Etaamb.openjustice.be
Decreet van 24 januari 2003
gepubliceerd op 14 maart 2003

Decreet houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035282
pub.
14/03/2003
prom.
24/01/2003
ELI
eli/decreet/2003/01/24/2003035282/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 JANUARI 2003. - Decreet houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° beschermd voorwerp : een roerend goed dat, of een verzameling die, wegens de archeologische, historische, cultuurhistorische, artistieke of wetenschappelijke betekenis ervan in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap werd opgenomen;2° verzameling : een geheel van roerende goederen die vanuit archeologisch, historisch, cultuurhistorisch, artistiek of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen;3° lijst : de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap, samengesteld krachtens artikel 3, § 1;4° Raad : de Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed, opgericht krachtens artikel 4;5° aanvrager : de eigenaar of zijn aangestelde;6° binnen de Vlaamse Gemeenschap : in het Nederlandse taalgebied of in instellingen gevestigd in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap;7° buiten de Vlaamse Gemeenschap : buiten het Nederlandse taalgebied en buiten de instellingen gevestigd in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 3.§ 1. De Vlaamse regering stelt de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap vast. In deze lijst worden alle roerende goederen alsook alle verzamelingen opgenomen die wegens hun archeologische, historische, cultuurhistorische, artistieke of wetenschappelijke betekenis voor de Vlaamse Gemeenschap, binnen de Vlaamse Gemeenschap behouden moeten worden. § 2. Wat de roerende goederen betreft die reeds beschermd zijn op grond van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten of op grond van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerende erfgoed, en die ook zijn opgenomen in de lijst, zijn de bepalingen van de artikelen 8 tot 10 van dit decreet hierop slechts van toepassing indien de Vlaamse regering dit uitdrukkelijk bepaalt. HOOFDSTUK II. - De Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed

Art. 4.§ 1. Er wordt een Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed opgericht die de Vlaamse regering adviseert over het beleid inzake het cultureel erfgoed, over de toepassing van dit decreet en in het bijzonder over de vaststelling van de lijst en over de toelating om fysische ingrepen op een beschermd voorwerp uit te voeren.

De Raad verricht verder alle werkzaamheden en taken die hem bij of krachtens dit decreet worden opgedragen. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de samenstelling en de werking van de Raad, en benoemt de leden.

De Raad telt negen leden onder wie een voorzitter en een ondervoorzitter.

Het secretariaat van de Raad wordt waargenomen door de administratie van de diensten van de Vlaamse regering, bevoegd voor het roerend cultureel erfgoed. HOOFDSTUK III. - Vaststelling en bekendmaking van de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap

Art. 5.§ 1. De Vlaamse regering neemt, als voorlopige maatregel, op eigen initiatief of op voorstel van de Raad roerende goederen of verzamelingen, zowel in privé-bezit als in overheidsbezit, in de lijst op.

Bij de lijst wordt telkens de samenstelling van de opgenomen verzameling gevoegd. § 2. Elke beslissing tot voorlopige opname wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad . § 3. De Vlaamse regering brengt de eigenaar onmiddellijk per aangetekend schrijven van deze voorlopige opname op de hoogte. Indien de Vlaamse regering de eigenaar niet kent, schrijft ze de bezitter of de houder aan.

Vanaf de kennisneming van de aanschrijving door de eigenaar, de bezitter of de houder, of minstens vanaf de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de opname in de lijst, wanneer die eerder gebeurt dan de kennisneming, vallen de goederen en verzamelingen die als voorlopige maatregel in de lijst zijn opgenomen onder de bescherming van dit decreet.

De aangeschreven eigenaar, bezitter of houder brengt zonder uitstel en uiterlijk twintig dagen na de kennisgeving door de Vlaamse regering, naar gelang van het geval, de eigenaar, de bezitter of de houder per aangetekend schrijven van de voorlopige opname op de hoogte. Hij bezorgt de Vlaamse regering een afschrift van zijn kennisgeving.

