Etaamb.openjustice.be
Decreet van 25 mei 2007
gepubliceerd op 01 juni 2007

Decreet houdende verschillende maatregelen inzake hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2007029054
pub.
01/06/2007
prom.
25/05/2007
ELI
eli/decreet/2007/05/25/2007029054/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 MEI 2007. - Decreet houdende verschillende maatregelen inzake hoger onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Bepalingen betreffende het personeel van de universiteiten van de Franse Gemeenschap HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende de toekenning van een vakantiegeld en een haard- en standplaatstoelage

Artikel 1.Artikel 23 van het decreet van 20 juli 2006 houdende verschillende maatregelen inzake leerplichtonderwijs, hoger onderwijs, cultuur en permanente opvoeding wordt aangevuld met het volgende lid : 1.1 « Het is eveneens van toepassing op het onderwijzend personeel bedoeld in artikel 21 van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat en op het personeel bedoeld in artikel 50 van dezelfde wet.

Art. 2.In artikel 26 van hetzelfde decreet, worden de woorden « alsook aan de leden van de niveaus 2, 3 en 4 van het personeel bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van het bestuurs- en toegevoegd personeel, hulppersoneel voor onderzoek, beheerspersoneel, de kinderverzorgsters, werkopzichters en tekenaars, het paramedisch en gespecialiseerd personeel van de universiteiten en de universitaire faculteit van de Franse Gemeenschap » ingevoegd tussen de woorden « gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap » en « vastgesteld op 70 % ».

Art. 3.In artikel 12 van het decreet van 4 mei 2005 houdende uitvoering van het Akkoordprotocol van 7 april 2004 tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de representatieve vakverenigingen binnen het Onderhandelingscomité van Sector IX en van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling II, wordt het volgende lid ingevoegd tussen de eerste en tweede leden : 1.2 « Die bepalingen zijn eveneens van toepassing op het onderwijzend personeel bedoeld in artikel 21 van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat en op het personeel bedoeld in artikel 50 van dezelfde wet. »

Art. 4.In artikel 13, § 3 van hetzelfde decreet, worden de woorden « naar het Algemeen bestuur voor Onderwijspersoneel » vervangen door de woorden « naar gelang van het geval, naar het Algemeen bestuur voor Onderwijspersoneel of naar het bestuur voor het personeel van de universitaire instelling waaronder het ressorteert ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat

Art. 5.Artikel 22, § 2, van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat, ingevoegd door het decreet van 1 oktober 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : « In afwijking van § 1 en bij een met bijzondere redenen omklede beslissing van de raad van bestuur, kunnen de leden van het onderwijzend personeel op termijn worden aangesteld, zonder dat de duur van de termijn of de gecumuleerde termijnen vijf jaar mag overschrijden. Die beperking tot vijf jaar is echter niet van toepassing wanneer het deeltijds ambt een opdracht vertegenwoordigt die lager is dan 50 % In geen geval mag het aantal leerkrachten die op termijn worden aangesteld en dat overeenstemt met voltijdse ambten, hoger zijn dan tien procent van het aantal leden van het onderwijzend en wetenschappelijk personeel dat overeenstemt met voltijds equivalente ambten. »

Art. 6.Artikel 36 van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij de decreten van 31 maart 2004 en 4 mei 2005, wordt aangevuld met twee gedachtenstrepen, luidend als volgt : - vanaf 1 december 2005, een aanvangswedde van 33.952,10 euro, achtereenvolgens om de drie jaar opgevoerd tot 36.404,50 euro, 38.856,90 euro, 41.309,30 euro, 43.761,70 euro, 46.214,10 euro, 48.666,50 euro, 51.118,90 euro en 53.571 euro. - vanaf 1 december 2006, een aanvangswedde van 34.073,87 euro, achtereenvolgens om de drie jaar opgevoerd tot 36.526, 27 euro, 38.978,67 euro, 41.431,07 euro, 43.883,47 euro, 46.335,87 euro, 48.788,27 euro, 51.240,67 euro en 53.693,07 euro. »

Art. 7.Artikel 37, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2005, wordt aangevuld met twee gedachtestrepen, luidend als volgt : « - vanaf 1 december 2005, een forfaitaire wedde, berekend op een basis van 4.244,04 euro per wekelijks lesuur over het jaar van een onderwijs bepaald in het programma vastgesteld door de raad van bestuur, zonder dat zij minder dan 2.122,02 euro en meer dan 33.952,17 euro mogen ontvangen. - vanaf 1 december 2006, een forfaitaire wedde, berekend op de basis van 4.259,26 euro per wekelijks lesuur over het jaar van een onderwijs bepaald in het programma vastgesteld door de raad van bestuur, zonder dat zij minder dan 2.129,63 euro en meer dan 34.073,94 euro mogen ontvangen. ».

Art. 8.Artikel 38 van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij de decreten van 31 maart 2004 en 4 mei 2005, wordt aangevuld met twee gedachtenstrepen, luidend als volgt : « - vanaf 1 december 2005, een aanvangswedde van 39.823,09 euro, achtereenvolgens om de drie jaar opgevoerd tot 43.353,02 euro, 46.882,95 euro, 50.412,88 euro, 53.942,81 euro, 57.472,74 euro en 61 002,67 euro. - vanaf 1 december 2006, een aanvangswedde van 39.944,86 euro, achtereenvolgens om de drie jaar opgevoerd tot 43.474,79 euro, 47.004,72 euro, 50.534,65 euro, 54.064,58 euro, 57.594,51 euro en 61.124,44 euro, »

Art. 9.Artikel 39 van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2005, wordt aangevuld met twee gedachtestrepen, luidend als volgt : « - vanaf 1 december 2005, een forfaitaire wedde, berekend op een basis van 4.640,42 euro per wekelijks lesuur over het jaar van een onderwijs bepaald in het programma vastgesteld door de raad van bestuur, zonder dat zij meer dan 37.123,29 euro mogen ontvangen. - vanaf 1 december 2006, een forfaitaire wedde, berekend op de basis van 4.655,64 euro per wekelijks lesuur over het jaar van een onderwijs bepaald in het programma vastgesteld door de raad van bestuur, zonder dat zij meer dan 37.245,06 euro mogen ontvangen. ».

