINA-Raad, de voorwaarden en de procedure, de termijn en de beroepsprocedure tot het verlenen van ontheffingen op de voorschriften bedoeld in zoals bedoeld in § 3, 2° van dit artikel.

De Vlaamse regering kan onverminderd de toepassing van artikelen 18 en 19 voor de bestaande vergunde drinkwaterwinningen en de bijhorende vergunde capaciteit een algemene ontheffing verlenen op de verbodsbepaling inzake het uitvoeren van werkzaamheden die rechtstreeks of onrechtstreeks het grondwaterpeil verlagen. Afdeling 2. - Het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk

Art. 27.Het IVON is een geheel van gebieden waarin de administratieve overheid zorg draagt voor het behoud van de aanwezige natuurwaarden, maatregelen neemt ter bevordering en versterking van die natuurwaarden, alsook stimulerende maatregelen neemt ter bevordering van de biologische diversiteit.

Deze maatregelen mogen de landbouw- en bosbouwexploitatie binnen het daartoe bestemd gebied niet regelen, tenzij via het instrument van de beheersovereenkomsten conform artikelen 45 en 46.

Het IVON omvat de volgende onderdelen : 1° natuurverwevingsgebieden : dit zijn aaneengesloten gebieden waarin verschillende functies voorkomen en die gekenmerkt zijn door de aanwezigheid van hoge natuurwaarden, waarvan de duurzaamheid kan worden bereikt door het realiseren van het standstill-beginsel, het instandhouden en herstellen van de structuurkenmerken van de waterlopen, het instandhouden en herstellen van de waterhuishouding, het reliëf en de bodem en het bevorderen van het onderhoud en de ontwikkeling van de natuurwaarden. Als natuurverwevingsgebied kunnen worden aangeduid alle in artikel 20, 2° aangeduide gebieden alsook de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden en recreatiegebieden met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996. De Vlaamse regering bakent binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet een effectief te realiseren oppervlakte van 150.000 ha natuurverwevingsgebieden af en draagt zorg voor de totstandkoming van de natuurrichtplannen binnen een periode van 10 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. 2° natuurverbindingsgebieden : dit zijn gebieden die ongeacht hun oppervlakte van belang zijn voor de migratie van planten en dieren tussen de gebieden van het VEN en/of natuurreservaten en die strook- of lijnvormig zijn met een aaneenschakeling van kleine landschapselementen.

Art. 28.§ 1. In de natuurverwevingsgebieden is de administratieve overheid ertoe gehouden de nodige maatregelen te nemen om, zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies in het gebied, de bestaande natuur te beschermen en te ontwikkelen, onder meer door bij de uitvoering van het beleid van de overheid zorg te dragen voor : 1° het behoud van de kwaliteit van de habitats en de kwantiteit van de natuurwaarden;2° het behoud van een voor de natuurwaarden gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging en van aantasting van reliëf en bodem;3° binnen de groen-, park-, buffer- en bosgebieden van de uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, het behoud van een voor de natuurwaarden gunstige waterhuishouding, het tegengaan van risico van verdroging en van aantasting van reliëf en bodem evenals het herstel hiervan;4° het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen. § 2. Naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV en afdeling 4 van dit hoofdstuk kunnen ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers, in het kader van dit decreet slechts stimulerende maatregelen worden genomen ter bevordering van : 1° een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het bosdecreet;2° de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora;3° het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies;4° binnen de groen-, park-, buffer- en bosgebieden van de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden;5° het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen;6° de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik.

Art. 29.§ 1. Naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV en afdeling 4 van dit hoofdstuk, kunnen in de natuurverbindingsgebieden ten aanzien van eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen genomen worden gericht op : 1° inrichting met het oog op het instandhouden of verbeteren van de verbindingsfunctie;2° onderhoud, ontwikkeling en beheer van de kleine landschapselementen en overige verbindingselementen met inbegrip van waterlopen;3° de instandhouding en de ontwikkeling van de bestaande natuurelementen. § 2. Voor het beheer en de ontwikkeling van kleine landschapselementen kunnen in relatie tot het natuurrichtplan conform artikel 50, premies worden verleend door het Gewest, de betrokken provincie(s) en de betrokken gemeente(n), in de volgende procentuele verhouding : 25 percent door het Gewest, 7,5 percent door de provincie en 7,5 percent door de gemeente. Als de aanvrager een erkende terreinbeherende natuurvereniging of een erkende beheerscommissie is, worden de bedragen verdubbeld.

De Vlaamse regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden en -procedure van de beheerscommissies alsook de procedure inzake de toekenning van de premies.

Art. 30.Om een gebied aan te duiden als deel van het IVON, stelt het Gewest een afbakeningsplan op.

De afbakening verloopt volgens de procedure bepaald in artikel 21 behoudens § 4 en artikel 22.

Art. 31.§ 1. Een afbakeningsplan van een deel van IVON kan te allen tijde binnen de bestemmingsgrenzen van artikel 27 worden herzien. De bepalingen betreffende het opmaken van een plan zijn eveneens van toepassing op de herziening ervan. § 2. Het in herziening gestelde plan blijft gelden tot het herziene plan definitief in werking treedt. Afdeling 3. -Natuurreservaten

Art. 32.De Vlaamse regering kan terreinen die van belang zijn voor het behoud en ontwikkeling van de natuur of voor het behoud en de ontwikkeling van het natuurlijk milieu, aanwijzen of erkennen als natuurreservaat.

In deze natuurreservaten wordt, via een aangepast beheer, een natuurstreefbeeld behouden of ontwikkeld.

Art. 33.Een Vlaams natuurreservaat is een beschermd gebied dat, na advies van de Raad, door de Vlaamse regering wordt aangewezen op gronden die het Vlaamse Gewest in eigendom of in huur heeft of die het daartoe ter beschikking worden gesteld.

Een erkend natuurreservaat is een beschermd gebied, niet bedoeld onder het eerste lid, dat na advies van de Raad door de Vlaamse regering wordt erkend op verzoek van de eigenaar en/of diegene die het gebruiksrecht heeft, mits beider toestemming, of van de beheerder, mits de eigenaar ermee instemt.