Indien de Vlaamse regering noch de eigenaar, noch de bezitter, noch de houder kent, schrijft ze een derde persoon aan van wie ze vermoedt dat hij bekend is met de eigendomsrechtelijke situatie van het beschermde voorwerp, en verzoekt hem zo spoedig mogelijk de eigenaar, de bezitter of de houder van de voorlopige opname op de hoogte te brengen. In voorkomend geval bezorgt de derde persoon de Vlaamse regering een afschrift van zijn kennisgeving. De Vlaamse regering bevestigt per aangetekend schrijven aan de eigenaar, de bezitter of de houder dat het beschouwde voorwerp voorlopig werd opgenomen in de lijst. § 4. Tot twee maanden vanaf de kennisneming van de aanschrijving door de eigenaar, de bezitter of de houder, of minstens vanaf de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de opname in de lijst, wanneer die eerder gebeurt dan de kennisneming, kunnen de eigenaar, de bezitter en de houder hun respectieve standpunten meedelen over de opname van het goed of de verzameling in de lijst. Deze mededeling gebeurt schriftelijk.

Binnen zes maanden na de kennisgeving door de Vlaamse regering, bedoeld in § 3, brengt de Raad, op basis van de ingewonnen informatie en rekening houdend met de meegedeelde standpunten, bij de Vlaamse regering een gemotiveerd advies uit betreffende de definitieve opname van het goed of de verzameling in de lijst. § 5. De Vlaamse regering besluit binnen negen maanden na de bekendmaking van de voorlopige opname in het Belgisch Staatsblad om het beschermd voorwerp definitief in de lijst op te nemen. Elke beslissing tot definitieve opname wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Het besluit vermeldt welke goederen tot de in de lijst opgenomen verzameling behoren. De samenstelling van de verzameling wordt bij de lijst gevoegd.

De definitieve omschrijving van een verzameling kan nooit uitgebreider zijn dan de voorlopige omschrijving die gebeurde bij de voorlopige plaatsing op de lijst. Indien een uitbreiding van de omschrijving niettemin wenselijk wordt geacht, dan moet voor deze uitbreiding een nieuwe voorlopige opnamen gebeuren binnen de vastgelegde termijnen en procedures.

Van de definitieve opname wordt kennis gegeven op de wijze zoals bepaald in § 3.

Indien het besluit niet is genomen binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, vervallen de gevolgen van de voorlopige opname. § 6. De Vlaamse regering kan, nadat ze de Raad gehoord heeft, een beschermd voorwerp van de lijst schrappen of goederen uit de samenstelling van een in de lijst opgenomen verzameling schrappen.

Het besluit tot schrapping wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad . Vanaf deze bekendmaking vervalt van rechtswege de bescherming.

De kennisgeving van de schrapping gebeurt op dezelfde wijze als bepaald in § 3. § 7. In elke aanschrijving met kennisgeving van de voorlopige of de definitieve opname vermeldt de Vlaamse regering in voorkomend geval de verplichting om de eigenaar, de bezitter of de houder daarvan op de hoogte te brengen onder verwijzing naar de strafbepaling van artikel 22, § 1, 3°. § 8. De personen die nalaten om de verplichtingen, bedoeld in § 3 en § 5 na te leven, kunnen aansprakelijk gesteld worden voor de maatregelen, opgelegd aan de veroordeelde krachtens de artikelen 23 en 25.

Art. 6.Voor de opname van een roerend goed of een verzameling in de lijst is in de volgende gevallen de instemming van de eigenaar vereist : 1° het roerend goed of de verzameling is eigendom van de vervaardiger ervan;2° het roerend goed of de verzameling is minder dan vijf jaar gelegen binnen de Vlaamse Gemeenschap gebracht;3° het roerend goed of de verzameling is eigendom van de persoon die het binnen de Vlaamse Gemeenschap heeft gebracht of die het, binnen vijf jaar nadat het binnen de Vlaamse Gemeenschap is gebracht, heeft verworpen, met of zonder tegenprestatie;is die eigenaar een rechtspersoon, dan is zijn instemming niet meer vereist na het verstrijken van een termijn van dertig jaar vanaf het ogenblik waarop het voorwerp binnen de Vlaamse Gemeenschap is gebracht.