Art. 10.Artikel 39bis van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2005, wordt aangevuld met twee gedachtestrepen, luidend als volgt : « - vanaf 1 december 2005, een aanvangswedde van 44.653,55 euro, achtereenvolgens om de drie jaar opgevoerd tot 49.409,66 euro, 54.165,77 euro, 58.921,88 euro, 63.677,99 euro en 68.434,10 euro. - vanaf 1 december 2006, een aanvangswedde van 44.775,32 euro, achtereenvolgens om de drie jaar opgevoerd tot 49.531,43 euro, 54.531,43, 54.287,54 euro, 59.043,65 euro, 63.799,76 euro en 68.555,87 euro. »

Art. 11.Artikel 39 ter, eerste lid van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 27 december 1993 en gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2005, wordt aangevuld met twee gedachtenstrepen, luidend als volgt : « - vanaf 1 december 2005, een forfaitaire wedde, berekend op een basis van 5.044,19 euro per wekelijks lesuur over het jaar van een onderwijs bepaald in het programma vastgesteld door de raad van bestuur, zonder dat zij meer dan 40.353,45 euro mogen ontvangen. - vanaf 1 december 2006, een forfaitaire wedde, berekend op een basis van 5.059,41 euro per wekelijks lesuur over het jaar van een onderwijs bepaald in het programma vastgesteld door de raad van bestuur, zonder dat zij meer dan 40.475,22 euro mogen ontvangen. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het administratief statuut van het bestuurs- en toegevoegd personeel, hulppersoneel voor onderzoek, beheerspersoneel, de kinderverzorgsters, werkopzichters en tekenaars, het paramedisch en gespecialiseerd personeel van de universiteiten en de universitaire faculteit van de Franse Gemeenschap

Art. 12.Artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 30 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van het bestuurs- en toegevoegd personeel, hulppersoneel voor onderzoek, beheerspersoneel, de kinderverzorgsters, werkopzichters en tekenaars, het paramedisch en gespecialiseerd personeel van de universiteiten en de universitaire faculteit van de Franse Gemeenschap, gewijzigd bij het decreet van 22 oktober 2003, wordt vervangen door het volgende lid : « Die personeelsleden worden gerangschikt in categorieën en, eventueel, in groepen binnen de categorieën. Die categorieën en groepen zijn : categorie 1. bestuurs- en toegevoegd personeel; categorie 2. administratief personeel, hulppersoneel voor onderzoek, beheerspersoneel, kinderverzorgster, werkopzichter, tekenaar; categorie 3. paramedisch personeel; categorie 4. gespecialiseerd personeel. »

Art. 13.Artikel 62 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het decreet van 22 oktober 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. Met de hoedanigheid van ambtenaar is onverenigbaar, elke activiteit of bezigheid die hetzij door het personeelslid zelf, hetzij door een tussenpersoon verricht wordt en die het vervullen van de ambtsplichten in de weg kan staan of met de waardigheid van het ambt in strijd is.

Met de hoedanigheid van ambtenaar wordt bovendien onverenigbaar geacht, elke, zelfs onbezoldigde, opdracht of dienst, in particuliere zaken met winstoogmerk, met uitzondering van : 1° de opdrachten die namens de universiteit of universitaire faculteit van de Franse Gemeenschap in privé-ondernemingen uitgeoefend worden;2° de opdrachten of diensten voor de uitvoering waarvan de ambtenaar de toestemming van de raad van bestuur heeft gekregen.» § 2. De raad van bestuur kan de cumulatie van activiteiten in privé- of openbare zaken toelaten onder de volgende voorwaarden : 1° de cumulatie heeft geen betrekking op een activiteit of bezigheid die met de hoedanigheid van ambtenaar onverenigbaar is;2° de cumulatie heeft geen betrekking op aanvullende activiteitsperioden die de normale uitoefening van zijn ambt door de ambtenaar onmogelijk maken;3° de cumulatie is niet van aard om bij het publiek verwarring te scheppen tussen de ambtelijke activiteiten en de privé-activiteiten van de ambtenaar. De weigering van de cumulatie van activiteiten, steunend op een andere onverenigbaarheid of omstandigheid dan deze die bedoeld zijn in de punten 2° en 3° van het vorige lid, alsook de weigering van de cumulatie van activiteiten betreffende een opdracht uitgeoefend namens een andere universiteit of universitaire faculteit van de Franse Gemeenschap in privé-ondernemingen worden door de raad van bestuur beslist.

De beslissing van de raad van bestuur een opdracht bedoeld in artikel 62, § 1, tweede lid, 1°, aan een ambtenaar toe te vertrouwen, brengt van rechtswege de toelating tot cumulatie voor de uitoefening van die opdracht met zich mede.

