Etaamb.openjustice.be
Decreet van 23 april 2018
gepubliceerd op 08 juni 2018

Gemeentedecreet

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2018202508
pub.
08/06/2018
prom.
23/04/2018
ELI
eli/decreet/2018/04/23/2018202508/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 APRIL 2018. - Gemeentedecreet


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: TITEL 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.Toepassingsgebied Dit decreet regelt de organisatie van de gemeenten van het Duitse taalgebied.

Art. 2.Definities Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder: 1° Wetboek: het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie zoals van toepassing op het Duitse taalgebied;2° raad: de gemeenteraad of stadsraad;3° college: het gemeentecollege of stadscollege;4° directeurs: de directeur-generaal en de financieel directeur;5° fractie: de in artikel 40 vermelde, op dezelfde lijst gedurende de verkiezingen gekozen raadsleden die een fractie vormen waarvan de benaming die van voornoemde lijst is;6° fractie die de beginselen van de democratie niet in acht neemt: fractie die in het bijzonder bedoeld wordt in het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, in de in België rechtsgeldige aanvullende protocollen bij dat verdrag, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd of de fractie(s) waarvan een lid de voormelde beginselen en wetgevingen niet naleeft en de fractie(s) waarvan een lid bestuurder van een vereniging was op het ogenblik van de feiten op grond waarvan ze veroordeeld werd wegens een strafbaar feit bepaald in de wet van 30 juli 1981 of in de wet van 23 maart 1995;7° onderwijspersoneel: het personeel vermeld in artikel 24 van de Grondwet;8° OCMW: openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Art. 3.Termijnen Alle, in dit decreet vermelde termijnen zijn uitgedrukt in kalenderdagen, behoudens andersluidende bepalingen.

De vervaldag wordt meegerekend in de termijn. Als die dag op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt hij verschoven naar de volgende werkdag.

Als feestdagen in de zin van dit decreet gelden: 1 januari, carnavalsmaandag, paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1, 2, 11 en 15 november, 25 en 26 december, alsook de bij decreet of bij besluit van de Regering vastgestelde dagen.

Art. 4.Gelijkheid van de geslachten De verwijzingen naar personen in dit decreet gelden voor alle geslachten.

Art. 5.Gemeentenamen De Regering bepaalt de schrijfwijze van de namen van de gemeenten en de gehuchten.

Art. 6.Bevoegdheden Tot de bevoegdheden van de gemeenten behoren inzonderheid, onverminderd de taken die bij wet of decreet aan hen worden toevertrouwd: 1° het beheer van de goederen en inkomsten van de gemeente;2° de vaststelling en de verrichting van de uitgaven van de gemeente die met geld van de gemeente moeten worden betaald;3° de leiding en uitvoering van de openbare werken die ten laste van de gemeente vallen;4° het beheer van de inrichtingen die aan de gemeente toebehoren, die op haar kosten worden onderhouden of die in het bijzonder voor gebruik door haar inwoners bestemd zijn.

Art. 7.Classificatie Bij elke algehele vernieuwing van de raden brengt de Regering de in de artikelen 10, 43, 52 en 91 bepaalde classificatie van de gemeenten in overeenstemming met het bevolkingscijfer. Het aantal inwoners dat in overweging wordt genomen, is het aantal personen ingeschreven in het Rijksregister der natuurlijke personen die op 1 januari van het jaar van de algehele vernieuwing zijn hoofdverblijfplaats heeft in de betrokken gemeente.

Uiterlijk op 1 mei van het jaar waarin de algehele vernieuwing van de raden plaatsvindt, maakt de Regering de bevolkingscijfers van de gemeenten bekend in het Belgisch Staatsblad.

Art. 8.Gemeentebestuur Er is in iedere gemeente een gemeentebestuur, samengesteld uit de raadsleden, de burgemeester en de schepenen.

De raadsleden en collegeleden die aftreden bij een algehele vernieuwing en de ontslagnemende leden blijven in functie tot de installatie van hun opvolgers heeft plaatsgehad.

Onverminderd artikel 41, § 4, regelen de aftredende raad en het aftredende college de lopende zaken tot de installatie van hun opvolgers heeft plaatsgehad.

TITEL 2 - Organisatie van de gemeente HOOFDSTUK 1 - Gemeenteraad of stadsraad Afdeling 1 - Wijze van aanwijzing en statuut van de raadsleden

Art. 9.Verkiezing De raden worden om de zes jaar volledig vernieuwd.

De raadsleden worden rechtstreeks gekozen door de kiezers van de gemeente.

De raad wordt geïnstalleerd op de eerste maandag van de maand december na de verkiezingen. Als dat een feestdag is, wordt de raad geïnstalleerd op de eerstvolgende werkdag.

Art. 10.Aantal leden De raad, met inbegrip van burgemeester en schepenen, bestaat uit: - 11 leden in gemeenten met 0 tot 2.999 inwoners; - 13 leden in gemeenten met 3.000 tot 3.999 inwoners; - 15 leden in gemeenten met 4.000 tot 4.999 inwoners; - 17 leden in gemeenten met 5.000 tot 6.999 inwoners; - 19 leden in gemeenten met 7.000 tot 8.999 inwoners; - 21 leden in gemeenten met 9.000 tot 11.999 inwoners; - 23 leden in gemeenten met 12.000 tot 14.999 inwoners; - 25 leden in gemeenten met 15.000 tot 19.999 inwoners; - 27 leden in gemeenten met 20.000 tot 24.999 inwoners; - 29 leden in gemeenten met 25.000 tot 29.999 inwoners; - 31 leden in gemeenten met 30.000 tot 34.999 inwoners; - 33 leden in gemeenten met 35.000 tot 39.999 inwoners; - 35 leden in gemeenten met meer dan 40.000 inwoners.

De raad blijft uit het aantal leden bepaald in het eerste lid bestaan, zelfs wanneer een lid van het college niet uit zijn midden wordt gekozen.

Art. 11.Afstand Elke gekozen kandidaat kan na de geldigverklaring van zijn verkiezing en vóór zijn installatie schriftelijk afstand doen van zijn mandaat.

Die afstand wordt rechtsgeldig wanneer de raad ervan kennis heeft genomen.

Art. 12.Onverenigbaarheden Een tot raadslid gekozen kandidaat die personeelslid van de gemeente is, die een met dat mandaat onverenigbaar ambt uitoefent, die deel heeft aan een onderneming of een beroep of ambacht uitoefent waarvoor hij van de gemeente een wedde of toelagen ontvangt, mag niet tot de eedaflegging worden toegelaten zolang de reden voor de onverenigbaarheid bestaat.

Wanneer een gekozen kandidaat binnen een maand nadat het college hem daartoe aangemaand heeft het met het mandaat onverenigbaar ambt niet heeft neergelegd of geen afstand heeft gedaan van de door de gemeente betaalde wedde of toelage, wordt ervan uitgegaan dat hij het mandaat niet aanneemt.

Art. 13.Verlies van het mandaat Een raadslid mag zijn ambt niet verder uitoefenen, wanneer het niet meer voldoet aan één van de verkiesbaarheidsvereisten.

Het college stelt de raad en de betrokkene daarvan in kennis.

Laatstgenoemde kan zijn verweermiddelen binnen een termijn van 14 dagen schriftelijk meedelen aan het college. Indien het college bij zijn standpunt blijft, neemt de raad het verlies van de verkiesbaarheidsvereiste(n) ter kennis en stelt de ontzetting uit het ambt van rechtswege vast. Hij leidt de procedure voor de vervanging van het betrokken lid in.

De directeur-generaal bezorgt dat besluit aan de betrokkene. Tegen dat besluit kan binnen acht dagen na kennisgeving ervan beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Indien de betrokkene zijn ambt blijft uitoefenen hoewel hij, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, kennis heeft van de oorzaak van de ontzetting uit het ambt, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.

Art. 14.Ontslag Het raadslid deelt zijn ontslag uit het ambt schriftelijk mee aan de raad. Deze neemt op zijn eerstvolgende vergadering kennis van het ontslag.

Het ontslag wordt werkzaam de datum waarop de raad er kennis van genomen heeft. De directeur-generaal bezorgt dat besluit van de raad aan betrokkene. Tegen dat besluit kan binnen acht dagen na kennisgeving ervan beroep worden ingesteld op basis van artikel 16 van de gecoördineerde wetten van de Raad van State.

Art. 15.Verloven § 1 - Het raadslid kan verlof nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind. Dat verlof duurt hoogstens twintig weken en eindigt uiterlijk twintig weken na de geboorte of adoptie van het kind.

Bij een afwezigheid wegens ziekte van minstens zes maanden kan het raadslid verlof nemen tijdens de hele duur die door het medisch attest gedekt is.

Dat verlof moet schriftelijk worden meegedeeld aan het college, met vermelding van de begin- en einddatum en, in voorkomend geval, vergezeld van het medisch attest. § 2 - Indien gebruik wordt gemaakt van de verloven bedoeld in paragraaf 1 gaat de raad over tot de vervanging van het raadslid voor de duur van het verlof indien de meerderheid van de leden van de fractie waartoe hij behoort, erom verzoekt.

Het lid wordt vervangen door iemand van zijn lijst die als eerste gerangschikt is overeenkomstig artikel L4145-14 van het Wetboek, nadat de raad diens mandaat onderzocht heeft.

Art. 16.Vergoedingen § 1 - De raadsleden krijgen geen wedde.

Overeenkomstig de nadere regels vervat in het reglement van orde krijgen ze presentiegeld indien zij de vergaderingen van de raad en van de commissies bijwonen.

Indien de voorzitter van de vergadering geen lid is van het college, ontvangt hij een dubbel presentiegeld per raadsvergadering die hij voorzit. Hij ontvangt geen andere voordelen of vergoedingen.

De raad bepaalt het bedrag van het presentiegeld.

Het presentiegeld bedraagt tussen 37,18 euro en 125 euro. Dat minimumbedrag en dat maximumbedrag zijn gekoppeld aan de spilindex 138.01. § 2 - De som van het presentiegeld van het raadslid en van de bezoldigingen en voordelen in natura die hij wegens zijn oorspronkelijke mandaat, zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies en ambten van politieke aard zoals omschreven in artikel L5111-1 van het Wetboek krijgt, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer de parlementaire vergoeding van de leden van het federale parlement.

Indien dat maximumbedrag overschreden wordt, wordt het bedrag van het presentiegeld en/of de bezoldigingen en voordelen in natura die het raadslid wegens zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies en ambten van politieke aard heeft gekregen, dienovereenkomstig verminderd. § 3 - De raad kan het presentiegeld van een raadslid dat andere wedden, pensioenen, vergoedingen of toelagen uit wetten of regelgevingen geniet, op de door de Regering bepaalde wijze verhogen met een bedrag dat het door betrokkene geleden inkomensverlies compenseert, voor zover de mandataris er zelf om verzoekt.

Het bedrag van het presentiegeld, vermeerderd met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, mag nooit hoger zijn dan de wedde van een schepen van een gemeente met 50.000 inwoners.

Art. 17.Raadslid met een beperking Een raadslid dat wegens een beperking zijn mandaat niet alleen kan uitoefenen, mag zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. Die vertrouwenspersoon is een kiezer van de gemeente die voldoet aan de verkiesbaarheidsvereisten voor het mandaat van raadslid en maakt geen deel uit van het personeel van de gemeente of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de betrokken gemeente.

Voor de toepassing van het eerste lid stelt de Regering de criteria tot bepaling van de hoedanigheid van 'raadslid met een beperking' vast.

Bij het verstrekken van die bijstand beschikt de vertrouwenspersoon over dezelfde middelen en is onderworpen aan dezelfde verplichtingen als het raadslid. De raad kan in zijn reglement van orde bepalen dat die vertrouwenspersoon overeenkomstig artikel 16 presentiegeld krijgt. Afdeling 2 - Vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van de

gemeenteraden of stadsraden

Art. 18.Huishoudelijk reglement § 1 - De raad keurt een reglement van orde goed.

Dat regelt op zijn minst: - de vaststelling van een voorrangstabel van de raadsleden; - de organisatie van de gemeenschappelijke vergaderingen met de raad voor maatschappelijk welzijn; - de in artikel 16 bepaalde vergoedingen van de raadsleden; - de toepassing van de in artikel 19 bepaalde rechten van de raadsleden; - de in artikel 21 bepaalde bijeenroeping van de raad, alsook de nadere regels voor de inzage in de stukken van de raadsvergadering; - de interpellaties bepaald in artikel 33; - de samenstelling en de werkwijze van de commissies bepaald in artikel 37; - de samenstelling en de taken van de in artikel 38 vermelde adviesraden; - de voorwaarden voor een aanvraag tot afwijking van artikel 38, § 2, eerste lid; - de dag/dagen van de vergaderingen van het college overeenkomstig artikel 57.

Het reglement van orde kan aanvullende maatregelen bevatten, in het bijzonder: - de vergoeding van de vertrouwenspersoon voor het raadslid met een beperking, bepaald in artikel 17, derde lid; - aanvullende mogelijkheden om de raadsvergaderingen bekend te maken overeenkomstig artikel 22; - aanvullende goedkeuringsprocedures in de raad, overeenkomstig artikel 31; - de in artikel 77 bepaalde toegang tot het informatieblad van de gemeente. § 2 - Het reglement van orde bevat beroeps- en ethiekregels. Die waarborgen in het bijzonder: - de weigering van een mandaat dat niet volledig uitgeoefend kan worden; - de regelmatige deelname aan de vergaderingen van de raad, van het college en van de commissies; - de verhoudingen tussen de gekozenen en het bestuur; - de bereidheid om naar de burgers te luisteren; - de informatieverstrekking aan de burgers.

Art. 19.Rechten van de raadsleden Geen akte en geen stuk betreffende het bestuur van de gemeente mag aan het onderzoek van de raadsleden worden onttrokken.

De raadsleden kunnen een kopie van die akten en stukken ontvangen. Ze hebben toegang tot de gemeentelijke instellingen en gemeentediensten.

De eventueel voor de kopie gevraagde vergoeding mag niet hoger zijn dan de kostprijs.

De notulen van de vergaderingen van het college worden ter beschikking gesteld van de raadsleden via een beschermd internetplatform.

De raadsleden kunnen het college mondelinge vragen stellen over actuele aangelegenheden en kunnen het college schriftelijke vragen stellen over besluiten van het college of van de raad, respectievelijk over adviezen van het college of de raad, voor zover die betrekking hebben op een aangelegenheid die het grondgebied van de gemeente betreft.

Het reglement van orde bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.

Art. 20.Vergaderritme De raad vergadert zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren, het vereisen en minstens tien keer per jaar.

De raad kan gemeenschappelijke vergaderingen met de raad voor maatschappelijk welzijn houden.

Art. 21.Bijeenroeping § 1 - Het college roept de raad bijeen op eigen initiatief of op verzoek van één derde van de zitting hebbende raadsleden.

Als de raad in de loop van een kalenderjaar minder dan tien keer bijeengekomen is, moet het college, in afwijking van het eerste lid, de raad op verzoek van één vierde van de zitting hebbende raadsleden in het daaropvolgende jaar bijeenroepen. § 2 - Behalve in spoedeisende gevallen geschiedt de oproeping schriftelijk en aan huis, tenminste zeven dagen vóór de dag van de vergadering; in de oproeping wordt de agenda vermeld. Voor de toepassing van artikel 25, derde lid, wordt die termijn echter ingekort tot twee dagen.

De agendapunten worden duidelijk vermeld. Daarbij wordt een samenvattende toelichting of een ontwerp van besluit gevoegd.

Als het raadslid daarom schriftelijk verzoekt, kunnen de oproeping en de desbetreffende stukken per e-mail verzonden worden.

Het college stelt een persoonlijk e-mailadres ter beschikking van elk raadslid dat daarom verzoekt. § 3 - De raadsleden kunnen alle stukken die betrekking hebben op de agendapunten ter plaatse inzien.

De directeurs en de door hen aangewezen personeelsleden staan ter beschikking van de raadsleden voor technische uitleg en dit op minstens twee tijdstippen vóór de vergadering. Van die tijdstippen ligt één binnen de gewone kantooruren en één buiten de gewone kantooruren. § 4 - Het reglement van orde bepaalt de nadere regels voor de toepassing van de paragrafen 2 en 3.

Art. 22.Bekendmaking van de vergadering Plaats, dag, uur en agenda van de openbare vergadering worden ter kennis gebracht via bekendmaking op het gemeentehuis en via bekendmaking op de website van de gemeente; voor die bekendmaking gelden dezelfde termijnen als voor de bijeenroeping van de raad.

In het reglement van orde kunnen andere bekendmakingsvormen bepaald worden.

De pers wordt uitgenodigd op de vergaderingen; de agenda wordt bij de uitnodiging gevoegd.

Art. 23.Voorzitterschap De raad wordt voorgezeten door de burgemeester of door zijn vervanger.

Vóór de goedkeuring van het meerderheidspact vermeld in artikel 41 wordt de raad voorgezeten door het raadslid dat op het einde van de vorige zittingsperiode de functie van burgemeester heeft uitgeoefend of, bij ontstentenis, een functie heeft uitgeoefend van schepen met de hoogste rang of, bij ontstentenis, een functie van raadslid met de meeste anciënniteit in de gemeenteraad of stadsraad.

Bij ontstentenis wordt de raad voorgezeten door de kandidaat die bij de laatste verkiezingen de meeste voorkeurstemmen heeft verkregen op de lijst met het hoogste stemcijfer.

Art. 24.Verloop van de vergadering § 1 - De voorzitter opent en sluit de vergadering. Hij is belast met de ordehandhaving in de vergadering. Hij kan, na een voorafgaande waarschuwing, terstond iedere persoon uit de zaal doen verwijderen die openlijk tekens van goed- of afkeuring geeft of op enigerlei wijze tumult veroorzaakt.

Bovendien kan hij proces-verbaal opmaken tegen de overtreder en hem verwijzen naar de politierechtbank, die hem kan veroordelen tot een geldboete van 1 tot 25 euro of tot een gevangenisstraf van één tot drie dagen, onverminderd andere vervolgingen. § 2 - De notulen van de vorige vergadering worden minstens zeven dagen vóór de dag van de vergadering en in de spoedeisende gevallen bedoeld in artikel 21, § 2, samen met de agenda ter beschikking gesteld van de raadsleden.

Elk raadslid heeft het recht tijdens de vergadering opmerkingen te maken over de redactie van de notulen. Indien die opmerkingen worden aangenomen, legt de directeur-generaal nog tijdens de vergadering of ten laatste op de volgende vergadering een nieuwe tekst voor die in overeenstemming is met de beslissing van de raad.

Indien er geen opmerkingen worden gemaakt vóór het einde van de vergadering, worden de notulen als goedgekeurd beschouwd en worden zij ondertekend door de burgemeester en de directeur-generaal.

De raad kan beslissen dat de notulen geheel of gedeeltelijk tijdens de vergadering opgemaakt en door de aanwezige leden ondertekend worden.

Art. 25.Aanwezigheidsquorum De raad kan alleen beraadslagen en besluiten wanneer de meerderheid van de zitting hebbende leden aanwezig is.

De raad kan evenwel, indien hij tweemaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden is opgekomen, na een derde en laatste oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen en besluiten over de onderwerpen die voor de derde maal op de agenda voorkomen.

