Etaamb.openjustice.be
Decreet van 27 maart 2003
gepubliceerd op 28 maart 2003

Decreet waarbij beslist wordt de Dienst Kijk- en Luistergeld bedoeld in artikel 3, eerste lid, 9°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten te verzorgen en tot wijziging van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003200564
pub.
28/03/2003
prom.
27/03/2003
ELI
eli/decreet/2003/03/27/2003200564/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 MAART 2003. - Decreet waarbij beslist wordt de Dienst Kijk- en Luistergeld bedoeld in artikel 3, eerste lid, 9°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten te verzorgen en tot wijziging van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Het Waalse Gewest verzorgt de Dienst van het Kijk- en Luistergeld bedoeld in artikel 3, eerste lid, 9o, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.

Art. 2.In artikel 1 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o het nummer 1o wordt opgeheven; 2o onder 3o worden de woorden « met een teledistributienet » vervangen door de woorden « of op enige wijze met het net van een operator »; 3o het nummer 12o wordt opgeheven; 4o het nummer 13o wordt vervangen als volgt : « 13o operator : elke persoon die : a) een teledistributienet, b) een onder voorwaarden toegankelijk televisueel radio-omroepnet uitbaat »; 5o het nummer 14o wordt vervangen als volgt : « 14o a) teledistributienet : het geheel van de inrichtingen die door eenzelfde operator in werking worden gesteld, met het doel onder bezwarende titel of om niet via kabel, collectieve antennes of elke andere techniek signalen die televisieprogramma's dragen uit te zenden; b) onder voorwaarden toegankelijk televisueel radio-omroepnet : het geheel van de inrichtingen die door eenzelfde operator in werking worden gesteld, met het doel onder bezwarende titel of om niet, al dan niet draadloos, over land of per satelliet, signalen uit te zenden die televisieprogramma's dragen waarvan de toegang beschermd wordt door een maatregel of een technisch systeem waardoor de niet-gestoorde ontvangst ervan ondergeschikt wordt gemaakt aan een voorafgaande individuele toelating.»; 6o er wordt een nummer 15o toegevoegd, luidend als volgt : « verschuldigde : de natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een autoradiotoestel of een televisietoestel, evenals, in het kader van artikel 13, de verhuurder van autoradio- of televisietoestellen. »

Art. 3.Artikel 2 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.Er wordt ten laste van de houders van één of verschillende autoradiotoestellen een jaarlijks luistergeld van 25,00 euro per voertuig dat met een radiotoestel uitgerust is, geheven. »

Art. 4.In artikel 3 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o het eerste lid wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.Er wordt ten laste van de houders van één of verschillende televisietoestellen een jaarlijks kijkgeld van 140,00 euro geheven. »; 2o het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Wat betreft de natuurlijke personen, geldt de betaling van het kijkgeld voor een televisietoestel voor het houden op eenzelfde plaats of aan boord van eenzelfde autovoertuig van alle toestellen van dat soort. »; 3o het derde lid wordt opgeheven; 4o het voormalig vierde lid, dat derde lid wordt, wordt vervangen door volgende tekst : « De rechtspersoon die gelijktijdig televisietoestellen op verschillende plaatsen of aan boord van verschillende autovoertuigen houdt, dient afzonderlijk kijk- en luistergeld te betalen per plaats of per autovoertuig waar een toestel gehouden wordt ».

Art. 5.In artikel 4 van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Voor elk televisietoestel dat in een hotel-, ziekenhuis-, bejaardenhuiskamer of in een gelijksoortig logement wordt gehouden, wordt het kijkgeld tot op de helft teruggebracht. »

Art. 6.In artikel 5 van dezelfde wet worden de woorden « in het Rijk » vervangen door de woorden « in het Waalse Gewest ».

Art. 7.In artikel 6 van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Uiterlijk op 30 september worden de bedragen inzake kijk- en luistergeld die geïnd zullen worden voor de periodes die aanvangen in de loop van het daarop volgende jaar en die in dezelfde verhouding worden aangepast als de evolutie van index van de consumptieprijzen tussen de maanden juni van het voorgaande en van het lopende jaar, door de dienst die door de Regering is aangewezen, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. »