De ambtenaren die een toelating tot cumulatie hebben gekregen in een activiteitensector die aan hun rechtstreekse administratieve, budgettaire of financiële controle onderworpen wordt, voor de activiteit die ze in het kader van een cumulatie uitoefenen, en, in voorkomend geval, de derde instelling voor de rekening waarvan die activiteit wordt uitgeoefend, zorgen ervoor dat die controle op onafhankelijke wijze door een andere ambtenaar wordt uitgeoefend. § 3. De bepalingen van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de stagiairs. »

Art. 14.Artikel 69 bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het decreet van 3 maart 2004, wordt aangevuld met de woorden « met uitzondering van de bepalingen betreffende de raad van beroep en het medisch toezicht die respectief door de artikelen 61 en 63 worden geregeld ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de bezoldigingsregeling voor het bestuurs- en toegevoegd personeel, het administratief personeel, het hulppersoneel voor onderzoek, het beheerspersoneel, de kinderverzorgsters, werkopzichters en tekenaars, het paramedisch en gespecialiseerd personeel van de universiteiten en universitaire faculteit van de Franse Gemeenschap

Art. 15.In artikel 6, tweede lid van het koninklijk besluit van 5 november 1971 tot vaststelling van de bezoldigingsregeling voor het bestuurs- en toegevoegd personeel, het administratief personeel, het hulppersoneel voor onderzoek, het beheerspersoneel, de kinderverzorgsters, werkopzichters en tekenaars, het paramedisch en gespecialiseerd personeel van de universiteiten en universitaire faculteit van de Franse Gemeenschap, vervangen door het decreet van 22 oktober 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « en in zijn kwalificatiegroep » worden geschrapt;b) de woorden « het wijzigingsbesluit » worden vervangen door de woorden « de wijzigingsbepaling ». TITEL II. - Bepalingen betreffende de organisatie van het hoger onderwijs HOOFDSTUK I. - Bepalingen voor het gehele hoger onderwijs Afdeling 1. - Wijziging van het decreet van 31 maart 2004 betreffende

de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten

Art. 16.Artikel 16, § 4, 1°, tweede lid, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten wordt aangevuld als volgt : « De Regering stelt die overeenstemming vast. »

Art. 17.Artikel 21, § 2, tweede lid, 2°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2005, wordt gewijzigd als volgt : De woorden « behalve voor de kredieten die specifiek zijn voor de didactische finaliteit » worden ingevoegd tussen de woorden « master, « en de woorden « voor de helft ... ». Afdeling 2. - Wijziging van het decreet van 16 juni 2006

tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs

Art. 18.In artikel 1, eerste lid, van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 2°, wordt het cijfer « 6 » vervangen door het cijfer »15 »;b) het punt 6° wordt aangevuld met de woorden « de termijn van 15 maanden bedoeld in 2° wordt echter verminderd tot 6 maanden voor de vader, de moeder, de wettelijke voogd of echtgenoot(ote) ».

Art. 19.Artikel 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door het volgende lid : « De academische overheden beperken het aantal studenten die zich inschrijven voor één van de cursussen bedoeld in artikel 3, zonder ingeschreven te zijn voor dezelfde cursus bij een universiteit van de Franse Gemeenschap in de loop van een vorig academiejaar. »

Art. 20.Artikel 6, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door het volgende lid : « De overheden van de hogescholen beperken het aantal studenten die zich inschrijven voor één van de cursussen bedoeld in artikel 7, zonder ingeschreven te zijn voor dezelfde cursus bij een hogeschool van de Franse Gemeenschap in de loop van het vorige academiejaar. » HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de universiteiten Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 27 juli 1971 op de financiering

en de controle van de universitaire instellingen

Art. 21.In artikel 32bis van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, ingevoegd bij het decreet van 31 maart 2004, en gewijzigd bij de decreten van 16 december 2005 en 20 juli 2006, wordt het volgende lid ingevoegd tussen de derde en vierde leden : « Wanneer de student de graad van doctor heeft behaald terwijl hij ingeschreven was voor de studies die leiden tot die graad in verschillende universitaire instellingen voor hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, wordt hij, in elke universitaire academie, in aanmerking genomen in verhouding tot het aantal studiepunten die werden behaald in die academie of in de universiteiten die er lid van zijn. Behalve andersluidende bepaling vastgesteld in de overeenkomst gesloten tussen de partnerinrichtingen, wordt de student geacht de studiepunten te hebben behaald op gelijke wijze in elke partnerinrichting. »

Art. 22.Artikel 39, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 26 juni 1992 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 november 2001 en bij de decreten van 31 maart 2004 en 16 juni 2006, wordt vervangen door het volgende lid : « Het bedrag van het inschrijvingsrecht voor één studiejaar, met inbegrip van de doctorale opleiding, wordt op 545,37 euro vastgesteld.

De student die zich inschrijft voor studies die leiden tot de graad van doctor betaalt dat bedrag maar één keer. Die betaling stelt hem vrij van het inschrijvingsrecht voor de doctorale opleiding. ».