De tweede en de derde oproeping geschieden overeenkomstig artikel 21 en vermelden of de oproeping voor de tweede of de derde maal geschiedt. In de derde oproeping worden het eerste en het tweede lid van dit artikel bovendien woordelijk overgenomen.

Art. 26.Belangenconflicten § 1 - Het is de leden van de raad en van het college verboden: 1° aanwezig te zijn bij een beraadslaging over zaken waarbij ze persoonlijk of als gelastigde een rechtstreeks belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben;2° aanwezig te zijn bij het onderzoek van de rekeningen der aan de gemeente ondergeschikte openbare besturen waarvan ze lid zijn. Inzake voordrachten van kandidaten, benoemingen in betrekkingen en tuchtrechtelijke vervolgingen geldt het verbod vermeld in het eerste lid, 1°, enkel ten aanzien van bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad.

Elk lid van de raad of van het college dat onder één van die verboden valt, verlaat spontaan de beraadslaging. § 2 - Het is elk lid van de raad of van het college, alsook de directeurs verboden: 1° rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan enige dienstverlening, levering of aanbesteding voor de gemeente;2° als advocaat, notaris of zaakwaarnemer op te treden in rechtsgedingen ingesteld tegen de gemeente;3° als raadsman van een personeelslid op te treden in tuchtaangelegenheden;4° als afgevaardigde van een vakverbond op te treden in een onderhandelings- of overlegcomité van de gemeente. Leden van de raad of van het college mogen in het belang van de gemeente pleiten, in geschillen advies geven of in geschillen optreden, maar alleen als ze dat kosteloos doen.

Art. 27.Openbaarheid van de vergaderingen De vergaderingen van de raad zijn openbaar, behalve wanneer het om personen gaat. Zodra een dergelijk punt te berde wordt gebracht, beveelt de voorzitter de behandeling in besloten vergadering.

Voor de toepassing van dit artikel worden volgende kwesties in ieder geval niet als personenkwesties beschouwd: 1° de aanwijzing van de vertegenwoordigers van de gemeente in openbare ambten of mandaten;2° onroerende goederen;3° aanvragen inzake ruimtelijke ordening, stedenbouw en milieu. Behoudens artikel 28 kan de raad, die uitspraak doet bij een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden, in het belang van de openbare orde en op grond van ernstige bezwaren, besluiten om een besloten vergadering te houden.

De besloten vergadering wordt na de openbare vergadering gehouden, behalve in tuchtrechtelijke aangelegenheden.

Indien tijdens de openbare vergadering blijkt dat een punt verder behandeld moet worden in een besloten vergadering, kan de openbare vergadering om die enkele reden onderbroken worden.

Art. 28.Beraadslaging over de begroting en de rekeningen § 1 - Uiterlijk zeven dagen voor de vergadering waarop de raad beraadslaagt over de begroting, een begrotingswijziging of de rekeningen, bezorgt het college aan elk raadslid een exemplaar van het desbetreffende ontwerp.

Het ontwerp wordt meegedeeld zoals het voor beraadslaging en besluit wordt voorgelegd aan de raad, samen met de bijlagen die vereist voor zijn definitieve vaststelling, met uitzondering van, voor wat betreft de rekeningen, de verantwoordingsstukken.

Bij het ontwerp van de begroting en van de rekeningen wordt een verslag met een algemeen overzicht gevoegd.

Het begrotingsverslag bevat in het bijzonder een overzicht van het algemeen en het financieel beleid van de gemeente, alsook de toestand van het bestuur en van de zaken van de gemeente.

Het verslag dat verband houdt met de rekeningen bevat een overzicht van het beheer van de gemeentefinanciën tijdens het begrotingsjaar waarop die rekeningen betrekking hebben.

De vergadering van de raad is openbaar.

Voordat de raad beraadslaagt, licht het college de inhoud van het verslag toe. § 2 - Het college bezorgt de representatieve vakbondsorganisaties de volgende documenten binnen vijf dagen nadat ze zijn aangenomen: 1° de begroting en begrotingswijzigingen;2° de rekeningen. Bij de begroting en de rekeningen wordt informatie gevoegd over de structuur, de evolutie en de vooruitzichten inzake tewerkstelling, alsook over het personeel dat gedurende het hele referentiejaar of een deel van het referentiejaar wordt tewerkgesteld. Die informatie kan elektronisch worden meegedeeld.

Als de representatieve vakorganisaties binnen vijf dagen na overzending van de documenten bedoeld in het eerste lid hierom verzoeken, nodigt het college ze zo snel mogelijk uit op een specifieke informatiesessie waarop die documenten worden voorgesteld en uitgelegd.

Art. 29.Aanvullende agendapunten De raad mag alleen beraadslagen over punten die niet op de agenda staan, als twee derde van de aanwezige leden die punten als dringend beschouwt.

Voorstellen die niet op de agenda staan, worden minstens vijf dagen voor de vergadering aan het college gericht. Daarbij wordt een samenvattende toelichting en een ontwerp van besluit gevoegd. De leden van het college kunnen geen gebruik maken van die mogelijkheid.

Het college deelt de aanvullende agendapunten onmiddellijk mee aan de raadsleden.

Art. 30.Besluitquorum § 1 - De besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen wordt het voorstel als verworpen beschouwd. § 2 - De raad stemt over de gehele begroting en over alle rekeningen.

Elk raadslid kan echter eisen dat over één of meer begrotingsartikelen of begrotingsposten of over één of meer groepen van begrotingsartikelen die door het raadslid worden bepaald, afzonderlijk gestemd wordt.

In dat geval geschiedt de stemming over het geheel enkel na de stemming over het artikel of de artikelen, de groepen van artikelen of posten die op die wijze zijn bepaald, en de stemming heeft betrekking op de artikelen of posten waarvoor geen enkel lid de afzonderlijke stemming heeft gevraagd, en op de artikelen die reeds bij afzonderlijke stemming zijn aangenomen.

Art. 31.Stemregels De raadsleden stemmen mondeling.

Het reglement van orde kan in een stemprocedure voorzien die gelijkwaardig is met de mondelinge stemming. Als dusdanig worden beschouwd: de mechanisch uitgebrachte naamstem en de stemming bij handopsteking. Er wordt echter altijd mondeling gestemd als een derde van de aanwezige leden daarom verzoekt.

In afwijking van het eerste lid wordt over voordrachten van kandidaten, benoemingen in betrekkingen, indisponibiliteitsstellingen, preventieve schorsingen in het belang van de dienst en tuchtstraffen bij geheime stemming gestemd.

Art. 32.Stemming over personen Wordt bij benoemingen of voordrachten van kandidaten de vereiste meerderheid van stemmen niet bereikt bij de eerste stembeurt, dan wordt er opnieuw gestemd op de kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald.

Te dien einde maakt de voorzitter een lijst op met tweemaal zoveel namen als er benoemingen of voordrachten moeten geschieden.

De stemmen kunnen alleen uitgebracht worden op de kandidaten die op deze lijst voorkomen.

De benoeming of de voordracht geschiedt bij meerderheid van stemmen.

Bij staking van stemmen heeft de oudste kandidaat de voorkeur.

Art. 33.Interpellaties § 1 - De inwoners van de gemeente kunnen het college tijdens de openbare vergadering van de raad rechtstreeks interpelleren.

In de zin van dit artikel is inwoner elke natuurlijke persoon die de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en die sinds minstens zes maanden ingeschreven is op het bevolkingsregister van de gemeente alsmede elke rechtspersoon waarvan de maatschappelijke zetel of de bedrijfszetel op het grondgebied van de gemeente is gelegen en die vertegenwoordigd is door een natuurlijke persoon die de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. § 2 - De volledige tekst van de voorgestelde interpellatie wordt schriftelijk bij het college ingediend.

Om ontvankelijk te zijn, moet een interpellatie aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° ingediend worden door één enkele persoon;2° geformuleerd zijn als een vraag die niet meer dan tien minuten spreektijd vereist;3° betrekking hebben op een feit dat onder de beslissingsbevoegdheid of adviesbevoegdheid van het gemeentebestuur valt, voor zover het betrekking heeft op het grondgebied van de gemeente;4° van algemeen belang zijn. Een interpellatie mag niet: 1° strijdig zijn met de fundamentele vrijheden en rechten;2° van persoonlijke aard zijn;3° bedoeld zijn om statistische gegevens of informatiemateriaal te verkrijgen;4° alleen bedoeld zijn om juridisch advies te krijgen. Het college beslist over de ontvankelijkheid van de interpellatie. De beslissing tot niet-ontvankelijkheid wordt op de eerstvolgende vergadering van de raad met redenen omkleed. § 3 - Nadat de voorzitter hem hierom verzocht heeft, stelt de interpellant zijn vraag in de openbare vergadering van de raad; daarbij houdt hij zich aan de regels m.b.t. het nemen van het woord binnen de vergadering en beperkt hij zijn spreektijd tot hoogstens tien minuten.

Het college antwoordt op de interpellaties.

De interpellant heeft twee minuten de tijd om op het antwoord te reageren; daarna wordt de behandeling van dat agendapunt definitief gesloten.

De interpellaties worden opgenomen in de notulen van de vergadering van de raad en worden bekendgemaakt op de website van de gemeente. § 4 - De raad kan een interpellatiecommissie overeenkomstig artikel 37 oprichten. § 5 - Het reglement van orde bepaalt de nadere regels voor de toepassing van dit artikel.

Art. 34.Inzagerecht De inwoners van de gemeente en de door de Regering daartoe gemachtigde personen moeten de besluiten van de raad ter plaatse kunnen inzien; die inzage mag hen niet geweigerd worden.

De raad kan evenwel beslissen dat besluiten die in besloten vergaderingen zijn genomen, gedurende een bepaalde tijd geheimgehouden worden. Afdeling 3 - Bevoegdheden van de gemeenteraad of stadsraad

Art. 35.Algemene bevoegdheid De raad regelt alles wat van gemeentelijk belang is. Hij beraadslaagt over elk ander onderwerp dat de hogere overheid hem voorlegt.

De raad wijst de leden van alle commissies aan, alsook de vertegenwoordigers van de raad in de rechtspersonen waarin de gemeente vertegenwoordigd is. De raad kan die mandaten altijd intrekken.

Art. 36.Inwendig bestuur De raad maakt de gemeentelijke reglementen van inwendig bestuur.

Afschriften van die reglementen worden onmiddellijk toegezonden aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en aan de griffie van de politierechtbank, waar ze in een daartoe bestemd register worden ingeschreven.

Art. 37.Commissies De raad kan in eigen kring commissies oprichten die belast zijn met de voorbereiding van zijn vergaderingen.

De mandaten van commissielid worden voor elke commissie evenredig verdeeld onder de fracties waaruit de raad bestaat. Het reglement van orde bepaalt de nadere regels voor de samenstelling en de werkwijze van de commissies.

De commissies kunnen steeds deskundigen en belanghebbenden horen.

Art. 38.Adviesraden § 1 - De raad kan adviesraden oprichten die tot taak hebben advies te verlenen over aangelegenheden van gemeentelijk belang.

Hij regelt de samenstelling van die adviesraden en bepaalt in welke gevallen die adviesraden verplicht geraadpleegd moeten worden. § 2 - Maximum twee derde van de leden van een adviesraad is van hetzelfde geslacht. Als die voorwaarde niet vervuld is, kan de betrokken adviesraad geen geldige adviezen uitbrengen.

De raad kan, na een met redenen omkleed verzoek van de adviesraad, afwijkingen van het eerste lid toestaan.

Indien op grond van het vorige lid geen enkele afwijking wordt toegestaan, beschikt de adviesraad over een termijn van drie maanden om te voldoen aan de voorwaarde gesteld in het eerste lid. Indien de adviesraad bij verstrijken van die termijn niet aan die voorwaarde voldoet, kan hij te rekenen vanaf die datum geen enkel geldig advies meer uitbrengen. § 3 - De raad stelt de adviesraden de middelen ter beschikking die voor de vervulling van hun opdracht nodig zijn.

In het jaar waarin de raad vernieuwd wordt, legt het college de raad een verslag over de toepassing van dit artikel voor.

Art. 39.Delegatie van de bevoegdheid om toelagen toe te kennen § 1 - De raad kan de bevoegdheid om de volgende toelagen toe te kennen, overdragen aan het college: 1° toelagen die nominatief in de begroting zijn opgenomen;2° verstrekkingen in natura;3° toelagen die gemotiveerd zijn wegens dringende noodzakelijkheid of wegens dwingende en onvoorziene redenen. Het besluit van het college dat op basis van het eerste lid, 3°, is aangenomen, wordt ter kennis gebracht van de raad op de volgende vergadering van de raad. § 2 - Het college brengt jaarlijks verslag uit aan de raad over: 1° de toelagen die tijdens het boekjaar krachtens dit artikel werden toegekend;2° de toelagen waarvan het gebruik tijdens het boekjaar krachtens artikel 182 werd gecontroleerd. § 3 - De raad kan die bevoegdheid hoogstens delegeren voor de duur van zijn zittingsperiode. HOOFDSTUK 2 - De burgemeester en het college Afdeling 1 - Fracties en meerderheidspact

Art. 40.Fracties Het raadslid of de raadsleden gekozen op dezelfde lijst gedurende de verkiezingen vormen een fractie waarvan de benaming die van voornoemde lijst is.

Het raadslid dat tijdens de zittingsperiode zijn fractie verlaat of uit zijn fractie uitgesloten wordt, verliest van rechtswege alle afgeleide mandaten zoals bepaald in artikel L5111-1 van het Wetboek.

De door het betrokken raadslid ondertekende akte van ontslag of, naargelang van het geval, de door de meerderheid van de fractieleden ondertekende akte van uitsluiting wordt aan het college overgezonden en wordt ter kennis gebracht van de raad op zijn eerstvolgende vergadering. Het ontslag of, naargelang van het geval, de uitsluiting treedt op die datum in werking. Een uittreksel van de notulen wordt overgezonden aan de instellingen waarin het lid wegens zijn hoedanigheid van raadslid tot dusver zitting had.

Voor de toepassing van dit artikel en voor de toepassing van artikel 51 blijft het raadslid als lid van de verlaten fractie beschouwd worden.

Art. 41.Meerderheidspact § 1 - Uiterlijk op de tweede maandag van de maand na de verkiezingen wordt elk ontwerp van een meerderheidspact aan de directeur-generaal bezorgd.

Deze pactontwerpen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van het publiek bij wijze van aanplakking aan het gemeentehuis.

Het pactontwerp omvat: 1° de vermelding van de fracties die erbij betrokken zijn;2° de identiteit van de voorgedragen burgemeester;3° de identiteit van de voorgedragen schepenen. In het pactontwerp worden personen van beide geslachten voorgedragen.

Het pactontwerp wordt ondertekend door alle daarin aangewezen personen en door de meerderheid van de leden van elke fractie onder wie minstens één persoon wordt voorgedragen om deel uit te maken van het college.

Wanneer een fractie uit slechts twee leden bestaat, wordt het pactontwerp door minstens één van beide ondertekend.

De handtekening van een raadslid op een pactontwerp dat niet door de meerderheid van zijn fractie is ondertekend, is nietig. § 2 - De raad neemt het meerderheidspact aan binnen drie maanden na de datum waarop de verkiezingen geldig zijn verklaard.

Over het meerderheidspact wordt in openbare vergadering gestemd. § 3 - De burgemeester is het raadslid van Belgische nationaliteit uit één van de fracties die deelachtig zijn aan het meerderheidspact en wiens identiteit vermeld is in het meerderheidspact. § 4 - Indien geen meerderheidspact goedgekeurd is binnen de termijn vermeld in paragraaf 2, kan de Regering een commissaris aanwijzen die de lopende zaken afhandelt in de plaats van het college, dat deze opdracht krachtens artikel 8 vervulde.

Het agendapunt 'goedkeuring van het meerderheidspact' komt op de agenda van elke vergadering van de raad tot die goedkeuring een feit is. § 5 - Als alle leden van het college tijdens de zittingsperiode ontslagnemend zijn, wordt het meerderheidspact als verbroken beschouwd.

Binnen dertig dagen na aanvaarding van het ontslag van alle leden van het college, moet bij de directeur-generaal een nieuw meerderheidspact worden ingediend.

Indien na dertig dagen geen nieuw meerderheidspact is ingediend, stelt de Regering een bemiddelaar aan en bepaalt ze zijn opdracht. Indien ook die opdracht niet tot de goedkeuring van een meerderheidspact leidt, laat de Regering nieuwe verkiezingen plaatsvinden. In dat geval belast de Regering de directeur-generaal ermee het register van de gemeenteraadskiezers op te maken op de dag van de kennisgeving van die regeringsbeslissing aan de raad en de kiezers op te roepen voor nieuwe verkiezingen die binnen vijftig dagen na die kennisgeving worden gehouden. De precieze kalender van de kiesverrichtingen wordt door de Regering bepaald. De nieuwe raadsleden voleindigen het mandaat van de raadsleden die ze vervangen.

Art. 42.Aanhangsel bij het meerderheidspact Tijdens de zittingsperiode kan een aanhangsel bij het meerderheidspact aangenomen worden om te voorzien in de definitieve vervanging van een lid van het college.

Het aanhangsel wordt met meerderheid van de stemmen van de aanwezige raadsleden aangenomen.

Het nieuwe lid van het college voltooit het mandaat van het lid dat het vervangt. Afdeling 2 - Het college

Art. 43.Aantal schepenen Er zijn: - twee schepenen in gemeenten met minder dan 1.000 inwoners; - drie schepenen in gemeenten met 1.000 tot 4.999 inwoners; - vier schepenen in gemeenten met 5.000 tot 9.999 inwoners; - vijf schepenen in gemeenten met 10.000 tot 19.999 inwoners; - zes schepenen in gemeenten met 20.000 tot 29.999 inwoners; - zeven schepenen in gemeenten met meer dan 30.000 inwoners.

De raad kan beslissen om het aantal schepenen met één eenheid te verminderen.

Art. 44.Samenstelling Het college bestaat uit de burgemeester en de schepenen.

Het bestaat uit personen van beide geslachten.

Art. 45.Verkiezing van de schepenen § 1 - De schepenen worden gekozen uit de raadsleden.

Indien alle leden van de fracties die aan het meerderheidspact gebonden zijn van hetzelfde geslacht zijn, wordt één schepen buiten de raad aangewezen. De zo aangewezen schepen is in elk geval stemgerechtigd in het college. Hij neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de raad.

Als een schepen geen lid van de raad is, moet hij de verkiesbaarheidsvoorwaarden vermeld in artikel L4125-1 van het Wetboek vervullen en blijven vervullen.

In het meerderheidspact wordt vermeld bij welke fractie de buiten de raad aangewezen schepen wordt ingedeeld. § 2 - De raadsleden van wie de identiteit in het aangenomen meerderheidspact vermeld wordt, worden van rechtswege tot schepen gekozen.

De rang van de schepenen wordt bepaald door hun plaats op de lijst die in het meerderheidspact is opgenomen.

Art. 46.Verhindering § 1 - Als verhinderd tijdens de uitoefening van het ambt van burgemeester of schepen wordt de burgemeester of schepen beschouwd die het ambt van minister, staatssecretaris of regeringslid uitoefent of die met toepassing van artikel 47 verlof neemt.

