Etaamb.openjustice.be
Decreet van 25 april 2019
gepubliceerd op 10 mei 2019

Decreet betreffende de instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest inzake het vrije verkeer van personen met een handicap

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2019012207
pub.
10/05/2019
prom.
25/04/2019
ELI
eli/decreet/2019/04/25/2019012207/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2019. - Decreet betreffende de instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest inzake het vrije verkeer van personen met een handicap


De vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft aangenomen en Wij, het College, bekrachtigen en bekondigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Onderhavig decreet regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 128 van de Grondwet.

Art. 2.Er wordt ingestemd met het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest inzake het vrije verkeer van personen met een handicap.

Art. 3.Onderhavig decreet treedt in werking op de dag van de bekendmaking van de laatste wetgevingshandeling tot instemming.

Gedaan te Brussel, op 25 april 2019.

Vanwege het College : De Minister president van het College, F. LAANAN Het Collegelid bevoegd voor Bijstand aan Personen met een Handicap, C. FREMAULT

Samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschapscommissie en het Waals Gewest inzake het vrije verkeer van personen met een handicap Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 92bis, §§ 1, 5 en 6, ingevoegd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd door de bijzondere wetten van 16 juli 1993 en 6 januari 2014;

Overwegende dat het samenwerkingsakkoord van 29 oktober 2008 tussen de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest inzake het vrij verkeer van personen met een handicap op 31 december 2011 verlopen is;

Overwegende dat gezien de evolutie van het institutionele landschap de modaliteiten van dit akkoord herzien moeten worden;

De Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd in de persoon van mevrouw Fadila Laanan, minister-president en mevrouw Céline Fremault, minister van Gezinnen, Personen met een Handicap, Sociale Actie en Internationale Betrekkingen;

Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering in de persoon van diens minister-president, de heer Willy Borsus en in de persoon van diens vice-president en minister van Maatschappelijk Welzijn, Volksgezondheid, Gelijkheid van Kansen, Openbaar Ambt en Administratieve Vereenvoudiging, Mevrouw Alda Greoli;

Zijn overeengekomen wat volgt: HOOFDSTUK 1. - Définitions

Artikel 1.Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder: 1° de overeenkomstsluitende partijen: het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;2° de bevoegde organen: a) voor de Franse Gemeenschapscommissie: le service Phare;b) voor het Waals Gewest: l'Agence wallonne de la Santé, de la Protection sociale, du Handicap et des Familles;3° de regelgevingen: a) voor de Franse Gemeenschapscommissie: het decreet van 17 januari 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/01/2014 pub. 03/10/2014 numac 2014031571 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende de inclusie van personen met een handicap sluiten betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon;b) Voor het Waals Gewest: het tweede deel, boeken I en IV van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, alsook het tweede deel, boek V van het Waals regelgevend Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;4° persoon met een handicap: a) voor de Franse Gemeenschapscommissie: de persoon bedoeld in artikel 2, 2° van het decreet van 17 januari 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/01/2014 pub. 03/10/2014 numac 2014031571 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende de inclusie van personen met een handicap sluiten betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon;b) voor het Waals Gewest: de persoon bedoeld in artikel 261 van de Code wallon de l'action sociale et de la santé;5° de dienst: elk orgaan, dienst, centrum, instelling, vereniging, woning of onderneming die: a) ofwel uitgaat van de toezichthoudende overheid van elke overeenkomstsluitende partij;b) ofwel erkend of gesubsidieerd wordt door de toezichthoudende overheid van elke overeenkomstsluitende partij in het kader van diens bevoegdheden met betrekking tot het beleid inzake personen met een handicap;6° dienstverrichting: elk hulpmiddel of elke tegemoetkoming die toegekend wordt aan een dienst voor het ten laste nemen van: a) opvang of verblijf, met inbegrip van de benoemde plaatsen en overeenkomsten;b) tewerkstelling in een maatwerkbedrijf. De dienstverrichtingen omvatten de volgende diensten: In het Waals Gewest: - de verblijfsdiensten voor volwassenen; - de diensten voor begeleid wonen; - de dagopvangdiensten voor volwassenen; - de verblijfsdiensten voor jongeren; - de gespecialiseerde opvangdiensten voor jongeren; - de dagopvangdiensten voor jongeren; - de diensten voor plaatsing in een gezin; - de maatwerkbedrijven;

