Etaamb.openjustice.be
Decreet van 23 december 2016
gepubliceerd op 09 februari 2017

Decreet houdende de implementatie van de zesde staatshervorming en houdende diverse bepalingen met betrekking tot het beleidsdomein Werk en Sociale Economie

bron
vlaamse overheid
numac
2017040033
pub.
09/02/2017
prom.
23/12/2016
ELI
eli/decreet/2016/12/23/2017040033/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 DECEMBER 2016. - Decreet houdende de implementatie van de zesde staatshervorming en houdende diverse bepalingen met betrekking tot het beleidsdomein Werk en Sociale Economie


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende de implementatie van de zesde staatshervorming en houdende diverse bepalingen met betrekking tot het beleidsdomein Werk en Sociale Economie HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Wijziging van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders

Art. 2.In artikel 8, § 12, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij het decreet van 24 april 2015, wordt tussen het woord "artikel" en het woord "en" de zinsnede ", met uitzondering van de bepalingen van paragraaf 4, derde lid, en paragraaf 10," ingevoegd. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen

Art. 3.In artikel 1, eerste lid, van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen, vervangen bij de wet van 2 februari 2001, wordt het woord "Koninkrijk" vervangen door de woorden "Vlaamse Gewest".

Art. 4.Artikel 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 2 februari 2001, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 2.De Vlaamse Regering kan bepaalde categorieën van vreemdelingen vrijstellen van de verplichting, vermeld in artikel 1, vanwege de aard van het beroep, of om andere redenen, met uitzondering van de redenen die betrekking hebben op de specifieke verblijfssituatie van de vreemdeling.".

Art. 5.In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 28 juni 1984, 2 februari 2001, 1 mei 2006 en 1 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "de afgevaardigde ambtenaar die door de Minister van Middenstand is aangewezen" vervangen door de woorden "de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst";2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "De Koning" en het woord "Hij" vervangen door de woorden "De Vlaamse Regering", en worden de woorden "afgevaardigde ambtenaar" vervangen door de woorden "aangewezen dienst";3° in paragraaf 3 worden de woorden "De Koning" en het woord "Hij" vervangen door de woorden "De Vlaamse Regering".

Art. 6.In artikel 6 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 1 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "De afgevaardigde ambtenaar die door de Minister van Middenstand is aangewezen" vervangen door de woorden "De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst";2° in het tweede, vijfde en zevende lid worden de woorden "afgevaardigd ambtenaar" vervangen door de woorden "aangewezen dienst";3° in het tweede, derde, vierde, zesde en zevende lid worden de woorden "Minister van Middenstand" vervangen door de woorden "Vlaamse Regering";4° in het vierde en het zesde lid wordt het woord "zijn" vervangen door het woord "haar".

Art. 7.In artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 2 februari 2001, worden de woorden "Minister van Middenstand" vervangen door de woorden "door de Vlaamse Regering aangewezen dienst".

Art. 8.In artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 juni 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "door de Koning voor de duur van zes jaar benoemd op voorstel van de Minister van Middenstand" vervangen door de woorden "door de Vlaamse Regering voor de duur van zes jaar benoemd";2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : " § 2.De Raad wordt voorgezeten door de voorzitter of een ondervoorzitter, en bestaat uit ten minste drie leden."; 3° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : " § 3.De Vlaamse Regering kan een commissaris bij de Raad afvaardigen.".

Art. 9.In artikel 9 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met de woorden ", of onder Vlaamse ambtenaren niveau A, overeenkomstig titel 2 van deel VI van het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid";2° in paragraaf 3 worden de woorden "waarvan het bedrag door de Koning zal bepaald worden op voorstel van de Minister van Middenstand" vervangen door de woorden "waarvan het bedrag door de Vlaamse Regering bepaald wordt".

Art. 10.In artikel 10, § 1, van dezelfde wet wordt het woord "Koning" vervangen door de woorden "Vlaamse Regering".

Art. 11.Artikel 12 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 januari 1977, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 12.Het toezicht en de controle op de uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

Art. 12.Artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 2 februari 2001, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 13.Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek wordt een vreemdeling gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 250 tot 2500 euro, of met een van die straffen alleen, als hij in strijd met de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan : 1° een zelfstandige activiteit uitoefent zonder in het bezit te zijn van een beroepskaart;2° een zelfstandige activiteit uitoefent zonder de grenzen of de voorwaarden van de beroepskaart te respecteren; 3° een zelfstandige activiteit uitoefent niettegenstaande de staking van de bedrijvigheid is gelast of de sluiting van de zaak is bevolen.".