Als de burgemeester afwezig of verhinderd is, wordt zijn ambt waargenomen door de schepen met Belgische nationaliteit die de burgemeester daartoe heeft aangewezen. Als de burgemeester geen vervanger heeft aangewezen, wordt hij vervangen door de eerst gekozen schepen met de Belgische nationaliteit. § 2 - Een schepen die een als verhinderd beschouwde burgemeester vervangt, wordt overeenkomstig paragraaf 3 op verzoek van het college vervangen tijdens de periode waarin hij de burgemeester vervangt. § 3 - De afwezige of verhinderde schepen kan voor de periode van zijn afwezigheid of verhindering, op voordracht van het college, vervangen worden door een raadslid dat door de raad wordt aangewezen onder de raadsleden van de fractie waartoe hij behoort. Bij ontstentenis kan hij vervangen worden door een raadslid van een andere fractie die aan het meerderheidspact gebonden is.

Onder de voorwaarden bepaald bij artikel 45, § 1, tweede lid, kan de afwezige of verhinderde schepen vervangen worden door een buiten de raad gekozen schepen van dezelfde fractie, als alle leden van het college en alle raadsleden die behoren tot de fracties die door het meerderheidspact gebonden zijn, van hetzelfde geslacht zijn.

Art. 47.Verloven De burgemeester of de schepen kan verlof nemen naar aanleiding van de geboorte of de adoptie van een kind. Hij deelt zijn verlof schriftelijk mee aan het college, met vermelding van de aanvangs- en einddatum. Het verlof duurt ten hoogstens twintig weken. Het eindigt uiterlijk twintig weken na de geboorte of adoptie van het kind.

De verlofaanvraag als schepen of burgemeester wordt schriftelijk en met vermelding van de aanvangs- en einddatum ingediend, indien de betrokkene tijdens die periode raadslid wil blijven.

Art. 48.Ontslag Het ontslag uit het ambt van burgemeester of schepen wordt schriftelijk meegedeeld aan de raad. De raad neemt kennis van het ontslag op de eerste vergadering na die kennisgeving.

Het ontslag wordt werkzaam de datum waarop de raad er kennis van neemt.

De burgemeester of schepen die op het tijdstip van zijn verkiezing raadslid is, verliest die hoedanigheid wanneer hij geen deel meer uitmaakt van de raad.

Art. 49.Tuchtmaatregelen De Regering kan de burgemeester of schepen wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid schorsen of afzetten; betrokkene wordt vooraf gehoord.

De schorsing mag niet meer dan drie maanden bedragen.

De afgezette burgemeester of schepen kan tijdens dezelfde zittingsperiode niet herkozen worden.

Art. 50.OCMW-voorzitter De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van het college als het gaat om de uitoefening van het toezicht op de beslissingen van de raad voor maatschappelijk welzijn.

Als hij geen lid van de raad is, neemt hij met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de raad. Afdeling 3 - Verantwoordelijkheid van het college

Art. 51.Motie van wantrouwen § 1 - Het college en elk collegelid is verantwoordelijk voor de raad.

De raad kan een collectieve motie van wantrouwen aannemen tegen het hele college of kan een individuele motie van wantrouwen aannemen tegen één of meer leden van het college.

Die motie van wantrouwen is alleen ontvankelijk: 1° indien daarin een opvolger voor het college of voor één of meer van zijn leden wordt voorgedragen;2° bij een collectieve motie van wantrouwen: indien ze ingediend wordt door minstens de helft van de raadsleden van elke fractie die een alternatieve meerderheid vormt;3° bij een individuele motie van wantrouwen: indien ze ingediend wordt door minstens de helft van de raadsleden van elke fractie die meewerken aan het meerderheidspact. Na overhandiging van de motie van wantrouwen aan de directeur-generaal worden het debat en de stemming over de motie van wantrouwen op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de raad geplaatst, op voorwaarde dat er minstens zeven dagen na die overhandiging verstreken zijn. De directeur-generaal bezorgt alle leden van het college en van de raad onmiddellijk een kopie van de motie van wantrouwen en brengt de indiening van de motie van wantrouwen ter kennis van het publiek door bekendmaking aan het gemeentehuis.

Bij een individuele motie van wantrouwen kunnen de betrokken leden van het college hun opmerkingen persoonlijk ten overstaan van de raad doen gelden en in ieder geval voordat gestemd wordt.

De motie van wantrouwen wordt in openbare vergadering aangenomen.

De aanneming van de motie van wantrouwen leidt tot het ontslag van het college of zijn betrokken lid/leden, alsook tot de verkiezing van het nieuwe college of zijn nieuwe lid/leden. § 2 - Er mag geen collectieve motie van wantrouwen worden ingediend voor het verstrijken van een termijn van anderhalf jaar na de installatie van het college of na 30 juni van het jaar vóór de verkiezingen.

Indien de raad een collectieve motie van wantrouwen heeft aangenomen, mag geen nieuwe collectieve motie van wantrouwen worden ingediend voor het verstrijken van een termijn van één jaar.

In de loop van eenzelfde zittingsperiode mogen hoogstens twee collectieve moties van wantrouwen aangenomen worden. Afdeling 4 - Wedde en onderscheidingsteken van de burgemeesters en

schepenen

Art. 52.Wedden § 1 - De burgemeester ontvangt de volgende wedde: 1° gemeenten met 300 inwoners en minder: 13.785,16 euro; 2° gemeenten met 301 tot 500 inwoners: 15.242,03 euro; 3° gemeenten met 501 tot 750 inwoners: 16.697,77 euro; 4° gemeenten met 751 tot 1.000 inwoners: 18.639,00 euro; 5° gemeenten met 1.001 tot 1.250 inwoners: 20.580,68 euro; 6° gemeenten met 1.251 tot 1.500 inwoners: 21.186,92 euro; 7° gemeenten met 1.501 tot 2.000 inwoners: 21.793,61 euro; 8° gemeenten met 2.001 tot 2.500 inwoners: 22.582,33 euro; 9° gemeenten met 2.501 tot 3.000 inwoners: 23.492,59 euro; 10° gemeenten met 3.001 tot 4.000 inwoners: 24.523,74 euro; 11° gemeenten met 4.001 tot 5.000 inwoners: 25.433,75 euro; 12° gemeenten met 5.001 tot 6.000 inwoners: 28.100,01 euro; 13° gemeenten met 6.001 tot 8.000 inwoners: 29.912,10 euro; 14° gemeenten met 8.001 tot 10.000 inwoners: 31.983,61 euro; 15° gemeenten met 10.001 tot 15.000 inwoners: 36.663,56 euro; 16° gemeenten met 15.001 tot 20.000 inwoners: 39.276,32 euro; 17° gemeenten met 20.001 tot 25.000 inwoners: 46.817,39 euro; 18° gemeenten met 25.001 tot 35.000 inwoners: 49.891,02 euro; 19° gemeenten met 35.001 tot 50.000 inwoners: 52.810,93 euro; 20° gemeenten met 50.001 tot 80.000 inwoners: 61.937,53 euro; 21° gemeenten met 80.001 tot 150.000 inwoners: 74.668,50 euro; 22° gemeenten met meer dan 150.000 inwoners: 80.492,09 euro.

Die wedden zijn gekoppeld aan de spilindex 138.01.

De wedden van de schepenen bedragen 60 % van de wedde van de burgemeester van dezelfde gemeente.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de betaling van die wedden.

Indien de vaststelling van de wedden de vermindering of de afschaffing van andere wedden, vergoedingen of toelagen uit wet of regelgeving teweegbrengen, kan de Regering op de door haar bepaalde wijze de wedde van de burgemeester of schepen verminderen indien laatstgenoemden daarom verzocht hebben.

De raad kan de wedde van de burgemeester of schepen die andere wedden, pensioenen, vergoedingen of toelagen uit wet of regelgeving geniet, op de door de Regering bepaalde wijze verhogen met een bedrag dat het door betrokkene geleden inkomensverlies compenseert, voor zover de mandataris er zelf om verzoekt.

De burgemeesters- of schepenenwedde verhoogd met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies mag de wedde van een burgemeester of schepen van een gemeente van 50.000 inwoners nooit te boven gaan. § 2 - De Regering bepaalt het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeesters en de schepenen. § 3 - Buiten die wedden mogen de burgemeesters en schepenen geen emolumenten van de gemeente krijgen.

Art. 53.Vervanging Wanneer een schepen de burgemeester gedurende één maand of langer vervangt, wordt hem de aan het burgemeestersambt verbonden wedde toegekend. De schepen die het ambt van burgemeester waarneemt mag niet tegelijk de wedde van burgemeester en die van schepen ontvangen.

Hetzelfde geldt wanneer een lid van de raad gedurende één maand of langer het ambt van schepen waarneemt. In dat geval ontvangt hij de wedde die aan het ambt van schepen verbonden is voor de periode waarin hij dat ambt waarneemt.

De verhinderde burgemeester of schepen krijgt geen wedde voor de periode waarin hij verhinderd is, tenzij hij vervangen wordt wegens ziekte.

Art. 54.Maximumwedde De som van de wedde van de burgemeester of schepen en van de bezoldigingen en voordelen in natura die hij wegens zijn oorspronkelijke mandaten, zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies en ambten van politieke aard zoals omschreven in artikel L5111-1 van het Wetboek krijgt, is gelijk aan of lager dan anderhalve keer de parlementaire vergoeding verkregen door de leden van het federale parlement.

Indien het maximumbedrag vastgesteld in het eerste lid overschreden wordt, wordt het bedrag van de wedde van de burgemeester of schepen en/of van de bezoldigingen en voordelen in natura verkregen door de burgemeester of schepen wegens zijn afgeleide mandaten en zijn openbare mandaten, functies en ambten van politieke aard dienovereenkomstig verminderd.

Art. 55.Onderscheidingsteken van de burgemeesters en schepenen De Regering bepaalt het onderscheidingsteken van de burgemeesters en de schepenen. Afdeling 5 - Vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van het

college

Art. 56.Voorzitterschap De burgemeester zit het college van rechtswege voor.

Art. 57.Vergaderingen en aanwezigheidsquorum Het college vergadert op de dagen en uren die door het reglement van orde zijn bepaald, en zo dikwijls als de spoedige afhandeling van de zaken het vereist.

Het kan alleen beraadslagen en besluiten wanneer meer dan de helft van zijn leden aanwezig is.

De vergaderingen van het college zijn niet openbaar. Alleen de beslissingen worden opgenomen in de notulen en in het register van de beraadslagingen.

Art. 58.Buitengewone vergadering De oproeping voor de buitengewone vergaderingen geschiedt minstens twee dagen op voorhand schriftelijk op het woonadres of via e-mail.

In spoedeisende gevallen stelt de burgemeester de dag en het uur van de vergadering vast.

Art. 59.Stemregels De besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen verdaagt het college de zaak tot een volgende vergadering, tenzij het college een lid van de raad oproept in de volgorde van inschrijving op de ranglijst.

Indien de meerderheid van het college de zaak evenwel vóór de behandeling spoedeisend heeft verklaard, is de stem van de voorzitter beslissend. Hetzelfde geldt wanneer op drie vergaderingen de stemmen staken over éénzelfde zaak, zonder dat in het college een meerderheid van stemmen is verkregen om een raadslid op te roepen.

De artikelen 26, 31 en 32 zijn van toepassing op de vergaderingen van het college. Afdeling 6 - Bevoegdheden van het college

Art. 60.Bevoegdheden Het college is belast met: 1° de uitvoering van de voorschriften van de hogere besturen, voor zover die opdracht uitdrukkelijk aan het college is opgedragen;2° de bekendmaking en uitvoering van de raadsbesluiten;3° het beheer van de gemeentelijke instellingen;4° het beheer van de inkomsten, de afgifte van bevelschriften tot betaling van de uitgaven van de gemeente en het toezicht op de boekhouding;5° de leiding van de gemeentewerken;6° in rechte optreden voor de gemeente;7° het beheer van de eigendommen van de gemeente, alsmede de vrijwaring van haar rechten;8° het toezicht op de door de gemeente bezoldigde personeelsleden;9° het onderhoud van de wegen en waterlopen;10° de bewaring van het archief en de titels. Het college maakt van de in het eerste lid, 10°, vermelde documenten, alsook van de charters en andere oude bescheiden van de gemeente, inventarissen in tweevoud op en belet dat enig stuk verkocht of uit de bewaarplaats weggenomen wordt.

Art. 61.Machtigingen De burgemeester en de ambtenaar van de burgerlijke stand kunnen, ieder wat hem betreft, personeelsleden machtigen tot: 1° het afgeven van uittreksels uit of afschriften van andere akten dan die van de burgerlijke stand;2° het legaliseren van handtekeningen;3° het voor eensluidend verklaren van afschriften van stukken. Die machtiging geldt voor de stukken bestemd om in België of in het buitenland te dienen, met uitzondering van de stukken die gelegaliseerd moeten worden door de federale minister van Buitenlandse Zaken of door de ambtenaar die hij daartoe machtigt.

Boven de handtekening, naam en functie van het personeelslid aan wie de machtiging werd verleend, moet van die machtiging melding worden gemaakt.

Art. 62.Beleidsprogramma Binnen drie maanden na goedkeuring van het meerderheidspact legt het college de raad een algemeen beleidsprogramma voor dat de duur van diens mandaat dekt en dat minstens de voornaamste beleidsprojecten bevat.

Na goedkeuring door de raad wordt dat algemeen beleidsprogramma bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van artikel 74 en op de door de raad bepaalde wijze. Afdeling 7 - Bevoegdheden van de burgemeester

Art. 63.Algemene bevoegdheid De burgemeester is belast met de uitvoering van de voorschriften van de hogere besturen die niet uitdrukkelijk aan het college of aan de raad zijn opgedragen.

Art. 64.Opvorderingsrecht Op met redenen omkleed verzoek van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn beschikt de burgemeester vanaf de ingebrekestelling van de eigenaar over een recht tot opvordering van elk pand dat sinds meer dan zes maanden verlaten is om het ter beschikking te stellen van daklozen. Dat opvorderingsrecht kan enkel uitgeoefend worden binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag waarop de burgemeester de eigenaar op de hoogte heeft gebracht, en op voorwaarde dat de eigenaar een billijke vergoeding krijgt.

De Regering bepaalt de perken, voorwaarden en nadere regels voor de uitoefening van dat opvorderingsrecht; de Regering bepaalt ook de procedure, de duur van de bezetting, de manier waarop de eigenaar op de hoogte wordt gebracht en de mogelijkheden tot verweer tegen de opvordering, evenals de berekeningswijze van de vergoeding. HOOFDSTUK 3 - Onverenigbaarheden

Art. 65.Onverenigbaarheden: raad en college De volgende personen mogen geen deel uitmaken van de raad, noch van het college: 1° leden van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;2° provinciegouverneurs;3° leden van het provinciecollege;4° directeurs-generaal van de provincie;5° arrondissementscommissarissen;6° personeelsleden van de gemeente en personen die een wedde of toelage ontvangen van de gemeente;7° ambtenaren van het bosbeheer, wanneer hun bevoegdheid zich uitstrekt tot beboste eigendommen die aan het bosbeheer onderworpen zijn en die toebehoren aan de gemeente waarin zij hun ambt uitoefenen;8° leden van de hoven, rechtbanken, parketten en de griffiers van de rechterlijke orde;9° staatsraden;10° secretarissen en ontvangers van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waarvoor de gemeente bevoegd is;11° bloed- of aanverwanten - tot en met de tweede graad - van de directeurs en de gewestelijke ontvanger van de gemeente en de personen die met hen gehuwd zijn of wettelijk samenwonen. De bepalingen van het eerste lid gelden ook voor de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven en in een andere lidstaat van de Europese Unie ambten uitoefenen die gelijkwaardig zijn aan de ambten die in die bepalingen zijn bedoeld.

Art. 66.Onverenigbaarheden: college Onverminderd de onverenigbaarheden vermeld in artikel 65 kunnen de volgende personen geen lid zijn van het college: 1° bedienaren van de erediensten en vertegenwoordigers van de vrijzinnige organisaties;2° personeelsleden van de fiscale besturen, in de gemeenten die tot hun werk- of ambtsgebied horen, behoudens door de Regering toegestane afwijkingen;3° ambtenaren-generaal onderworpen aan de mandaatregeling binnen de diensten van de federale Regering, de Regering van een gewest of een gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen;4° titularissen van een ambt binnen een instelling van openbaar nut dat erin bestaat de algemene leiding van die instelling te waarborgen. De bepalingen van het eerste lid gelden ook voor de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven en in een andere lidstaat van de Europese Unie ambten uitoefenen die gelijkwaardig zijn aan de ambten die in die bepalingen zijn bedoeld.

Art. 67.Verwanten in de raad § 1 - De leden van de raad mogen geen bloed- of aanverwanten zijn tot en met de tweede graad, noch door de echt verbonden zijn of wettelijk samenwonen.

Personen wier echtgenoten of wettelijk samenwonenden elkaars bloedverwanten zijn in de eerste of de tweede graad, kunnen niet tegelijk deel uitmaken van de raad. § 2 - Worden bloed- of aanverwanten in één van die graden, echtgenoten of wettelijk samenwonenden gekozen bij eenzelfde verkiezing, dan wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de door die kandidaten verkregen zetels aan hun lijst zijn toegekend.

Worden twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten of twee wettelijk samenwonenden gekozen, de een tot raadslid, de ander tot opvolger, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, opengevallen is vóór de verkiezing van zijn bloedverwant, aanverwant of echtgenoot.

Tussen opvolgers die voor opengevallen mandaten in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst bepaald naar tijdsorde van het openvallen van de mandaten.

De verkozene die onder de in de eerste tot derde lid bedoelde omstandigheden niet geïnstalleerd is, behoudt het recht om later de eed te mogen afleggen. Hij wordt vervangen door de opvolger die als eerste in aanmerking komt op de lijst waarop hij verkozen werd.

Wanneer de onverenigbaarheid ophoudt, wordt laatstgenoemde als eerste opvolger gerangschikt. § 3 - Aanverwantschap die later tot stand komt onder de leden van de raad, heeft geen verval van hun mandaat als gevolg.

De aanverwantschap wordt geacht op te houden bij overlijden of echtscheiding van de persoon door wie zij tot stand is gekomen.

Art. 68.Onverenigbare ambten § 1 - Raadsleden die een met hun mandaat onverenigbaar ambt of een wedde of toelage van de gemeente aanvaarden, houden op deel uit te maken van de raad, indien ze binnen vijftien dagen na de aan hen gerichte aanmaning van het college niet afzien van het onverenigbaar ambt of van de door de gemeente verleende wedde of toelage. § 2 - Het raadslid dat in één van de situaties van onverenigbaarheid bedoeld in de artikelen 65 en 67 verkeert, mag zijn ambt niet meer uitoefenen.

Het college stelt de raad en de betrokkene daarvan in kennis.

Laatstgenoemde kan zijn verweermiddelen binnen een termijn van vijftien dagen meedelen aan het college. De raad neemt akte van de feiten die van dien aard zijn dat ze de onverenigbaarheid als gevolg hebben, en stelt de ontzetting uit het ambt van rechtswege vast. Hij leidt de procedure voor de vervanging van het betrokken lid in.