Art. 23.In artikel 43, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 1 oktober 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, wordt de datum van « 31 maart » vervangen door de datum van « 30 juni » en worden de woorden « in artikel 29 » vervangen door de woorden « in de hoofdstukken I en I bis van deze titel »;b) in het tweede lid, worden de woorden « twee maanden » vervangen door de woorden « drie maanden ». Afdeling 2. - Wijziging van het decreet van 31 maart 2004 betreffende

de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten

Art. 24.Artikel 49, § 2 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2005, wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van het eerste lid, kunnen vijftien studenten van de « Université du Luxembourg » elk jaar een attest verkrijgen voor de toegang tot het tweede deel van de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde. Die studenten worden gekozen door de « Université du Luxembourg » onder deze die, in dat jaar, geslaagd zijn voor het eerste jaar van de graad « academische bachelor levenswetenschappen, richting geneeskunde ». De toegang van die studenten wordt echter onderworpen aan de voorwaarde dat het programma van dat eerste jaar in overeenstemming is met de bepaling van artikel 63, § 4, derde lid. De "Conseil Interuniversitaire de la Communauté française (CIUF)" (Interuniversitaire Raad van de Franse Gemeenschap) waarborgt de naleving van die bepaling. De gekozen studenten worden in gelijke verhouding verdeeld over de « Université de liège », de « Université catholique de Louvain », en de « Université libre de Bruxelles ».

Art. 25.In artikel 51 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 1 en 20 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 3, wordt het vierde lid vervangen door de volgende bepaling : « Tot de studies van de tweede cyclus hebben eveneens toegang, onder dezelfde voorwaarden, de houders van een academische graad die gelijk is met deze die bedoeld zijn in het eerste lid, uitgereikt in de Vlaamse Gemeenschap, in de Duitstalige Gemeenschap of door de Koninklijk Militaire School, alsook de houders van buitenlandse academische graden die als gelijkwaardig met die bedoeld in het eerste lid erkend worden.b) het artikel wordt aangevuld met een § 4 en een § 5, luidend als volgt : « § 4.Onder de door de academische overheden vast te stellen algemene voorwaarden, kan de student die houder is van een academische graad van een Belgische universiteit of een buitenlands bekwaamheidsbewijs of buitenlandse graad die hem geen toegang verschaffen tot studies van de tweede cyclus krachtens § 1 of § 3, echter daartoe worden toegelaten door de bedoelde studiejury, indien dat bekwaamheidsbewijs of die graad studies van de eerste cyclus bekrachtigen en door de jury in aanmerking worden genomen voor ten minste 180 studiepunten.

Op het einde van de toelatingsprocedure, zal de student eventueel een aanvullend onderwijs moeten volgen dat ten minste 60 bijkomende studiepunten vertegenwoordigt.

Wanneer de bijkomende werkbelasting van een dergelijke student boven de 15 studiepunten ligt, vormt deze opleiding een voorbereidend jaar.

Ze leidt niet tot een diploma. Ze wordt beschouwd als een laatste jaar van een eerste cyclus die toegang verschaft tot de beoogde studies.

Die paragraaf is niet van toepassing voor de toegang tot de studies van de tweede cyclus van een cursus waarvoor de studies van de eerste cyclus in twee delen worden gestructureerd. § 5. Niemand kan worden toegelaten tot de proeven van een studiejaar van master met een didactische finaliteit of tot de studies georganiseerd overeenkomstig het decreet van 8 februari 2001 tot vaststelling van de initiële opleiding van de geaggregeerden voor het hoger secundair onderwijs, indien hij geen bewijs heeft geleverd dat hij de Franse taal voldoende beheerst.

Dat bewijs kan worden geleverd : 1° ofwel door het bezit van een diploma, bekwaamheidsbewijs of studiegetuigschrift vermeld in artikel 49, § 1, uitgereikt door de Franse Gemeenschap;2° door het slagen voor een specifiek examen dat daartoe door één of meer instellingen voor hoger onderwijs worden georganiseerd, volgens bepalingen die door de Regering worden vastgesteld.3° ofwel door het attest van slagen voor één van de examens, proeven of vergelijkende examens voor de toegang tot de studies voor hoger onderwijs, bepaald bij dat decreet en georganiseerd in de Franse Gemeenschap. De universiteiten organiseren ten minste twee keer per academiejaar een proef tot bekrachtiging van de voldoende beheersing van de Franse taal.

De eis inzake beheersing van de Franse taal is minder streng voor de toelating tot de studies in de moderne talen en literaturen, bedoeld in het eerste lid. ».

Art. 26.Artikel 61 van het decreet wordt vervangen door het volgende lid : «

Art. 61.Onder de door ze vast te stellen algemene voorwaarden, kunnen de academische overheden de studenten die, bij toepassing van artikel 60, het in aanmerking nemen van minstens 30, 45, 90 en 105 studiepunten genieten, een vermindering toekennen van de duur van de studies met respectief 1/2, 1 en 1/2, en 2 jaar.

Voor de toepassing van het eerste lid, betekent een vermindering van de duur van de studies, uitgedrukt in delen van een jaar, dat de student de graad kan behalen waartoe die studies leiden op het einde van het eerste quadrimester van een academiejaar. ».

Art. 27.Artikel 63 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een § 5, luidend als volgt : « In afwijking van de artikelen 24 en 26, kunnen de stages, met inbegrip van de evaluaties, bepaald in de studieprogramma's van de tweede cyclus op het gebied van de geneeskundige wetenschappen en op het gebied van de diergeneeskundige wetenschappen, worden georganiseerd vanaf de datum van 1 juli die voorafgaat aan het begin van het academiejaar, en in aanmerking worden genomen als studiepunten op grond van hun relatieve gewicht in het programma van het studiejaar of van de studiejaren waarmee ze verbonden zijn. »

Art. 28.In artikel 79 sexies, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2005 en gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2006, wordt aangevuld met het volgende lid : « De student die geslaagd is voor het eerste studiejaar in de graad van bachelor in de diergeneeskundige wetenschappen en die het geheel van de studiepunten in verband daarmee heeft behaald, geniet dezelfde rechten. ».