Art. 8.In artikel 7 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Het kijkgeld voor televisietoestellen die gehouden worden in hotels, ziekenhuizen, bejaardenhuizen en gelijksoortige logementen zoals bedoeld in artikel 4, en het kijk- en luistergeld voor de toestellen die in huur worden gegeven zoals bedoeld in artikel 13, zijn verschuldigd voor de periode die aanvangt op 1 januari van het jaar en dienen uiterlijk betaald te worden op 1 maart van dat jaar, op grond van een uitnodiging tot betalen die aan de verschuldigde wordt gericht door de dienst die door de Regering is aangewezen, zonder dat de betaaltermijn minder mag bedragen dan vijftien dagen. »; 2o in het derde lid wordt de zin na de woorden « op de data die in de onderstaande tabel zijn vastgesteld » als volgt aangevuld : « , op grond van een uitnodiging tot betalen die aan de verschuldigde wordt gericht door de dienst die door de Regering is aangewezen, zonder dat de betaaltermijn minder mag bedragen dan vijftien dagen. »

Art. 9.In artikel 8 van dezelfde wet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 10.In artikel 9 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o onder het nummer 1o : a) de onderverdeling « 1o » wordt vervangen door de onderverdeling « § 1 »;b) de woorden « het luistergeld onmiddellijk en spontaan kwijten en aan de Dienst Kijk- en Luistergeld de volgende inlichtingen verstrekken » worden vervangen door de woorden « binnen de dertig dagen aangeven dat hij een toestel houdt door aan de dienst die door de Regering is aangewezen volgende inlichtingen te verstrekken »;c) het eerste lid wordt aangevuld door twee nieuwe leden die als volgt luiden : « De verschuldigde dient het luistergeld binnen een termijn te betalen die vermeld is in de uitnodiging tot betalen die aan hem gericht wordt door de dienst die door de Regering aangewezen is, zonder dat die termijn minder mag bedragen dan vijftien dagen. Indien er geen spontane aangifte is verricht noch een uitnodiging tot betalen is ontvangen na het verstrijken van een termijn van één maand die ingaat na het verstrijken van de termijn voor de spontane aangifte bedoeld in het eerste lid, dient de verschuldigde onmiddellijk en spontaan het luistergeld te betalen. »; 2o onder het nummer 2o : a) de onderverdeling « 2o » wordt vervangen door de onderverdeling « § 2 »;b) de woorden « dat niet wordt aangesloten op een teledistributienet » worden geschrapt;c) de woorden « het kijkgeld onmiddellijk en spontaan kwijten en aan de Dienst Kijk- en Luistergeld de volgende inlichtingen verstrekken » worden vervangen door de woorden « binnen de dertig dagen aangeven dat hij dat toestel houdt door de dienst die door de Regering aangewezen is de volgende inlichtingen te verstrekken »;d) het eerste lid wordt aangevuld door twee nieuwe leden die als volgt luiden : « De verschuldigde dient het kijkgeld te betalen binnen de termijn die is vastgelegd in de uitnodiging tot betalen die aan hem is gericht door de dienst die door de Regering aangewezen is, zonder dat die termijn minder mag bedragen dan dertig dagen. Indien er geen spontane aangifte is verricht noch een uitnodiging tot betalen is ontvangen na het verstrijken van een termijn van één maand die ingaat na het verstrijken van de termijn voor de spontane aangifte bedoeld in het eerste lid, dient de verschuldigde onmiddellijk en spontaan het kijkgeld te betalen. »; 3o er wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. Al wie van de dienst die door de Regering aangewezen is, een verzoek tot inlichtingen krijgt dat verband houdt met het houden van één of verschillende televisietoestellen of van één of verschillende autoradiotoestellen, is ertoe verplicht dat verzoek binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf het opsturen ervan, te beantwoorden.

Indien het antwoord uitblijft na het verstrijken van die termijn, bepaalt de dienst die door de Regering aangewezen wordt, van ambtswege de belastbare grondslag die het kan vermoeden rekening houdend met de bestanddelen waarover het beschikt. Betrokkene krijgt per aangetekend schrijven een uitnodiging tot betalen waarin de bestanddelen vermeld worden waarop die uitnodiging gebaseerd is. Indien de verschuldigde een dergelijke uitnodiging tot betalen heeft gekregen, dient hij het juiste bedrag van de belastbare grondslag aan te tonen, behalve indien hij het bewijs levert dat hij om gegronde redenen gehinderd is om binnen de gestelde termijn op het verzoek tot inlichtingen in te gaan.

