Etaamb.openjustice.be
Decreet van 27 maart 2002
gepubliceerd op 08 mei 2002

Decreet betreffende de leermeesters en leraars godsdienst

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2002029230
pub.
08/05/2002
prom.
27/03/2002
ELI
eli/decreet/2002/03/27/2002029230/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 MAART 2002. - Decreet betreffende de leermeesters en leraars godsdienst (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst der inrichtingen van de Franse Gemeenschap

Artikel 1.In artikel 31, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst der inrichtingen van de Franse Gemeenschap, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 3° wordt geschrapt;2° 4° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° in het door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs ten minste vijf jaar anciënniteit in hun ambt tellen.Bij de berekening ervan mag de anciënniteit verworven in een ambt in een gesubsidieerde onderwijsinrichting, voor ten hoogste drie jaar in aanmerking worden genomen.

Voor de protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst bedraagt de vereiste ambtsanciënniteit ten minste twee jaar in het door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs, waarin de ambtsanciënniteit verworven in een gesubsidieerde onderwijsinrichting voor ten hoogste een jaar in aanmerking mag worden genomen.

De berekening van de in dit artikel bedoelde ambtsanciënniteit geschiedt als volgt : a) de daadwerkelijk gepresteerde diensten als tijdelijke in een ambt met volledige dagtaak, worden in aanmerking genomen voor een anciënniteit gelijk aan het aantal dagen gerekend vanaf het begin tot op het einde van de gepresteerde diensten, met inbegrip van de ontspanningsverloven en de winter- en voorjaarsvakanties als deze binnen deze ononderbroken activiteitsperiode vallen;dit aantal dagen wordt vermenigvuldigd met 1,2; b) de daadwerkelijk gepresteerde diensten in een andere hoedanigheid dan die van tijdelijke, in een ambt met volledige dagtaak, worden geteld per kalendermaand, waarbij onvolledige maanden niet meetellen. De diensten die in aanmerking kunnen komen en die zijn gepresteerd tijdens de maand waarin het personeelslid voor de eerste maal is aangesteld in een andere hoedanigheid dan tijdelijke, worden geacht tijdelijk te zijn gepresteerd; c) de daadwerkelijk gepresteerde diensten in een ambt met onvolledige dagtaak worden in aanmerking genomen voor een anciënniteit gelijk aan hun relatieve duur.De relatieve duur van de gepresteerde diensten in een ambt met onvolledige dagtaak is gelijk aan het aantal dagen dan dezelfde diensten gepresteerd in een ambt met volledige dagtaak, vermenigvuldigd door een breuk waarvan de teller de waarde is van de prestaties uitgedrukt in uren per week op jaarbasis en de noemer het minimum aantal uren prestaties is, vastgesteld opdat desbetreffend ambt een volledige dagtaak zou hebben; d) dertig dagen vormen een maand;e) de duur van de tijdelijk gepresteerde diensten bij de uitoefening van het ambt van godsdienstinspecteur wordt in aanmerking genomen voor een gelijke anciënniteit bij de berekening van de ambtsanciënniteit waarin het personeelslid werd benoemd of aangesteld tot de statutaire benoeming;f) de duur van de gepresteerde diensten in twee of meerdere ambten, met volledige of onvolledige dagtaak, gelijktijdig uitgeoefend, mag nooit meer bedragen dan de duur van de gepresteerde diensten in een ambt met volledige dagtaak uitgeoefend tijdens diezelfde periode;g) de duur van de toelaatbare diensten dat het personeelslid telt, mag nooit meer bedragen dan twaalf maanden voor een kalenderjaar.»