Art. 7.De Vlaamse regering legt de voorschriften vast voor de inrichting van de lijst en de beschrijving van de beschermde voorwerpen. De Vlaamse regering bepaalt tevens de wijze van bekendmaking. Behalve in geval van overheidsbezit worden noch de eigenaars, bezitters en houders noch de bewaarplaatsen van de beschermde voorwerpen bekendgemaakt. HOOFDSTUK IV. - Bescherming

Art. 8.§ 1. De eigenaars, bezitters en houders van beschermde voorwerpen zijn ertoe gehouden ze in goede staat te bewaren. § 2. De Vlaamse regering stelt de algemene beschermingsvoorschriften vast. § 3. De Vlaamse regering kan, bij de opname van een goed of verzameling in de lijst in het kader van de procedure, bepaald in artikel 5, of na de definitieve opname in de lijst, mits de procedure van artikel 5 wordt doorlopen, bijzondere beschermingsvoorschriften opleggen.

In geval van tegenstrijdigheid tussen de algemene en de bijzondere beschermingsvoorschriften hebben deze laatste voorrang.

Art. 9.§ 1. Een fysische ingreep in een beschermd voorwerp is enkel toegestaan nadat de eigenaar, bezitter of houder daarvoor de toestemming van de Vlaamse regering heeft gekregen, na de Raad gehoord te hebben.

De Vlaamse regering bepaalt de algemene voorwaarden en de procedure voor het verlenen van toestemming voor een fysische ingreep.

Ze kan aan de toestemming ook bijzondere voorwaarden verbinden.

Ze kan de voorgenomen fysische ingreep verbieden indien ze van oordeel is dat die in strijd is met de algemene en/of de bijzondere beschermingsvoorschriften of dat deze ingreep het beschermd voorwerp een onherstelbare schade zou berokkenen. § 2. In noodsituaties kunnen dringende en voorlopige maatregelen genomen worden, zonder de voorafgaande toestemming, vermeld in § 1.

Deze ingrepen moeten dan wel onmiddellijk gemeld worden aan de Vlaamse regering. § 3. Alvorens aan een derde rechten toe te kennen op een beschermd voorwerp brengt de eigenaar, bezitter of houder deze derde op de hoogte van het feit dat het om een krachtens dit decreet beschermd voorwerp gaat.

Overeenkomsten, gesloten in strijd met deze bepaling, zijn van rechtswege nietig. § 4. Onverminderd hetgeen bepaald in artikel 11, is de eigenaar, bezitter of houder van een beschermd voorwerp er tevens toe gehouden de Vlaamse regering per aangetekend schrijven op de hoogte te brengen van de eventuele wijziging van de bewaarplaats, van de verdwijning of het tenietgaan, alsook van alle wijzigingen in de fysische staat en het rechtsstatuut van het beschermd voorwerp, ook indien die niet te wijten zijn aan enige handeling van hem.

Art. 10.De kosten voor conservatie en restauratie van definitief beschermde voorwerpen komen in aanmerking voor subsidiëring, overeenkomstig de regeling en de toekenningsvoorwaarden die de Vlaamse regerig vaststelt.

De Vlaamse regering bepaalt de aard van de subsidiabele kosten en stelt het subsidiepercentage vast, rekening houdend met de aard van het beschermde voorwerp en het juridisch statuut van de eigenaar, bezitter, of houder. Het subsidiebedrag van de Vlaamse Gemeenschap kan niet hoger zijn dan 80 % van de subsidiabele kosten.

De subsidie komt toe aan de eigenaar, bezitter of houder van het beschermde voorwerp die de kosten van de conservatie en/of de restauratie draagt en die voldoet aan de toekenningsvoorwaarden.

De staat, de gemeenschappen, de gewesten en de openbare instellingen die onder hun toezicht staan, met uitzondering van de onderwijsinstellingen, komen voor deze subsidieregeling niet in aanmerking.

De subsidie is niet cumuleerbaar met andere bijdragen, subsidies of premies die met dezelfde bestemming worden toegekend door de staat, de gemeenschappen of de gewesten. HOOFDSTUK V. - Het buiten de Vlaamse Gemeenschap brengen van beschermde voorwerpen Afdeling I. - Toestemming

Art. 11.§ 1. Het is verboden een beschermd voorwerp buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen zonder de toestemming van de Vlaamse regering.

De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop de aanvraag moet gebeuren, alsook de inhoudelijke vereisten waaraan deze aanvraag moet voldoen.