De verschuldigde dient het kijkgeld te betalen binnen de termijn die vermeld is in de uitnodiging tot betalen die aan hem is gericht door de dienst die door de Regering aangewezen is, zonder dat die termijn minder mag bedragen dan vijftien dagen. »

Art. 11.In artikel 10 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 dienen de betalingen van het kijk- en luistergeld de mededeling te vermelden waarvan melding wordt gemaakt op de uitnodiging tot betalen.

De Regering bepaalt de inhoud van de uitnodiging tot betalen en van de bijlage bedoeld in artikel 20. »; 2o in paragraaf 2 worden de woorden « betalingsformulier » vervangen door de woorden « uitnodiging tot betalen » en de woorden « Dienst Kijk- en Luistergeld » worden vervangen door de woorden « dienst die door de Regering aangewezen wordt »; 3o paragraaf 2 wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt : « De verschuldigde dient het kijk- en luistergeld te betalen binnen de termijn die vermeld is in de uitnodiging tot betalen die aan hem is gericht door de dienst die door de Regering aangewezen is, zonder dat die termijn minder mag bedragen dan vijftien dagen. »; 4o in paragraaf 3 worden de woorden « betalingsformulier » vervangen door de woorden « uitnodiging tot betalen »; 5o de paragrafen 4 en 5 worden opgeheven.

Art. 12.In artikel 11 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o het eerste lid wordt opgeheven; 2o het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De betaling van het kijkgeld bedoeld in artikel 3 geldt voor alle televisietoestellen die een handelaar in zijn bedrijfslokalen houdt. »; 3o in het derde lid wordt de zin na de woorden « per filiaal » als volgt aangevuld : « waar hij één of verschillende televisietoestellen houdt. »

Art. 13.In artikel 12 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o het eerste lid wordt vervangen als volgt : «

Art. 12.De operatoren die hun diensten aanbieden op het grondgebied van het Waalse Gewest, zelfs zonder er hun maatschappelijke zetel, hun hoofd- of bijkantoor te hebben gevestigd, zijn ertoe verplicht maandelijks aan de dienst die door de Regering aangewezen wordt, een lijst mede te delen met hun nieuwe klanten die, voorzover zij daar kennis van hebben, aangesloten zijn op hun net vanaf een plaats in het Waalse Gewest waar een toestel gehouden wordt en jaarlijks een lijst mede te delen met alle klanten die, voorzover zij daar kennis van hebben, aangesloten zijn op hun net vanaf een plaats in het Waalse Gewest waar een toestel gehouden wordt, waarbij zij minstens de naam of de benaming, het adres en, voor de natuurlijke personen, de geboortedatum vermelden, evenals, voor de klanten die een abonnement hebben genomen, de datum waarop dat abonnement aanving. »; 2o in het derde lid worden de woorden « van de volgende maand » vervangen door de woorden « uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar. »; 3o het vierde lid wordt vervangen als volgt : « De Regering stelt het formaat en de wijze van mededeling van die lijsten vast. »; 4o het vijde lid wordt vervangen als volgt : « De operatoren hebben in voorkomend geval het recht om van de klant te eisen dat hij zijn identiteit bewijst. »

Art. 14.Artikel 13 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 13.Al wie autoradiotoestellen of televisietoestellen verhuurt, dient volgens het geval het kijk- en luistergeld bedoeld in de artikelen 2 en 3 te betalen voor elk toestel dat hij houdt met het oog op de verhuring ervan.

De verhuurder van toestellen bedoeld in het eerste lid deelt uiterlijk op 10 januari aan de dienst die door de Regering aangewezen wordt, het aantal toestellen mee dat hij op de eerste dag van de belastbare periode bedoeld in artikel 7 houdt.

De dienst die door de Regering aangewezen wordt, verstrekt aan de verhuurder van toestellen een aantal huurbewijzen dat gelijk is aan het aantal toestellen dat aan die dienst is medegedeeld krachtens het tweede lid.

Elk huurbewijs vergezelt het verhuurde toestel.

De verhuurder van toestellen deelt uiterlijk de tiende van de maand die volgt op elke uitbreiding van zijn met het oog op verhuur gehouden toestellenbestand het aantal huurbewijzen mee dat hij bijkomend wenst te krijgen.