Voor elk natuurreservaat, kan binnen de groengebieden en bosgebieden of het VEN, een uitbreidingszone vastgesteld worden waarbinnen het recht van voorkoop van toepassing is conform artikel 37.

Art. 34.§ 1. Voor elk natuurreservaat ingesteld krachtens dit decreet wordt een beheersplan opgesteld. Het beheersplan vermeldt de maatregelen die worden getroffen voor het beheer en de inrichting van het gebied, waarbij voor redenen van natuurbehoud en natuureducatie kan worden afgeweken van de voorschriften van dit decreet, inzonderheid van artikel 35.

In het beheersplan worden eveneens bepalingen inzake het recreatieve en educatieve medegebruik opgenomen voor zover dit medegebruik inpasbaar is in de doelstelling van het natuurreservaat. § 2. Voor elk Vlaams natuurreservaat wijst de Vlaamse regering de ambtenaar van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud aan die met het beheer ervan belast is. Deze ambtenaar stelt het beheersplan op, dat aan de regering ter goedkeuring wordt voorgelegd. § 3. Voor elk Vlaams natuurreservaat of voor een groep van Vlaamse natuurreservaten, stelt de Vlaamse regering een adviescommissie in, die wordt voorgezeten door een lid van de Raad en waarin elke betrokken gemeente vertegenwoordigd is.

De adviescommissie heeft als taak de ambtenaar bedoeld in § 2 bij te staan door het verstrekken van adviezen en voorstellen inzake het beheer, het opstellen van het beheersplan alsook het stimuleren van het onderzoek en de educatie met betrekking tot de natuur in het natuurreservaat of in de groep van natuurreservaten.

Art. 35.Binnen de natuurreservaten is het verboden, behoudens ontheffing in het goedgekeurd beheersplan : 1° individuele of groepssporten en groepsspelen te beoefenen;2° gemotoriseerde voertuigen te gebruiken of achter te laten, behoudens de voertuigen nodig voor het beheer;3° keten, loodsen, tenten of andere constructies te plaatsen, zelfs tijdelijk;4° de rust te verstoren of reclame te maken op welke wijze ook;5° de dieren te doden, te jagen of te vangen en op welke wijze ook hun jongen, eieren, nesten of schuilplaatsen te storen of te vernietigen;6° bomen en struiken weg te nemen, te kappen, te ontwortelen of te verminken en het plantendek of de planten op enige wijze te vernietigen of te beschadigen;7° opgravingen, boringen, grondwerkzaamheden of exploitatie van materialen te verrichten, welk werk ook uit te voeren dat de aard van de grond, het uitzicht van het terrein, de bronnen en het hydrografisch net zou kunnen wijzigen, boven- of ondergrondse leidingen te leggen en reclameborden en aanplakbrieven te plaatsen;8° vuur te maken en afval te storten;9° bestrijdingsmiddelen te gebruiken;10° meststoffen te gebruiken, met uitzondering van de natuurlijke uitscheiding als gevolg van extensieve begrazing;11° het waterpeil te wijzigen en op kunstmatige wijze water te lozen. Deze maatregelen kunnen evenwel geen erfdienstbaarheden opleggen op de omliggende gebieden.

De Vlaamse regering kan, in het belang van het natuurbehoud, de volksgezondheid of het wetenschappelijk onderzoek, ter voorkoming van disproportionele schade ontheffing verlenen van de in dit artikel bedoelde verbodsbepalingen.

Art. 36.§ 1. De Vlaamse regering stelt de voorwaarden vast waaronder de terreinen van private personen of van rechtpersonen andere dan het Vlaamse Gewest of de Staat erkend kunnen worden als natuurreservaat. § 2. In de agrarische gebieden en de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden kunnen natuurreservaten erkend worden als voldaan wordt aan de volgende criteria : 1° ofwel zijn het gronden die een actuele hoge natuurwaarde hebben en weinig geschikt zijn voor normaal landbouwgebruik in de betrokken landbouwstreek en waarvan de erkenning de agrarische structuur niet aantast;2° ofwel zijn het gebieden met een hoge actuele of potentiële natuurwaarde en lage landbouwwaarde die in het kader van een goedgekeurd ruilverkavelingsplan of een goedgekeurd richtplan van een landinrichtingsproject hiertoe zijn aangewezen en waarvan de erkenning de agrarische structuur niet aantast. § 3. In de valleigebieden, de brongebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang of agrarische gebieden met bijzondere waarde buiten het VEN kan de Vlaamse regering specifieke criteria voor erkenning vaststellen. § 4. In afwijking van § 2 komen alle bij de inwerkingtreding van dit decreet erkende natuurreservaten en erkende natuurreservaten op terreinen die met een aankoopsubsidie van het Vlaamse Gewest werden aangekocht, in aanmerking voor verlenging, ongeacht de criteria van § 2. § 5. De erkenning van een reservaat is geldig voor een periode van 27 jaar. Bij elke vervaldag van de erkenning kan zij voor een periode van 27 jaar worden hernieuwd. § 6. De Vlaamse regering kan jaarlijks, binnen de perken van de begroting, subsidies verlenen voor de huur, de beheerskosten en het toezicht in een erkend reservaat. § 7. De Vlaamse regering stelt nadere regels vast voor de aanvraag, de hernieuwing, de uitbreiding en de intrekking van de erkenning, alsook voor het toekennen van de subsidies. Afdeling 4. - Algemene maatregelen voor de bescherming van het

natuurlijk milieu Onderafdeling A. - Verwerving

Art. 37.§ 1. Het Vlaamse Gewest heeft het recht van voorkoop bij verkoop van onroerende goederen : 1. in het VEN, met uitzondering van de onroerende goederen uitgesloten door de Vlaamse regering;2. in de natuurreservaten en hun uitbreidingsperimeter gelegen binnen de groen- en bosgebieden, de bosuitbreidingsgebieden of het VEN, zoals bepaald in artikel 33, derde lid;3. in een door de Vlaamse regering afgebakende perimeter binnen de groen- en bosgebieden gelegen binnen het IVON;4. in de afbakening van een natuurinrichtingsproject. De Vlaamse regering kan aan de VLM een machtiging verlenen om in haar naam, voor haar rekening en volgens de door haar gestelde voorwaarden dit voorkooprecht uit te oefenen.