Het niet-naleven van de opgelegde formele en inhoudelijke vereisten heeft de onontvankelijkheid van de aanvraag tot gevolgd. De Vlaamse regering zendt de onontvankelijke aanvraag binnen vijftien werkdagen na ontvangst terug naar de aanvrager met vermelding van de reden. § 2. De Vlaamse regering geeft of weigert deze toestemming binnen twee maanden na de ontvangst van aanvraag. Ze kan die toestemming aan een aantal voorwaarden onderwerpen die echter nooit van die aard mogen zijn dat ze een feitelijk verbod opleggen. De aanvrager wordt per aangetekend schrijven van de beslissing van de Vlaamse regering op de hoogte gesteld. Afdeling II. - Verwerving

Art. 12.Indien de Vlaamse regering de toestemming om een beschermd voorwerp buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen, weigert, dan kan de aanvrager, binnen één maand na ontvangst van de weigering, de Vlaamse regering aangetekend verzoeken om zelf een aanbod te formuleren of om een door haar aangewezen derde een aanbod te laten formuleren.

Art. 13.§ 1. De Vlaamse regering of de door haar aangewezen derde treden, binnen één maand na ontvangst van het in artikel 12 bedoelde verzoek, per aangetekend schrijven met de aanvrager in onderhandeling over de verwerving van het beschermd voorwerp. § 2. Indien de Vlaamse regering of de door haar aangewezen derde, binnen de in § 1 vastgestelde termijn het verzoek van de aanvrager uitdrukkelijk afgewezen heeft, of, de onderhandelingen niet aangevat heeft, dan wordt alsnog een toestemming verleend om het beschermd voorwerp buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen. Deze toestemming wordt verleend binnen vijtien dagen na verzending van de beslissing tot afwijzing of na verloop van de termijn.

Art. 14.§ 1. De prijs van het beschermd voorwerp wordt bepaald op basis van de internationale marktwaarde van het voorwerp op het moment waarop de Vlaamse regering het verzoek tot toestemming ontving om het buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen.

Als bovengrens van deze prijs geldt de bij de aanvraag aangegeven waarde van het beschermd voorwerp. § 2. Indien, binnen één maand na aanvang van de onderhandelingen, geen overeenstemming over de prijs werd bereikt tussen de Vlaamse regering of de door haar aangewezen derde en de aanvrager, dan kan, op verzoek van de meest gerede partij, deze prijs vastgesteld worden door een college van deskundigen.

Dit college bestaat uit drie leden, waarvan één aangesteld wordt door de aanvrager, één door de Vlaamse regering en één in onderling overleg door beide voornoemde leden. Bij gebrek aan overeenstemming wordt het derde lid van dit college, op verzoek van de meest gerede partij, aangesteld door de rechter.

Het college brengt zijn beslissing ter kennis van beide partijen binnen één maand na zijn aanstelling. § 3. De Vlaamse regering bepaalt de regels met betrekking tot de prijsbepaling, de vergoeding van de deskundigen en de te volgen procedure.

Art. 15.De aanvrager kan de onderhandelingen op elk moment afbreken.

Hij brengt dit per aangetekende brief ter kennis van de Vlaamse regering en, in voorkomend geval, van de door haar aangewezen derde.

Deze kennisgeving heeft tot gevolg dat elke aanvraag tot toestemming om het beschermd voorwerp buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen tot drie jaar na de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, onontvankelijk is.

Art. 16.§ 1. De Vlaamse regering of de door haar aangewezen derde brengt het aanbod, binnen tien maanden na ontvangst van het in artikel 12 bedoelde verzoek, per aangetekende brief ter kennis van de aanvrager. § 2. Indien de prijs overeenkomstig artikel 14, § 2, werd vastgesteld door een college van deskundigen, dan brengt de Vlaamse regering of de door haar aangewezen derde haar aanbod uit tegen de prijs die door het college van deskundigen vastgesteld is.

Art. 17.§ 1. De Vlaamse regering kan de in artikel 16 vastgestelde termijn met een periode van maximaal vier maanden verlengen, indien er ernstige aanwijzingen zijn dat binnen die periode alsnog een aanbod tegen de vastgestelde prijs kan worden geformuleerd door de Vlaamse regering of door een door haar aangewezen derde.