Voor de huurbewijzen die in de loop van het jaar zijn afgegeven, is het kijk- en luistergeld niet verschuldigd voor de maanden die reeds volledig verstreken zijn. »

Art. 15.Artikel 14 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 16.In artikel 15 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o in het eerste lid : a) in de eerste zin worden na de woorden « geen houder meer is van één of meer autoradiotoestellen of van een televisietoestel » de woorden « voor de datum waarop één van de periodes bepaald in artikel 7 ingaat » ingevoegd en worden de woorden « Dienst Kijk- en Luistergeld » vervangen door de woorden « dienst die door de Regering aangewezen wordt »;b) in de tweede zin worden de woorden « voor de volgende periode » vervangen door de woorden « voor de gehele periode.»; c) in het tweede lid worden de woorden « na de uiterste betaaldatum » vervangen door de woorden « vanaf de datum waarop de periode ingaat of later ».

Art. 17.In artikel 16 van dezelfde wet worden de woorden « Dienst Kijk- en Luistergeld » vervangen door de woorden « dienst die door de Regering wordt aangewezen ».

Art. 18.Artikel 17 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 19.In artikel 18 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Niettegenstaande de toepassing van de artikelen 25 en 26 geven de niet-naleving van de verplichtingen bedoeld in artikel 9, § 1, eerste en derde lid, en § 2, eerste en derde lid, en van de verplichting tot mededeling bedoeld in artikel 13, tweede en vierde lid, aanleiding tot een verdubbeling van het kijk- en luistergeld. »; 2o het tweede en het derde lid worden opgeheven.

Art. 20.In artikel 19 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o het eerste lid wordt gewijzigd als volgt : a) in de eerste zin worden de woorden « Mits de door de Minister vastgestelde formaliteiten werden vervuld is » geschrapt;b) er worden een nummer 7o, 8o, 9o, 10o en 11o luidend als volgt toegevoegd : « 7o door personen die op één januari van het jaar waarin de belastbare periode aanvangt, in aanmerking komen voor het integratie-inkomen in de zin van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op sociale integratie; 8o door personen die op één januari van het jaar waarin de belastbare periode aanvangt, in aanmerking komen voor de maatschappelijke hulp zoals bedoeld in artikel 60, paragraaf 3, van de wet van 8 juli 1976 tot organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voorzover hun inkomen lager of gelijk is aan het integratie-inkomen; 9o door personen die op één januari van het jaar waarin de belastbare periode aanvangt, in aanmerking komen voor het gewaarborgd inkomen voor bejaarden in de zin van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden of voor een inkomensgarantie in de zin van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen; 10o op voorwaarde dat het toestel om niet ter beschikking wordt gesteld, door ziekenhuisinstellingen en bejaardenhuizen; 11o door verenigingen en vestigingen die actief zijn in de domeinen jeugdbescherming, kinderopvang, hulp aan in moeilijkheden verkerende gezinnen en begeleiding, opleiding, inschakeling van gehandicapte personen. »; 2o het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De Regering bepaalt de natuurlijke personen, de instellingen of de overheden die kunnen aantonen dat de vrijstellingsvoorwaarden zijn vervuld en stelt de formaliteiten vast die vervuld dienen te worden om voor de vrijstellingen in aanmerking te komen. »

Art. 21.In artikel 20 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o onder 1o worden de woorden « deel B » vervangen door de woorden « de bijlage »; 2o onder 4o worden de woorden « Dienst Kijk- en Luistergeld » vervangen door de woorden « dienst die door de Regering aangewezen wordt »; 3o onder 5o worden de woorden « in het Rijk » vervangen door de woorden « in het Waalse Gewest ».

Art. 22.In artikel 21 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o in het eerste lid : a) het nummer 1o wordt vervangen als volgt : « 1o de ambtenaren en beambten die door de Regering beëdigd zijn voor de vaststellingen van de overtredingen op deze wet en op de besluiten die ter uitvoering ervan zijn getroffen;»; b) het nummer 2o wordt vervangen als volgt : « 2o de officieren, de agenten, de hulpagenten.»; c) de nummers 3o, 4o en 5o worden opgeheven; 2o in het tweede lid worden de woorden « de in 1o bedoelde ambtenaren en beambten » vervangen door de woorden « De ambtenaren en beambten bedoeld onder 1o hebben, in de uitoefening van de opdrachten waarvoor ze beëdigd zijn, de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie en ».