Art. 13.In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, wordt een artikel 13/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 13/1.Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden de volgende personen gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen : 1° een vreemdeling die in strijd met de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan een zelfstandige activiteit uitoefent zonder toegelaten of gemachtigd te zijn tot een verblijf van meer dan drie maanden of tot vestiging in België;2° een vreemdeling die door listige kunstgrepen aan te wenden een beroepskaart onrechtmatig verkrijgt of in zijn bezit heeft;3° eenieder die wetens en willens onjuiste of onvolledige verklaringen heeft afgelegd of onjuiste documenten heeft bezorgd, om een beroepskaart ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden; 4° eenieder die wetens en willens heeft nagelaten of geweigerd om noodzakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die hij gehouden is te verstrekken, om een beroepskaart ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden.".

Art. 14.In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, wordt een artikel 13/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 13/2.In geval van herhaling binnen vijf jaar kan de maximale straf, vermeld in artikel 13 en 13/1, op het dubbele van het maximum worden gebracht.".

Art. 15.In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, wordt een artikel 13/3 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 13/3.§ 1. Voor de inbreuken, vermeld in artikel 13 en 13/1, kan de rechter de veroordeelde het verbod opleggen om gedurende een periode van één maand tot drie jaar, zelf of via een tussenpersoon, de onderneming of inrichting waar de inbreuk is begaan, geheel of gedeeltelijk uit te baten of er onder gelijk welke hoedanigheid in dienst te worden genomen.

Voor de inbreuken, vermeld in artikel 13 en 13/1, kan de rechter bovendien, als hij zijn beslissing met redenen omkleedt, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van de onderneming of inrichting waar de inbreuken zijn begaan, voor de duur van één maand tot drie jaar. § 2. De duur van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van paragraaf 1, gaat in vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of waarop zijn straf verjaard is, en, bij voorwaardelijke vrijlating, vanaf de dag van de invrijheidstelling, als die laatste niet ingetrokken wordt.

De gevolgen van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van paragraaf 1 zullen evenwel een aanvang nemen zodra de veroordeling op tegenspraak of bij verstek definitief is. § 3. De rechter kan de straffen, vermeld in paragraaf 1, alleen opleggen als dat noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat ze zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot die straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaal-economische belangen.

De straffen, vermeld in paragraaf 1, doen geen afbreuk aan de rechten van derden.".

Art. 16.In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "vermeld in artikel 13, 2° tot 5° " vervangen door de zinsnede ", vermeld in artikel 13, 2° en 3°, en artikel 13/1, 2° tot en met 4° ";2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 17.Artikel 15 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 15.Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken, vermeld in deze wet.

In geval van herhaling is artikel 85 van het Strafwetboek niet van toepassing.".

Art. 18.In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, wordt een artikel 15/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 15/1.De rechtsvorderingen die ontstaan uit de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, verjaren na verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.".

Art. 19.In dezelfde wet, het laatst gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, wordt een artikel 15/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 15/2.Behalve in geval van dringende noodzakelijkheid wint de Vlaamse Regering, ter uitvoering van de aan haar toegekende bevoegdheden, het advies in van de Adviescommissie voor Economische Migratie, bedoeld in artikel 19 van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.". HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

Art. 20.In artikel 62ter van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, ingevoegd bij het decreet van 24 april 2015, wordt de zinsnede "57quater" vervangen door de zinsnede "57quater, § 1, § 2 en § 4, 2° ". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen

Art. 21.In de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, het laatst gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015, wordt een artikel 106ter ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 106ter.De rechtsvorderingen die ontstaan uit de toepassing van deze afdeling en de uitvoeringsbesluiten ervan, verjaren na verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.".

Art. 22.Aan artikel 107 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 6 juni 2010, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 2. Het toezicht en de controle op de uitvoering van deze afdeling en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

Art. 23.Artikel 120 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995 en gewijzigd bij de wetten van 5 september 2001, 27 december 2005 en 27 december 2006, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 120.De werkgevers kunnen bij het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie de terugbetaling verkrijgen van de uren betaald educatief verlof binnen de termijnen en overeenkomstig de overige voorwaarden en modaliteiten die ter zake door de Vlaamse Regering zijn bepaald. De Vlaamse Regering kan de terugbetaling beperken tot een forfaitair bedrag.".

Art. 24.In artikel 124 van dezelfde wet, vervangen bij het decreet van 24 april 2015, wordt tussen het woord "wet" en het woord "en" de zinsnede ", met uitzondering van de bepalingen van artikel 115, 118 en 119," ingevoegd.