Tegen dat besluit kan beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Dat beroep moet worden ingesteld binnen acht dagen na kennisgeving van het besluit.

Indien de betrokkene zijn ambt blijft uitoefenen hoewel hij, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, kennis heeft van de oorzaak van de ontzetting uit het ambt, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek. § 3 - Onverminderd artikel L1531-2, § 6, van het Wetboek mag een lid van het college van een aangesloten gemeente geen zitting hebben als vast lid binnen een bestuursorgaan van een intercommunale. § 4 - De directeur-generaal houdt volgens de aanwijzingen van de Regering een lijst bij van de in artikel 16, § 2, vermelde ambten en mandaten die de raadsleden waarnemen.

Die lijst bevat op zijn minst: 1° de naam van de instelling waarin het raadslid een mandaat bekleedt;2° de functie van het raadslid in elke instelling;3° de datum waarop de aanwijzing is ingegaan;4° de aard en/of het bedrag van de toegekende vergoedingen en voordelen. De raadsleden delen de gegevens die noodzakelijk zijn om de lijst op te stellen en alle desbetreffende wijzigingen mee aan de directeur-generaal.

Die voortdurend bijgewerkte lijst wordt op zijn minst bekendgemaakt op de website van de gemeente.

Elk raadslid dat, zelfs op uitdrukkelijk verzoek van de directeur-generaal, nalaat om de aangevraagde gegevens mee te delen of valse gegevens meedeelt, wordt overeenkomstig de wetgeving op de gemeentelijke administratieve sancties gestraft met een administratieve geldboete van 250 euro. In geval van herhaling tijdens dezelfde zittingsperiode wordt die straf verdubbeld.

Art. 69.Aantal toegestane mandaten Een raadslid of een lid van het college mag niet meer dan drie bezoldigde mandaten in intercommunales hebben.

Het aantal mandaten wordt berekend door optelling van de bezoldigde mandaten die de verkozene binnen de intercommunales bekleedt, in voorkomend geval vermeerderd met de bezoldigde mandaten die de verkozene bekleedt als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn of als provincieraadslid. HOOFDSTUK 4 - Eedaflegging

Art. 70.Eedaflegging De raadsleden, de vertrouwenspersonen vermeld in artikel 17, de leden van het college en de burgemeester leggen vóór hun ambtsaanvaarding de volgende eed af: "Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk." De burgemeesters leggen die eed af voor de Regering.

De leden van de raad en van het college leggen die eed af in handen van de burgemeester tijdens een openbare vergadering.

De personen genoemd in het eerste lid die, na twee achtereenvolgende oproepingen tot het afleggen van de eed te hebben ontvangen, zich zonder wettige reden daarvan onthouden, worden geacht ontslag te hebben genomen. HOOFDSTUK 5 - Akten van de gemeentebesturen Afdeling 1 - Opmaak van de akten

Art. 71.Notulen De directeur-generaal notuleert de zittingen van de raad en van het college en zorgt voor het overschrijven ervan.

In de notulen worden alle besluiten in chronologische volgorde opgenomen. Voorts worden alle punten opgenomen waarover de raad geen beslissing heeft genomen.

Art. 72.Ondertekeningsbevoegdheid De reglementen en verordeningen van de raad en van het college, de bekendmakingen, de akten en de briefwisseling van de gemeente worden door de burgemeester ondertekend en door de directeur-generaal medeondertekend.

Art. 73.Delegatie van ondertekeningsbevoegdheid § 1 - De burgemeester kan de bevoegdheid om bepaalde stukken te ondertekenen, schriftelijk opdragen aan één of meer leden van het college. Hij kan die delegatie van ondertekeningsbevoegdheid altijd herroepen.

De schepen aan wie de ondertekeningsbevoegdheid werd opgedragen, moet boven zijn handtekening, naam en rang melding maken van die delegatie van ondertekeningsbevoegdheid. § 2 - Het college kan de directeur-generaal machtigen om de medeondertekening van stukken op te dragen aan één of meer personeelsleden.

Die opdracht geschiedt schriftelijk, met vermelding van de stukken waarvoor hij geldt.

Het personeelslid aan wie de bevoegdheid om mede te ondertekenen werd opgedragen, moet op alle door hem ondertekende stukken boven zijn handtekening, naam en hoedanigheid melding maken van die delegatie van ondertekeningsbevoegdheid. Afdeling 2 - Bekendmaking van de akten

Art. 74.Bekendmaking De reglementen en verordeningen van de raad, van het college en van de burgemeester worden bekendgemaakt bij aanplakking aan het gemeentehuis en op de website van de gemeente. De bekendmaking bevat het onderwerp van het reglement of de verordening, de datum waarop het reglement of de verordening werd goedgekeurd en, in voorkomend geval, de beslissing van de toezichthoudende overheid.

In de bekendmaking staat ook waar de tekst van het reglement of de verordening kan worden ingezien.

Art. 75.Inwerkingtreding Reglementen of verordeningen treden vijf dagen na bekendmaking ervan in werking, tenzij in die reglementen of verordeningen een andere termijn wordt bepaald.

De bekendmaking en de datum van bekendmaking worden op de door de Regering bepaalde wijze vastgelegd door aantekening in een speciaal daartoe gehouden register. Afdeling 3 - Informatie van de bevolking

Art. 76.Algemeen Om de bevolking te informeren over de activiteiten van de gemeentelijke administratieve overheden: 1° wijst de raad een personeelslid aan dat belast wordt met het ontwerpen en uitvoeren van het informatiebeleid voor alle administratieve overheden die ressorteren onder de gemeente, alsmede met de coördinatie van de publicatie bedoeld in de bepaling onder 2°;2° publiceert het college een document met de beschrijving van de bevoegdheden en de interne organisatie van alle administratieve overheden die onder het college ressorteren en stelt dit document ter beschikking van eenieder die erom vraagt. Voor de terbeschikkingstelling van het document vermeld in 2° kan een vergoeding gevraagd worden; de raad bepaalt het bedrag van die vergoeding; dat bedrag mag niet hoger zijn dan de kostprijs.

Art. 77.Informatieblad De raad kan een informatieblad uitgeven om informatie van plaatselijk belang te verspreiden. De raad kan met instemming van de raad voor maatschappelijk welzijn beslissen een gemeenschappelijk informatieblad van zowel gemeente als OCMW uit te geven.

Als een fractie, naast de mededelingen die de leden van de raad in de uitoefening van hun ambt doen, spreekruimte in het informatieblad van de gemeente krijgt, dan krijgt elke democratische fractie, met uitzondering van fracties die de beginselen van de democratie niet in acht nemen, naar evenredigheid dezelfde spreekruimte.

Het reglement van orde bepaalt de nadere regels voor de toepassing van het tweede lid.

TITEL 3 - Volksraadpleging

Art. 78.Onderwerpen De raad kan op eigen initiatief of op verzoek van de inwoners van de gemeente beslissen om de inwoners te raadplegen over de aangelegenheden die tot de beslissingsbevoegdheid of adviesbevoegdheid van het college of de raad behoren, voor zover die bevoegdheid van gemeentelijk belang is.

Het initiatief dat uitgaat van de inwoners van de gemeente moet worden gesteund door minstens: - 20 % van de inwoners in gemeenten met minder dan 15.000 inwoners; - 3.000 inwoners in gemeenten met meer dan 15.000 inwoners.

Art. 79.Verzoek Elk verzoek tot het houden van een volksraadpleging op initiatief van de inwoners van de gemeente dient bij aangetekend schrijven aan het college te worden gericht.

Bij het verzoek wordt een met redenen omklede nota gevoegd om de raad in te lichten.

Het verzoek is alleen ontvankelijk als het ingediend wordt door middel van een formulier dat door de gemeente wordt afgegeven en als het naast de naam van de gemeente en de tekst van artikel 196 van het Strafwetboek volgende gegevens bevat: 1° de vraag of de vragen die bij de volksraadpleging gesteld zal of zullen worden;2° de naam, voornamen, geboortedatum en woonplaats van iedereen die het verzoek heeft ondertekend;3° de naam, voornamen, geboortedatum en woonplaats van de personen die het initiatief hebben genomen om om een volksraadpleging te verzoeken. Het formulier vermeld in het derde lid wordt aan de directeur-generaal afgegeven binnen vijftien dagen na de indiening van het verzoek om een volksraadpleging te houden.

Art. 80.Onderzoek van het verzoek Zodra het verzoek ontvangen is, onderzoekt het college of het verzoek ondersteund wordt door een voldoende aantal geldige handtekeningen.

Bij dat onderzoek schrapt het college: 1° de twee keer voorkomende handtekeningen;2° de handtekening van de personen die niet voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 81;3° de handtekening van de personen van wie de gegevens niet volstaan om hun identiteit te kunnen controleren. De controle wordt beëindigd wanneer het vereiste aantal geldige handtekeningen is bereikt. Uiterlijk dertig dagen na ontvangst van het verzoek sluit het college de controle af. Het college brengt de aanvaarding of de weigering van de volksraadpleging aangetekend ter kennis van de personen die het initiatief hebben genomen om om een volksraadpleging te verzoeken. Als het verzoek wordt aanvaard, organiseert de raad de volksraadpleging.

Art. 81.Voorwaarden § 1 - Wie om een volksraadpleging wil verzoeken of aan een volksraadpleging wil deelnemen, moet aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven of vermeld zijn;2° de volle leeftijd van zestien jaar bereikt hebben;3° niet het voorwerp uitmaken van een veroordeling of beslissing die voor een kiezer van de gemeenraad of stadsraad de uitsluiting of schorsing van het kiesrecht meebrengt. § 2 - Wie om een volksraadpleging verzoekt, moet op de datum van indiening van het verzoek aan de voorwaarden bepaald in paragraaf 1 voldoen.

De deelnemers aan een volksraadpleging moeten de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, 2° en 3°, vervullen op de dag van de volksraadpleging en moeten de voorwaarde bedoeld in paragraaf 1, 1°, vervullen op de datum waarop de lijst van de deelnemers aan de volksraadpleging afgesloten is.

De deelnemers die na de datum waarop de lijst van de deelnemers aan de volksraadpleging wordt afgesloten, het voorwerp zijn van een veroordeling of een beslissing die voor een kiezer van de gemeenteraad of stadsraad ofwel de uitsluiting van het kiesrecht, ofwel de schorsing van dat recht op de dag van de raadpleging meebrengt, worden van de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging geschrapt. § 3 - Artikel 13 van het Kieswetboek is van toepassing op alle categorieën van personen die voldoen aan de in paragraaf 1 bepaalde voorwaarden.

Voor niet-Belgische onderdanen en voor Belgische onderdanen jonger dan 18 jaar worden de kennisgevingen door de parketten van de hoven en rechtbanken gedaan wanneer de veroordeling of de internering, waartegen met geen gewoon rechtsmiddel meer kan worden opgekomen, zou geleid hebben tot uitsluiting van het kiesrecht of schorsing van dat recht als ze ten laste van een kiezer van de gemeenteraad of stadsraad was uitgesproken.

In geval van kennisgeving nadat de lijst van deelnemers aan de volksraadpleging is afgesloten, wordt de betrokkene van die lijst geschrapt. § 4 - Op de dertigste dag voor de raadpleging maakt het college een lijst op van de deelnemers aan de volksraadpleging.

Op die lijst worden vermeld: 1° de personen die op vermelde datum de deelnemingsvoorwaarden bepaald in paragraaf 1 vervullen;2° de deelnemers die tussen die datum en de datum van de raadpleging de leeftijd van 16 jaar bereiken;3° de personen voor wie de schorsing van het kiesrecht uiterlijk op de voor de raadpleging vastgestelde dag eindigt of zou eindigen. Voor elke persoon die aan de deelnamevoorwaarden voldoet worden op de deelnemerslijst naam, voornamen, geboortedatum en woonplaats vermeld.

De lijst wordt vastgesteld met doorlopende nummering, ofwel in alfabetische volgorde van de deelnemers, ofwel in geografische volgorde volgens de straten. § 5 - Deelnemen aan de volksraadpleging is niet verplicht.

Elke deelnemer heeft recht op één stem.

De stemming is geheim.

De volksraadpleging kan enkel op zondag plaatsvinden. De deelnemers worden van acht tot dertien uur tot de stemming toegelaten. Wie zich vóór dertien uur in het stemlokaal bevindt, wordt nog tot de stemming toegelaten. § 6 - Tot stemopneming wordt pas overgegaan als ten minste 10 % van de inwoners aan de volksraadpleging heeft deelgenomen. § 7 - De bepalingen van de artikelen L4132-1 en L4143-20, § 6, van het Wetboek gelden voor de volksraadpleging, met dien verstande dat het woord "kiezer" vervangen wordt door het woord "deelnemer", dat de woorden "de kiezer" en "de kiezers" telkens en respectievelijk vervangen worden door de woorden "de deelnemer" en "de deelnemers", dat de woorden "de verkiezing" vervangen worden door de woorden "de volksraadpleging" en dat de woorden "de verkiezingen waarvoor" vervangen worden door de woorden "de volksraadpleging waarvoor".

Art. 82.Beperkingen Er mag geen volksraadpleging gehouden worden over vragen over personen en vragen over de rekeningen, de begrotingen, de gemeentebelastingen en gemeenteretributies.

Er mag geen volksraadpleging worden gehouden in de loop van: - 16 maanden voorafgaand aan de gewone vergadering van de kiezers voor de vernieuwing van de gemeenteraden of stadsraden; - 40 dagen voorafgaand aan de rechtstreekse verkiezing van het federaal parlement, de parlementen van de gemeenschappen en gewesten en het Europees Parlement.

De inwoners van de gemeente mogen slechts eenmaal om de zes maanden worden geraadpleegd, met een maximum van zes raadplegingen per zittingsperiode. Gedurende de periode tussen twee vernieuwingen van de gemeenteraden of stadsraden mag slechts één volksraadpleging over hetzelfde onderwerp worden gehouden.

Art. 83.Agenda Een ontvankelijk verzoek tot het houden van een volksraadpleging wordt op de agenda van de eerstvolgende vergadering van het college geplaatst.

Het college plaatst het verzoek op de agenda van de raad, tenzij de raad kennelijk onbevoegd is om over het verzoek te beslissen. Als hieromtrent twijfel bestaat, beslist de raad.

Art. 84.Kennisneming van de uitslag Het college plaats de uitslag van de volksraadpleging en het gevolg dat daaraan wordt gegeven op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de raad.

Art. 85.Informatie van de bevolking Minstens één maand vóór de dag van de volksraadpleging stelt het gemeentebestuur een brochure ter beschikking van de inwoners waarin het onderwerp van de volksraadpleging objectief wordt uiteengezet.

Voorts bevat die brochure de met redenen omklede nota bedoeld in artikel 79, tweede lid, en de vragen waarover de inwoners geraadpleegd zullen worden.

De vragen worden zo geformuleerd dat ze met ja of nee kunnen worden beantwoord.

Art. 86.Verdere procedurebepalingen De Regering bepaalt de nadere procedureregels voor het houden van een gemeentelijke volksraadpleging, naar analogie van de procedure voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraden of stadsraden.

De Regering bepaalt hoe de uitslag van de raadpleging aan de bevolking wordt bekendgemaakt.

TITEL 4 - Ressourcen van de gemeente HOOFDSTUK 1 - De personen Afdeling 1 - De directeurs

Onderafdeling 1 - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 87.Onverenigbaarheden Er is in elke gemeente een directeur-generaal en een financieel directeur.

Niemand kan in éénzelfde gemeente tegelijk directeur-generaal en financieel directeur zijn.

Die ambten van directeur mogen niet worden uitgeoefend door personeelsleden van het provinciebestuur of van het arrondissementscommisariaat.

Art. 88.Algemeen § 1 - Het ambt van directeur kan worden toegekend door werving, bevordering en mobiliteit. Er moet in elk geval een werving geschieden.

Het ambt kan worden bekleed door burgers van een staat van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat.

De raad benoemt de directeurs met inachtneming van de door de Regering vastgelegde minimumeisen. Die benoeming vindt plaats binnen zes maanden na de vacantverklaring van het ambt.

De definitieve benoeming geschiedt na afloop van de proeftijd. § 2 - De raad legt het administratief statuut van de directeurs vast met inachtneming van de door de Regering vastgelegde minimumeisen.

Art. 89.Eedaflegging Vóór zijn ambtsaanvaarding legt een directeur in de loop van een openbare vergadering van de raad de eed vermeld in artikel 70, eerste lid, af in handen van de voorzitter.

Van die eedaflegging wordt een proces-verbaal opgemaakt.

Wanneer de directeur zonder wettige reden de eed niet aflegt, nadat hij aangetekend verzocht werd op de eerstvolgende raadsvergadering de eed af te leggen, wordt ervan uitgegaan dat hij van zijn benoeming afziet.

Art. 90.Nevenactiviteiten § 1 - De directeurs mogen geen beroepsactiviteiten cumuleren. Als beroepsactiviteit geldt elke activiteit die recht geeft op een beroepsinkomen in de zin van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, met uitzondering van het presentiegeld ontvangen bij het uitoefenen van een mandaat en van de inkomens uit de mandaten in de zin van artikel L5111-1 van het Wetboek.

Op voorafgaand schriftelijk verzoek van de directeur kan de raad cumulatie toestaan voor een hernieuwbare termijn van drie jaar.

Een aanvullende beroepsactiviteit is in het bijzonder niet-ontvankelijk: 1° wanneer ze afbreuk kan doen aan het vervullen van de normale dienst;2° wanneer ze de waardigheid van de functie in het gedrang kan brengen;3° wanneer ze de onafhankelijkheid van de directeur in het gedrang kan brengen of verwarring met zijn hoedanigheid van directeur kan veroorzaken. De toestemming is herroepbaar indien niet meer wordt voldaan aan één van de bovenbedoelde toekenningsvoorwaarden. § 2 - In afwijking van paragraaf 1 wordt de cumulatie van beroepsactiviteiten die inherent zijn aan of betrekking hebben op de uitoefening van de functie van rechtswege uitgeoefend. Inherent aan de uitoefening van de functie is elke taak: 1° die krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling uitgeoefend wordt;2° waarvoor de directeur ambtshalve aangewezen wordt door de raad.

Art. 91.Wedde § 1 - De raad legt de weddeschaal van de directeur-generaal vast binnen de volgende minimum- en maximumgrenzen: 1° in gemeenten met 10.000 inwoners en minder: 34.000 - 48.000 euro; 2° in gemeenten met 10.001 tot 20.000 inwoners: 38.000 -54.000 euro; 3° in gemeenten met 20.001 tot 35.000 inwoners: 40.600 - 58.600 euro.

De minimum- en maximumbedragen van de weddeschalen zijn gebonden aan de spilindex 138,01.

De Regering kan die weddeschalen aanpassen. § 2 - De raad legt de weddeschaal van de financieel directeur vast.

Die bedraagt 97,5 % van de tabel die geldt voor de directeur-generaal van dezelfde gemeente.

Art. 92.Weddeverhogingen De directeurs hebben recht op tweejaarlijkse weddeverhogingen van minstens 3 % van de minimum.

Die weddeverhogingen treden in werking op de eerste dag van de maand volgend op de verjaardag van de indiensttreding.