Art. 23.In artikel 22 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o het eerste lid wordt vervangen als volgt : «

Art. 22.Wanneer er voldoende aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van televisietoestellen of autoradiotoestellen die niet zijn aangegeven, mogen, met machtiging van de rechter in de politierechtbank, huiszoekingen worden gedaan door één van de personen bedoeld in artikel 21. »; 2o het derde lid wordt vervangen als volgt : « De handelaars en de operatoren moeten op eenvoudig verzoek van één van de personen bedoeld in artikel 21 alle boekhoudkundige stukken overleggen die nuttig zijn voor het opsporen van de personen die kijk- en luistergeld moeten betalen en voor het berekenen van dat kijk- en luistergeld. »

Art. 24.Artikel 24 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 24.§ 1. Telkens als het mededelen, binnen de gestelde termijn, van de maandelijkse lijst bedoeld in artikel 12, tweede lid, en van de jaarlijkse lijst bedoeld in artikel 12, derde lid, uitblijft, wordt een administratieve geldboete van 5.000 euro opgelegd.

Bij de eerste overtreding wordt de administratieve geldboete tot op de helft teruggebracht.

De operator dient de administratieve geldboete te betalen binnen de termijn die vermeld is in de uitnodiging tot betalen die aan hem is gericht door de dienst die door de Regering wordt aangewezen, zonder dat die termijn minder mag bedragen dan vijftien dagen.

De administratieve geldboetes die niet zijn gekweten binnen de betalingstermijn bepaald bij het derde lid wordt uiterlijk zes maanden na verzending van de de uitnodiging tot betaling ingekohierd.

Indien de administratieve geldboete niet wordt betaald binnen de termijn die in het derde lid is vastgesteld, is een nalatigheidsinterest waarvan de voet gelijk is aan de wettelijke rentevoet van rechtswege eisbaar.

Die intrest wordt per kalendermaand berekend voor elke administratieve geldboete op de nog verschuldigde som afgerond naar het lager tiental euro's, vanaf ofwel de eerste dag van de maand volgend op de vervaldag, ofwel de eerste dag van de maand volgend op de vorige betaling, voorzover er een som is aangerekend op de schuld in hoofdsom, tot en met de laatste dag van de maand waarin de betaling geschiedt.

De intrest is niet verschuldigd indien het bedrag ervan lager is dan 25 euro. § 2. In geval van overmacht worden de administratieve geldboete en de eventuele nalatigheidsintresten door de Regering of diens afgevaardigde kwijtgescholden. Het verzoek wordt uiterlijk bij het verstrijken van de betalingstermijn vermeld in de uitnodiging tot betaling ingediend. »

Art. 25.Artikel 25 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 25.De overtredingen op de artikelen van deze wet, met uitzondering van artikel 12, en op de besluiten die ter uitvoering ervan zijn genomen, worden met een geldboete bestraft van 26 tot en met 500 euro, onverminderd de verdubbeling van het kijk- of luistergeld bepaald in toepassing van artikel 18.

De politierechtbanken nemen kennis van de overtredingen bepaald in het eerste lid.

De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de overtredingen bedoeld in het eerste lid.

Een voor bestuurlijke doeleinden opgesteld kosteloos afschrift van het in kracht van gewijsde overgegane vonnis wordt van ambtswege aan de dienst die door de Regering aangewezen is, gericht. »

Art. 26.Artikel 26 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 26.§ 1. Het in voorkomend geval in toepassing van artikel 18 vermeerderd kijk- en luistergeld dat niet betaald is binnen de betalingstermijnen bepaald in de artikelen 7, 9 en 10 wordt uiterlijk na beëindiging van de periode bedoeld in artikel 7 ingekohierd.

De kohieren worden gevormd en uitvoerbaar gemaakt door de ambtenaar die door de Regering aangewezen wordt. » § 2. Vermeld worden op het kohieruittreksel : 1o de bewoordingen « Waals Gewest - Kijk- en Luistergeld »; 2o de identiteit (naam, voornaam en benaming al naargelang) en adres van de verschuldigde; 3o de verwijzing naar de wet die het kijk- en luistergeld instelt en een toelichtingsnota; 4o de periode waarvoor het kijk- en luistergeld verschuldigd is; 5o het nummer van het kohierartikel van het betrokken kijk- en luistergeld; 6o de datum van het visum voor de uitvoerbaarverklaring van het kohier; 7o de berekeningsgrondslag en het bedrag van het kijk- en luistergeld; 8o de vermelding dat het verschuldigde kijk- en luistergeld onmiddellijk eisbaar is; 9o de aanwijzing en het adres van de dienst belast met de vestiging en de inning van het kijk- en luistergeld en de rekening waarop het kijk- en luistergeld moet worden betaald; 10o de aanwijzing en het adres van de ambtenaar bij wie een administratief beroep kan worden ingediend, alsmede de termijn daarvoor. § 3. Het kijk- en luistergeld dat wordt ingekohierd is in zijn geheel onmiddellijk eisbaar. »

Art. 27.In artikel 27 van dezelfde wet worden de woorden « Dienst Kijk- en Luistergeld » vervangen door de woorden « dienst die door de Regering aangewezen is ».