Art. 25.In artikel 137bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 december 1989 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995, de wet van 17 mei 2007 en het decreet van 18 december 2015, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : " § 1. Om de terugbetaling te verkrijgen van de uren betaald educatief verlof vermeld in artikel 120, dient de werkgever de aanvraag per schooljaar in, uiterlijk op 31 december volgend op het einde van dat schooljaar. De uren betaald educatief verlof die toegekend zijn tussen 1 september van het jaar X en 31 augustus van het jaar X+1 worden geacht deel uit te maken van hetzelfde schooljaar.". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers

Art. 26.Artikel 11 van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, vervangen bij de wet van 6 juni 2010 en gewijzigd bij de wet van 11 februari 2013, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 11.Het toezicht en de controle op de uitvoering van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

Art. 27.Artikel 12 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 6 juni 2010, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : "

Art. 12.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek wordt een werkgever, zijn lasthebber of een aangestelde gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 250 tot 2500 euro, of met een van die straffen alleen, als hij in strijd met de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan : 1° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten zonder dat hij een arbeidsvergunning heeft verkregen of als de buitenlandse onderdaan niet over een arbeidskaart beschikt;2° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten zonder de grenzen of de voorwaarden van de arbeidsvergunning of arbeidskaart te respecteren;3° de arbeidskaart niet heeft teruggegeven aan de buitenlandse werknemer of als hij hem die arbeidskaart heeft bezorgd tegen betaling van een bedrag of tegen vergoeding in welke vorm ook. De geldboete die opgelegd wordt met toepassing van het eerste lid, 1° tot en met 3°, wordt vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken buitenlandse onderdanen. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen. § 2. In afwijking van artikel 42, 1°, van het Strafwetboek kan de bijzondere verbeurdverklaring, die wordt opgelegd door de rechter, ook worden toegepast op de roerende goederen en op de onroerende goederen door incorporatie of door bestemming, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een inbreuk op dit artikel of die gediend hebben tot of bestemd waren voor het plegen van de inbreuk, zelfs als die goederen niet behoren tot de eigendom van de overtreder.".

Art. 28.In dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en de wetten van 6 juni 2010 en 11 februari 2013, wordt een artikel 12/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 12/1.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek wordt de werkgever, zijn lasthebber of een aangestelde gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen, als hij in strijd met de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan arbeid heeft doen of laten verrichten door een buitenlandse onderdaan die niet is toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer dan drie maanden of tot vestiging in België.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken buitenlandse onderdanen. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.

De rechter kan bovendien de straffen, vermeld in artikel 12/5 en 12/6, uitspreken. § 2. In afwijking van artikel 42, 1°, van het Strafwetboek kan de bijzondere verbeurdverklaring, die wordt opgelegd door de rechter, ook worden toegepast op de roerende goederen en op de onroerende goederen door incorporatie of door bestemming, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een inbreuk op dit artikel of die gediend hebben tot of bestemd waren voor het plegen van de inbreuk, zelfs als die goederen niet behoren tot de eigendom van de overtreder.".

Art. 29.In dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en de wetten van 6 juni 2010 en 11 februari 2013, wordt een artikel 12/2 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 12/2.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek wordt de werkgever, zijn lasthebber of een aangestelde gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen, als hij in strijd met de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan op het ogenblik van de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land : 1° niet vooraf nagegaan heeft of die over een geldige verblijfsvergunning of een andere machtiging tot verblijf beschikt;2° niet, ten minste voor de duur van de tewerkstelling, een afschrift of de gegevens van zijn verblijfsvergunning of van zijn andere machtiging tot verblijf beschikbaar gehouden heeft voor de bevoegde inspectiediensten. Als de verblijfsvergunning of de andere machtiging tot verblijf die de buitenlandse onderdaan voorlegt, een vervalsing is, is de sanctie, vermeld in het eerste lid, van toepassing als de werkgever ervan op de hoogte was dat het document vervalst was.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken buitenlandse onderdanen. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.

De rechter kan bovendien de straffen, vermeld in artikel 12/5 en 12/6, uitspreken. § 2. In afwijking van artikel 42, 1°, van het Strafwetboek kan de bijzondere verbeurdverklaring, die wordt opgelegd door de rechter, ook worden toegepast op de roerende goederen en op de onroerende goederen door incorporatie of door bestemming, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een inbreuk op dit artikel of die gediend hebben tot of bestemd waren voor het plegen van de inbreuk, zelfs als die goederen niet behoren tot de eigendom van de overtreder.".