Dit recht op voorkoop gaat in na bekendmaking van de afbakening van het VEN of van de perimeter of de afbakening in het Belgisch Staatsblad.

Dit recht doet geen afbreuk aan de op het ogenblik van het van kracht worden van dit decreet bestaande regelingen inzake het recht van voorkoop die steeds voorrang hebben.

Dit recht van voorkoop geldt niet ingeval van verkoop van het goed aan de echtgenoot, de afstammelingen of aangenomen kinderen of die van de echtgenoot van de eigenaar of van één der mede-eigenaars of aan de echtgenoten van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen, die voor eigen rekening kopen en voor zover het goed niet opnieuw verkocht wordt binnen een termijn van twee jaar; of in geval van verkoop van het goed aan leden van erkende bosgroeperingen.

De onroerende goederen die verworven worden door uitoefening van het voorkooprecht in het VEN en in de natuurreservaten en hun uitbreidingszone, worden in de regel aangewezen als Vlaams natuurreservaat, bosreservaat of domeinbos of, na gebruiksoverdracht aan een erkende terreinbeherende natuurvereniging, erkend als natuurreservaat. § 2. De eigenaar mag het onroerend goed slechts verkopen nadat hij de Vlaamse regering de gelegenheid heeft gegeven om haar voorkooprecht uit te oefenen. Te dien einde geeft de notaris de Vlaamse regering kennis van de inhoud van de akte die is opgesteld onder de opschortende voorwaarde van niet-uitoefening van het recht van voorkoop waarbij enkel de identiteit van de koper opengelaten wordt.

Deze kennisgeving geldt als aanbod van verkoop. § 3. In geval van onderhandse verkoop beschikt de Vlaamse regering over een termijn van zestig dagen na datum van deze kennisgeving om het aanbod tegen de verkoopprijs gesteld door de verkopende partij te aanvaarden.

Heeft de Vlaamse regering het aanbod binnen die termijn niet aanvaard, dan mag de eigendom niet onderhands worden verkocht aan een ander tegen een lagere prijs of gunstiger voorwaarden zonder instemming van de Vlaamse regering.

Na verloop van één jaar na het aanbod mag de eigendom niet worden overgedragen zonder dat aan de Vlaamse regering een nieuw aanbod wordt gedaan.

Art. 38.§ 1. Bij openbare verkoop is de instrumenterende ambtenaar gehouden ten minste dertig dagen van te voren aan de Vlaamse regering of de VLM in geval van machtiging kennis te geven van plaats, dag en uur van de verkoop. § 2. Indien de verkoop wordt gehouden zonder voorbehoud van eventuele uitoefening van het recht van hoger bod, is de instrumenterende ambtenaar ertoe gehouden bij het einde van de opbieding en voor de toewijzing in het openbaar te vragen of de Vlaamse regering haar recht van voorkoop wenst uit te oefenen tegen de laatst geboden prijs.

Indien de vertegenwoordiger van de Vlaamse regering met de vraag van de instrumenterende ambtenaar instemt, is de verkoop definitief. In geval van weigering, afwezigheid of stilzwijgen wordt de verkoop voortgezet.

Als de verkoop wordt gehouden onder voorbehoud van eventuele uitoefening van het recht van hoger bod, is de instrumenterende ambtenaar er niet toe gehouden aan de vertegenwoordiger van de Vlaamse regering te vragen of hij zijn recht van voorkoop uitoefent. a) als er een hoger bod is, wordt dit aan het administratie bevoegd voor het natuurbehoud en aan de koper meegedeeld;b) als er geen hoger bod wordt gedaan of als de instrumenterende ambtenaar het hoger bod niet aanneemt, betekent hij het laatste bod aan de Vlaamse regering en vraagt of de Vlaamse regering haar recht van voorkoop wenst uit te oefenen. Als de Vlaamse regering binnen een termijn van vijftien dagen haar instemming niet aan de instrumenterende ambtenaar heeft betekend bij aangetekend schrijven of die instemming niet heeft gegeven in een akte van de instrumenterende ambtenaar, is de toewijzing definitief.

In geval van herverkoop ten gevolge van de uitoefening van het recht van hoger bod, moet dezelfde kennisgeving acht dagen van tevoren aan de Vlaamse regering worden gedaan en dezelfde vraag in het openbaar aan de vertegenwoordiger van de Vlaamse regering worden gesteld bij de zitting van herverkoop.

Art. 39.In geval van verkoop met miskenning van het recht van voorkoop van het Vlaamse Gewest heeft dit het recht, ofwel in de plaats gesteld te worden van de koper, ofwel van de verkoper een schadevergoeding te eisen ten bedrage van 20 percent van de verkoopprijs.

In het eerste geval moet de vordering gelijktijdig tegen de verkoper en de eerste koper worden ingesteld, en is de eis pas ontvankelijk na inschrijving op de kant van de overschrijving van de betwiste akte en in voorkomend geval op de kant van de overschrijving van de laatst overgeschreven titel.

De in de plaatsgestelde betaalt aan de koper de prijs terug die deze heeft betaald, alsmede de kosten van de akte. Hij is slechts gehouden tot de verplichtingen die voor de koper voortvloeien uit de authentieke akte van verkoop en tot de lasten waarin de koper heeft toegestemd, voor zover die lasten zijn ingeschreven of overgeschreven voor de inschrijving van zijn eis.

De vordering tot naasting en indeplaatsstelling en de vordering tot schadeloosstelling verjaren, bij openbare verkoop, door verloop van drie maanden te rekenen van de datum van de toewijzing, en, bij onderhandse verkoop, door verloop van drie maanden te rekenen van de kennisgeving van deze verkoop aan het Vlaamse Gewest, indien een dergelijke kennisgeving heeft plaatsgehad, en andere door verloop van twee jaar na de overschrijving van de akte van verkoop.