Art. 2.In de bijlage « Bekwaamheidsbewijzen vereist van de leermeesters en leraars godsdienst » van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : A - In de rubriek « A. Katholieke godsdienst » : 1° in § 1, f) , worden de woorden « of van ingenieur » ingevoegd tussen de woorden « licentiaat » en « , bekomen »;2° in § 2, f) , worden de woorden « of van ingenieur » ingevoegd tussen de woorden « licentiaat » en « behaald »;3° in § 3 : a) wordt na d) een e) ingevoegd, luidend als volgt : « e) het diploma van gegradueerde aangevuld met een pedagogisch bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt door de jury van de Franse Gemeenschap die daartoe is opgericht, een getuigschrift van middelbare technische gewone vakken, een pedagogisch diploma of een pedagogisch bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt door een inrichting van onderwijs voor sociale promotie »;b) worden e), f) en g) respectievelijk f) , g) en i) ;4° in § 4, e) , worden de woorden « § 3, c), d), f) » vervangen door de woorden « § 3, c), d) , e) en g) .» B - In de rubriek « B. Protestantse godsdienst » 1° in § 1, f) , worden de woorden « of van ingenieur » ingevoegd tussen de woorden « licentiaat » en « , bekomen »;2° in § 2, f) , worden de woorden « of van ingenieur » ingevoegd tussen de woorden « licentiaat » en « , behaald »;3° in § 3 : a) wordt na d) een e) ingevoegd, luidend als volgt : « e) het diploma van gegradueerde aangevuld met een pedagogisch bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt door de jury van de Franse Gemeenschap die daartoe is opgericht, een getuigschrift van middelbare technische gewone vakken, een pedagogisch diploma of een pedagogisch bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt door een inrichting van onderwijs voor sociale promotie »;b) worden e), f) en g) respectievelijk f), g) en i);4° in § 4, e), worden de woorden « § 3, b), c), d), e) » vervangen door de woorden « § 3, b, c), d), e) en f) .» C - In de rubriek « C. Israëlitische godsdienst » : 1° worden in § 1, e) , de woorden « of van licentiaat » vervangen door de woorden « van licentiaat of van ingenieur »;2° worden in § 2, e) , de woorden « of van licentiaat » vervangen door de woorden « van licentiaat of van ingenieur »;3° in § 3 : a) worden in punt e) , de woorden « of van licentiaat » vervangen door de woorden « van licentiaat of van ingenieur »;b) wordt na de e) een f) ingevoegd, luidend als volgt : « f) het diploma van gegraduerde aangevuld met een pedagogisch bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt door de jury van de Franse Gemeenschap die daartoe is opgericht, een getuigschrift van middelbare technische gewone vakken, een pedagogisch diploma of een pedagogisch bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt door een inrichting van onderwijs voor sociale promotie en met het bekwaamheidsgetuigschrift voor het Israëlitisch godsdienstonderwijs in de lagere secundaire graad, uitgereikt door het Israëlitische centraal Consistorie van België en de Opperrabbijn van België of de opperrabbijn verbonden aan het Consistorie;»; c) worden f), g), h), i), j), k) en l) respectievelijk g), h), i), j) k), l) en m). D - In de rubriek « D. Orthodoxe godsdienst » : 1° wordt § 1 wordt aangevuld met een nieuw e) , luidend als volgt : « e) het diploma van licentiaat of van ingenieur, uitgereikt na minstens vier jaar studie in een universiteit, een universitair centrum, een instituut of en hogeschool in België of in het buitenland aangevuld met het erkenningsgetuigschrift van de pedagogische commissie van de orthodoxe Kerk in België.» ; 2° wordt § 2 aangevuld met een nieuw e) , luidend als volgt : « e) het diploma van licentiaat of van ingenieur, uitgereikt na minstens vier jaar studie in een universiteit, een universitair centrum, een instituut of en hogeschool in België of in het buitenland aangevuld met het erkenningsgetuigschrift van de pedagogische commissie van de orthodoxe Kerk in België.» ; 3° wordt § 3 aangevuld met een nieuw f) , luidend als volgt : d) het diploma van gegradueerde aangevuld met een pedagogisch bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt door de jury van de Franse Gemeenschap die daartoe is opgericht, een getuigschrift van middelbare technische gewone vakken, een pedagogisch diploma of een pedagogisch bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt door een inrichting van onderwijs voor sociale promotie en met het erkenningsgetuigschrift van de pedagogische commissie van de orthodoxe Kerk in België.» E - In de rubriek « E. Islamitische godsdienst » 1° wordt § 1 als volgt gewijzigd : a) er wordt een nieuw punt a ingevoegd, luidend als volgt : « a) de hoedanigheid van minister van eredienst » b) in punt a), dat nu punt b) wordt, worden de woorden « in België of in het buitenland » ingevoegd tussen de woorden « godgeleerdheid » en « aangevuld »;c) punt b) wordt punt c) ;d) in punt c), dat punt d) wordt, worden de woorden « of van ingenieur » ingevoegd tussen de woorden « licentiaat » en « behaald »;e) punt d) wordt punt e) ;2° wordt § 2 als volgt gewijzigd : a) er wordt een nieuw punt a ingevoegd, luidend als volgt : « a) de hoedanigheid van minister van eredienst » b) in punt a) , dat nu punt b) wordt, worden de woorden « in België of in het buitenland » ingevoegd tussen de woorden « godgeleerdheid » en « aangevuld »;c) punt b) wordt punt c);d) in punt c), dat punt d) wordt, worden de woorden « of van ingenieur » ingevoegd tussen de woorden « licentiaat » en « behaald »;e) punt d) wordt punt e) ;3° wordt § 3 als volgt gewijzigd : a) er wordt een nieuw punt a ingevoegd, luidend als volgt : « a) de hoedanigheid van minister van eredienst » b) in punt a) , dat nu punt b) wordt, worden de woorden « in België of in het buitenland » ingevoegd tussen de woorden « godgeleerdheid » en « aangevuld »;c) punt b) wordt punt c) ;d) er wordt een nieuw punt d) ingevoegd, luidend als volgt : « d) het diploma van gegradueerde aangevuld met een pedagogisch bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt door de jury van de Franse Gemeenschap die daartoe is opgericht, een getuigschrift van middelbare technische gewone vakken, een pedagogisch diploma of een pedagogisch bekwaamheidsgetuigschrift uitgereikt door een inrichting van onderwijs voor sociale promotie en met een bekwaamheidsgtuigschrift of -diploma voor het onderwijzen van de islamitische godsdienst, erkend of uitgereikt door de opvoedkundige commissie van de Executieve van de Mohammedanen van België.» ; e) punten c) en d) worden respectievelijk punten e) en f) ;f) er wordt een nieuw punt g) ingevoegd, luidend als volgt : « g) een van de diploma's vermeld in § 2, punten c), d) en e) »;4° wordt § 4 als volgt gewijzigd : a) er wordt een nieuw punt a ingevoegd, luidend als volgt : « a) de hoedanigheid van minister van eredienst » b) punten a) en b) worden respectievelijk b) en c) ;c) er wordt een nieuw punt d) ingevoegd, luidend als volgt : « d) een van de diploma's vermeld in § 2, punten b) , c), d) en e) en in § 3, punten c), d), e) en f ) ». HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen

Art. 3.§ 1. In afwijking van artikelen 11 tot 22 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst der inrichtingen van de Franse Gemeenschap, hierna het koninklijk besluit van 25 oktober 1971, moeten de leermeesters en leraars islamitische en orthodoxe godsdienst aan de volgende voorwaarden voldoen om te kunnen worden benoemd door de Regering : 1° Belg zijn of ingezetene van de Europese Unie, behoudens vrijstelling toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;5° op de dag van de inwerkingtreding van dit decreet minstens 480 dagen dienst hebben gepresteerd in het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs;6° houder zijn van een van de bekwaamheidsbewijzen opgenomen in de bijlage van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971;7° voorlopig aangesteld zijn in een vacante betrekking die minstens bestaat uit een zesde van het aantal uren om een ambt met volledige dagtaak te bekomen;8° de lichamelijke geschiktheid bezitten zoals bepaald in het koninklijk besluit van 22 april 1969 tot vaststelling van de lichamelijke geschiktheid vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen;9° voldoen aan de wets- en reglemenentsbepalingen betreffende de taalregeling;10° zich voldoende hebben gekweten van zijn taak. In afwijking van 5° en 6° van het eerste lid kunnen eveneens worden benoemd de leermeesters en leraars islamitische godsdienst die, naast de in het eerste lid gestelde voorwaarden, achtereenvolgens voldoen aan de volgende drie voorwaarden : 1° in dienst zijn geweest in het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs tijdens de maand september 1999;2° op 1 september 1999, minstens 240 dagen dienst tellen in het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs; tussen 1 september 1999 en 30 juni 2001, minstens 240 dagen dienst tellen in het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs. § 2. Voor de berekening van het in § 1 bedoelde aantal dagen : a) worden enkel in aanmerking genomen de diensten die daadwerkelijk zijn gepresteerd in het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs in het ambt van leermeester orthodoxe of islamitische godsdienst of in dit van leraar orthodoxe of islamitische godsdienst;b) bestaat het aantal dagen verworven in een ambt met volledige of onvolledige dagtaak uit alle dagen van het begin tot het einde van de ononderbroken activiteitsperiode, met inbegrip van de ontspanningsverloven en de winter- en voorjaarsvakanties als deze binnen deze periode vallen. §3. Om na te gaan of het personeelslid voldoet aan de in 10° van § 1 gestelde voorwaarde, krijgt de Regering, binnen de 24 maand na de inwerkingtreding van dit decreet, een met reden omkleed advies van het personeelslid dat voorlopig belast is met de inspectieopdrachten, aangesteld conform artikel 4, of van een benoemd inspecteur, alsook een met reden omkleed advies van het inrichtingshoofd.