In de Franse Gemeenschapscommissie: - de dagcentra (of centra voor dagactiviteiten); - de diensten ter ondersteuning van schoolse en buitenschoolse inclusie (of dagcentra voor schoolgaande kinderen); - de diensten voor inclusieve woningen; - de verblijfscentra (of aangepaste collectieve woningen); - de diensten voor gezinsopvang; - de diensten voor deelname aan collectieve activiteiten; - de maatwerkbedrijven; 7° de collectieve verrichting: elke prestatie die door de overeenkomstsluitende partijen toegekend wordt aan de diensten in het kader van uitrusting en de infrastructuren;8° de individuele verrichting: a) voor het Waals Gewest: (1) elke ondersteuning voor tewerkstelling ten gunste van privé- of overheidsbedrijven, met inbegrip van de maatwerkbedrijven, zoals bedoeld in het tweede deel, boek V, titel IX, hoofdstuk V van het Waals regelgevend Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;(2) elke tegemoetkoming met betrekking tot het beroepsaanpassingscontract, zoals bedoeld in het tweede deel, boek V, titel IX, hoofdstuk V, afdeling 3 van het Waals regelgevend Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;(3) elk hulpmiddel zoals bedoeld in artikels 784 tot 820 van het Waals regelgevend Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;b) voor de Franse Gemeenschapscommissie: elk hulpmiddel zoals bedoeld in artikel 22 en artikel 46, 1° van het decreet van 17 januari 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/01/2014 pub. 03/10/2014 numac 2014031571 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende de inclusie van personen met een handicap sluiten betreffende de insluiting van de gehandicapte persoon.9° de minister: de minister van de Waalse Regering die het Beleid inzake personen met een handicap tot zijn bevoegdheden heeft;10° het Collegelid: het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie die het Beleid inzake personen met een handicap tot zijn bevoegdheden heeft. HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen

Art. 2.Elke overeenkomstsluitende partij verbindt zich, tegen de voorwaarden en binnen de grenzen zoals bepaald in onderhavig akkoord, ertoe de vrijheid van verkeer van personen met een handicap die gedomicilieerd zijn op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij, alsook de vrije keuze voor de dienst die zich op zijn grondgebied bevindt en onder zijn bevoegdheid valt, te garanderen.

De diensten garanderen de vrijheid van verkeer zoals bedoeld in lid 1.

Art. 3.Elke overeenkomstsluitende partij is bevoegd om zich uit te spreken over de toekenning van de dienstverrichtingen geleverd door een dienst die zich op zijn grondgebied bevindt ten gunste van een persoon met een handicap die op een ander grondgebied gedomicilieerd is.

Art. 4.Elke overeenkomstsluitende partij neemt de dienstverrichtingen zoals bepaald door haar regelgeving ten laste door vrije toegang te verlenen tot haar diensten.

Art. 5.De overeenkomstsluitende partijen zijn niet bevoegd voor het beslissen over of ten laste nemen van de collectieve verrichtingen in verband met de diensten die zich op het grondgebied van de andere partij bevinden.

Art. 6.De overeenkomstsluitende partijen zijn niet bevoegd voor het beslissen over of ten laste nemen van de individuele verrichtingen in verband met de personen met een handicap die zich op het grondgebied van de andere partij bevinden. HOOFDSTUK 3. - Toegangsmodaliteiten voor de diensten