Art. 30.In dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en de wetten van 6 juni 2010 en 11 februari 2013, wordt een artikel 12/3 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 12/3.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden personen gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen, als ze in strijd met de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan : 1° een buitenlandse onderdaan België hebben laten binnenkomen om er te worden tewerkgesteld, of daaraan hebben bijgedragen, tenzij de buitenlandse onderdaan in het bezit is van een geldige arbeidskaart en met uitzondering van een buitenlandse onderdaan voor wie de werkgever na zijn aankomst in België een arbeidsvergunning kan verkrijgen om er te worden tewerkgesteld;2° een buitenlandse onderdaan hebben beloofd, tegen betaling van welke vergoeding ook, hetzij een betrekking voor hem te zoeken, hetzij hem een betrekking te bezorgen, hetzij formaliteiten te vervullen voor zijn tewerkstelling in België;3° van een buitenlandse onderdaan een vergoeding in welke vorm ook hebben geëist of aangenomen, hetzij om voor hem een betrekking te zoeken, hetzij om hem een betrekking te bezorgen, hetzij om formaliteiten te vervullen voor zijn tewerkstelling in België;4° als tussenpersoon zijn opgetreden tussen een buitenlandse onderdaan en een werkgever of de autoriteiten die zijn belast met de toepassing van deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan, of tussen een werkgever en diezelfde autoriteiten, waarbij daden zijn gesteld die hetzij die buitenlandse onderdaan, hetzij de werkgever, hetzij de vermelde autoriteiten op een dwaalspoor kunnen brengen. De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken buitenlandse onderdanen. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.

De rechter kan bovendien de straffen, vermeld in artikel 12/5 en 12/6, uitspreken. § 2. In afwijking van artikel 42, 1°, van het Strafwetboek kan de bijzondere verbeurdverklaring, die wordt opgelegd door de rechter, ook worden toegepast op de roerende goederen en op de onroerende goederen door incorporatie of door bestemming, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een inbreuk op dit artikel of die gediend hebben tot of bestemd waren voor het plegen van de inbreuk, zelfs als die goederen niet behoren tot de eigendom van de overtreder.".

Art. 31.In dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en de wetten van 6 juni 2010 en 11 februari 2013, wordt een artikel 12/4 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 12/4.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek wordt een aannemer, buiten het kader van een keten van onderaannemers, of een intermediaire aannemer, in het kader van een dergelijke keten, gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen, als zijn rechtstreekse onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12/2 van deze wet, pleegt.

In afwijking van het eerste lid worden de aannemer en de intermediaire aannemer niet bestraft als ze in het bezit zijn van een schriftelijke verklaring waarin hun rechtstreekse onderaannemer bevestigt dat hij geen illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt en zal tewerkstellen.

In afwijking van het tweede lid worden de aannemer en de intermediaire aannemer die in het bezit zijn van de schriftelijke verklaring bestraft als ze, voorafgaand aan de inbreuk, vermeld in het eerste lid, op de hoogte zijn van het feit dat hun rechtstreekse onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving, vermeld in artikel 12/7, zijn.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken buitenlandse onderdanen. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen. § 2. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden een hoofdaannemer en een intermediaire aannemer, in het kader van een keten van onderaannemers, gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen, als hun onrechtstreekse onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12/2 van deze wet, pleegt, als ze, voorafgaand aan de door hen gepleegde inbreuk, op de hoogte zijn van het feit dat hun onrechtstreekse onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving, vermeld in artikel 12/7 van deze wet, zijn.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken buitenlandse onderdanen. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen. § 3. Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden de volgende personen gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro, of met een van die straffen alleen : 1° de opdrachtgever, buiten het kader van een onderaanneming, als zijn aannemer een van de inbreuken, vermeld in artikel 12/2 van deze wet, pleegt, en als de opdrachtgever, voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat zijn aannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving, vermeld in artikel 12/7 van deze wet, zijn; 2° de opdrachtgever, binnen het kader van een onderaanneming, als de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12/2 van deze wet, pleegt, en als de opdrachtgever, voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving, vermeld in artikel 12/7 van deze wet, zijn.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal bij de inbreuk betrokken buitenlandse onderdanen. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.".

Art. 32.In dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en de wetten van 6 juni 2010 en 11 februari 2013, wordt een artikel 12/5 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 12/5.§ 1. Voor de inbreuken, vermeld in artikel 12/1 tot en met 12/3, kan de rechter de veroordeelde het verbod opleggen om gedurende een periode van één maand tot drie jaar, zelf of via een tussenpersoon, de onderneming of inrichting waar de inbreuk is begaan, geheel of gedeeltelijk uit te baten of er onder gelijk welke hoedanigheid ook in dienst te worden genomen.