De Vlaamse regering brengt haar beslissing tot verlenging, binnen de in het eerste lid vastgestelde termijn, per aangetekende brief ter kennis van de aanvrager. § 2. Indien de Vlaamse regering of de door haar aangewezen derde, binnen de in artikel 16, of, in voorkomend geval, artikel 17, § 1, eerste lid, bedoelde termijn geen aanbod tegen de vastgestelde prijs geformuleerd heeft, of uitdrukkelijk heeft afgezien van een aanbod tegen de vastgestelde prijs, dan wordt alsnog toestemming verleend om het beschermd voorwerp buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen. Deze toestemming wordt gegeven binnen vijftien dagen na verloop van de toepasselijke termijn of na verzending van de beslissing tot afzien van het aanbod.

Art. 18.De aanvrager kan het aanbod van de Vlaamse regering of van van de door haar aangewezen derde afwijzen. Hij brengt dit per aangetekende brief ter kennis van de Vlaamse regering en, in voorkomend geval, van de door haar aangewezen derde, binnen één maand na ontvangst van het aanbod.

Deze kennisgeving heeft tot gevolg dat elke aanvraag tot toestemming om het beschermd voorwerp buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen tot drie jaar na de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, onontvankelijk is.

Bij gebrek aan een aangetekende brief binnen deze termijn, wordt de eigenaar geacht het aanbod te hebben aanvaard. HOOFDSTUK VI. - Financiering van de verwerving van beschermde voorwerpen : het Topstukkenfonds

Art. 19.§ 1. Om de aankoop van beschermde voorwerpen mogelijk te maken wordt een Fonds opgericht, het Topstukkenfonds geheten.

Dit Fonds heeft rechtspersoonlijkheid. Het wordt opgericht als een organisme behorende tot categorie A als bedoeld in de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

De bepalingen van die wet zijn van toepassing op het Topstukkenfonds voorzover er in dit decreet niet wordt van afgeweken. § 2. Het Topstukkenfonds heeft tot taak om met zijn middelen de eigendom of de medeëigendom van beschermde voorwerpen te verwerven in naam en voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap. § 3. De middelen van dit Fonds zijn : 1° dotaties ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap;2° het eventuele saldo op het einde van het voorgaande begrotingsjaar;3° de opbrengsten van eigen thesauriebeheer en toevallige ontvangsten;4° de terugvorderingen van ten onrechte gedane betalingen;5° schenkingen en legaten;6° eventuele middelen vanuit het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige investeringsuitgaven. De dotaties, bedoeld in 1°, worden onmiddellijk toegekend en integraal gestort op de finaciële rekening van het Fonds. § 4. Het Topstukkenfonds wordt beheerd door de Vlaamse regering. Zij regelt de werking en het beheer van het Fonds. Zij kan daarbij sommige van haar uitvoeringsbevoegdheden delegeren aan de leidend ambtenaar die zij daartoe aanwijst. § 5. De Vlaamse regering stelt de nodige diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden van haar diensten ter beschikking van het Fonds. § 6. De Vlaamse regering stelt jaarlijks een verslag op over de werking en het beheer van het Topstukkenfonds tijdens het voorbije begrotingsjaar. Dit verslag wordt aan het Vlaams Parlement meegedeeld. HOOFDSTUK VII. - Toezicht- en strafbepalingen

Art. 20.§ 1. Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren die de Vlaamse regering aanwijst, belast met het toezicht op de naleving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook met de opsporing en de vaststelling van de inbreuken op dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Deze ambtenaren worden voor de toepassing van dit decreet bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.

De aldus aangestelde ambtenaren oefenen hun bevoegdheden uit onder toezicht van de procureur-generaal. § 2. Zij maken een proces-verbaal op van de inbreuken. Dat heeft bewijswaarde tot het tegendeel bewezen is.

De geverbaliseerde krijgt een voor eensluidend verklaard afschrift toegezonden binnen vijftien dagen na de vaststelling van de inbreuk. § 3. In het kader van deze opdracht en indien er voldoende aanwijzingen voorhanden zijn om aan te nemen dat de beschermde voorwerpen, de inlichtingen of de documenten daarover zich bevinden in vertrekken die als woning dienst doen, kunnen huiszoekingen verricht worden. Die moeten plaatsvinden tussen 5 en 21 uur hetzij met machtiging van de rechter in de politierechtbank, hetzij met voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner, hetzij bij betrapping op heterdaad. Deze huiszoekingen worden ten minste verricht door één officier van de gerechtelijke politie, of door twee officieren van de gerechtelijke politie indien het door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren bedoeld in artikel 20, § 1, betreft.