Art. 29.Artikel 80, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd door het decreet van 18 juni 2006, wordt vervangen door het volgende lid : « Als studies door verschillende instellingen worden georganiseerd in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies zoals bedoeld in artikel 29, § 2, krijgt de student een gezamenlijk diploma uitgereikt. Als de overeenkomst gesloten is met een instelling buiten de Franse Gemeenschap, kan de student eveneens het diploma van die instelling uitgereikt krijgen. ».

Art. 30.In bijlage I van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de regel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld wordt vervangen door de regel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) de regel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld wordt vervangen door de regel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld c) de regel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld wordt vervangen door de volgende regels : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art.31. In bijlage III, Machtigingen tot het organiseren van de studiecyclussen aan de universiteit, van hetzelfde decreet, onder de rubriek « 11° psychologische en opvoedingswetenschappen », wordt de regel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld vervangen door de volgende regels : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK III. - Bepaling voor het gehele hoger onderwijs buiten de universiteit

Art. 32.Artikel 12, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, laatst gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2006, wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor een inschrijving voor een programma dat wordt geregeld door een samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies zoals bedoeld in artikel 26, § 7, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, in artikel 28, § 5, van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten) of in artikel 9 bis, § 3, van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, worden de bedragen bedoeld in de tweede tot vijfde leden verminderd in verhouding tot het aantal studiepunten die in de instelling werkelijk werden gevolgd vergeleken met de som van de studiepunten die gedurende het academiejaar werkelijk werden gevolgd. ». HOOFDSTUK IV. - Bepaling betreffende de hogescholen

Art. 33.In artikel 26 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, vervangen door het decreet van 30 juni 2006, wordt een § 6 bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 6 bis. Niemand kan tot de proeven van een studiejaar van master met een didactische finaliteit of tot de studies georganiseerd overeenkomstig het decreet van 8 februari 2001 toegelaten worden indien hij niet het bewijs heeft geleverd van een voldoende beheersing van de Franse taal.

Dat bewijs kan worden geleverd : 1° ofwel door het bezit van een diploma, bekwaamheidsbewijs of studiegetuigschrift vermeld in artikel 22, § 1, uitgereikt in de Franse Gemeenschaft;2° ofwel door het slagen voor een specifiek examen dat daartoe wordt georganiseerd door één of meer instellingen voor hoger onderwijs, volgens de bepalingen die door de Regering worden vastgesteld op advies van de Algemene Raad van de Hogescholen;» 3° ofwel door het attest van slagen voor één van de toelatingsexamens bedoeld in artikel 22, § 1, 5° en 10°. Het examen bedoeld in het tweede lid, 2°, wordt ten minste twee keer per academiejaar georganiseerd. ».

Art. 34.In hoofdstuk III, afdeling 1, onderafdeling 2, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen wordt een artikel 26 bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 26bis.De informatie betreffende studies of opleidingen die niet leiden tot een academische graad of die georganiseerd worden krachtens de bepalingen van artikel 14, § 3, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten vermeldt dat kenmerk uitdrukkelijk om voor de student elk risico van verwarring met de andere studies te vermijden. Ze vermeldt eveneens dat die studies of opleidingen de verwerving van studiepunten in de zin van artikel 34 van het decreet van 5 augustus 1995 niet mogelijk maken. ».

De Hogescholen kunnen geenszins meewerken aan de organisatie van de studies of opleidingen waarvoor de aan de studenten gegeven informatie niet in overeenstemming met het eerste lid zou zijn.

Wanneer de Regering kennis neemt van eventuele overtredingen van de bepalingen van de eerste en tweede leden, inzonderheid via het toezicht dat door de commissarissen van de Regering bij de hogescholen wordt uitgeoefend, beslist zij over de sanctie ten aanzien van de betrokken hogeschool, na verslag van de overheden van de hogeschool.

Die sanctie kan leiden tot een gedeeltelijke afhouding op de jaarlijkse toelage van de betrokken hogeschool. » HOOFDSTUK V. - Bepalingen betreffende de hogere kunstscholen Afdeling 1. - Inleidende bepalingen inzake gezamenlijke diploma's

Art. 35.Artikel 29 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, wordt aangevuld met de twee volgende leden : « De minimale vermeldingen die door de Regering bepaald worden met toepassing van het tweede lid, worden in het Frans op het diploma opgenomen.

Voor de diploma's die uitgereikt worden in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies bedoeld in artikel 29, § 2, van het decreet van 31 maart 2004, kunnen de minimale vermeldingen bedoeld in het derde lid gepaard gaan met hun vertaling in een andere taal. Eén enkel supplement aan het diploma wordt uitgereikt. ».

Art. 36.Artikel 2, § 1, van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), gewijzigd bij de decreten van 31 maart 2004 en 2 juni 2006, wordt aangevuld als volgt : « 25° samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies : samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies afgesloten overeenkomstig artikel 29, § 2, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten ».

Art. 37.Artikel 38 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, wordt aangevuld met een § 5, luidend als volgt : « § 5. Wordt als regelmatig geacht in elke betrokken inrichting voor hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, de inschrijving van een student in verschillende partnerinstellingen die een samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekend voor de organisatie van studies wanneer de inschrijvingen in deze instellingen op minstens 30 studiepunten betrekking hebben. ».

Art. 38.In artikel 47 van hetzelfde decreet, waarvan de huidige tekst § 1 zal uitmaken, wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « § 2. Bij studies georganiseerd door verschillende instellingen in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies, kan de student een gezamenlijk diploma behalen. Wanneer de overeenkomst afgesloten is met een inrichting buiten de Franse Gemeenschap, kan de student ook een diploma van deze inrichting behalen.