Voor de inbreuken, vermeld in artikel 12/1 tot en met 12/3, kan de rechter bovendien, als hij zijn beslissing ter zake met redenen omkleedt, de gehele of gedeeltelijke sluiting van de onderneming of inrichting waar de inbreuken zijn begaan, bevelen voor de duur van één maand tot drie jaar. § 2. De duur van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van paragraaf 1, gaat in vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of waarop zijn straf verjaard is, en, bij voorwaardelijke vrijlating, vanaf de dag van de invrijheidstelling, als die laatste niet ingetrokken wordt.

De gevolgen van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van paragraaf 1 zullen evenwel een aanvang nemen zodra de veroordeling op tegenspraak of bij verstek definitief is. § 3. De rechter kan de straffen, vermeld in paragraaf 1, alleen opleggen als dat noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat ze zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot die straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaal-economische belangen.

De straffen doen geen afbreuk aan de rechten van derden. § 4. Elke inbreuk op de beschikking van het vonnis of van het arrest waarbij een verbod of sluiting wordt opgelegd met toepassing van paragraaf 1, wordt met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een strafrechtelijke geldboete van 125 tot 1250 euro, of met een van die straffen alleen.".

Art. 33.In dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en de wetten van 6 juni 2010 en 11 februari 2013, wordt een artikel 12/6 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 12/6.§ 1. Voor de inbreuken, vermeld in artikel 12/1 tot en met 12/3, kan de rechter, bij de veroordeling van de werkgever, voor eigen rekening of als bestuurder, lid of bediende van een of andere vennootschap, vereniging, organisatie of onderneming, die werkgever verbieden gedurende een periode van één maand tot drie jaar het voormelde beroep rechtstreeks of onrechtstreeks en in welke hoedanigheid ook uit te oefenen.

Voor de inbreuken, vermeld in artikel 12/1 tot en met 12/3, kan de rechter bovendien, als hij zijn beslissing ter zake met redenen omkleedt, de gehele of gedeeltelijke sluiting van de onderneming of van de vestigingen van de vennootschap, vereniging, organisatie of onderneming van de veroordeelde of waarvan de veroordeelde bestuurder is, bevelen voor een duur van één maand tot drie jaar. § 2. De duur van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van paragraaf 1, gaat in vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of waarop zijn straf verjaard is en, bij voorwaardelijke vrijlating, vanaf de dag van de invrijheidstelling, als die laatste niet ingetrokken wordt.

Ze wordt evenwel van kracht vanaf de dag waarop de veroordeling, op tegenspraak of bij verstek, definitief geworden is. § 3. De rechter kan de straffen, vermeld in paragraaf 1, alleen opleggen als dat noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat ze zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot die straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaal-economische belangen.

De straffen doen geen afbreuk aan de rechten van derden. § 4. Elke inbreuk op de beschikking van het vonnis of van het arrest waarbij een verbod of sluiting wordt opgelegd met toepassing van paragraaf 1, wordt met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een strafrechtelijke geldboete van 125 tot 1250 euro, of met een van die straffen alleen.".

Art. 34.In dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en de wetten van 6 juni 2010 en 11 februari 2013, wordt een artikel 12/7 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 12/7.De sociaalrechtelijk inspecteurs kunnen de aannemers, vermeld in artikel 35/9 en 35/10 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, schriftelijk ervan op de hoogte brengen dat hun rechtstreekse of onrechtstreekse onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.

De sociaalrechtelijk inspecteurs kunnen de opdrachtgevers, vermeld in artikel 35/11 van de voormelde wet, schriftelijk ervan op de hoogte brengen dat hun aannemer of onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.

De kennisgeving, vermeld in het eerste en het tweede lid, vermeldt : 1° het aantal en de identiteit van de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen waarvan de inspectie heeft vastgesteld dat ze prestaties hebben geleverd in het raam van de activiteiten die de bestemmeling van de kennisgeving laat uitvoeren;2° de identiteit en het adres van de werkgever die de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, vermeld in punt 1°, heeft tewerkgesteld;3° de plaats waar de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen de prestaties, vermeld in punt 1°, hebben geleverd;4° de identiteit en het adres van de bestemmeling van de kennisgeving. Een afschrift van de kennisgeving wordt door de sociaal inspecteurs naar de werkgever gestuurd die de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, vermeld in het derde lid, 1°, heeft tewerkgesteld.".

Art. 35.Artikel 14 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 6 juni 2010, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : "

Art. 14.In geval van herhaling binnen vijf jaar kan de maximale straf, vermeld in artikel 12 tot en met 12/4, op het dubbele van het maximum worden gebracht.".

Art. 36.Artikel 15 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 6 juni 2010, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : "

Art. 15.De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboetes waartoe zijn lasthebbers of aangestelden zijn veroordeeld.".