Als hij de vordering tot indeplaatstelling inwilligt, verwijst de rechter de partijen voor het verlijden van de akte naar de door hen gekozen instrumenterende ambtenaar of naar een ambtshalve aangewezen instrumenterende ambtenaar, indien partijen het niet eens zijn over de keuze. De kosten van de akte zijn voor rekening van de indeplaatsgestelde.

Iedere uitspraak op een eis tot indeplaatsstelling wordt ingeschreven achter de inschrijving bedoeld in het tweede lid.

Art. 40.Bij verkoop van onroerende goederen die gelegen zijn in het VEN, in een door de Vlaamse regering afgebakende perimeter binnen de groen- en bosgebieden gelegen in het IVON, in de natuurreservaten en hun uitbreidingsperimeter zoals bepaald in artikel 33, derde lid, in de bosreservaten en in de afbakening van een natuurinrichtingsproject, hebben de erkende terreinbeherende natuurverenigingen voor de onroerende goederen die zij huren of in erfpacht hebben eveneens een recht van voorkoop.

Dit recht van voorkoop doet geen afbreuk aan de op het ogenblik van het van kracht worden van dit decreet bestaande regelingen inzake het recht van voorkoop die steeds voorrang hebben.

Dit recht van voorkoop is ondergeschikt aan het recht van voorkoop van het Vlaamse Gewest dat steeds voorrang heeft.

De bepalingen van artikelen 37, 38 en 39 zijn van overeenkomstige toepassing.

Art. 41.§ 1. Om redenen van natuurbehoud, kunnen het Vlaamse Gewest en de Vlaamse gemeenten onroerende goederen verkrijgen door onteigening ten algemenen nutte. § 2. Het Vlaamse Gewest kan, om redenen van natuurbehoud en op voorstel van de eigenaar, het eigendomsrecht, de pacht, de huur of het recht van gebruik van een onroerend goed dat het in eigendom heeft of waarover het kan beschikken, ruilen tegen het eigendomsrecht, pacht, huur of recht van gebruik van een ander onroerend goed mits akkoord van de houder van het betrokken recht.

De kosten van de ruilakte en de hypothecaire formaliteiten komen ten laste van het Vlaamse Gewest.

De opleg die eventueel ten voordele van het Vlaamse Gewest gestort moet worden, wordt gestort in het Mina-fonds.

Art. 42.De eigenaar van een onroerend goed kan van het Vlaamse Gewest de verwerving daarvan eisen indien hij aantoont dat, ten gevolge van de aanduiding van dit onroerend goed als een GEN of GENO, de waardevermindering van zijn onroerend goed ernstig is ofwel dat de leefbaarheid van de bestaande bedrijfsvoering ernstig in het gedrang komt.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere voorwaarden en de procedure van deze koopplicht. De Vlaamse regering bepaalt de wijze van berekening van het bedrag van de aankoopprijs waarop de eigenaar recht heeft. Bij de berekening van de aankoopprijs wordt rekening gehouden met het verschil in de waarde van het onroerend goed voor de opname in het VEN en de waarde na de definitieve afbakening hiervan.

Het bedrag dat de eigenaar van het Vlaamse Gewest ontvangt met toepassing van dit artikel, wordt in voorkomend geval verminderd met het bedrag dat de eigenaar ontvangen heeft ten gevolge van planschade voor hetzelfde onroerend goed. Wanneer een eigenaar van een onroerend goed gebruik maakt van de voormelde mogelijkheid van gedwongen aankoop door het Vlaamse Gewest, kan hij geen aanspraak meer maken op planschade, patrimoniumverlies, schadevergoeding of een andere aankoopverplichting in hoofde van het Vlaamse Gewest voor hetzelfde onroerend goed.

Art. 43.Indien een onroerend goed wordt gebruikt dat binnen een GEN of een GENO ligt, kan van het Vlaamse Gewest een vergoeding gevraagd worden in de mate dat inkomstenverlies kan aangetoond worden ten gevolge van maatregelen die in deze gebieden, conform artikel 25, § 3, 2°, 1) of artikel 26, § 3, 2°, 1) gelden.

Art. 44.§ 1. Het Vlaamse Gewest kan de aankoop van gebieden met het oog op de oprichting van erkende reservaten, conform artikel 36, § 1, door erkende terreinbeherende natuurverenigingen subsidiëren, binnen de beperkingen van de begroting. § 2. Deze onroerende goederen kunnen slechts vervreemd worden mits instemming van en onder de voorwaarden bepaald door de Vlaamse regering.

De subsidiëring van de aankoop van de gronden gelegen in agrarische gebieden buiten het VEN is enkel mogelijk voor gebieden die voldoen aan de criteria van artikel 36, § 2 of § 3. De subsidiëring is substantieel lager dan voor gebieden gelegen in VEN en groengebieden en bosgebieden. Deze subsidiëring wordt tevens in omvang beperkt.

Deze gebieden kunnen alleen na akkoord van de eigenaar aangekocht worden. § 3. De Vlaamse regering stelt de nadere regels vast voor de erkenning van terreinbeherende natuurverenigingen en voor het toekennen van de subsidies.

Onderafdeling B. - Vrijwillige beheersovereenkomsten

Art. 45.§ 1. De Vlaamse regering kan met de grondgebruikers, mits deze laatsten hiervan de eigenaar bij aangetekend schrijven in kennis stellen, beheersovereenkomsten sluiten in het belang van het natuurbehoud. Ze legt de verdere regels vast voor het afsluiten van deze beheersovereenkomsten. Voor gronden die onder de pachtwetgeving vallen en de laatste jaar verpacht werden, kunnen deze beheersovereenkomsten enkel afgesloten worden met beroepslandbouwers. § 2. Een beheersovereenkomst is een overeenkomst waarbij de grondgebruiker zich vrijwillig ertoe verbindt gedurende een bepaalde termijn een vooraf bepaalde prestatie te leveren gericht op het bereiken van een hogere kwaliteit dan de basismilieukwaliteit, door het onderhouden of ontwikkelen van natuurwaarden, tegen betaling van een vooraf bepaalde vergoeding, binnen de perken van de begroting.