Art. 7.§ 1er. De aanvraag van een persoon met een handicap die gedomicilieerd is op het grondgebied van een van de overeenkomstsluitende partijen voor de toegang tot een dienst die zich op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij bevindt, is gericht aan het bevoegde orgaan van deze andere partij. § 2. Alvorens zich uit te spreken over de aanvraag kan het bevoegde orgaan van de andere partij het volgende vragen aan het bevoegde orgaan van de partij op wier grondgebied de persoon met een handicap gedomicilieerd is: 1° het afschrift van het dossier dat in naam van de persoon met een handicap is samengesteld;2° het afschrift van de gemotiveerde beslissingen tot toekenning of weigering van een tegemoetkoming die het genomen heeft ten aanzien van de persoon met een handicap;3° de mededeling dat er geen dossier in naam van de persoon met een handicap is samengesteld. Het bevoegde orgaan van de partij op wier grondgebied de persoon met een handicap gedomicilieerd is, maakt binnen de twee weken de in lid 1 bedoelde informatie over, bij voorkeur op elektronische wijze.

Art. 8.Het bevoegde orgaan van de andere overeenkomstsluitende partij spreekt zich over de aanvraag uit op dezelfde manier als dat het zich zou uitspreken over de aanvraag van een persoon met een handicap die op haar eigen grondgebied gedomicilieerd is en zich in dezelfde situatie van handicap bevindt.

Art. 9.Het bevoegde orgaan van de andere partij kan ofwel: 1° een gelijkaardige beslissing die genomen is door de partij op wier grondgebied de persoon met een handicap gedomicilieerd is, als geldig beschouwen;2° een individuele beslissing nemen wanneer er geen beslissing is over de gevraagde prestatie;3° een nieuwe beslissing nemen, indien de voorwaarden die op zijn grondgebied toegepast worden verschillend zijn van de voorwaarden van de partij op wier grondgebied de persoon met een handicap gedomicilieerd is.

Art. 10.Voor elke beslissing zoeken de bevoegde organen naar de eenvoudigste manier ten gunste van de personen met een handicap en de diensten door eenzelfde aanspreekpunt voor het administratief beheer te bepalen.

Art. 11.De bevoegde organen brengen elkaar op de hoogte van de beslissingen die ze nemen, bij voorkeur op elektronische wijze. HOOFDSTUK 4. - Samenwerkingsmodaliteiten

Art. 12.Er wordt een samenwerkingscommissie opgericht.

De samenwerkingscommissie is paritair samengesteld uit zes leden.

De minister en het collegelid stellen elk hun vertegenwoordiger aan, alsook twee vertegenwoordigers van het orgaan dat bevoegd is voor hun grondgebied.

Art. 13.§ 1. De samenwerkingscommissie doet het volgende om bij te dragen tot de verbetering van de beleidslijnen inzake opvang en bijstand aan personen met een handicap: 1° ze ziet toe op de goede toepassing van de principes van vrij verkeer en vrije keuze zoals vastgelegd in onderhavig samenwerkingsakkoord;2° ze schenkt bijzondere aandacht aan de tenlasteneming van personen met een zware zorgbehoevendheid;3° ze beoordeelt de kwaliteit van de verrichtingen, de ontwikkeling van het dienstenaanbod in functie van de noden en het zoeken naar complementariteit in het dienstenaanbod op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen;4° ze verzekert de opvolging van de beslissingen die ze neemt;5° ze organiseert jaarlijks een uitwisseling van alle relevante informatie;6° ze evalueert de toepassing van onderhavig samenwerkingsakkoord, bezorgt elk jaar vóór 31 maart een verslag aan de Regering en het College en stelt desgevallend financiële compensatiemodaliteiten voor. § 2. Naar aanleiding van het opstellen van het jaarverslag zoals bepaald in 6° van paragraaf 1 beoordeelt de samenwerkingscommissie de kwaliteit van de verrichtingen, de ontwikkeling van het dienstenaanbod in functie van de noden en het zoeken naar complementariteit in het dienstenaanbod op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen, alsook de maatregelen ten gunste van personen met een handicap die in de verschillende domeinen genomen zijn. Kwantitatieve elementen met betrekking tot de nieuwe aangereikte oplossingen en hun kostprijs zullen ook vermeld worden, rekening houdend met het gewest waar de begunstigden afkomstig van zijn.