Art. 21.De ambtenaren en officieren, genoemd in artikel 20, kunnen bevelen om de werkzaamheden die in overtreding zijn met de bepalingen die bij of krachtens dit decreet zijn opgelegd, stil te leggen. Zo nodig doen zij een beroep op de gewapende macht en gaan zij over tot de gerechtelijke verzegeling en de inbeslagname van het beschermd voorwerp en de werk- en voertuigen. Al deze maatregelen worden in het proces-verbaal vermeld.

Art. 22.§ 1. De volgende personen worden gestraft met een geldboete van 100 euro tot 100.000 euro en met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand of met een van deze straffen alleen : 1° de eigenaars, bezitters en houders die, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9, § 2, hun beschermde voorwerpen niet in goede staat bewaren of nalaten de algemene of bijzondere beschermingsvoorschriften na te leven;2° de eigenaars, bezitters en houders van beschermde voorwerpen die zonder toestemming van de Vlaamse regering en fysische ingreep doen in een beschermd voorwerp of nalaten de opgelegde voorwaarden na te leven;3° de eigenaars, bezitters en houders die door de Vlaamse regering worden aangeschreven krachtens artikel 5, § 3 en § 5, die verzuimen de daarin verplichte kennisgevingen te doen;4° de eigenaars, bezitters en houders van beschermde voorwerpen die verzuimen de door artikel 9, § 4, opgelegde kennisgevingen te doen. § 2. De volgende personen worden gestraft met een geldboete van 26 euro tot 200 euro en een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden, of met een van deze straffen alleen : de eigenaars, bezitters en houders van beschermde voorwerpen die de ambtenaren of officieren, genoemd in artikel 20, opzettelijk belemmeren of hinderen bij de uitvoering van hun opdrachten, onverminderd de toepassing van de straffen, bepaald bij artikel 271 tot en met 274 van het Strafwetboek.

Art. 23.§ 1. Op vordering van de Vlaamse regering beveelt de rechtbank aan de veroordeelde op basis van artikel 22, § 1 : 1° de nodige maatregelen tot instandhouding en onderhoud te nemen om het verder verval van het beschermd voorwerp tegen te gaan;2° het beschermd voorwerp te restaureren onder toezicht en met naleving van de richtlijnen van de Vlaamse Gemeenschap;3° een borgsom te storten in de Deposito- en Consignatiekas.Deze borgsom wordt vastgesteld op basis van de geschatte kosten voor de instandhouding, het onderhoud en de restauratie van het beschermd voorwerp.

Het vonnis bepaalt tevens dat de in 3° bepaalde geldsom aan de veroordeelde wordt terugbetaald na de uitvoering van de in het vonnis opgelegde maatregelen en dat bij ontstentenis van een betaling het beschermd voorwerp als borg wordt beschouwd. § 2. Voor het geval dat de in het vonnis opgelegde maatregelen tot conservatie en restauratie niet binnen de vastgestelde termijn werden uitgevoerd, beveelt het vonnis dat de Vlaamse Gemeenschap van ambtswege in de uitvoering ervan kan voorzien, op kosten van de veroordeelde.

Alle kosten worden, ten laste van de veroordeelde, op de gestorte borgsom aangerekend.

Het saldo van de borgsom blijft integraal aan de Vlaamse Gemeenschap verworven, onverminderd de schadeloosstelling en de opgelegde dwangsom.

In het geval dat het beschermd voorwerp als borg werd beschouwd, wordt het, na vijf jaar vanaf het vonnis, bedoeld in § 1, definitief eigendom van de Vlaamse Gemeenschap, tenzij de veroordeelde voor afloop van deze termijn alsnog zijn door de rechter opgelegde verplichting tot het storten van een borgsom nakomt. § 3. De rechten van de burgerlijke partij zijn in geval van rechtstreeks herstel beperkt tot de door de Vlaamse regering gevorderde wijze van herstel, onverminderd het recht om vergoeding van de schade te eisen van de veroordeelde.