Het advies van het inrichtingshoofd handelt over de educatieve initiatieven, de houding en het voorkomen, de taalzuiverheid en de verantwoordelijkheidszin van het personeelslid.

Het advies van het personeelslid dat voorlopig belast is met de inspectieopdrachten of van de inspecteur handelt over de professionele en pedagogische geschiktheid van het personeelslid. § 4. In afwijking van artikel 16 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs beschikt het personeelslid dat, op de dag van de inwerkingtreding van dit decreet niet voldoet aan de in 9° van § 1 gestelde voorwaarde, over 24 maanden om hieraan wel te beantwoorden.

Vanuit deze optiek organiseert de Regering opleidingsmodules Frans-vreemde taal in het onderwijs voor sociale promotie. § 5. De Regering benoemt het personeelslid, op de voordracht van het hoofd van de eredienst of diens afgevaardigde, op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop aan alle in § 1 gestelde voorwaarden is voldaan. § 6. De laatste benoemingen krachtens het afwijkingsstelsel voorzien in dit artikel moeten geschieden uiterlijk 25 maanden na de dag waarop dit decreet in voege is getreden.

Art. 4.§ 1. De Regering duidt, onder de leermeesters en leraars godsdienst in actieve dienst en op de voordracht van het hoofd van de eredienst, de volgende leden voorlopig aan welke voldoen aan de in artikel 3, § 1, eerste lid, gestelde voorwaarden : - een personeelslid dat, wat betreft de orthodoxe godsdienst, belast is met de in het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 bedoelde inspectieopdrachten; - drie personeelsleden die, wat betreft de islamitische godsdienst, belast zijn met de in het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 bedoelde inspectieopdrachten.

Deze personeelsleden zijn daarenboven belast met het uitbrengen van het in artikel 3, § 3, bedoeld advies.

Voor de eerste voorlopige aanstellingen van de personeelsleden die voorlopig de inspectieopdrachten uitvoeren overeenkomstig deze paragraaf, moeten de adviezen nodig voor de controle van de in artikel 3, § 1, eerste lid, 10°, bedoelde voorwaarde uitgebracht worden vóór hun voorlopige aanstelling. Het met reden omkleed advies over de professionele en pedagogische geschiktheid van het personeelslid wordt in dit geval opgesteld door het hoofd van de eredienst of diens afgevaardigde. § 2. De personeelsleden die zijn aangesteld overeenkomstig § 1 worden, gedurende de periode van hun aanstelling, in de administratieve stand van actieve dienst geplaatst. Desgevallend wordt hun voorlopige aanstelling bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 7°, tijdens deze periode geschorst.

De personeelsleden die zijn aangesteld overeenkomstig § 1 worden bezoldigd tijdens de periode van hun voorlopige aanstelling.

Daarenboven ontvangen zij tijdens deze periode een toelage overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 juni 1976 tot regeling van de toekenning van een toelage aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel van het rijksonderwijs die voorlopig aangesteld zijn in een selectie- of bevorderingsambt.

Hun voorlopige aanstelling stopt uiterlijk op de benoeming van de eerste inspecteur(s), overeenkomstig artikel 31 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971.

Art. 5.Als de kandidaat voor een eerste benoeming in het bevorderingsambt van godsdienstinspecteur werd aangesteld als personeelslid aan wie de inspectieopdrachten werden toevertrouwd overeenkomstig artikel 4, wordt het in artikel 31, tweede lid, 6°, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 bedoeld vereist verslag opgemaakt door het hoofd van de eredienst of diens afgevaardigde. HOOFDSTUK III. - Slotbepaling

Art. 6.Wanneer een personeelstekort is vastgesteld door de Regering, kan deze, op de voordracht van het hoofd van de eredienst, de lijst aanvullen van de vereiste bekwaamheidsbewijzen zoals bedoeld in de bijlage van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst der inrichtingen van de Franse Gemeenschap.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.

Gedaan te Brussel, op 27 maart 2002.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de opdrachten toegewezen aan de ONE', J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota Zitting 2001-2002.

Documenten van de Raad. - Ontwerpdecreet, nr. 248-1. - Commissieamendementen, nr. 248-2. - Verslag, nr. 248-3.

Integraal document. - Bespreking en stemming. Vergadering van 26 maart 2002.

^