Bij de minimumwedde van de directeur komt een verhoging wegens de anciënniteit die hij verkregen heeft in betrekkingen bij de Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de gemeenten, de provincies en bij andere door de Regering bepaalde overheidsdiensten of in de private sector; die verhoging wordt berekend volgens de door de Regering vastgestelde regels.

Art. 93.Jaarlijks vakantieverlof De gemeenten passen de bepalingen inzake jaarlijks vakantieverlof die gelden voor het personeel van de federale overheidsdiensten toe op de directeurs.

Art. 94.Betaling van de wedde De wedde van de vastbenoemde directeurs wordt maandelijks vooruitbetaald. Zij gaat in op de dag van de indiensttreding. Treedt een directeur in de loop van een maand in dienst, dan ontvangt hij voor die maand evenveel dertigsten van de wedde als er nog dagen overblijven vanaf de dag der indiensttreding, deze dag inbegrepen.

Art. 95.Vervanging bij afwezigheid § 1 - Als een directeur afwezig is of zijn betrekking vacant is, wijst het college een waarnemend directeur aan voor een verlengbare termijn van maximum drie maanden.

Het college kan de directeur machtigen om zelf een vervanger aan te wijzen voor een doorlopende periode van hoogstens dertig dagen.

De waarnemend directeur geniet de weddeschaal van de titularis. § 2 - De waarnemend financieel directeur oefent alle bevoegdheden van financieel directeur uit. De bepalingen van de artikelen 89, 102 en 103 zijn op hem van toepassing.

Bij zijn ambtsaanvaarding en zijn ambtsneerlegging wordt een eindrekening opgemaakt en worden de kas en de boeken overgedragen, onder toezicht van het college.

Onderafdeling 2 - De directeur-generaal

Art. 96.Doelstellingenovereenkomst § 1 - De doelstellingenovereenkomst bevat de omschrijving van de taken van de directeur-generaal waarin voorzien wordt in het algemeen beleidsprogramma, alsook elke andere kwantificeerbare en haalbare doelstelling die deel uitmaakt van zijn taken.

Ze omschrijft de strategie van de organisatie van de administratie in de loop van de zittingsperiode met het oog op het vervullen van de taken en het halen van de doelstellingen bedoeld in het eerste lid en drukt ze uit in initiatieven en concrete projecten. Ze bevat een overzicht van de menselijke en financiële middelen die beschikbaar en/of noodzakelijk zijn voor de uitvoering ervan. § 2 - De directeur-generaal maakt de doelstellingenovereenkomst op binnen drie maanden nadat het algemene beleidsprogramma overeenkomstig artikel 62 is goedgekeurd.

De omschrijving van de taken vermeld in § 1, eerste lid, bevat ten minste de volgende gegevens: 1° de functiebeschrijving en het competentieprofiel voor het ambt van directeur-generaal;2° de doelstellingen die voor de verschillende taken moeten worden bereikt, met name op basis van het algemeen beleidsprogramma;3° de toegekende begrotingsmiddelen en de beschikbare menselijke middelen;4° alle taken die hem bij dit decreet toegewezen worden, in het bijzonder zijn adviserende taak ten aanzien van alle raadsleden en zijn taak om beschikbaar te zijn voor alle raadsleden. § 3 - Tussen de directeur-generaal en het college wordt overleg gepleegd over de middelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de doelstellingenovereenkomst. De financieel directeur wordt bij het overleg betrokken voor de aangelegenheden waarvoor hij bevoegd is. Als de directeur-generaal het niet eens is over de middelen wordt zijn advies gevoegd bij de doelstellingenovereenkomst zoals die door het college is goedgekeurd.

De doelstellingenovereenkomst kan jaarlijks geüpdatet worden. Op verzoek van de directeur-generaal kan de doelstellingenovereenkomst in de loop van het jaar aangepast worden. De doelstellingenovereenkomst wordt samen met de updates en eventuele aanpassingen aan de raad meegedeeld.

De taakomschrijving wordt bij de doelstellingenovereenkomst gevoegd.

Art. 97.Hiërarchie De directeur-generaal is verplicht om zich te schikken naar de onderrichtingen die hem verstrekt worden door de raad, door het college of door de burgemeester, naargelang van hun respectieve bevoegdheden.

Art. 98.Taken § 1 - De directeur-generaal is belast met de voorbereiding van de dossiers die aan de raad of aan het college worden voorgelegd. Hij woont de zittingen van de raad en van het college zonder stemrecht bij.

De directeur-generaal is ook belast met de uitvoering van de hoofdlijnen van het algemeen beleidsprogramma uitgedrukt in de doelstellingenovereenkomst bedoeld in artikel 96.

In dit kader is hij verantwoordelijk voor de uitvoering en evaluatie van het humanresourcesmanagement. § 2 - Onder het gezag van het college leidt en coördineert hij de gemeentediensten en, behalve in bij wet of decreet bepaalde uitzonderingen, staat hij aan het hoofd van het personeel. In dat kader maakt hij het ontwerp van de evaluatie van elk personeelslid op en bezorgt het aan de betrokkene en aan het college.

De directeur-generaal of diens plaatsvervanger, die een hogere rang heeft dan het geworven of in dienst genomen personeelslid, neemt met stemrecht deel aan de beraadslagingen van de examencommissie die bij de werving of indienstneming van personeelsleden wordt samengesteld. § 3 - De directeur-generaal zit het directiecomité bepaald in artikel 110 voor. § 4 - De directeur-generaal is belast met de invoering en de monitoring van een intern controlesysteem.

Het interne controlesysteem is een geheel van maatregelen en procedures die redelijke zekerheid waarborgen wat betreft: 1° het halen van de doelstellingen;2° de naleving van de geldende wetgeving en van de procedures;3° de beschikbaarheid van betrouwbare informatie over de financiën en het beheer. Het algemene kader van het interne controlesysteem moet worden goedgekeurd door het college. § 5 - De directeur-generaal notuleert de zittingen van de raad en zorgt voor het overschrijven ervan. De overgeschreven notulen worden door de burgemeester en de directeur-generaal ondertekend binnen een maand na aanneming van de notulen.

De directeur-generaal geeft de raad advies over juridische en administratieve aspecten, voor zover daar behoefte aan is. In voorkomend geval wijst hij op de toepasselijke rechtsregels, maakt hij gewag van de feitelijke elementen waarvan hij kennis heeft en zorgt hij ervoor dat de aanmerkingen waarin de wet voorziet in de beslissingen opgenomen worden.

Zijn adviezen en raadgevingen worden bij de beslissingen van de raad of het college gevoegd en aan de financieel directeur bezorgd. § 6 - Na overleg met het directiecomité werkt de directeur-generaal de volgende ontwerpen uit: 1° het organigram;2° de personeelsformatie;3° de personeelsstatuten. Onderafdeling 3 - De financieel directeur

Art. 99.Algemeen § 1 - Het ambt van financieel directeur wordt toegewezen en uitgeoefend overeenkomstig de volgende bepalingen: 1° in gemeenten met meer dan 10.000 inwoners: door een financieel directeur; 2° in gemeenten met 10.000 inwoners of minder: door een gewestelijke ontvanger, behalve indien de raad in een betrekking van financieel directeur voorziet. § 2 - De financieel directeur van een gemeente met minder dan 20.000 inwoners kan tot financieel directeur van het lokale openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn benoemd worden. Hij kan echter niet tot financieel directeur van een andere gemeente, noch tot financieel directeur van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een andere gemeente benoemd worden.

Het totaal van de dienstverstrekkingen mag er niet toe leiden dat het totale volume van alle gecumuleerde activiteiten meer dan 125 % van de werktijd van een voltijdse betrekking bedraagt.

De gemeenteraad of stadsraad en de raad voor maatschappelijk welzijn bepalen in onderlinge overeenstemming de verdeling van de werktijd van de financieel directeur ten gunste van beide instellingen. De loonkosten die respectievelijk voor de gemeente of voor het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ontstaan, zijn evenredig aan de werktijd die ten gunste van elk van de beide instellingen werd gepresteerd.

Art. 100.Hiërarchie De financieel directeur staat onder het gezag van het college.

Art. 101.Oprichting van de betrekking van financieel directeur Het besluit tot oprichting van een betrekking van financieel directeur, genomen met toepassing van artikel 99, § 1, 2°, wordt ter informatie meegedeeld aan de provinciegouverneur.

Dat besluit treedt in werking nadat de provinciegouverneur kennis gegeven heeft van zijn beslissing om de opdracht van elke gewestelijke ontvanger in de gemeente te beëindigen.

De gemeente waar de betrekking van financieel directeur opgericht wordt, kan evenwel onmiddellijk een gewestelijke ontvanger in die betrekking benoemen. Dat besluit heeft onmiddellijk gevolg, onverminderd de bevoegdheden van de toezichthoudende overheid.

Art. 102.Taken § 1 - De financieel directeur vervult de functie van financieel en budgettair adviseur van de gemeente.

In het kader van het interne controlesysteem is hij belast met: 1° het efficiënt en zuinig gebruik van de hulpbronnen;2° de bescherming van de activa;3° het verstrekken van betrouwbare financiële informatie aan de directeur-generaal. § 2 - De financieel directeur vervult de volgende taken: 1° de ontvangsten van de gemeente innen;2° op basis van betalingsopdrachten de betaalbaar gestelde uitgaven vereffenen ten belope van: a) het bijzondere bedrag van elk begrotingsartikel of b) het bijzonder krediet of het voorlopig krediet of c) het bedrag van de overeenkomstig artikel 166 overgedragen kredieten; 3° binnen tien dagen na ontvangst van een ontwerpbesluit van de raad of het college met een financiële weerslag of begrotingsweerslag van meer dan 30.000 euro een gemotiveerd schriftelijk advies uitbrengen over de wettigheid van dat ontwerp.

De termijn van tien dagen vermeld in 3° kan bij beslissing van de auteur van de betrokken akte met dezelfde duur verlengd worden als de financieel directeur daartoe een gemotiveerd verzoek indient. In geval van behoorlijk gemotiveerde dringende noodzakelijkheid kan die termijn tot vijf dagen ingekort worden.

Indien het advies niet binnen de gestelde termijn wordt verstrekt, hoeft er geen rekening mee te worden gehouden. Dat advies maakt, in voorkomend geval, noodzakelijk deel uit van het dossier dat aan toezicht onderworpen wordt. § 3 - Met het oog op de invordering van zekere en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen kan de financieel directeur een door het college getekend en voor uitvoerbaar verklaard dwangbevel toesturen. Een dergelijk dwangbevel wordt bij deurwaardersexploot betekend. Dat exploot stuit de verjaring.

Een dwangbevel mag door het college slechts ondertekend en voor uitvoerbaar verklaard worden als de schuld vaststaat, opeisbaar en bewezen is. De schuldenaar moet bovendien vooraf bij aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden. De gemeente kan administratiekosten aanrekenen voor dat aangetekend schrijven. Die kosten zijn voor rekening van de schuldenaar en kunnen via een dwangbevel ingevorderd worden. De schulden van publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen niet via een dwangbevel ingevorderd worden.

Binnen een maand na bezorging van het dwangbevel kan beroep tegen dat dwangbevel worden ingesteld bij de Regering.

Indien de financieel directeur de uitgaven bedoeld in paragraaf 2, 2°, weigert te betalen of de betaling ervan uitstelt, wordt de betaling vervolgd door de door de Regering aangewezen commissaris nadat de Regering het bevelschrift uitvoerbaar heeft verklaard; de financieel directeur wordt door de Regering opgeroepen en, als hij verschijnt, vooraf gehoord. § 4 - Op verzoek van het college of de directeur-generaal of op eigen initiatief brengt de financieel directeur een schriftelijk advies uit over de wettigheid van elke aangelegenheid met een financiële weerslag die de gemeente betreft. § 5 - De financieel directeur brengt bij de door de raad aangewezen commissie minstens éénmaal per jaar verslag uit over de uitvoering van zijn adviesverleningsopdracht. Het verslag bevat ook en in het bijzonder: - een retrospectief en prospectief overzicht van de financiële situatie; - een raming van de vroegere en toekomstige ontwikkeling van de begrotingen; - een synthese van zijn adviezen.

In dat verslag kan hij alle aanbevelingen doen die hij nuttig acht.

Hij richt tegelijkertijd een afschrift van zijn verslag aan het college en aan de directeur-generaal. § 6 - De financieel directeur maakt de in dit artikel bepaalde adviezen en verslagen in alle onafhankelijkheid op.

De financieel directeur kan i.v.m. zijn adviezen of aanbevelingen gehoord worden door het college.

Art. 103.Kascontrole § 1 - Het college of een daartoe door het college aangewezen lid controleert de kas van de financieel directeur minstens één keer per kwartaal en stelt er proces-verbaal van op, waarin zijn opmerkingen en die van de financieel directeur opgenomen worden. Het proces-verbaal wordt ondertekend door de financieel directeur en de leden van het college die de controle hebben uitgevoerd.

Het college bezorgt dat proces-verbaal aan de raad, zodat hij er in openbare vergadering kennis van kan nemen.

Als de financieel directeur verantwoordelijk is voor verschillende openbare kasgelden, worden die tegelijkertijd gecontroleerd op de dag en het uur dat door de betrokken overheden wordt bepaald. § 2 - De financieel directeur geeft het college onmiddellijk kennis van elk tekort te wijten aan diefstal of verlies.

Overeenkomstig paragraaf 1 wordt onmiddellijk een kasinspectie uitgevoerd om het bedrag van het tekort vast te stellen.

Het proces-verbaal van de kasinspectie wordt aangevuld met een feitenrelaas en een verslag over de bewarende maatregelen die de financieel directeur heeft genomen.

Het college bezorgt die documenten aan de raad. § 3 - De raad beslist of en in welke mate de financieel directeur aansprakelijk gesteld moet worden voor de diefstal of het verlies en legt het door de financieel directeur bij te passen bedrag vast.

Het college verzoekt de financieel directeur bij aangetekend schrijven erom dat bedrag in de gemeentekas te storten. Bij de vordering tot betaling wordt een afschrift van de beslissing van de raad gevoegd. § 4 - Binnen zestig dagen na kennisgeving van die beslissing kan de financieel directeur beroep instellen bij de Raad van State overeenkomstig artikel 16 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Na afloop van die termijn of - als geen beroep werd ingesteld - na afloop van de termijn vermeld in de vordering tot betaling, wordt de beslissing van de raad uitgevoerd op het persoonlijke vermogen van de financieel directeur indien hij de vordering tot betaling dan nog niet vrijwillig is nagekomen.

Art. 104.Inning van belastingen in een andere gemeente Op verzoek van de financieel directeur of de gewestelijke ontvanger vervolgt de financieel directeur van de gemeente waar belastingplichtigen die aan een andere gemeente belastingen verschuldigd zijn hun woonplaats hebben, de inning van die belastingen.

De kosten gemaakt door de vervolgende gemeente die niet geïnd zijn ten laste van de belastingplichtige, worden door de verzoekende gemeente overgenomen.

Art. 105.Bijzondere personeelsleden § 1 - De financieel directeur is niet aansprakelijk voor de ontvangsten die de raad doet invorderen door bijzondere personeelsleden. Die personeelsleden zijn aansprakelijk voor de ontvangsten die ze moeten innen en hebben daarbij dezelfde verplichtingen als de financieel directeur.

Wat betreft de eed, de vervanging, het opmaken van de eindrekening en de bij de Regering ingestelde beroepen zijn de bijzondere personeelsleden aan dezelfde regels onderworpen als de financieel directeurs. De artikelen 89, 95, § 2, en 107 zijn mutatis mutandis op hen van toepassing.

Ze mogen geen enkele uitgave boeken op de rekeningen die ze beheren.

De geïnde ontvangsten worden minstens om de vijftien dagen aan de financieel directeur gestort, waarbij de laatste storting van het boekjaar op de laatste werkdag van de maand december moet plaatsvinden.

Bij elke storting bezorgt het bijzondere personeelslid de financieel directeur een gedetailleerde lijst van de budgettaire aanrekeningen, de gestorte bedragen en de desbetreffende belastingplichtigen. § 2 - De rekeningen van het bijzondere personeelslid worden, samen met de bewijsstukken, aan het college voorgelegd. Het college verifieert de rekeningen en viseert ze.

Daarna worden ze, samen met alle bewijsstukken, overgezonden aan de financieel directeur om bij de begrotingsrekening te worden gevoegd.

Artikel 103 is mutatis mutandis van toepassing op de bijzondere personeelsleden wanneer een tekort wordt vastgesteld dat aan diefstal of verlies te wijten is.

Art. 106.Betalende instanties Het college kan personeelsleden van de gemeente belasten met de vastlegging en de betaling van kleine bedragen, alsook met de invordering van ontvangsten in contanten.

Die personeelsleden vallen niet onder de verplichtingen vermeld in artikel 105. Ze storten de geïnde bedragen minstens alle drie maanden integraal aan de financieel directeur, overeenkomstig zijn richtlijnen.

Art. 107.Eindrekening § 1 - Er wordt een eindrekening opgemaakt wanneer de financieel directeur of het in artikel 105 bedoelde bijzondere personeelslid zijn ambt definitief neerlegt en in het geval bedoeld in artikel 95. § 2 - Het college legt de eindrekening van de financieel directeur of het bijzondere personeelslid, eventueel samen met zijn opmerkingen of - als hij overleden is - die van zijn rechtverkrijgenden, voor aan de raad. De raad sluit de eindrekening af en verklaart dat de rekenplichtige niets meer verschuldigd is of stelt het nog verschuldigde bedrag vast.

Het college brengt de beslissing waarbij de eindrekening wordt afgesloten, aangetekend ter kennis van de rekenplichtige of - indien hij overleden is - van zijn rechtverkrijgenden, in voorkomend geval met het verzoek om het tekort te vereffenen. § 3 - Artikel 103, § 4, is mutatis mutandis van toepassing wanneer de rekenplichtige verzocht wordt om een tekort te vereffenen.

Art. 108.Rechtstreekse betalingen In afwijking van artikel 102, § 2, 2°, kunnen rechtstreeks gestort worden op de rekeningen die op naam van de begunstigde gemeenten geopend zijn bij financiële instellingen die al naar gelang het geval voldoen aan de artikelen 7, 65 en 66 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen: 1° het bedrag van hun aandeel in de fondsen opgericht bij wet of decreet ten bate van de gemeenten, evenals de opbrengst van de rijksbelastingen;2° de opbrengst van de gemeentebelastingen die door de rijksdiensten worden geïnd;3° de toelagen, de bijdragen in de uitgaven van de gemeenten en in het algemeen alle sommen die de Staat, de gemeenschappen, de gewesten en de provincies om niet aan de gemeenten verlenen. De financiële instellingen bedoeld in het eerste lid zijn gemachtigd het bedrag van de opeisbare schulden die een gemeente tegenover hen aangegaan heeft, ambtshalve in mindering te brengen van het tegoed van de rekening(en) die zij ten behoeve van die gemeente hebben geopend. Afdeling 2 - Het gemeentepersoneel

Art. 109.Organigram Het college maakt het organigram van alle gemeentelijke diensten.