Art. 24.§ 1. Degene die zonder toestemming een beschermd voorwerp buiten de Vlaamse Gemeenschap brengt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten minste vier maanden en ten hoogste vijf jaar en een geldboete van 300 euro tot 100.000 euro of met een van deze straffen alleen. § 2. De in § 1 vermelde straffen worden verdubbeld : 1° indien de inbreuk gepleegd wordt door een persoon die uit hoofde van zijn beroep of activiteit met betrekking tot de beschermde voorwerpen een daad van koophandel stelt of door degene die bij die verrichtingen als tussenpersoon optreedt;2° indien de inbreuk het onmogelijk heeft gemaakt om het beschermd voorwerp op korte termijn binnen de Vlaamse Gemeenschap terug te brengen.

Art. 25.§ 1. Op vordering van de Vlaamse regering beveelt de rechtbank aan de veroordeelde, op basis van artikel 24 : 1° het beschermd voorwerp terug te brengen binnen de Vlaamse Gemeenschap binnen een door de rechtbank vastgestelde termijn die niet langer is dan één jaar;2° een borgsom te betalen in de Depositio- en Consignatiekas die de rechtbank vaststelt op basis van de internationale marktwaarde van het beschermd voorwerp, vermeerderd met de geschatte kosten voor de terugkeer ervan.Het vonnis beveelt tevens dat de in 2° bepaalde geldsom aan de veroordeelde wordt terugbetaald na uitvoering van de in het vonnis opgelegde maatregelen, in voorkomend geval verminderd met een bedrag als vergoeding voor de schade of minderwaarde die het beschermd voorwerp vertoont in de teruggebrachte staat. Het vonnis beveelt eveneens dat bij ontstentenis van een betaling het teruggebrachte voorwerp als borg wordt beschouwd. § 2. Voor het geval dat het beschermd voorwerp na verloop van de in het vonnis vastgestelde termijn niet binnen de Vlaamse Gemeenschap is teruggebracht, beveelt het vonnis dat de Vlaamse Gemeenschap van ambtswege in de uitvoering ervan kan voorzien, op kosten van de veroordeelde. Alle kosten van transport en verzekering en andere noodzakelijke uitvoeringskosten worden, ten laste van de veroordeelde, op de gestorte borgsom aangerekend.

Het saldo van de borgsom blijft integraal aan de Vlaamse Gemeenschap verworven, onverminderd de schadeloosstelling en de opgelegde dwangsom.

Indien het teruggebrachte beschermd voorwerp als borg werd beschouwd, wordt het na vijf jaar, vanaf het vonnis, bedoeld in § 1, definitief eigendom van de Vlaamse Gemeenschap, tenzij de veroordeelde voor de afloop deze termijn alsnog zijn door de rechter opgelegde verplichting tot storting van een borgsom nakomt. § 3. De rechten van de burgerlijke partij zijn in geval van rechtstreeks herstel beperkt tot de door de Vlaamse regering gevorderde wijze van herstel, onverminderd het recht om vergoeding van de schade te eisen van de veroordeelde.

Art. 26.Elke persoon die, in welke hoedanigheid ook, betrokken is bij de uitvoering en de toepassing van dit decreet, is verplicht tot volstrekte geheimhouding van alle zaken waarvan hij kennis krijgt bij de uitvoering van zijn taken. Hij is verplicht om de volstrekte vertrouwelijkheid van alle gegevens die hij vaststelt of die hem toevertrouwd zijn krachtens dit decreet, in welke vorm ook, te bewaren.

Overtredingen van deze geheimhoudingsplicht worden gestraft met de straffen van artikel 458 van het Strafwetboek. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 27.Het decreet van 17 november 1982 houdende de bescherming van het roerend cultureel patrimonium wordt opgeheven.

Art. 28.De gevolgen die dit decreet verbindt aan de opname van een goed of verzameling in de lijst, gelden van rechtswege voor de voorwerpen die beschermd zijn op grond van het voornoemde decreet van 17 november 1982.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 24 januari 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN (1) Zitting 2002-2003 Stukken Ontwerp van decreet : 1339 - Nr.1 Amendement : 1339 - Nr. 2 Verslag : 1339 - Nr. 3 Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1339 - Nr. 4 Handelingen Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 15 januari 2003.

^