Bij de uitreiking van een gezamenlijk diploma moet op het diploma het opschrift van de academische graad voorkomen die overeenstemt met de bevoegdheid van elke partnerinstelling.

Bij de uitreiking van een diploma voor elke partnerinstelling vermeldt het diploma dat uitgereikt wordt door de hogere kunstschool, het of de andere diploma's uitgereikt in dit kader.

De samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies vermeldt de aard van het of de behaalde diploma's. » .

Art. 39.In artikel 49 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het tweede lid wordt opgeheven;b) in de tekst van het huidige eerste lid dat § 1 zal uitmaken, wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « § 2.Een regelmatig ingeschreven student kan één of meerdere cursussen volgen die behoren tot een studieprogramma dat tot dezelfde academische graad leidt of tot een verschillende academische graad georganiseerd door een andere instelling voor hoger onderwijs erkend door de overheid die voor haar bevoegd is inzake hoger onderwijs, met de toestemming van deze instelling.

De bijhorende studiepunten worden in aanmerking genomen in zijn studies mits inachtneming van de voorwaarden vastgesteld door de overheden van de Hogere Kunstschool waarin de student ingeschreven is.

Een studieprogramma kan een minimumaantal studiepunten opleggen, gevolgd in een andere instelling dan deze waar hij ingeschreven is.

Als de student geen andere oplossing heeft voor de aldus opgelegde mobiliteit en deze mobiliteit hem buiten de Franse Gemeenschap leidt, moet de instelling de meerkosten inzake het inschrijvingsgeld, de reis- en verblijf- of woonkosten dekken, zodat de student deze cursussen kan volgen.

De student wordt geacht geen andere oplossing te hebben voor de opgelegde mobiliteit wanneer de Hogere Kunstschool hem geen mogelijkheid biedt om zonder mobiliteit een ander studieprogramma te volgen dat tot de graad met hetzelfde opschrift leidt, in voorkomend geval, dezelfde studierichting en hetzelfde type didactische, grondige of gespecialiseerde finaliteit.

Bovendien, in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de organisatie van studies, is de verplichting voor de instelling bedoeld in het derde lid om de kosten te dekken, slechts van toepassing als de student een eerste diploma van de eerste cyclus of een eerste diploma van de tweede cyclus voorbereidt.

Minstens dertig studiepunten van elke studiecyclus moeten effectief gevolgd worden in de Hogere Kunstschool die de academische graad toekent ter bekrachtiging van de studies of die het diploma uitreikt waarbij het slagen voor deze studies wordt bevestigd. Ingeval de opleiding medegeorganiseerd wordt door verschillende inrichtingen, is deze verplichting collectief van toepassing op het geheel van de inrichtingen die aan de organisatie deelnemen. » »

Art. 40.In artikel 50 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Onverminderd artikel 38, § 5, wordt slechts rekening gehouden met één enkele regelmatige inschrijving per student op de datum van 1 februari van het vorige schooljaar of academiejaar.» 2° het artikel wordt aangevuld als volgt : « Wanneer de student regelmatig ingeschreven is in meerdere instellingen van de Franse Gemeenschap, wordt zijn inachtneming voor de financiering verdeeld naar rata van het aantal gevolgde studiepunten in deze instellingen.» Afdeling 2. - Dispositief ter bevordering van de fusies op vrijwillige

basis

Art. 41.Artikel 53 van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : « Ingeval van fusie van Hogere Kunstscholen worden de omkaderingscoëfficiënten bedoeld in het eerste lid berekend voor elk domein en elk type als volgt : 1° het aantal studenten en het aantal omkaderingseenheden van het forfaitaire deel toegekend voor de eerste schijf van studenten worden vermenigvuldigd met het aantal hogere kunstscholen die een fusie hebben aangegaan en die vóór de fusie het betrokken domein en het betrokken type organiseerden;2° het maximaal aantal studenten die in aanmerking moeten worden genomen voor de toepassing van de tweede en derde schijven, wordt vermenigvuldigd met het aantal hogere kunstscholen die een fusie hebben aangegaan en die vóór de fusie het betrokken domein en het betrokken type organiseerden;3° het minimaal aantal studenten die in aanmerking moeten worden genomen voor de toepassing van de tweede schijf, is het maximaal aantal studenten van het forfaitair deel vermeerderd met een eenheid. »

Art. 42.Artikel 57 van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : « Ingeval van fusie van twee of meerdere Hogere Kunstscholen, kan de Hogere kunstschool ontstaan uit de fusie bepalen dat de titularissen van de mandaten van directeur of adjunct-directeur in de gefusioneerde hogere kunstscholen hun mandaat behouden voor een duur die gelijk is aan de overblijvende duur van dat mandaat.

De mandaten van de overtallige directeurs of adjunct-directeurs kunnen verlengd worden voor één enkel mandaat, maar de bovenvermelde directeurs worden niet vervangen indien aan hun mandaat vroegtijdig een einde wordt gemaakt.

Eén enkele directeur afkomstig uit de gefusioneerde Hogere Kunstschool kan nochtans het ambt van directeur uitoefenen van de Hogere Kunstschool die ontstaan is uit de fusie. De andere titularissen van een mandaat oefenen de ambten van adjunct-directeur uit. 2.1 Afdeling 3. - Dispositief betreffende de omkadering van conservatoria

Art. 43.Artikel 4 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een § 4, luidend als volgt : « § 4. Dit artikel is niet van toepassing op de Hogere Kunstscholen bedoeld in artikel 24, 4°, 10° en 13°, van het decreet, tijdens het academiejaar 2007-2008. »

Art. 44.In artikel 53, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « 12 betrekkingseenheden » vervangen door de woorden « 15 betrekkingseenheden ».