Art. 37.Artikel 16 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 6 juni 2010, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : "

Art. 16.Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken, vermeld in deze wet.

In geval van herhaling is artikel 85 van het Strafwetboek niet van toepassing.".

Art. 38.Artikel 17 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 6 juni 2010, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : "

Art. 17.De rechtsvorderingen die ontstaan uit de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, verjaren na verloop van vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan.".

Art. 39.Artikel 19 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 19.Behalve in geval van dringende noodzakelijkheid wint de Vlaamse Regering, ter uitvoering van de bevoegdheden die aan haar zijn toegekend, het advies in van de Adviescommissie voor Economische Migratie.

De Adviescommissie voor Economische Migratie wordt opgericht in de SERV. De Adviescommissie organiseert overleg over bestaande of toekomstige beleidsmaatregelen op het vlak van economische migratie.

De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling en de werkingsregels van de Adviescommissie voor Economische Migratie, en kan de opdrachten ervan specifiëren.". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen

Art. 40.In artikel 2 van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, het laatst gewijzigd bij wet van 22 juni 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 4°, worden tussen het woord "personen" en het woord "die" de woorden "van wie de hoofdverblijfplaats in het Vlaamse Gewest gelegen is" ingevoegd;2° aan paragraaf 2, eerste lid, worden een punt i en een punt j toegevoegd, die luiden als volgt : "i.de onderneming verbindt zich ertoe geen werknemers en klanten direct of indirect te discrimineren als vermeld in artikel 2 van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt; j. de onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties te laten verrichten in een omgeving met onaanvaardbare risico's of gevaren voor de werknemers of in een omgeving waar de werknemers het slachtoffer zouden kunnen zijn van misbruiken of discriminatoire praktijken."; 3° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 3.De adviescommissie, vermeld in paragraaf 2, wordt door de afdeling Toezicht en Handhaving van het Departement Werk en Sociale Economie op de hoogte gebracht van de overtredingen die aanleiding kunnen geven tot weigering of intrekking van een erkenning.".

Art. 41.Artikel 10ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 juni 2009 en hersteld bij het decreet van 24 april 2015, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 10ter.Het toezicht en de controle op de bepalingen van deze wet, met uitzondering van de bepalingen van afdeling 2 van hoofdstuk II, en de uitvoeringsbesluiten ervan, verlopen conform het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.".

Art. 42.In artikel 10quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 juni 2009 en hersteld bij het decreet van 24 april 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : "Met behoud van de toepassing van artikel 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden de volgende personen gestraft met een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro : 1° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die een werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp krijgt, geen voorrang geven bij de aanstelling voor een voltijdse betrekking of voor een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor hij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgt waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin hij al werkt;2° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de gebruiker vertegenwoordigen voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid, en artikel 6 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, of die de werknemer vertegenwoordigen om de dienstencheques te ondertekenen;3° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de dienstencheques niet gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn, ter betaling aan het uitgiftebedrijf bezorgen;4° de gebruiker of de werknemer die wetens en willens heeft deelgenomen aan de inbreuken, vermeld in punt 1° tot en met 3°."; 2° in het tweede lid wordt de zinsnede "2° en 3°, " opgeheven.

Art. 43.Aan artikel 10quinquies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 17 juni 2009 en hersteld bij het decreet van 24 april 2015, wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : "9° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de werknemer of klant niet behandelen op een respectvolle en niet-discriminerende wijze als vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, i en j.". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004

Art. 44.In artikel 2 van het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt in punt 37° tussen de zinsnede "het hoofdstuk IV," en de zinsnede "afdeling 6" de zinsnede "afdeling 5 en" ingevoegd;2° in paragraaf 1 wordt aan punt 37° de zinsnede ", met uitzondering van de bepalingen van artikel 115, 118 en 119" toegevoegd;3° in paragraaf 1 wordt aan punt 40° de zinsnede ", met uitzondering van de bepalingen van paragraaf 4, derde lid, en paragraaf 10 van het voormelde artikel" toegevoegd;4° in paragraaf 1 wordt in punt 42° de zinsnede "57quater" vervangen door de zinsnede "57quater, § 1, § 2 en § 4, 2° ";5° in paragraaf 1 wordt aan punt 44° de zinsnede ", met uitzondering van afdeling 2 van hoofdstuk II" toegevoegd;6° in paragraaf 1 worden een punt 57° en een punt 58° toegevoegd, die luiden als volgt : "57° de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers; 58° de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen."; 7° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : " § 3.De door de federale overheid aangewezen beëdigde ambtenaren beschikken over de bevoegdheden van sociaalrechtelijke inspecteurs wanneer zij optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de bepalingen van § 1, 57° en 58°. ".