Art. 110.Directiecomité § 1 - Binnen elke gemeente wordt een directiecomité opgericht. Dat directiecomité is samengesteld uit de directeurs en de door de directeur-generaal gekozen personeelsleden. § 2 - Naast de bevoegdheden die bij beslissing van het college aan het directiecomité worden toegewezen, onderzoekt het directiecomité alle vragen van algemeen belang die betrekking hebben op de organisatie en de werkwijze van de diensten.

De voorontwerpen van begroting, begrotingswijzigingen en desbetreffende verklarende nota's zijn het voorwerp van overleg binnen het directiecomité. § 3 - Met uitzondering van de overlegvergadering bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, is het instellen van een directiecomité facultatief voor de gemeenten met 10.000 inwoners of minder.

Art. 111.Administratief statuut en bezoldigingsregeling Onverminderd de onderwijswetgeving en de bepalingen van dit decreet bepaalt de raad het volgende voor het gemeentepersoneel: 1° de personeelsformatie, de voorwaarden inzake werving en bevordering en de voorwaarden en de procedure inzake de beoordeling;2° de bezoldigingsregeling en de weddeschalen. Het gemeentepersoneel heeft, onder dezelfde voorwaarden als de personeelsleden van de federale overheidsdiensten, recht op de volgende toelagen: haard- en standplaatstoelage, gezinsbijslag, vakantiegeld, gezinsvakantiegeld en eindejaarspremies.

Art. 112.Bevoegde overheid De raad is bevoegd voor de benoeming van de personeelsleden.

De raad is bevoegd voor de aanstelling van de personeelsleden voor onbepaalde duur. Hij kan die bevoegdheid voor alle of bepaalde personeelscategorieën overdragen aan het college.

Het college is bevoegd voor tijdelijke aanstellingen.

Het college legt de besluiten die met toepassing van dit artikel zijn genomen binnen een termijn van drie maanden ter kennisneming voor aan de raad.

Art. 113.Verbodsbepalingen § 1 - De raad kan de personeelsleden algemeen verbieden om rechtstreeks of via een tussenpersoon handel te drijven of een activiteit te verrichten waarvan de uitoefening onverenigbaar zou zijn met hun ambt.

De aanvraag om een nevenactiviteit te mogen uitoefenen moet schriftelijk worden ingediend bij het college; het college beslist over de aanvraag na advies van de directeur-generaal.

De toestemming kan worden ingetrokken. § 2 - Aan een personeelslid dat in het kader van een arbeidsovereenkomst in dienst is genomen en dat de bepalingen van dit artikel overtreedt, kan één van de straffen vermeld in artikel 115, tweede lid, 1°, en 2°, a), worden opgelegd. Afdeling 3 - Tuchtregeling

Art. 114.Toepassingsgebied Onverminderd artikel 113, § 2, gelden de bepalingen van deze afdeling voor alle leden van het gemeentepersoneel, met uitzondering van het personeel dat in het kader van een arbeidsovereenkomst in dienst is genomen en het onderwijspersoneel.

Art. 115.Tuchtstraffen Een tuchtstraf kan worden opgelegd om de volgende redenen: 1° tekortkoming aan de beroepsplicht;2° handelingen die de waardigheid van het ambt in het gedrang brengen;3° overtreding van de verbodsbepalingen bedoeld in de artikelen 90 en 113. De volgende tuchtstraffen kunnen worden opgelegd: 1° lichte straffen: a) de waarschuwing;b) de blaam;2° zware straffen: a) de inhouding van wedde;b) de schorsing;c) de terugzetting in graad;3° maximumstraffen: a) het ontslag van ambtswege;b) de afzetting.

Art. 116.Inhouding van wedde De inhouding van wedde kan ten hoogste voor drie maanden worden opgelegd en bedraagt hoogstens 20 % van de bruttowedde.

De gemeente waarborgt de betrokkene een nettowedde die gelijk is aan het bedrag van het leefloon zoals vastgesteld krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

In geval van deeltijdse prestaties wordt dat bedrag berekend evenredig met de omvang van de prestaties.

Art. 117.Tuchtschorsing De tuchtschorsing kan ten hoogste voor drie maanden worden opgelegd.

Er wordt geen wedde uitbetaald voor de duur van de tuchtschorsing.

De gemeente waarborgt de betrokkene een nettowedde die gelijk is aan het bedrag van het leefloon zoals vastgesteld krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

In geval van deeltijdse prestaties wordt dat bedrag berekend evenredig met de omvang van de prestaties.

Art. 118.Terugzetting in graad De terugzetting in graad bestaat uit de toewijzing van een graad waaraan een lagere weddeschaal verbonden is of die in de hiërarchie een lagere rang bekleedt.

In ieder geval moet de graad waarin de terugzetting geschiedt, opgenomen zijn in de hiërarchische rangschikking der graden van de personeelsformatie waaronder betrokkene valt.

De terugzetting in graad wordt niet toegepast op de directeurs.

Art. 119.Bevoegdheden van de gemeenteraad of stadsraad De raad kan op verslag van de directeur-generaal de tuchtstraffen vermeld in artikel 115 opleggen.

Er is geen verslag van de directeur-generaal vereist voor straffen die aan de directeurs en aan de bijzondere rekenplichtige worden opgelegd.

Art. 120.Bevoegdheden van het college Behalve voor de financieel directeur kan het college op verslag van de directeur-generaal de volgende tuchtstraffen opleggen: een waarschuwing, een berisping, een inhouding van wedde en een tuchtschorsing voor ten hoogste één maand.

De directeur-generaal kan, op basis van een rapport van de hiërarchische meerdere of op eigen initiatief, een waarschuwing of een berisping opleggen.

De directeur-generaal bezorgt zijn beslissing aan het college.

Het college brengt de beslissing zo snel mogelijk aangetekend ter kennis van de betrokkene.

Art. 121.Procedure Er kan geen enkele tuchtstraf worden opgelegd zonder dat het personeelslid over alle feiten die hem ten laste worden gelegd gehoord is door de overheid die de tuchtstraf uitspreekt.

Tijdens de procedure kan de betrokkene zich laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze.

Voordat de tuchtoverheid de betrokkene hoort, legt ze een tuchtdossier aan dat alle stukken over de ten laste gelegde feiten bevat.

Art. 122.Oproeping om te worden gehoord Minstens vijftien dagen voor diens verschijning voor de tuchtoverheid wordt betrokkene voor verhoor opgeroepen, ofwel aangetekend, ofwel tegen ontvangstbewijs.

In de oproeping moet het volgende worden vermeld: 1° alle feiten die het personeelslid ten laste worden gelegd;2° het feit dat een tuchtstraf overwogen wordt en een tuchtdossier is aangelegd;3° plaats, dag en uur van het verhoor;4° het feit dat betrokkene het recht heeft om zich te laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze;5° de plaats waar en de termijn waarbinnen het tuchtdossier kan worden ingezien;6° het recht van betrokkene om te eisen dat hij in het openbaar wordt gehoord, wanneer hij voor de raad moet verschijnen;7° het recht van betrokkene om te eisen dat getuigen worden gehoord en om te eisen dat de getuigen in het openbaar worden gehoord. Vanaf de oproeping om te verschijnen voor de tuchtoverheid tot en met de dag vóór de verschijning kunnen betrokkene en diens raadsman inzage nemen in het tuchtdossier en de tuchtoverheid de verweermiddelen schriftelijk mededelen.

Art. 123.Verhoor Van het verhoor wordt een proces-verbaal opgesteld dat getrouw de verklaringen van de verhoorde persoon weergeeft.

Indien het proces-verbaal meteen na het verhoor wordt opgesteld, wordt het onmiddellijk voorgelezen en wordt betrokkene verzocht het te ondertekenen.

Indien het proces-verbaal na het verhoor wordt opgesteld, wordt het binnen acht dagen na het verhoor ter kennis gebracht van de betrokkene met het verzoek om het te ondertekenen.

In ieder geval kan betrokkene bij de ondertekening voorbehoud maken.

Indien hij weigert te ondertekenen, wordt daarvan melding gemaakt.

Indien betrokkene schriftelijk afgezien heeft van het verhoor of niet op het verhoor is verschenen, maakt de tuchtoverheid een proces-verbaal van afstand of van niet-verschijnen op.

Het proces-verbaal van verhoor, van afstand of van niet-verschijnen bevat de opsomming van alle procedurehandelingen die bij dit decreet vereist zijn en geeft aan of elke handeling is vervuld.

Art. 124.Getuigenverhoor De tuchtoverheid kan van ambtswege of op verzoek van betrokkene of diens raadsman beslissen om getuigen te horen.

In dat geval worden de getuigen gehoord in aanwezigheid van betrokkene en, indien laatstgenoemde erom verzocht heeft en indien de tuchtoverheid ermee instemt, in het openbaar.

De opgeroepen getuige kan zich tegen een openbaar verhoor verzetten.

Art. 125.Beslissing § 1 - Binnen zestig dagen na afsluiting van het proces-verbaal van het laatste verhoor, van afstand of van niet-verschijnen beslist de tuchtoverheid over de op te leggen tuchtstraf.

Indien binnen die termijn geen beslissing wordt genomen, wordt de tuchtoverheid geacht af te zien van de vervolgingen voor de feiten die betrokkene ten laste worden gelegd. § 2 - De leden van de raad en van het college die niet op alle verhoren aanwezig waren, mogen noch aan de beraadslagingen, noch aan de stemmingen over de op te leggen tuchtmaatregel deelnemen.

Indien de raad een tuchtstraf oplegt, vindt het verhoor op verzoek van betrokkene in het openbaar plaats.

Art. 126.Beslissing Van de met redenen omklede beslissing wordt onmiddellijk kennis gegeven aan de betrokkene, ofwel aangetekend, ofwel tegen ontvangstbewijs.

Indien de beslissing niet binnen een termijn van twaalf dagen ter kennis wordt gebracht, wordt de beslissing geacht ingetrokken te zijn.

Er kunnen voor dezelfde feiten geen tuchtrechtelijke vervolgingen worden ingesteld.

In de kennisgeving van de beslissing worden de wettelijke beroepsmogelijkheden en de beroepstermijnen vermeld.

Art. 127.Schrapping Onverminderd hun tenuitvoerlegging worden de volgende tuchtstraffen, na afloop van de volgende termijnen, van ambtswege uit het individueel dossier van de personeelsleden geschrapt: 1° één jaar voor de waarschuwing;2° achttien maanden voor de berisping;3° drie jaar voor de inhouding van wedde. Onverminderd hun tenuitvoerlegging kunnen de volgende tuchtstraffen, op verzoek van de betrokkene, door de overheid die ze uitgesproken heeft, geschrapt worden na afloop van de volgende termijnen: 1° vier jaar voor de tuchtschorsing;2° vijf jaar voor de terugzetting in graad. De tuchtoverheid kan de schrapping bedoeld in het tweede lid alleen weigeren, indien nieuwe elementen dat kunnen verantwoorden.

De termijn bedoeld in het eerste en het tweede lid gaat in op de datum waarop de tuchtstraf is uitgesproken. Afdeling 4 - Preventieve schorsing

Art. 128.Preventieve schorsing Indien een personeelslid het voorwerp uitmaakt van strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vervolgingen en diens aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de betrokken persoon preventief geschorst worden.

Art. 129.Bevoegde overheid De overheid die bevoegd is om een tuchtstraf op te leggen, is eveneens bevoegd om een preventieve schorsing uit te spreken.

In afwijking van het eerste lid zijn zowel het college als de raad bevoegd om een preventieve schorsing uit te spreken ten opzicht van de directeurs en de bijzondere personeelsleden.

Elke door het college uitgesproken preventieve schorsing houdt onmiddellijk op gevolg te hebben indien zij niet is bevestigd op de eerstvolgende vergadering van de raad.

Art. 130.Duur § 1 - De preventieve schorsing wordt voor hoogstens vier maanden uitgesproken.

In geval van strafrechtelijke vervolging kan de overheid tijdens de duur van de strafprocedure die termijn verlengen met periodes van hoogstens vier maanden, met inachtneming van de procedure vermeld in artikel 132. § 2 - Indien er geen enkele tuchtstraf wordt opgelegd binnen de termijn vermeld in paragraaf 1 worden alle gevolgen van de preventieve schorsing opgeheven.

Art. 131.Gevolgen Indien het personeelslid strafrechtelijk of tuchtrechtelijk vervolgd wordt, kan de overheid die de preventieve schorsing uitspreekt beslissen dat die schorsing een inhouding van wedde en verlies van aanspraak op bevordering inhoudt.

De inhouding van wedde mag niet meer dan de helft van de wedde bedragen.

De gemeente waarborgt de betrokkene een nettowedde die gelijk is aan het bedrag van het leefloon zoals vastgesteld krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

In geval van deeltijdse prestaties wordt dat bedrag berekend evenredig met de omvang van de prestaties.

Art. 132.Procedure Vóór de overheid een preventieve schorsing kan uitspreken, moet ze betrokkene horen overeenkomstig de procedure vermeld in de artikelen 121 tot 126, waarbij de termijn van vijftien dagen vastgesteld in artikel 122 teruggebracht wordt tot zeven dagen.

In uiterst spoedeisende gevallen kan de overheid beslissen om betrokkene onmiddellijk preventief te schorsen; ze is dan wel verplicht betrokkene onmiddellijk na de beslissing te horen, overeenkomstig de procedure vermeld in het eerste lid.

Art. 133.Beslissing Van de beslissing waarbij de preventieve schorsing uitgesproken wordt, wordt onmiddellijk kennis gegeven aan de betrokkene, ofwel aangetekend, ofwel tegen ontvangstbewijs.

Indien de beslissing niet binnen een termijn van twaalf dagen ter kennis wordt gebracht, wordt de beslissing geacht ingetrokken te zijn.

De overheid kan geen preventieve schorsing uitspreken voor dezelfde feiten.

Art. 134.Inwerkingtreding van de tuchtstraf Indien de tuchtstraf voorafgegaan wordt door een preventieve schorsing met behoud van de volledige wedde, treedt de tuchtstraf in werking de dag waarop ze wordt uitgesproken.

Indien na een preventieve schorsing met inhouding van wedde en verlies van aanspraak op bevordering een tuchtstraf wordt opgelegd in de vorm van een waarschuwing of een berisping, treedt de tuchtstraf in werking de dag waarop zij wordt uitgesproken. De preventieve schorsing wordt geacht ingetrokken te zijn en de overheid betaalt de ingehouden wedde terug aan de betrokkene.

Indien na een preventieve schorsing met inhouding van wedde en verlies van aanspraak op bevordering de inhouding van wedde, de schorsing, de terugzetting in graad, het ontslag van ambtswege of de afzetting als tuchtstraf wordt opgelegd, wordt de tuchtstraf ten vroegste werkzaam op de dag van inwerkingtreding van de preventieve schorsing. Het bedrag van de tijdens de preventieve schorsing ingehouden wedde wordt afgetrokken van het bedrag van het weddeverlies dat aan de tuchtstraf gekoppeld is. Indien het bedrag van de ingehouden wedde hoger is dan het bedrag van het aan de tuchtstraf gekoppelde weddeverlies, betaalt de overheid het verschil terug aan de betrokkene.

Art. 135.Termijn De tuchtoverheid kan geen tuchtrechtelijke vervolgingen meer instellen na verstrijken van een termijn van zes maanden na de datum waarop zij de strafbare feiten heeft vastgesteld of er kennis van genomen heeft.

In geval van een strafrechtelijke vervolging voor dezelfde feiten gaat die termijn in de dag waarop de gerechtelijke overheid de tuchtrechtelijke overheid erover inlicht dat er een in kracht van gewijsde getreden beslissing tot stand gekomen is of dat de strafrechtelijke procedure niet voortgezet wordt.

Indien de beslissing van de tuchtrechtelijke overheid door de Raad van State of door de toezichthoudende overheid nietig verklaard wordt, kan de tuchtrechtelijke overheid de tuchtrechtelijke vervolging weer instellen vanaf de kennisgeving van het arrest van de Raad van State of van de beslissing van de toezichthoudende overheid, tijdens het deel van de termijn vermeld in het eerste lid dat nog moest verstrijken toen de vervolging werd ingesteld. Afdeling 5 - Beroepsonbekwaamheid

Art. 136.Directeurs Bij ontslag van de directeurs, met uitzondering van de bevorderde personeelsleden, wegens beroepsonbekwaamheid kent de gemeente hen een vergoeding toe die minstens drie maandwedden per aangevatte periode van vijf werkjaren bedraagt.

Art. 137.Procedure § 1 - De beslissing om een personeelslid van ambtswege wegens beroepsonbekwaamheid te ontslaan, wordt uitgesproken door de raad op basis van een advies van het college en na betrokkene te hebben gehoord.

Die beslissing wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, ofwel aangetekend, ofwel tegen ontvangstbewijs. Indien de beslissing niet binnen twaalf dagen ter kennis wordt gebracht, wordt de beslissing geacht ingetrokken te zijn.

In de kennisgeving van de beslissing worden de beroepsmogelijkheden en de beroepstermijnen vermeld. § 2 - Het personeelslid beschikt over een termijn van dertig dagen om zijn zaak aanhangig te maken bij de raad van beroep vermeld in artikel 138; die termijn gaat in op de eerste werkdag na de kennisgeving van de beslissing waarbij hij van ambtswege wegens beroepsonbekwaamheid wordt ontslagen.

De raad van beroep bezorgt de Regering een advies over de beslissing van de gemeenteraad of stadsraad waarbij tot het ontslag van ambtswege wegens beroepsonbekwaamheid beslist wordt. Dat advies is 'gunstig' of 'ongunstig'. Het wordt uitgebracht en meegedeeld binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de beslissing, samen met het volledige dossier.

De aanhangigmaking bij de raad van beroep schort de beslissing van de gemeenteraad of stadsraad op tot de Regering een beslissing heeft genomen of tot de termijn waarbinnen de Regering een beslissing moet nemen, verstreken is. § 3 - Indien de aangelegenheid niet aanhangig gemaakt wordt bij de raad van beroep binnen de voorgeschreven termijn, richt de gemeenteraad of stadsraad zijn beslissing aan de Regering.

De beslissing tot ontslag van ambtswege wegens beroepsonbekwaamheid wordt geschorst tot de termijn vermeld in paragraaf 2, eerste lid, verstreken is. Afdeling 6 - Raad van beroep

Art. 138.Taken Er wordt een raad van beroep ingesteld. Hij is bevoegd om kennis te nemen van beroepen tegen beslissingen: 1° inzake ontslag wegens beroepsonbekwaamheid;2° in het kader van de proeftijd van de directeurs.

Art. 139.Samenstelling De raad van beroep bestaat uit: 1° een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter die de Regering aanwijst onder de werkende magistraten of eremagistraten;2° een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger per representatieve vakbondsorganisatie die de Regering op voordracht van die organisaties aanwijst;3° een fungerende of gepensioneerde directeur-generaal en een fungerende of gepensioneerde financieel directeur en voor elk van hen een plaatsvervanger, die de Regering aanwijst op de voordracht van de directeurs van de gemeenten van het Duitse taalgebied. De Regering wijst een secretaris en een plaatsvervangende secretaris aan onder de personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 140.Huishoudelijk reglement De raad van beroep maakt zijn huishoudelijk reglement op; dat huishoudelijk reglement moet worden goedgekeurd door de Regering.