Art. 45.Artikel 54, § 4, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld als volgt : « Voor de berekening bedoeld in het eerste lid wordt het aantal studenten op het gebied van de muziek met 1,5 vermenigvuldigd. » Afdeling 4. - Taalvereiste voor de toegang tot de didactische

finaliteit

Art. 46.In het Eerste deel, Titel IV, hoofdstuk II, van het decreet wordt een artikel 41 ter/1 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 41 ter/1. Niemand kan toegelaten worden tot de proeven van een studiejaar van master met een didactische finaliteit of van een graad van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs bedoeld in het decreet indien hij geen bewijs heeft geleverd van een voldoende beheersing van de Franse taal.

Dit bewijs kan geleverd worden : 1° ofwel door het bezit van een diploma, bekwaamheidsbewijs of getuigschrift van de studies bedoeld in artikel 41, eerste lid, uitgereikt binnen de Franse Gemeenschap;2° ofwel door het slagen voor een specifiek examen georganiseerd door één of meerdere inrichtingen voor hoger onderwijs overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Regering op advies van de Hoge Raad voor het Hoger Kunstonderwijs;3° ofwel door een attest waaruit blijkt dat de student geslaagd is voor één van de toelatingsexamens bedoeld in artikel 41, eerste lid, 5° en 9° ». Het examen bedoeld in het tweede lid, 2°, wordt ten minste twee keer per academiejaar georganiseerd. » HOOFDSTUK VI. - Bepalingen met betrekking tot hogere architectuurinstituten Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 7 juli 1970 betreffende de

algemene structuur van het hoger onderwijs

Art. 47.In artikel 9bis van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs, wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. Wordt geacht regelmatig te zijn in iedere betrokken instelling voor hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, de inschrijving van een leerling in meerdere partnerinstellingen van een samenwerkingsovereenkomst voor de inrichting van studies bedoeld bij artikel 29, § 2, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, wanneer deze inschrijvingen in deze instellingen op minstens 30 studiepunten slaan. » . Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 18 februari 1977 houdende

organisatie van het architectuuronderwijs

Art. 48.Artikel 2 van de wet van 18 februari 1977 houdende organisatie van het architectuuronderwijs, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, wordt aangevuld met negen leden, luidend als volgt : « De minimale vermeldingen bepaald door de Koning met toepassing van het vorig lid worden in het Frans op het diploma opgenomen.

Voor de diploma's uitgereikt in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de inrichting van studies zoals bedoeld bij artikel 29, § 2, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten (hierna de "samenwerkingsovereenkomsten voor de inrichting van studies"), kunnen de minimale vermeldingen bedoeld bij het vorig lid samen met hun vertaling in een andere taal opgenomen worden. Er wordt één enkel supplement bij het diploma uitgereikt.

Een regelmatig ingeschreven student kan een of meerdere onderwijsvakken volgen binnen eenzelfde studieprogramma dat tot dezelfde academische graad leidt of tot een verschillende academische graad ingericht door een andere instelling voor hoger onderwijs erkend door de voor haar bevoegde overheid inzake hoger onderwijs, met de instemming van deze instelling.

De geassocieerde studiepunten worden in aanmerking genomen in zijn studies mits inachtneming van de voorwaarden bepaald door de overheden van het hoger architectuurinstituut waarin de student ingeschreven is.

Een studieprogramma kan een minimaal aantal studiepunten gevolgd in een andere instelling dan deze waar hij ingeschreven is, opleggen.

Indien de student tot een aldus opgelegde mobiliteit wordt gedwongen door het gebrek aan vervangende oplossing en indien deze mobiliteit hem buiten de Franse Gemeenschap dwingt te gaan, dienen de instellingen de last te dragen voor het bijkomende inschrijvingsgeld, de reis- en verblijfs- of huisvestingskosten om de student toe te laten dit onderwijs te genieten.

Wordt geacht over geen vervangende mogelijkheid te beschikken, de student aan wie het hoger instituut voor architectuur de mogelijkheid niet biedt om zonder mobiliteit een ander studieprogramma te volgen dat tot dezelfde graad met dezelfde benaming leidt, desnoods, dezelfde richting, en hetzelfde type finaliteit, zij het didactisch, diepgaand of gespecialiseerd.

Bovendien, in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de inrichting van studies, is de verplichting tot tenlasteneming door de bij het derde lid bedoelde instelling, enkel van toepassing als de student een eerste diploma van de eerste cyclus of een eerste diploma van de tweede cyclus voorbereidt. Minstens dertig studiepunten van iedere studiecyclus moeten effectief gevolgd worden op het hoger instituut voor architectuur dat de academische graad toekent die de studies bekrachtigt of het diploma uitreikt tot bevestiging dat de student wel geslaagd is voor deze studies.

In geval van een opleiding mede ingericht door meerdere inrichtingen, dienen minstens dertig studiepunten van elke studiecyclus effectief gevolgd te worden op het hoger architectuurinstituut dat de graad toekent die de studies bekrachtigt of dat de academische graad toekent die de studies bekrachtigt of het diploma uitreikt tot bevestiging dat de student wel geslaagd is voor deze studies. In geval van een opleiding mede ingericht door meerdere inrichtingen, is deze verplichting collectief van toepassing op het geheel van de inrichtingen die deelnemen aan de organisatie. » .