Art. 45.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 maart 2016, wordt een artikel 2/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 2/1.Met behoud van toepassing van artikel 2 zijn de sociaalrechtelijke inspecteurs belast met de controle en het toezicht op de federale wetten en uitvoeringsbesluiten aangaande normen betreffende de arbeidskaart afgeleverd in het kader van de specifieke verblijfssituatie van de betrokken personen, conform de bepalingen van artikel 23 tot en met 39 van het Sociaal Strafwetboek.".

Art. 46.In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 9 juli 2010, 10 december 2010, 22 november 2013, 19 december 2014 en 24 april 2015, wordt in punt 3° een punt h) toegevoegd, dat luidt als volgt : "h) de vreemdeling die een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent.".

Art. 47.Aan artikel 6/2, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt de volgende zin toegevoegd : "De ambtenaar die door de Vlaamse Regering aangewezen is, kan echter, met een met redenen omklede beslissing, het tijdstip van de mededeling uitstellen voor een eenmalig hernieuwbare termijn van ten hoogste drie maanden. Die beslissing wordt opgenomen in het dossier.".

Art. 48.In artikel 13/3 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 april 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden punt 1° en punt 2° opgeheven; 2° aan paragraaf 2 wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : "9° de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden die de werknemer of klant niet behandelen op een respectvolle en niet-discriminerende wijze als vermeld in artikel 2, § 2, eerste lid, i en j, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen.".

Art. 49.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 maart 2016, wordt een artikel 13/4 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 13/4.§ 1. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen en de uitvoeringsbesluiten ervan aan een vreemdeling een administratieve geldboete opgelegd worden van 500 tot 5000 euro als hij : 1° een zelfstandige activiteit uitoefent zonder in het bezit te zijn van een beroepskaart;2° een zelfstandige activiteit uitoefent zonder de grenzen of de voorwaarden van de beroepskaart te respecteren; 3° een zelfstandige activiteit uitoefent niettegenstaande de staking van de bedrijvigheid is gelast of de sluiting van de geëxploiteerde zaak is bevolen.".

Art. 50.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 maart 2016, wordt een artikel 13/5 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 13/5.§ 1. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kunnen voor de volgende inbreuken op de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen en de uitvoeringsbesluiten ervan de volgende personen een administratieve geldboete van 1800 euro tot 18.000 euro krijgen : 1° een vreemdeling die in strijd met de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan een zelfstandige activiteit uitoefent zonder toegelaten of gemachtigd te zijn tot een verblijf van meer dan drie maanden of tot vestiging in België;2° een vreemdeling die door listige kunstgrepen aan te wenden een beroepskaart onrechtmatig verkrijgt of in zijn bezit heeft;3° eenieder die wetens en willens onjuiste of onvolledige verklaringen heeft afgelegd of onjuiste documenten heeft bezorgd, om een beroepskaart ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden; 4° eenieder die wetens en willens heeft nagelaten of geweigerd om noodzakelijke verklaringen af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die hij gehouden is te verstrekken, om een beroepskaart ten onrechte te verkrijgen of te doen verkrijgen, te behouden of te doen behouden.".