Voor de eerste keer wordt het in paragraaf 1, 6° bedoelde jaarverslag vóór 31 maart 2020 aan de Regering en het College gericht. § 3. In de veronderstelling dat het in paragraaf 1, 6° bedoelde jaarverslag wijst op een duidelijk financieel onevenwicht in de dienstverrichtingen die, vanaf de inwerkingtreding van onderhavig akkoord, gepresteerd zijn door diensten die zich op het grondgebied bevinden van een overeenkomstsluitende partij ten gunste van begunstigden afkomstig van de andere overeenkomstsluitende partij, stelt de samenwerkingscommissie vóór 31 maart volgend op het betreffende jaar aan de Regering en het College het bedrag voor van de financiële compensatie die verschuldigd is aan de overeenkomstsluitende partij die meer personen met een handicap heeft opgevangen.

Voor de beoordeling van het duidelijk onevenwicht wordt 2016 beschouwd als het referentiejaar van evenwicht wat betreft de globale dienstverrichtingen die gepresteerd zijn door de diensten die zich bevinden op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij ten gunste van begunstigden van de andere overeenkomstsluitende partij.

Elke variatie met betrekking tot dit referentiejaar wordt beschouwd ten opzichte van de gemiddelde kostprijs van de tenlastenemingen in beide overeenkomstsluitende partijen. In de veronderstelling dat een verrichting enkel zou bestaan op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij is de beschouwde kostprijs de kostprijs van de verrichting voor de overeenkomstsluitende partij. § 4. Wordt beschouwd als begunstigde afkomstig van de andere overeenkomstsluitende partij, de begunstigde die bij de eerste beslissing tot tenlasteneming die ten minste vijf jaar vóór het in paragraaf 1, 6° bedoelde jaarverslag genomen is, gedomicilieerd was op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij. § 5. Bij gebrek aan consensus tussen de aanwezige leden bezorgt de samenwerkingscommissie de nuttige gegevens aan de overeenkomstsluitende partijen en brengt zij hen op de hoogte van de verschillen. § 6. De samenwerkingscommissie komt twee keer per jaar of op uitdrukkelijk verzoek van een van haar leden samen. § 7. De samenwerkingscommissie bepaalt haar huishoudelijk reglement en legt het ter goedkeuring voor aan de minister en het Collegelid.

Art. 14.Er wordt een permanente technische cel opgericht, samengesteld uit ambtenaren die aangesteld zijn door de bevoegde organen.

De permanente technische cel pleegt overleg: 1° over elke beslissing gericht op het vrijwaren van de principes van vrij verkeer en vrije keuze van personen met een handicap;2° over de tenlasteneming van individuele noodsituaties van personen met een zware zorgbehoevendheid. De permanente technische cel past voor het inschatten van de prioriteitsgraad van de opvang van personen met een zware zorgbehoevendheid de criteria toe die vastgelegd zijn in de regelgeving van het grondgebied waarop de dienst gevestigd is.

De permanente technische cel komt samen wanneer de omstandigheden dat vereisen. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 15.Onderhavig akkoord treedt in werking op 1 januari 2019.

Art. 16.Dit samenwerkingsakkoord wordt voor een onbepaalde duur gesloten.

Elke partij die deelneemt aan onderhavig samenwerkingsakkoord kan dit akkoord op ieder moment verbreken door een schriftelijke kennisgeving gericht aan de andere partijen. Deze verbreking treedt zes maanden na de kennisgeving in werking.

Art. 17.De geschillen tussen de overeenkomstsluitende partijen met betrekking tot de interpretatie of de uitvoering van onderhavig akkoord worden beslecht door een rechtscollege zoals bedoeld in artikel 92bis, §§ 5 en 6 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen.

Opgemaakt te Brussel, in twee originele exemplaren, 31 december 2018.

Voor het Waals Gewest : De Minister-President, W. BORSUS De Vice-President en Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. GREOLI Voor de Franse Gemeenschapscommissie : De Minister-President, F. LAANAN De Minister van Sociale Actie, C. FREMAULT .

^