Deze vergoeding wordt berekend op basis van de door de grondgebruiker geleverde inspanningen en de eventuele inkomstenderving ingevolge deze overeenkomst. De vergoeding kan verhoogd worden bij het halen van specifiek overeengekomen resultaten.

Art. 46.Beheersovereenkomsten worden gesloten met het oog op : 1° hetzij het beheer, het herstel en de ontwikkeling van de natuur in de groengebieden en bosgebieden aangeduid op uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, in functie van een vastgestelde beheersvisie;2° hetzij het beheer en de ontwikkeling van de natuur in de GEN, de GENO in functie van de vooropgestelde doelstellingen en binnen de perimeter vastgesteld in het goedgekeurd natuurrichtplan;3° hetzij de ontwikkeling van de natuur in de natuurverwevingsgebieden, conform het natuurrichtplan in het IVON;4° hetzij het beheer en de ontwikkeling van de natuur in de natuurverbindingsgebieden conform het natuurrichtplan in het IVON;5° hetzij het optimaal beschermen, herstellen en/of uitbreiden van de habitats of ecosystemen van door de Vlaamse regering aangewezen organismen of levensgemeenschappen;6° hetzij het instandhouden en beheer van de natuurwaarden in de valleigebieden, brongebieden en het agrarisch gebied met ecologisch belang en natuurontwikkelingsgebieden. Onderafdeling C. - Natuurinrichting

Art. 47.§ 1. De Vlaamse regering kan, na advies van de Raad, in een door haar aangeduid gebied een natuurinrichtingsproject instellen. Het natuurinrichtingsproject is voor minstens 90 percent van de oppervlakte gelegen in gebieden van het VEN of in groen-, park-, buffer- en bosgebieden conform de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening.

Met natuurinrichtingsprojecten worden maatregelen en inrichtingswerkzaamheden beoogd die gericht zijn op een optimale inrichting van een gebied met het oog op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuur en natuurlijk milieu in het VEN en de groen-, park-, buffergebieden en bosgebieden. § 2. De Vlaamse regering stelt de nadere regels vast met betrekking tot de maatregelen binnen natuurinrichtingsprojecten. Deze maatregelen kunnen inhouden : 1° kavelruil uit kracht van wet;2° infrastructuur- en kavelwerken;3° aanpassing van de wegen en van het wegenpatroon;4° bewarende maatregelen om te voorkomen dat, vanaf het moment van de aanduiding, het gebruik of de plaatsgesteldheid van het gebied zodanig gewijzigd wordt dat het natuurinrichtingsproject belemmerd wordt;5° het tijdelijk opheffen van de bevoegdheden van administratieve overheden en openbare besturen gedurende de uitvoering van het uitvoeringsproject;6° het opleggen van tijdelijke erfdienstbaarheden;7° waterhuishoudingswerken zoals peilwijziging, wijziging van de structuurkenmerken van de waterlopen en aanpassing van de watertoevoer en -afvoer;8° grondwerken zoals reliëfaanpassing en afgraving;9° uitbouw van natuureducatieve voorzieningen;10° bedrijfsverplaatsing. De maatregelen buiten het VEN, de groen-, park-, buffer- en bosgebieden worden beperkt tot maatregelen 1, 2, 10 en inzake punt 7, enkel de wijziging van de structuurkenmerken van de waterlopen en aanpassing van de watertoevoer en -afvoer. § 3. De VLM wordt betrokken bij de uitvoering van een natuurinrichtingsproject.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere uitvoeringsmodaliteiten.

Onderafdeling D. - Natuurrichtplannen

Art. 48.§ 1. Voor elk gebied dat behoort tot de GEN en de GENO wordt een natuurrichtplan opgesteld. Het natuurrichtplan kan om redenen van natuurbehoud en natuureducatie ontheffingen bevatten van de verbodsbepalingen die door of krachtens dit decreet zijn opgelegd. § 2. Het natuurrichtplan wordt opgesteld door de administratie bevoegd voor het natuurbehoud of door een door de Vlaamse regering erkende instelling. § 3. De administratieve overheid stelt, hetzij op eenvoudig verzoek, hetzij uit eigen beweging, alle informatie en kennis waarover zij beschikt en die van nut kan zijn voor het opstellen van het natuurrichtplan, ter beschikking van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud. § 4. Op de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt, kan de eigenaar of diegene die het gebruiksrecht heeft een vergoeding krijgen voor de uitvoering van het natuurrichtplan. § 5. De Vlaamse regering, bepaalt de vorm, de inhoud, de termijn en de procedure voor indiening, inspraak, overleg en goedkeuring van een natuurrichtplan en de beroepsprocedure.

Art. 49.§ 1. De administratie bevoegd voor het natuurbehoud ziet toe op de correcte uitvoering van de voorschriften van een natuurrichtplan opgemaakt in het kader van dit decreet. § 2. Behoudens gehele of gedeeltelijke ontheffing om redenen van natuurbehoud en natuureducatie kan niet van een goedgekeurd natuurrichtplan worden afgeweken.

De ontheffing wordt verleend door de administratie bevoegd voor het natuurbehoud. De administratie bevoegd voor het natuurbehoud beslist binnen een termijn van zestig dagen na het verzoek tot afwijking van het goedgekeurde natuurrichtplan. Bij overschrijding van de termijn van zestig dagen wordt het verzoek tot afwijking van het goedgekeurde natuurrichtplan geacht te zijn ingewilligd.

Art. 50.§ 1. Voor elk gebied dat behoort tot IVON wordt een natuurrichtplan opgesteld. Dit gebeurt ook op analoge wijze, voor elk gebied gelegen binnen de perimeter van gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale verdragen, overeenkomsten of richtlijnen. § 2. Het natuurrichtplan wordt opgesteld door de administratie bevoegd voor het natuurbehoud of door een door de Vlaamse regering erkende instelling. § 3. De administratieve overheid stelt, hetzij op eenvoudig verzoek van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud, hetzij uit eigen beweging, alle informatie en kennis waarover zij beschikt en die van nut kan zijn voor het opstellen van het natuurrichtplan ter beschikking van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud. § 4. Op de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt, kan de eigenaar of gebruiker een vergoeding krijgen voor de uitvoering van het natuurrichtplan. § 5. De Vlaamse regering bepaalt de vorm, de inhoud, de termijn en de procedure voor indiening, inspraak, overleg en goedkeuring van een natuurrichtplan en de beroepsprocedure. HOOFDSTUK VI. - De bescherming van plant- en diersoorten en van hun levensgemeenschappen

Art. 51.§ 1. De Vlaamse regering neemt, na advies van de Raad, alle maatregelen die zij nuttig acht om populaties van soorten of ondersoorten van organismen in stand te houden, te herstellen of te ontwikkelen.

Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op alle ontwikkelingsvormen van deze organismen en kunnen overal of voor bepaalde gebieden of habitats worden getroffen. Ze kunnen soortenbescherming omvatten.

Deze maatregelen kunnen blijvend, periodiek of tijdelijk van toepassing zijn en kunnen worden ondersteund door subsidies binnen de perken van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.

Voor organismen die onder toepassing vallen van het jachtdecreet van 24 juli 1991 of van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij kunnen de maatregelen slechts worden getroffen na advies van de betrokken Vlaamse Hoge Raden. § 2. De Vlaamse regering kan, onverminderd de bepalingen van het voormelde jachtdecreet, maatregelen nemen om het in bezit houden, vangen, doden, verzamelen, wegnemen of vernielen, het in de handel brengen, het te koop aanbieden of te koop vragen, het vervoeren en het in- of uitvoeren van organismen of van gemakkelijk herkenbare delen of producten van die organismen te regelen of te verbieden. § 3. De Vlaamse regering kan maatregelen nemen om het uitzetten van diersoorten of van plantensoorten of organismen te regelen of te verbieden voorzover deze uitzetting een bedreiging vormt voor de natuur, het natuurlijk milieu en om het vervoeren van diersoorten of hun krengen of plantensoorten te regelen of te verbieden.

Art. 52.§ 1. De belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen of visserij, veroorzaakt door diersoorten die beschermd zijn krachtens de bepalingen van artikel 51, wordt in de mate dat deze schade niet redelijkerwijze kon worden voorkomen, vergoed door het Mina-fonds volgens de voorwaarden die de Vlaamse regering bepaalt. § 2. Een tegensprekelijk proces-verbaal van vaststelling opgemaakt door de administratie bevoegd voor het natuurbehoud, dat vermeldt dat de voorwaarden die in het eerste lid worden gesteld, zijn vervuld, geldt voor de schadelijder als titel om de vergoeding van schade door voormeld Fonds te verkrijgen. HOOFDSTUK VII. - Bepalingen inzake natuureducatie, doelgroepen, provinciale, gemeentelijke en functioneel gedecentraliseerde besturen

Art. 53.§ 1. De Vlaamse regering kan maatregelen nemen om de kennis van de natuur bij de bevolking in het algemeen of bij bepaalde bevolkingsgroepen te bevorderen. § 2. De Vlaamse regering kan natuureducatieve centra oprichten of erkennen.

Deze centra hebben tot doel de vorming van de bevolking inzake natuurbehoud in de ruime zin en de relatie van de mens tot de natuur te bevorderen.

De Vlaamse regering regelt de organisatie en de specifieke opdracht van de centra die zij opricht. Zij bepaalt de voorwaarden tot erkenning en de voorwaarden voor subsidiëring, binnen de perken van de begroting. § 3. De Vlaamse regering kan, op de voorwaarden die zij bepaalt, subsidies verlenen voor natuureducatieve infrastructuurwerken en voor projecten inzake natuureducatie die niet reeds ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap worden gesubsidieerd.

Art. 54.§ 1. Een regionaal landschap is een duurzaam samenwerkingsverband ingesteld op voorstel van een provincie of drie of meer aaneengesloten gemeenten gericht op overleg en samenwerking met de betrokken doelgroepen ter bevordering van het streekeigen karakter, van natuurrecreatie en natuureducatie, van recreatief medegebruik, van het natuurbehoud en van het beheer, herstel, aanleg en de ontwikkeling van kleine landschapselementen.

Het regionale landschap is gericht op de bevordering van een draagvlak en heeft geenszins een reglementair karakter. § 2. De Vlaamse regering stelt de nadere regels vast met betrekking tot de erkenning, de organisatie, de werking, subsidiëring en opheffing van de regionale landschappen.

Art. 55.§ 1. De Vlaamse regering kan ondersteunende maatregelen nemen ter bevordering van de natuur in de bebouwde omgeving door de gemeenten. § 2. De Vlaamse regering kan ondersteunende maatregelen nemen ter bevordering van de ontwikkeling van maatregelen voor de natuurverbindingsgebieden en de lijn- en puntvormige elementen door de provincies en de gemeenten; hiertoe kan met hen een convenant afgesloten worden. HOOFDSTUK VIII. - Bijzondere bepalingen

Art. 56.De Vlaamse regering kan : 1° ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek verricht door wetenschappelijke instellingen en universiteiten;2° ten behoeve van het natuurbeheer, de volksgezondheid of de openbare veiligheid;3° ter voorkoming van belangrijke schade aan cultuurgewassen, vee en huisdieren, bossen en visserij; afwijken van de verbodsbepalingen van dit decreet of van zijn uitvoeringsbepalingen op de door haar te bepalen voorwaarden en onder haar toezicht.

Wanneer wordt afgeweken van een bepaling voortvloeiend uit een internationale akte bedoeld in artikel 7, moet bovendien worden voldaan aan de door die akte opgelegde voorwaarden. De administratie bevoegd voor het natuurbehoud meldt deze afwijking en de motivering ervan aan de betrokken internationale instantie.