Art. 51.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 maart 2016, wordt een artikel 13/6 ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 13/6.§ 1. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan aan de werkgever, zijn lasthebber of aangestelde voor de volgende inbreuken op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan een administratieve geldboete opgelegd worden van 500 euro tot 5000 euro als hij : 1° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten zonder dat hij een arbeidsvergunning heeft verkregen, of als de buitenlandse onderdaan niet over een arbeidskaart beschikt;2° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten zonder de grenzen of de voorwaarden van de arbeidsvergunning of arbeidskaart te respecteren;3° de arbeidskaart niet heeft teruggegeven aan de buitenlandse werknemer of hem die heeft bezorgd tegen betaling van een bedrag of tegen vergoeding in welke vorm ook. § 2. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan een administratieve geldboete opgelegd worden van 1800 euro tot 18.000 euro aan de werkgever, zijn lasthebber of aangestelde als hij in strijd met de bepalingen van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten die niet is toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer dan drie maanden of tot vestiging in België. § 3. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan aan de werkgever, zijn lasthebber of aangestelde voor de volgende inbreuken op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan een administratieve geldboete opgelegd worden van 1800 euro tot 18.000 euro als hij op het ogenblik van de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land : 1° niet vooraf nagegaan heeft of hij over een geldige verblijfsvergunning of een andere machtiging tot verblijf beschikt;2° niet, ten minste voor de duur van de tewerkstelling, een afschrift of de gegevens van zijn verblijfsvergunning of van zijn andere machtiging tot verblijf beschikbaar gehouden heeft voor de bevoegde inspectiediensten. § 4. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan een administratieve geldboete opgelegd worden van 1800 euro tot 18.000 euro aan eenieder die : 1° een buitenlandse onderdaan België heeft laten binnenkomen om er te worden tewerkgesteld, of daartoe heeft bijgedragen, tenzij de buitenlandse onderdaan in het bezit is van een geldige arbeidskaart en met uitzondering van de buitenlandse onderdaan voor wie de werkgever na zijn aankomst in België een arbeidsvergunning kan verkrijgen om er te worden tewerkgesteld;2° een buitenlandse onderdaan heeft beloofd, tegen betaling van welke vergoeding ook, hetzij een betrekking voor hem te zoeken, hetzij hem een betrekking te bezorgen, hetzij formaliteiten te vervullen voor zijn tewerkstelling in België;3° van een buitenlandse onderdaan een vergoeding in welke vorm ook heeft geëist of aangenomen, hetzij om voor hem een betrekking te zoeken, hetzij om hem een betrekking te bezorgen, hetzij om formaliteiten te vervullen voor zijn tewerkstelling in België;4° als tussenpersoon is opgetreden tussen een buitenlandse onderdaan en een werkgever of de autoriteiten die zijn belast met de toepassing van deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan, of tussen een werkgever en diezelfde autoriteiten, waarbij daden zijn gesteld die hetzij die buitenlandse onderdaan, hetzij de werkgever, hetzij de vermelde autoriteiten op een dwaalspoor kunnen brengen. § 5. Onder de voorwaarden, vermeld in dit decreet, en als de feiten ook voor strafvervolging vatbaar zijn, kan voor de volgende inbreuken op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en de uitvoeringsbesluiten ervan, een administratieve geldboete opgelegd worden van 1800 euro tot 18.000 euro aan : 1° een aannemer, buiten het kader van een keten van onderaannemers, of een intermediaire aannemer, in het kader van een dergelijke keten, als hun rechtstreekse onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12/2 van de voormelde wet, pleegt;2° een hoofdaannemer en intermediaire aannemer, in het kader van een keten van onderaannemers, als hun onrechtstreekse onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12/2 van de voormelde wet, pleegt, als ze, voorafgaand aan de door hen gepleegde inbreuk, op de hoogte zijn van het feit dat hun onrechtstreekse onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt;3° de opdrachtgever, buiten het kader van een onderaanneming, als zijn aannemer een van de inbreuken, vermeld in artikel 12/2 van de voormelde wet, pleegt, als de opdrachtgever, voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat zijn aannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt; 4° de opdrachtgever, binnen het kader van een onderaanneming, als de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12/2 van de voormelde wet, pleegt, als de opdrachtgever, voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.". HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding"

Art. 52.Aan artikel 5, § 1, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap ``Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding'', gewijzigd bij de decreten van 19 december 2008, 23 november 2012, 12 juli 2013, 24 april 2015 en 4 maart 2016, wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : "9° met betrekking tot jongeren die niet ingeschreven zijn als werkzoekende, heeft de VDAB de taak om te voorzien in een passend aanbod voor jongeren die voldoen aan de volgende voorwaarden : a) ze zijn jonger dan 25 jaar;b) ze hebben het onderwijs verlaten en beschikken niet over een diploma of getuigschrift;c) ze volgen geen opleiding;d) ze verrichten geen beroepsarbeid of zelfstandige activiteit. De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de raad van bestuur, wat onder passend aanbod en diploma of getuigschrift moet worden verstaan.".

Art. 53.In artikel 14, derde lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "drie" vervangen door het woord "twee". HOOFDSTUK 1 0. - Wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités

Art. 54.Artikel 31 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 1. - Wijziging van het Sociaal Strafwetboek van 6 juni 2010

Art. 55.Artikel 175 van het Sociaal Strafwetboek van 6 juni 2010, gewijzigd bij de wet van 11 februari 2013, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 2. - Inwerkingtreding

Art. 56.De bepalingen van dit decreet treden in werking op 1 januari 2017, met uitzondering van artikel 54, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2016.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 23 december 2016.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS _______ Nota Zitting 2016-2017 Documenten - Ontwerp van decreet : 971 - Nr. 1 - Amendementen : 971 - Nr. 2 - Verslag : 971 - Nr. 3 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 971 - Nr. 4 Handelingen - Bespreking en aanneming : Middagvergadering van 22 december 2016.

^