Art. 141.Assessoren De eiser heeft het recht om te verzoeken om de wraking van een assessor. De voorzitter wraakt de assessor aan wiens onpartijdigheid getwijfeld zou kunnen worden.

Art. 142.Aanwezigheidsquorum De raad van beroep kan alleen beraadslagen en besluiten wanneer meer dan de helft van zijn leden aanwezig is.

Art. 143.Verloop van het dossier De secretaris vraagt het volledige dossier meteen aan bij de beslissingnemer; de beslissingnemer bezorgt het dossier onmiddellijk aan de raad van beroep. De aanvullende opgevraagde stukken en gegevens worden ook onmiddellijk bezorgd.

Art. 144.Oproeping § 1 - De betrokkene wordt minstens vijftien dagen op voorhand aangetekend opgeroepen om voor de raad van beroep te verschijnen.

De oproeping bevat de volgende gegevens: 1° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;2° het recht van de betrokkene om zich te laten bijstaan door een persoon van zijn keuze, die evenwel geen deel mag uitmaken van de raad van beroep;3° de plaats waar en de dagen en uren waarop inzage in het dossier verleend wordt;4° het recht om te vragen dat getuigen gehoord worden. § 2 - Vanaf de ontvangst van de oproeping tot de dag die aan de hoorzitting voorafgaat, kan de betrokkene het dossier inzien en zijn verweermiddelen schriftelijk overzenden aan de raad van beroep.

Art. 145.Verschijnen Behoudens geval van overmacht of instemming door de raad van beroep verschijnt betrokkene in persoon.

Indien hij niet in persoon kon verschijnen, wordt hij onmiddellijk weer opgeroepen.

Art. 146.Het horen van getuigen De raad van beroep kan beslissen om, van ambtswege of op verzoek van de betrokkene, getuigen te horen.

De hoorzitting van de getuigen vindt in het bijzijn van betrokkene plaats.

Art. 147.Hoorzitting Van de hoorzitting wordt een proces-verbaal opgemaakt waarbij de verklaringen van de gehoorde persoon getrouw worden weergegeven.

Het proces-verbaal van de hoorzitting wordt ter kennis gebracht van betrokkene binnen acht dagen nadat hij is verschenen, met het verzoek om het proces-verbaal te ondertekenen en zijn eventuele opmerkingen mee te delen.

Betrokkene zendt het proces-verbaal met zijn eventuele opmerkingen binnen acht dagen na kennisgeving ervan terug. Bij ontstentenis wordt het proces-verbaal definitief.

Als betrokkene niet op de hoorzitting verschenen is, stelt de raad van beroep een proces-verbaal van niet-verschijning op.

Het proces-verbaal van verschijning of van niet-verschijning bevat de opsomming van alle procedurehandelingen die bij dit decreet vereist worden en vermeldt of elke vereiste procedurehandeling vervuld is.

Art. 148.Toezicht § 1 - Op grond van het advies vermeld in artikel 137, § 2, tweede lid, of bij ontstentenis van een binnen de gestelde termijn meegedeeld advies van de raad van beroep, kan de Regering de beslissing van de raad tot ontslag van ambtswege wegens beroepsonbekwaamheid vernietigen indien die beslissing de wet schendt of het algemeen belang schaadt. § 2 - De Regering neemt een beslissing en bezorgt ze aan de raad, aan betrokkene en aan de raad van beroep binnen dertig dagen na ontvangst van het advies en van het dossier of, bij gebrek daaraan, van de beraadslaging van de raad, samen met het volledige dossier. Ze kan die termijn één enkele keer verlengen met een maximumduur van vijftien dagen.

Als die termijn verstreken is, kan de Regering de beslissing tot ontslag van ambtswege niet meer vernietigen. Als de Regering de beslissing tot ontslag van ambtswege niet vernietigd binnen de termijn vermeld in het eerste lid, heeft die beslissing volkomen gevolg. HOOFDSTUK 2 - De goederen

Art. 149.Schenkingen en legaten De bij akte gedane schenkingen onder de levenden worden altijd voorlopig aanvaard overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 juli 1931 betreffende de uitbreiding tot alle rechtspersonen van het voordeel van de voorlopige aanvaarding van bij akten gedane schenkingen onder de levenden.

De prijs van een grafconcessie wordt niet als een schenking beschouwd.

De besluiten van de in de gemeente bestaande openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid over schenkingen en legaten aan die instellingen moeten worden goedgekeurd door de raad.

Art. 150.Huur- en pachtovereenkomsten De raad bepaalt de voorwaarden van de huur of de pacht en van elk ander gebruik van de opbrengsten en inkomsten van de eigendommen en rechten van de gemeente.

De raad verleent de huurders of pachters van de gemeente in voorkomend geval de door hen aangevraagde kwijtscheldingen waarop zij krachtens de wet of krachtens hun contract aanspraak kunnen maken of die ze om redenen van billijkheid aanvragen.

Art. 151.Overheidsopdrachten § 1 - De raad kiest de wijze waarop overheidsopdrachten en concessies voor werken of diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast.

In gevallen van dringende spoed die voortvloeien uit niet te voorziene omstandigheden kan het college, op eigen initiatief, de in het eerste lid vermelde bevoegdheden uitoefenen. Zijn besluit wordt de raad op diens eerstvolgende vergadering ter kennisneming meegedeeld. § 2 - De raad kan de bevoegdheden vermeld in paragraaf 1 aan het college overdragen.

De raad kan de bevoegdheden vermeld in paragraaf 1 voor uitgaven tot 2.000 euro in het kader van de gewone begroting aan de directeur-generaal overdragen.

De raad kan die bevoegdheden hoogstens overdragen voor de duur van zijn zittingsperiode. § 3 - Het college stelt de procedure in, gunt de overheidsopdracht of de concessie voor werken of diensten en volgt de uitvoering ervan op.

In de gevallen waarin de onderhandeling met de inschrijvers toegelaten is, kan het college de voorwaarden van de overheidsopdracht of van de concessie, vóór de gunning, wijzigen. Behalve in geval van toepassing van § 2, eerste lid, licht het college de raad op diens eerstvolgende vergadering daarover in.

Onverminderd een verdere delegatie van bevoegdheid kan het college de overheidsopdracht of de concessie voor werken of diensten tijdens de uitvoering overeenkomstig de toepasselijke wetgeving wijzigen binnen een kostenkader van 10 % van de oorspronkelijke waarde van de opdracht bij opdrachten voor leveringen en diensten, resp. 15 % van de oorspronkelijke waarde van de opdracht bij opdrachten voor werken. HOOFDSTUK 3 - Gemeentebedrijven Afdeling 1 - Gewone gemeentebedrijven

Art. 152.Algemeen De gemeentelijke instellingen en diensten kunnen als gemeentebedrijven georganiseerd en beheerd worden buiten de algemene diensten van de gemeente om.

Het beheer van die gemeentebedrijven geschiedt volgens bedrijfs- en handelsmethodes.

Het boekjaar van de gemeentebedrijven valt samen met het kalenderjaar.

De rekening van de gemeentebedrijven omvat de balans, de exploitatierekening en de winst- en verliesrekening jaarlijks vastgesteld op 31 december.

De nettowinsten van de gemeentebedrijven worden jaarlijks in de gemeentekas gestort.

De andere regels die het financiële beheer van de gemeentebedrijven eigen zijn, worden door de Regering bepaald.

Art. 153.Rekenplichtige De ontvangsten en uitgaven van de gemeentebedrijven kunnen door een bijzondere rekenplichtige verricht worden. Voor die rekenplichtige gelden dezelfde regels als voor de financieel directeur wat betreft benoeming, tuchtstraffen en aansprakelijkheid.

Art. 154.Grote gemeentebedrijven De gewone gemeentebedrijven met een jaarlijkse netto-omzet van meer dan veertig miljoen euro waaraan openbare middelen ter beschikking worden gesteld, voeren, naast de boekhouding die hen opgelegd wordt bij de relevante wets- en regelgevende bepalingen, een boekhouding waaruit volgende zaken duidelijk blijken: 1° de beschikbaarstellingen van openbare middelen die ze rechtstreeks krijgen van de overheden;2° de beschikbaarstellingen van openbare middelen die ze krijgen van de overheden via openbare bedrijven of financiële instellingen;3° de daadwerkelijke besteding van die openbare middelen. Die gegevens maken volledig deel uit van de boekhouding voor het betrokken boekjaar. Afdeling 2 - Autonome gemeentebedrijven

Art. 155.Maatschappelijk doel De Regering bepaalt voor welke activiteiten van industriële of commerciële aard de raad een autonoom gemeentebedrijf met eigen rechtspersoonlijkheid kan oprichten.

Art. 156.Beheer § 1 - De autonome gemeentebedrijven worden beheerd door een raad van bestuur en een directiecomité.

De gemeenteraad of stadsraad wijst de leden van de raad van bestuur van het autonome gemeentebedrijf aan. De raad van bestuur bestaat uit maximum de helft van het aantal raadsleden, zonder dat dat aantal achttien te boven mag gaan. De meerderheid van de raad van bestuur bestaat uit leden van de gemeenteraad of stadsraad.

De leden van de raad van bestuur worden aangewezen in evenredige verhouding tot de gemeenteraad of stadsraad, overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek.

Elke democratische fractie die niet vertegenwoordigd is overeenkomstig het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging bedoeld in het vorige lid heeft recht op een zetel. In dit geval krijgt de meerderheid in haar geheel een aantal zetels dat overeenstemt met het aantal overblijvende zetels toegekend aan de fracties die geen deel uitmaken van het meerderheidspact. In dit geval is het maximumaantal leden van de raad van bestuur zoals bepaald in het vorige lid niet van toepassing.

Bij de berekening van die evenredigheid wordt geen rekening gehouden met een fractie of fracties die niet zou(den) voldoen aan de beginselen van de democratie.

De leden van de raad van bestuur die de gemeente vertegenwoordigen, bestaan uit mannen en vrouwen.

De raad van bestuur kiest een voorzitter uit zijn leden. § 2 - De raad van bestuur kan alle handelingen stellen die nuttig of noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het doel van het autonome gemeentebedrijf.

De raad van bestuur ziet toe op het beheer door het directiecomité.

Het directiecomité brengt regelmatig verslag uit aan de raad van bestuur.

Bij staking van stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter doorslaggevend. § 3 - Het directiecomité is belast met het dagelijks bestuur, de vertegenwoordiging wat dat bestuur betreft, evenals met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur. Het bestaat uit een afgevaardigd bestuurder en vier bestuurders-directeurs die door de raad van bestuur worden aangewezen.

Het directiecomité wordt voorgezeten door de afgevaardigd bestuurder.

Bij staking van stemmen is zijn stem doorslaggevend.

Art. 157.Commissarissen Het toezicht op de financiële toestand en op de jaarrekeningen van de autonome gemeentebedrijven wordt toevertrouwd aan een college van drie commissarissen die door de gemeenteraad of stadsraad worden aangewezen buiten de raad van bestuur van het gemeentebedrijf en waarvan ten minste één lid is van het instituut der bedrijfsrevisoren.

Met uitzondering van laatstgenoemde zijn de leden van het college van commissarissen allen lid van de gemeenteraad of stadsraad.

Art. 158.Mandaten De raadsleden van wie het mandaat beëindigd is, nemen van rechtswege ontslag uit het autonome gemeentebedrijf.

Alle mandaten in de verschillende organen van de autonome gemeentebedrijven eindigen op de eerste vergadering van de raad van bestuur die volgt op de installatie van de raad.

Art. 159.Bevoegdheden § 1 - De autonome gemeentebedrijven beslissen vrij, binnen de grenzen van hun doel, over de verwerving, de aanwending en de vervreemding van hun lichamelijke en onlichamelijke goederen, over de vestiging of opheffing van de zakelijke rechten op die goederen, alsook over de uitvoering van dergelijke beslissingen en over de wijze waarop ze gefinancierd worden. § 2 - Zij kunnen rechtstreekse of onrechtstreekse participaties nemen in publiek- of privaatrechtelijke vennootschappen, verenigingen en instellingen, hierna de dochterondernemingen genoemd, waarvan het maatschappelijk doel verenigbaar is met hun doelstelling.

Ongeacht het belang van de inbreng van de verschillende partijen in de samenstelling van het maatschappelijk kapitaal beschikt het autonome gemeentebedrijf over de meerderheid der stemmen en neemt in de organen van de dochterondernemingen het voorzitterschap waar.

De raadsleden die als bestuurder of commissaris in de organen van een autonoom gemeentebedrijf zetelen mogen geen enkel bezoldigd mandaat als bestuurder of commissaris bekleden noch een activiteit in loonverband uitoefenen in een dochteronderneming van dat bedrijf.

Art. 160.Beheerscontract § 1 - De gemeente sluit een beheerscontract met het autonome gemeentebedrijf. Dit beheerscontract bepaalt minstens de aard en de omvang van de opdrachten die het autonome gemeentebedrijf zal moeten uitoefenen, alsmede de indicatoren voor de evaluatie van de uitvoering van de opdrachten van het autonome gemeentebedrijf. Het beheerscontract geldt voor drie jaar en kan verlengd worden.

De raad van bestuur stelt jaarlijks een ondernemingsplan op waarin de doelstellingen en de strategie van het autonoom gemeentebedrijf op middellange termijn worden vastgesteld, alsook een activiteitenverslag. Het ondernemingsplan en het activiteitenverslag worden aan de raad meegedeeld. § 2 - De gemeenteraad of stadsraad kan de raad van bestuur van het autonome gemeentebedrijf te allen tijde om een verslag over alle of verscheidene activiteiten van het autonome gemeentebedrijf verzoeken.

Art. 161.Toepasselijke wetgeving De artikelen 63, 130 tot 144, 165 tot 167, 517 tot 530, 538, 540 en 561 tot 567 van het Wetboek van Vennootschappen gelden voor de autonome gemeentebedrijven, tenzij dit decreet uitdrukkelijk daarvan afwijkt.

De autonome gemeentebedrijven passen de boekhouding van de ondernemingen toe overeenkomstig Boek III van het Wetboek van economisch recht.

Art. 162.Grote gemeentebedrijven De autonome gemeentebedrijven met een jaarlijkse netto-omzet van meer dan veertig miljoen euro waaraan openbare middelen ter beschikking worden gesteld, voeren, naast de boekhouding die hen opgelegd wordt bij de relevante wets- en regelgevende bepalingen, een boekhouding waaruit volgende zaken duidelijk blijken: 1° de beschikbaarstellingen van openbare middelen die ze rechtstreeks krijgen van de overheden;2° de beschikbaarstellingen van openbare middelen die ze krijgen van de overheden via openbare bedrijven of financiële instellingen;3° de daadwerkelijke besteding van die openbare middelen. De autonome gemeentebedrijven met een jaarlijkse netto-omzet van meer dan veertig miljoen euro waaraan bijzondere of uitsluitende rechten zijn toegekend door een overheid of die belast zijn met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en die een vergoeding of een andere vorm van compensatie krijgen voor die dienst en die tegelijk andere activiteiten uitoefenen, moeten daarnaast een gescheiden boekhouding voeren.

De gescheiden boekhouding moet de verschillende activiteiten van hetzelfde bedrijf en de financiële en organisatorische structuur weergeven zodat daaruit duidelijk blijkt: 1° welke kosten en opbrengsten met de verschillende activiteiten verband houden;2° volgens welke methoden, tot in bijzonderheden, de kosten en opbrengsten aan de verschillende activiteiten worden toegerekend. Die voornoemde boekhouding moet aan de Regering worden overgezonden binnen drie maanden na goedkeuring ervan door de betrokken organen van de vereniging. HOOFDSTUK 4 - De financiën Afdeling 1 - Begroting en rekeningen

Art. 163.Algemene bepalingen Het boekjaar van de gemeenten valt samen met het kalenderjaar.

Als tot een boekjaar behorend worden alleen aangemerkt de rechten verkregen door de gemeente of de verbintenissen die zij ten aanzien van haar schuldeisers tijdens dat boekjaar heeft aangegaan, ongeacht het boekjaar waarin de betaling geschiedt.

Art. 164.Facultatieve uitgaven Wanneer een post voor facultatieve uitgaven door de toezichthoudende overheid verminderd is, mag het college die uitgaven alleen doen als de raad bij een nieuwe beslissing daartoe machtiging heeft verleend.

Art. 165.Betalingen Een betaling uit de gemeentekas mag alleen geschieden op grond van een op de begroting voorkomende post, een bijzonder krediet of een voorlopig krediet uitgetrokken volgens de voorwaarden en binnen de perken vastgesteld door de Regering.

De leden van het college zijn persoonlijk aansprakelijk voor de uitgaven waartoe zij zich verbonden hebben of waartoe zij bevolen hebben tegen het eerste lid in.

Art. 166.Overschrijden van uitgavenartikelen en overdracht van middelen § 1 - Geen enkel uitgavenartikel van de begroting mag worden overschreden en er mag geen overdracht geschieden. § 2 - Wanneer echter bij het afsluiten van een boekjaar sommige posten bezwaard zijn met regelmatig en werkelijk aangegane verbintenissen tegenover schuldeisers van de gemeente, wordt het kredietgedeelte dat nodig is om de schuldvordering af te betalen, bij beslissing van het college, dat bij de rekening van het afgesloten boekjaar wordt gevoegd, naar het volgende boekjaar overgedragen.

Over de aldus overgedragen kredieten mag beschikt worden zonder een nieuwe beslissing van de raad.

Art. 167.Dringende uitgaven De raad kan voorzien in uitgaven die door dwingende en onvoorziene omstandigheden worden vereist.

Wanneer het geringste uitstel onbetwistbaar schade zou veroorzaken, kan het college onder eigen verantwoordelijkheid in de uitgave voorzien, op voorwaarde dat de raad, die besluit of hij al dan niet met die uitgave instemt, onmiddellijk daarvan in kennis wordt gesteld.

De leden van het college die bevolen zouden hebben tot de uitgaven die ter uitvoering van het eerste en het tweede lid zijn betaald, maar die van de eindrekeningen verworpen zijn, zijn persoonlijk verplicht het desbetreffende bedrag in de gemeentekas te storten.

Art. 168.Betalingsopdrachten De door het college gegeven opdrachten tot betaling uit de gemeentekas, worden ondertekend door de burgemeester of diens plaatsvervanger, en door een schepen en worden medeondertekend door de directeur-generaal.

Art. 169.Het goedkeuren van de begroting en het afsluiten van de rekeningen De raad sluit de jaarrekeningen van het vorige boekjaar jaarlijks af op de door de Regering bepaalde datum.

Die jaarrekeningen omvatten de begrotingsrekening, de resultatenrekening en de balans.

Bij de rekeningen worden de volgende stukken gevoegd: het verslag vermeld in artikel 28, § 1, derde lid, alsook de lijst van de aannemers van overheidsopdrachten waarvoor de raad de gunningswijze heeft gekozen en de voorwaarden heeft bepaald.

De raad keurt de begroting voor het volgende jaar uiterlijk goed op de door de Regering bepaalde datum.

Art. 170.Bekendmaking van de begroting en van de rekeningen De begrotingen en de rekeningen worden op het gemeentehuis neergelegd en kunnen door iedereen ter plaatse worden ingezien.

Op die inzagemogelijkheid wordt op zijn minst attent gemaakt door aanplakking - op benaarstiging van het college - aan het gemeentehuis, binnen een maand na de goedkeuring van de begrotingen en rekeningen.