Art. 57.Alle ontvangsten ten voordele van het Vlaamse Gewest voortvloeiend uit de toepassing van dit decreet en uit de besluiten genomen of behouden ter uitvoering ervan, daarin begrepen de eventuele subsidies verleend op grond van internationale akten, alle schadevergoedingen en opbrengsten voor het Vlaamse Gewest die voortvloeien uit de toepassing van dit decreet, en voor zover deze ontvangsten niet voortvloeien uit de middelen die door de administratieve begroting werden verleend, worden gestort in het Mina-fonds. HOOFDSTUK IX. - Strafbepalingen en toezicht Afdeling 1. - Strafbepalingen

Art. 58.§ 1. Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een geldboete van zesentwintig frank tot één miljoen frank wordt gestraft of met één van deze straffen alleen : 1° - hij die de maatregelen of voorschriften vastgesteld in of ter uitvoering van artikel 8, 13, hoofdstuk IV en V van dit decreet overtreedt en/of deze overtredingen instandhoudt; - hij die het toezicht op deze maatregelen of voorschriften verhindert of bemoeilijkt; 2° - hij die de overige maatregelen of voorschriften vastgesteld door of ter uitvoering van dit decreet overtreedt; - hij die het toezicht op deze maatregelen of voorschriften van dit decreet of zijn uitvoering verhindert of bemoeilijkt. § 2. De bepalingen van hoofdstuk VII en artikel 85 van het Strafwetboek zijn op de in dit artikel bepaalde overtredingen van toepassing.

Art. 59.§ 1. Bij elk vonnis van veroordeling wordt bevel gegeven het goed of de goederen in hun vroegere toestand te herstellen op kosten van de veroordeelde, onverminderd de schadeloosstelling en de opgelegde dwangsom.

Indien het herstel niet mogelijk is, kunnen, op vordering van de Vlaamse regering, aanpassingsmaatregelen of maatregelen ter herstel van de natuur worden bevolen. § 2. Bij het verstrijken van de in het vonnis of arrest vastgestelde termijn kan het openbaar ministerie of de burgerlijke partij de werkzaamheden op kosten van de veroordeelde laten uitvoeren. Afdeling 2. - Het toezicht

Art. 60.§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, worden de overtredingen van dit decreet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door de leden van de rijkswacht, van de gemeentepolitie en van de landelijke politie, door de ambtenaren en natuurwachters van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud, door de ambtenaren en boswachters van het bosbeheer, door de ambtenaren belast met het toezicht inzake de stedenbouw en ruimtelijke ordening, door de andere door de minister aangewezen ambtenaren evenals door de wachters beëdigd op grond van artikel 61 van het Veldwetboek. § 2. Binnen de grenzen van hun territoriale bevoegdheid, worden de overtredingen van dit decreet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten ook opgespoord en vastgesteld door : 1° de burgemeesters, alsook de gemeentelijke ambtenaren die door de gemeenteraad met dit toezicht belast worden;2° de provinciegouverneur, alsook de provinciale ambtenaren die door de provincieraad met dit toezicht belast worden.

Art. 61.In de uitoefening van hun opdracht mogen de in artikel 60 vermelde overheidspersonen fabrieken, magazijnen, bergplaatsen, kantoren, boten, bedrijfsgebouwen, stallen, stapelhuizen, stations, wagons, voertuigen en de in de open lucht gelegen bedrijven alsook alle gronden en wateren betreden en mogen zij dieneinde boten, wagons en voertuigen aanhouden.

Art. 62.§ 1. De in artikel 60 vermelde overheidspersonen zijn, met betrekking tot de toepassing van dit decreet, bevoegd : 1° inzage en afschrift te nemen van bescheiden, documenten en andere informatiedragers waarvan inzage voor de vervulling van hun opdracht nodig is, een kopie ervan te maken en ze tegen ontvangstbewijs in beslag te nemen voor de tijd die vereist is voor hun onderzoek;2° elk onderzoek, elke controle of enquête te doen, alsook alle inlichtingen in te winnen die zij nodig achten voor de uitoefening van hun opdracht;3° zonder kosten voorwerpen en stoffen voor onderzoek mee te nemen of ter plekke monsters te nemen;4° zich te laten vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen op grond van hun specifieke technische kennis;5° in de uitoefening van hun opdracht de bijstand van de openbare macht te vorderen;6° mondeling of schriftelijk ter plaatse de staking van werkzaamheden of handelingen te gelasten die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit decreet of van zijn uitvoeringsbesluiten.Van die lastgeving wordt proces-verbaal opgesteld. Dit proces-verbaal wordt bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de opdrachtgever en van de persoon of de aannemer die het werk uitvoert; 7° alle maatregelen te treffen om te voorzien in de toepassing van het bevel tot staking van de werkzaamheden. § 2. Eenieder is verplicht de in artikel 60 aangewezen personen in de uitoefening van hun opdracht desgevraagd medewerking te verlenen en hen alle inlichtingen te verstrekken. HOOFDSTUK X. - Wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 63.De artikelen 1 tot 4, 6 tot 34, en 36 tot 39 en 41 tot 46 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud worden, wat de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest betreft, opgeheven.

De reglementaire bepalingen getroffen ter uitvoering van de opgeheven bepalingen van die wet blijven echter geldig voorzover zij niet door de Vlaamse regering werden opgeheven, gewijzigd of aangevuld.

Art. 64.In artikel 52, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen en gewijzigd bij het decreet van 2 december 1994, worden de woorden "In afwijking van de bepalingen van de voorgaande hoofdstukken kan de Vlaamse Executieve" vervangen door de woorden "De Vlaamse regering kan, in afwijking van de bepalingen van het decreet van 21 oktober 1997 inzake het natuurbehoud en het natuurlijk milieu,".

Art. 65.In artikel 56 van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen, worden de woorden "artikelen 45 en 46" vervangen door de woorden "artikelen 58 tot en met 62 van het decreet van 21 oktober 1997 inzake het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.".

Art. 66.§ 1. Artikel 43 van het bosdecreet van 13 juni 1990 wordt aangevuld met een § 6, die luidt als volgt : « § 6. Als een openbaar bos in het Vlaams Ecologisch Netwerk ligt, zoals bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, wordt het beheersplan voor advies voorgelegd aan de administratie bevoegd voor het natuurbehoud.

Na goedkeuring van het beheersplan wordt de administratie bevoegd voor het natuurbehoud periodiek ingelicht over de voorgenomen uitvoeringsmaatregelen van het plan.