Art. 49.Artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, wordt aangevuld met een § 4 en een § 5, luidend als volgt : « § 4. In geval van studies ingericht door meerdere instellingen in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de inrichting van studies, behaalt de student een gezamenlijk diploma. Wanneer de overeenkomst gesloten is met een instelling buiten de Franse Gemeenschap, kan de student eveneens het diploma van deze instelling behalen.

In geval van uitreiking van een gezamenlijk diploma, wordt de officiële benaming van de academische graad die overeenstemt met de bevoegdheid van iedere partnerinstelling op het diploma opgenomen.

In geval van uitreiking van een diploma door iedere partnerinstelling, vermeldt het diploma uitgereikt door het hoger instituut voor architectuur het of de andere uitgereikte diploma('s).

De samenwerkingsovereenkomst voor de inrichting van studies vermeldt de aard van het of de toegewezen diploma('s).

Art. 50.Artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, wordt aangevuld met de paragrafen 5 tot 7, luidend als volgt : « § 5. De student ingeschreven voor een geheel onderwijs dat leidt tot de toekenning van minder dan 15 studiepunten wordt eigenlijk niet in aanmerking genomen. De student ingeschreven voor een geheel onderwijs dat leidt tot de toekenning van 15 tot minder dan 45 studiepunten wordt enkel in aanmerking genomen voor een halve eenheid. Nochtans, worden de studenten die blijven zitten van wie het studiejaar een studiepuntenoverschot vertoont van minder dan 45 studiepunten, nog steeds volledig in aanmerking genomen.

Wanneer de student regelmatig ingeschreven is in meerdere instellingen van de Franse Gemeenschap, wordt de student voor de financiering verdeeld in aanmerking genomen naar rata van het aantal studiepunten verworven in deze instellingen. § 6. In geval van samenvoeging van hogere instituten voor architectuur, wordt de omkadering van de studies, in afwijking van § 1, eerste lid, bepaald als volgt : 1° voor de directie, het beheer van de diensten van de inrichting en de omkadering van de verplichte lessen : 10 eenheden vermenigvuldigd met het aantal hogere instituten voor architectuur die deelnemen aan de samenvoeging;2° voor de optiecursussen en de bijkomende lessen : 5 eenheden vermenigvuldigd met het aantal hogere instituten voor architectuur die deelnemen aan de samenvoeging, 2 bijkomende eenheden worden per vestigingsplaats toegekend met toepassing van artikel 4, § 4;3° voor het architectuurontwerp : één eenheid per schijf van 15 studenten. § 7. In geval van samenvoeging van twee of meerdere hogere instituten voor architectuur, behouden de directeurs of adjunct-directeurs ten persoonlijke titel hun statuut in het hoger instituut voor architectuur voortkomend uit de samenvoeging.

Nochtans, kan één enkel directeur voortkomend uit de samengevoegde hogere instituten voor architectuur het ambt uitoefenen van directeur van het hoger instituut voor architectuur voortkomend uit de samenvoeging. De andere titularissen van een ambt directeur oefenen het ambt uit van adjunct-directeur.

De overtallige directeurs en adjunct-directeurs worden niet vervangen.

TITEL III. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 51.In afwijking van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs, hierna het decreet van 16 juni 2006, kunnen de studenten die niet als verblijvende studenten beschouwd worden in de zin van artikel 1 van dat decreet, maar die, sedert 15 maart 2007, hun hoofdverblijfplaats in België hebben en er een al dan niet bezoldigde beroepsactiviteit uitoefenen of er een vervangingsbezoldiging genieten die door een Belgische openbare dienst toegekend wordt, een aanvraag tot inschrijving indienen voor een van de cursussen bedoeld bij de artikelen 3 en 7 voor het academiejaar 2007-2008, tussen 1 juni en 15 juni 2007, in een inrichting van hun keuze. Ze zullen ingeschreven worden als ze aan de toelatingsvoorwaarden hebben voldaan en voor zover ze op 14 september 2007 als verblijvende studenten worden beschouwd in de zin van artikel 1 van het decreet van 16 juni 2006 zoals het opgesteld was alvorens door dit decreet gewijzigd te worden.

Het maximumaantal niet-verblijvende studenten die ingeschreven kunnen worden door toepassing, naargelang van het geval, van artikel 4 of 8 van het decreet van 16 juni 2006, hierna "NV-aantal", wordt beperkt in verhouding tot het aantal studenten ingeschreven overeenkomstig het eerste lid.

Het aantal studenten ingeschreven overeenkomstig het eerste lid dat het NV-aantal overschrijdt, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van het T-getal voor het academiejaar 2007-2008.

Art. 52.De bepalingen van dit decreet treden in werking vanaf het academiejaar 2007-2008, met uitzondering van : a) de artikelen 1 en 2 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2005;b) de artikelen 3 en 4 die uitwerking hebben met ingang van 1 december 2005;c) artikel 5 dat in werking treedt op 1 januari 2007;d) de artikelen 6 tot 11 die uitwerking hebben met ingang van 1 december 2005;e) de artikelen 12, 13 en 15 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2003;f) artikel 34 dat in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt;g) artikel 51 dat in werking treedt op 1 juni 2007. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 25 mei 2007 De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting en Financiën, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken en Sport, C. EERDEKENS De Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK _______ Nota (1) Zitting 2006 - 2007 : Stukken van de Raad.- Ontwerp van decreet, nr. 399-1. - Verslag, nr. 399-2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van dinsdag 22 mei 2007.

^