De bekendmaking blijft gedurende minstens tien dagen aangeplakt.

Art. 171.Begrotingsevenwicht De begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de gemeenten mag in geen enkel geval een deficitair saldo op de gewone of de buitengewone dienst, noch een fictief evenwicht of een fictief batig saldo vertonen.

Art. 172.Algemeen reglement op de gemeentecomptabiliteit De Regering bepaalt de begrotings-, financiële en boekhoudkundige regels van de gemeenten, evenals de regels betreffende de wijze van uitoefening van de functies van hun rekenplichtigen.

Art. 173.Lasten en uitgaven § 1 - De raad boekt alle bij wet en decreet voorgeschreven uitgaven van de gemeente jaarlijks op de uitgavenzijde van de begroting.

Daartoe behoren in het bijzonder: 1° de hulpgelden die overeenkomstig de desbetreffende geldende bepalingen verleend worden aan de kerkfabrieken en aan de instellingen die belast zijn met het beheer van de wereldlijke goederen van de erkende erediensten wanneer die instellingen over onvoldoende middelen beschikken;2° de vergoeding voor de huisvesting van de bedienaren van de erediensten, wanneer hen geen huisvesting ter beschikking wordt gesteld;3° de dotaties en overige uitgaven voor de OCMW's, de politiezones en hulpverleningszones waarin de desbetreffende geldende bepalingen voorzien. § 2 - Wanneer verscheidene gemeenten bij een verplichte uitgave betrokken zijn, dragen zij alle daarin bij naar evenredigheid van het belang dat zij erbij hebben. In geval van weigering of onenigheid beslist de Regering. Afdeling 2 - Ontvangsten

Art. 174.Algemene bepalingen § 1 - Indien de op de begroting ingeschreven ontvangsten niet toereikend zijn tot betaling van een gemeenteschuld die erkend of opeisbaar is of van een schuld die voortvloeit uit een rechterlijke beslissing in laatste aanleg, dan plant de raad de nodige middelen in om die schuld te betalen.

De raad schrijft jaarlijks alle ontvangsten van de gemeente en de overschotten van de vorige boekjaren afzonderlijk op de begroting in. § 2 - De vestiging en de inning van de gemeentebelastingen geschieden overeenkomstig titel 5 van dit decreet.

De gemeentelijke opcentiemen op de rijks- en gewestbelastingen worden ingevorderd overeenkomstig de regels bepaald voor de heffing van de belastingen waar ze bijkomen. Afdeling 3 - Verjaring

Art. 175.Algemene bepalingen Onverminderd de bepalingen van artikel 176 zijn de verjaringsregels van het algemene recht van toepassing op de gemeenten, de autonome gemeentebedrijven en de intercommunales die uitsluitend samengesteld zijn uit gemeenten van het Duitse taalgebied.

Art. 176.Terugbetalingen § 1 - Inzake wedden, voorschotten daarop en vergoedingen, toelagen of uitkeringen, die een toebehoren van de wedden vormen of ermee gelijkstaan, zijn de door de gemeenten, autonome gemeentebedrijven en de uitsluitend uit gemeenten van het Duitse taalgebied bestaande intercommunales ten onrechte uitbetaalde sommen voorgoed vervallen aan hen die ze hebben ontvangen, als de terugbetaling daarvan niet is gevraagd binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar van de betaling. § 2 - Om geldig te zijn, moet de vordering tot terugbetaling aangetekend ter kennis gebracht worden van de schuldenaar en de volgende gegevens bevatten: 1° het totale bedrag van de teruggevorderde sommen met, per jaar, de opgave van de ten onrechte uitgevoerde betalingen;2° de bepalingen in strijd waarmee de betalingen zijn gedaan. Te rekenen vanaf de afgifte van de aangetekende kennisgeving kan het onverschuldigde bedrag teruggevorderd worden binnen de in het algemeen recht gestelde termijn voor de verjaring van persoonlijke rechtsvorderingen. § 3 - De in paragraaf 1 vastgestelde termijn wordt verlengd tot tien jaar wanneer de onverschuldigde sommen zijn verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse of bewust onvolledige verklaringen. Afdeling 4 - Toekenning van subsidies door de gemeenten en controle op

die subsidies

Art. 177.Toepassingsgebied Deze afdeling is van toepassing op subsidies die toegekend worden door: 1° de gemeenten;2° de autonome gemeentebedrijven;3° de gemeentelijke instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de eredienst;4° de gemeentelijke verenigingen zonder winstoogmerk;5° elke andere instelling van gemeentelijk belang met rechtspersoonlijkheid die bij of krachtens een decreet is opgericht;6° de verenigingen van gemeenten. Onverminderd de toepassing van artikel 183 en eventuele verplichtingen door de subsidiegever is deze afdeling niet van toepassing op subsidies van minder dan 2.500 euro.

Onverminderd de toepassing van artikel 183 kan de subsidiegever de ontvanger van subsidies tussen 2.500 en 25.000 euro geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de verplichtingen die in deze afdeling worden opgelegd.

Art. 178.Definitie Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder 'subsidie' verstaan: elk voordeel, ongeacht de vorm of de benaming ervan, toegekend voor doeleinden van openbaar belang met uitzondering van: 1° de subsidies onderworpen aan de bepalingen van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat of aan de bepalingen van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof;2° de steun die voortvloeit uit een verplichting opgelegd bij of krachtens een wet of een decreet;3° de bijdragen die de bijdrageverstrekkers betaald hebben aan de instellingen waarvan ze lid zijn in ruil voor bepaalde diensten die deze instellingen hun hebben verleend;4° de prijzen die toegekend worden uit erkentelijkheid of als beloning voor de verdiensten van de ontvanger;5° de subsidies die een gemeente toekent aan het OCMW dat voor haar bevoegd is.

Art. 179.In te dienen stukken De subsidiegever kan aan elke aanvrager de volgende documenten vragen: 1° de begroting van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft;2° de begroting van de gebeurtenis of van de bijzondere investering die de subsidie moet financieren;3° de meest recente jaarrekeningen. De aanvrager die een subsidie aanvraagt om reeds gedane uitgaven te dekken, voegt de bewijzen van die uitgaven bij zijn aanvraag.

Art. 180.Het nemen van een beslissing De beslissing waarbij de subsidie wordt toegekend, bevat op zijn minst de volgende gegevens, tenzij die gegevens schriftelijk vastgelegd zijn in een reglement van de subsidiegever of in een overeenkomst: 1° de aard en de omvang van de subsidie;2° de identiteit van de subsidieontvanger;3° de doeleinden waarvoor de subsidie wordt toegekend;4° in voorkomend geval, de bijzondere aanwendingsvoorwaarden;5° de bewijsstukken die van de subsidieontvanger worden geëist alsook, in voorkomend geval, de termijnen waarbinnen die bewijsstukken moeten worden overgelegd;6° de nadere regels voor de uitbetaling van de subsidie. Als de subsidieontvanger een reeds ontvangen subsidie moet terugbetalen, wordt de beslissing zolang opgeschort.

Art. 181.Verplichtingen De subsidieontvanger moet: 1° de subsidie gebruiken voor de doeleinden waarvoor ze is toegekend;2° het gebruik ervan verantwoorden aan de hand van de geëiste bewijsstukken;3° in voorkomend geval, de bijzondere aanwendingsvoorwaarden naleven.

Art. 182.Controle De subsidiegever controleert de aanwending van de subsidie aan de hand van de ingediende bewijsstukken.

Hij heeft het recht om de aanwending van de toegekende subsidie ter plaatse te controleren.

De subsidiegever maakt een verslag op over de resultaten van de controle.

Art. 183.Terugbetaling § 1 - Onverminderd de ontbindende bepalingen waaraan de subsidie is onderworpen, betaalt de subsidieontvanger de subsidie terug in de volgende gevallen: 1° als hij de subsidie niet gebruikt voor de doeleinden waarvoor ze is toegekend;2° als hij de bijzondere aanwendingsvoorwaarden die aan de toekenning van de subsidie ten grondslag liggen, niet heeft nageleefd;3° als hij de geëiste bewijsstukken niet tijdig heeft ingediend;4° als hij zich tegen de controle ter plaatse verzet of die controle belemmert. In de gevallen bepaald in het eerste lid, 1° en 3°, moet de subsidieontvanger echter slechts dat deel van de subsidie terugbetalen dat hij niet heeft aangewend voor de doeleinden waarvoor ze was toegekend of waarvoor hij geen bewijsstukken heeft ingediend.

Voor subsidies in de vorm van voordelen in natura gebeurt de terugbetaling via een gelijkwaardige compensatie. § 2 - De subsidiegevers die bevoegd zijn om directe belastingen te heffen, kunnen de terug te betalen subsidies bij dwangbevel invorderen. Het dwangbevel wordt uitgevaardigd door de rekenplichtige die met de invordering belast is. Het dwangbevel wordt uitvoerbaar verklaard door de administratieve overheid die bevoegd is om het kohier van de respectieve directe belastingen van die subsidiegevers uitvoerbaar te verklaren.

TITEL 5 - Vaststelling en invordering van de gemeentebelastingen

Art. 184.Toepassingsgebied Deze titel is van toepassing op de gemeentebelastingen.

Hij is niet van toepassing op de opcentiemen op de belastingen van de federale of gewestelijke overheid.

Art. 185.Invordering De belastingen worden ingevorderd via kohieren of worden contant geïnd tegen afgifte van een betalingsbewijs.

De kohierbelasting moet worden betaald binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

Wanneer de contante inning niet kan worden uitgevoerd, wordt de belasting ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar.

Art. 186.Kohieren § 1 - Ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het boekjaar worden de kohieren door het college vastgesteld en uitvoerbaar verklaard.

Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs overgezonden aan de financieel directeur; de financieel directeur is belast met de invordering en zorgt voor de verzending van de aanslagbiljetten. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. § 2 - De rechten vastgesteld in de kohieren worden geboekt bij de ontvangsten van het boekjaar waarin de kohieren uitvoerbaar worden verklaard. § 3 - De kohieren bevatten: 1° de naam van de gemeente die de belasting heeft gevestigd;2° de naam, voornamen of firma en het adres van de belastingplichtige;3° de datum van de verordening krachtens welke de belasting verschuldigd is;4° de benaming, de grondslag, het tarief, de berekening en het bedrag van de belasting, evenals het boekjaar waarop zij betrekking heeft;5° het nummer van het artikel;6° de datum van uitvoerbaarverklaring;7° de verzendingsdatum;8° de uiterste betalingsdatum;9° de termijn waarbinnen de belastingplichtige bezwaar kan indienen, de benaming en het adres van de instantie die bevoegd is om deze te ontvangen.

Art. 187.Aanslagbiljet Het aanslagbiljet bevat de verzendingsdatum en de gegevens vermeld in artikel 186, § 3.

Bij het aanslagbiljet wordt een samenvatting gevoegd van de verordening krachtens welke de belasting verschuldigd is.

Art. 188.Aangifteplicht Indien de belastingverordening in een aangifteplicht voorziet, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd als de belastingplichtige geen aangifte doet binnen de in de verordening gestelde termijn of als hij een onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte doet.

Voordat de belastingaanslag ambtshalve wordt vastgesteld, deelt het college de belastingplichtige aangetekend mee waarom die procedure wordt toegepast, op welke gegevens de belastingaanslag is gebaseerd, hoe die gegevens zijn bepaald en welk belastingbedrag moet worden betaald.

De belastingplichtige heeft dertig dagen de tijd, te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving, om schriftelijke opmerkingen te maken.

De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het belastingjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.

De belastingverordening kan bepalen dat de ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met het bedrag dat zij vastlegt en dat het dubbel van de verschuldigde belasting niet mag overschrijden. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.

Art. 189.Processen-verbaal De overtredingen vermeld in artikel 188, eerste lid, worden vastgesteld door beëdigde ambtenaren die het college daartoe aangewezen heeft.

De door hen opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.

Art. 190.Controle Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur, alle boeken en bescheiden die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting ter plaatse voorleggen.

De belastingplichtigen moeten de ambtenaren die overeenkomstig artikel 189 zijn aangesteld en in het bezit zijn van hun aanstellingsbrief eveneens vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend.

Tot bewoonde gebouwen of ruimten hebben deze ambtenaren evenwel alleen toegang tussen vijf uur 's morgens en negen uur 's avonds, en alleen met machtiging van de rechter van de politierechtbank.

Art. 191.Bezwaar De belastingplichtige kan bij het college een bezwaar indienen tegen een gemeentebelasting. Het college handelt als administratieve overheid.

De Regering bepaalt de op dit bezwaar toepasselijke procedure.

Art. 192.Beroep Tegen de beslissing van het college kan beroep ingesteld worden bij de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin de belasting gevestigd werd.

Bij ontstentenis van beslissing wordt het bezwaar geacht gegrond te zijn.

Tegen het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg kan verzet of beroep ingesteld worden.

Tegen het arrest van het hof van beroep kan voorziening in cassatie ingesteld worden.

Art. 193.Toepasselijke wetgeving De vormen, termijnen en rechtspleging die van toepassing zijn op de bezwaren bedoeld in artikel 192 worden geregeld zoals voor de rijksinkomstenbelastingen en gelden voor alle betrokken partijen.

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze titel, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 7 tot 10, alsmede de artikelen 355, 356 en 357 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dat Wetboek van toepassing op de gemeentebelastingen, voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen.

TITEL 6 - Aansprakelijkheid van de gemeenten en rechtsgedingen

Art. 194.Aansprakelijkheid van de gemeente De burgemeester of de schepen tegen wie een vordering tot schadevergoeding is ingesteld voor een burgerlijke rechtbank of een strafrechtbank, kan de Duitstalige Gemeenschap of de gemeente in het geding betrekken.

De Duitstalige Gemeenschap of de gemeente kunnen vrijwillig tussenkomen in het geding.

Behalve in geval van herhaling is de gemeente burgerrechtelijk aansprakelijk voor het betalen van de geldboeten waartoe de burgemeester en/of een schepen veroordeeld zijn wegens een misdrijf dat ze hebben begaan bij de normale uitoefening van hun ambt.

De regresvordering van de gemeente ten aanzien van de veroordeelde burgemeester en/of een veroordeelde schepen is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld die bij hen gewoonlijk voorkomen.

Art. 195.Rechtsbijstandsverzekering De gemeente sluit een verzekering af die de persoonlijke burgerlijke aansprakelijkheid van de burgemeester en de schepenen, met inbegrip van de rechtsbijstand, dekt bij de normale uitoefening van hun ambt.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van deze bepaling.

Art. 196.Rechtsgedingen Het college vertegenwoordigt de gemeente in rechte. Het stelt de vorderingen in kort geding en de bezitsvorderingen in. Het verricht alle handelingen tot bewaring van recht of tot stuiting van verjaring en van verval.

Alle andere rechtsvorderingen waarbij de gemeente als eiser optreedt, mogen pas door het college worden ingesteld nadat de raad erin heeft toegestemd.

Art. 197.Gerechtelijke stappen namens de gemeente Wanneer het college geen gerechtelijke stappen zet, kunnen één of meer inwoners namens de gemeente in rechte optreden, mits zij onder zekerheidsstelling aanbieden om de kosten van het geding persoonlijk te dragen en persoonlijk in te staan voor de veroordelingen die mochten worden uitgesproken.

Ook rechtspersonen met maatschappelijke zetel in de gemeente hebben dat recht.

De gemeente kan ten aanzien van het geding geen dading treffen zonder medewerking van de inwoner/inwoners die het geding in haar naam heeft /hebben gevoerd.

Op straffe van niet-ontvankelijkheid van de klacht, mogen de personen vermeld in het eerste en het tweede lid alleen namens de gemeente in rechte optreden, als ze het college in gebreke hebben gesteld en als de gemeente binnen tien dagen na ontvangst van de ingebrekestelling geen gerechtelijke stappen heeft ondernomen. Bovendien moet een afschrift van de gedinginleidende akte aan het college worden toegezonden. In uiterst dringende gevallen is geen ingebrekestelling noodzakelijk.

TITEL 7 - Slotbepalingen

Art. 198.Wijzigingsbepaling Artikel 1, eerste lid, a), van het decreet van 16 oktober 1995 betreffende de openbaarheid van de bestuursdocumenten wordt vervangen als volgt: "a) op de administratieve overheden: - die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren; - die onder een gemeente van het Duitse taalgebied ressorteren;"

Art. 199.Wijzigingsbepaling In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "waarvan het bedrag door de Regering wordt vastgesteld en" vervangen door de woorden "die door de Regering resp. door de gemeenteraad of stadsraad wordt vastgesteld en die".

Art. 200.Wijzigingsbepaling In artikel 4, § 3, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "De Regering van de Duitstalige Gemeenschap" vervangen door de woorden "De Regering resp. de gemeenteraad of stadsraad".

Art. 201.Wijzigingsbepaling In artikel 5, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden "Een administratieve overheid van de Duitstalige Gemeenschap kan" vervangen door de woorden "Een administratieve overheid van de Duitstalige Gemeenschap resp. van een gemeente van het Duitse taalgebied kan".

Art. 202.Wijzigingsbepaling In artikel 7, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "van een administratieve overheid van de Duitstalige Gemeenschap" vervangen door de woorden "van een administratieve overheid van de Duitstalige Gemeenschap resp. van een gemeente van het Duitse taalgebied".

Art. 203.Wijzigingsbepaling Artikel 8 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 204.Wijzigingsbepaling In artikel 2, 1°, van het decreet van 18 december 2006 inzake het hergebruik van overheidsdocumenten worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een bepaling onder b.1) ingevoegd, luidende: "b.1) de gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn en overige territoriale entiteiten van het Duitse taalgebied;" 2° in de bepaling onder c), derde streepje, worden de woorden "vermeld onder a) en b)" vervangen door de woorden "vermeld onder a), b) of b.1)"; 3° in de bepaling onder d) worden de woorden "onder a), b) of c) vermelde" vervangen door de woorden "onder a), b), b.1) of c) vermelde".

Art. 205.Opheffingsbepaling Opgeheven worden: 1° in "Deel Een" van het Wetboek: de boeken I, II en III, met uitzondering van de artikelen L1234-1 tot 1234-6;2° in "Deel III" van het Wetboek: de boeken II en III, voor zover ze betrekking hebben op de gemeenten.

Art. 206.Inwerkingtreding Dit decreet treedt in werking op de eerstvolgende algehele vernieuwing van de gemeenteraden of stadsraden van de gemeenten van het Duitse taalgebied.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 23 april 2018.

O. PAASCH, De Minister-President I. WEYKMANS, De Viceminister-President, Minister van Cultuur, Werkgelegenheid en Toerisme A. ANTONIADIS, De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden H. MOLLERS, De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek _______ Nota Zitting 2017-2018 Parlementaire stukken: 223 (2017-2018) Nr. 1 Ontwerp van decreet 223 (2017-2018) Nr. 2-4 Voorstellen tot wijziging 223 (2017-2018) Nr. 5 Verslag + erratum 223 (2017-2018) Nr. 6 Voorstellen tot wijziging van de door de commissie aangenomen tekst Uitvoerig verslag: 23 april 2018 - Nr. 50 Bespreking en aanneming

^