Dit beheersplan bevat minstens de gegevens die vermeld worden in het beheersplan voor de bosreservaten, zoals bepaald in artikel 25 van dit decreet. ».

Art. 67.Tussen het eerste en het tweede lid van artikel 46 van het bosdecreet van 13 juni 1990 wordt een lid ingevoegd dat luidt als volgt : « Voor de bossen gelegen in het Vlaams Ecologisch Netwerk, zoals bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, worden in de beheersplannen die goedgekeurd worden na de inwerkingtreding van voormeld decreet uitdrukkelijk de maatregelen vermeld die moeten worden genomen om de in artikel 18 van het bosdecreet van 13 juni 1990 bepaalde doelstellingen te realiseren en dient in overeenstemming te zijn met het natuurrichtplan conform de artikelen 48 en 50 van het decreet van 21 oktober 1997 inzake het natuurbehoud en natuurlijk milieu.

De administratie bevoegd voor het natuurbehoud kan toezicht uitoefenen op het gevoerde beheer. »

Art. 68.Artikel 47 van het bosdecreet van 13 juni 1990 wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 47.In afwijking van de artikelen 43 tot en met 46 wordt voor de bossen gelegen in natuurreservaten bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, één enkel beheersplan per natuurreservaat opgemaakt, het Bosbeheer gehoord, overeenkomstig dat decreet van 21 oktober 1997. De ambtenaar van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud vraagt het advies van het Bosbeheer dat binnen de dertig dagen wordt verstrekt. Wanneer deze termijn is overschreden, hoeft geen rekening gehouden te worden met dit advies.

In afwijking van artikel 42 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, is in natuurreservaten, conform dit decreet, voor ontbossing voorzien in het beheersplan, goedgekeurd krachtens de wetgeving op het natuurbehoud, enkel een voorafgaande eenvoudige melding aan de ambtenaar vereist. Van deze melding stelt de ambtenaar onverwijld het college van burgemeester en schepenen en de administratie Ruimtelijke Ordening in kennis. ».

Art. 69.Aan het bosdecreet van 13 juni 1990 wordt een nieuw artikel 90bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 90bis.Ontbossing, zoals bepaald in artikel 4, punt 15, is verboden tenzij mits naleving van de voorschriften van de wetgeving op de ruimtelijke ordening en stedenbouw en na advies van het Bosbeheer.

Dit advies wordt aangevraagd door de administratie die door de Vlaamse regering is aangewezen als bevoegd voor de stedebouw en de ruimtelijke ordening, of indien niet betrokken bij de uitreiking van de vergunning, door de overheid die de vergunning verleent. Het Bosbeheer brengt binnen dertig dagen advies uit. Als binnen deze termijn geen advies werd uitgebracht, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Een vergunning tot ontbossing wordt overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening en de stedenbouw slechts verleend, wanneer deze ontbossing gebeurt in functie van uitvoering van werken van algemeen belang die in overeenstemming zijn met de geldende plannen van aanleg.

Met het oog op het behoud van het bosareaal, legt de Vlaamse regering criteria vast voor compensatie van de ontbossing. De als compensatie opgelegde maatregelen, gelden als voorwaarden bij de vergunde ontbossing. » .

Art. 70.In het bosdecreet van 13 juni 1990 wordt een nieuw artikel 19bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 19bis.De Vlaamse regering kan, na advies van de Vlaamse Hoge Bosraad en van de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud, volgens de voorwaarden en de normen door haar te bepalen, binnen de perken van de begrotingskredieten, toelagen verlenen voor het nemen van maatregelen die de ontwikkeling van de natuur in het bos tot doel hebben, desgevallend afgestemd op de door het natuurbeleid en/of het ruimtelijk beleid vooropgestelde gebiedscategorieën. »

Art. 71.Het laatste lid van artikel 87 van het bosdecreet van 13 juni 1990 wordt vervangen door de volgende bepaling vervangen : « Voor de bebossing van gronden gelegen in de natuurgebieden, de natuurgebieden met wetenschappelijke waarde, de valleigebieden, de brongebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang en de agrarische gebieden met bijzondere waarde, de natuurontwikkelingsgebieden, het Vlaams Ecologisch Netwerk, de gebieden aangewezen ter uitvoering van de richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand, de gebieden aangewezen in uitvoering van de richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna en de gebieden aangewezen krachtens de Overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, opgemaakt te Ramsar op 2 februari 1971, dient het voorafgaand advies van de Administratie bevoegd voor het Natuurbehoud te worden ingewonnen. De afstandsregel bepaald in artikel 35bis, § 5 van het Veldwetboek is onverminderd van toepassing.

De Vlaamse regering bepaalt criteria voor ecologisch verantwoorde bebossing en bosuitbreiding. »

Art. 72.§ 1. In het artikel 16, § 3 van het decreet van 16 april 1996 houdende bescherming van landschappen wordt na het eerste lid de volgende bepaling ingevoegd : « Het beheersplan dient in overeenstemming te zijn met het natuurrichtplan bepaald in de artikelen 48 en 50 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. » § 2. In afwijking van artikel 16 van hetzelfde decreet wordt voor de landschappen gelegen in natuurreservaten zoals bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, één enkel beheersplan per natuurreservaat opgemaakt, de administratie bevoegd voor landschappen gehoord, overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997. De ambtenaar van het bestuur bevoegd voor het natuurbehoud vraagt het advies van de administratie bevoegd voor landschappen. Indien dit advies niet binnen een termijn van dertig dagen wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn.

Art. 73.Voor alle terreinen die met aankoopsubsidie van het Vlaamse Gewest werden aangekocht vóór de inwerkingtreding van dit decreet blijft de erkenningsprocedure van voor de inwerkingtreding van toepassing.

Art. 74.In het milieuvergunningsdecreet van 28 juni 1985 wordt een bepaling aan artikel 20, na het tweede lid toegevoegd : « Voor erkende natuurreservaten en gelegen buiten het VEN en erkend op basis van artikel 36, § 2 en § 3, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu gelden geen afstandsregels. » Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 21 oktober 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^