Art. 28.Artikel 28 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 28.§ 1.De verschuldigde kan bij de ambtenaar die door de Regering aangewezen wordt, schriftelijk bezwaar indienen tegen het kijk- en luistergeld dat te zijnen laste is gevestigd.

De verschuldigde krijgt een ontvangstmelding toegestuurd waarbij de datum van ontvangst van het bezwaar gemeld wordt.

Het bezwaar dient met redenen te worden omkleed.

Het bezwaar dient op straffe van verval uiterlijk binnen de drie maanden na het opsturen van het aanslagbiljet te worden voorgelegd.

Voor de verschuldigden die het kijk- en luistergeld betwisten terwijl ze het ofwel spontaan ofwel op grond van een uitnodiging tot betalen hebben gekweten, dient het bezwaar evenwel op straffe van verval uiterlijk binnen de drie maanden ofwel vanaf de datum van de spontane betaling ofwel vanaf de uiterste datum voor de betaling bedoeld in de artikelen 7, 9 en 10 te worden voorgelegd.

De ambtenaar die door de Regering aangewezen is, beslist over het bezwaar als administratieve overheid en met een met redenen omklede beslissing.

In de beslissing waarbij het bezwaar niet volledig gegrond verklaard wordt, wordt aangegeven dat het kijk- en luistergeld voor de rechtbank kan worden aangevochten, waarbij eveneens de termijn aangegeven wordt waarin dat gerechtelijke beroep dient te geschieden. § 2. De ambtenaar die door de Regering aangewezen is, verleent de kwijtschelding of de ontheffing in geval van inkohiering, van de bijtaksen die voortvloeien uit feitelijke vergissingen, dubbele heffingen en van de bijtaksen die zouden blijken uit bewijskrachtige stukken of nieuwe feiten die met gegronde redenen laattijdig door de verschuldigde zijn voorgelegd, op voorwaarde dat die bijtaksen vastgesteld zijn door de dienst die door de Regering aangewezen is of die door de verschuldige zijn gemeld binnen de drie jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin het kijk- en luistergeld is gevestigd.

De verschuldigde krijgt een ontvangstmelding waarbij de datum van de ontvangst van het verzoek tot kwijtschelding of tot ontheffing wordt vermeld. § 3. Indien zijn bezwaar, zijn verzoek tot kwijtschelding of tot ontheffing afgewezen worden of bij gebreke van een beslissing door de ambtenaar die door de Regering aangewezen is, binnen de zes maanden vanaf de ontvangst van het bezwaar, van het verzoek tot kwijtschelding of tot ontheffing kan de verschuldigde het kijk- en luistergeld aanvechten voor een burgerlijke rechtbank.

Dat gerechtelijk beroep moet met redenen worden omkleed.

Het gerechtelijk beroep wordt aan de hand van een tegensprekelijk verzoek of aan de hand van een dagvaarding ingediend de gericht zijn tegen het Gewest in de persoon van de Minister-President. Indien het beroep wordt ingediend aan de hand van een tegensprekelijk verzoek is titel Vbis van boek II van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing, behalve de artikelen 1034ter , 3o, en 1034quater .

Bij elk exemplaar van het verzoek of van de dagvaardig dient op straffe van nietigheid een afschrift van de beslissing van de ambtenaar te worden gevoegd. Indien de ambtenaar die door de Regering aangewezen wordt, nog geen beslissing getroffen heeft, dienen een afschrift van het bezwaar, van het verzoek tot kwijtschelding of tot ontheffing en een afschrift van de ontvangstmelding te worden gevoegd.

Indien het gerechtelijk beroep tegen het kijk- en luistergeld ingediend wordt na een beslissing tot afwijzing van het bezwaar, van het verzoek tot kwijtschelding of tot ontheffing, dient het te worden ingediend binnen de drie maanden na kennisgeving van die beslissing aan de verschuldigde door het bestuur.

Indien het gerechtelijk beroep tegen het kijk- en luistergeld ingediend wordt zonder dat enige beslissing getroffen is over het bezwaar, het verzoek tot kwijtschelding of tot ontheffing na het verstrijken van de termijn van zes maanden bedoeld in het eerste lid, wordt de ambtenaar die door de Regering aangewezen wordt, de zaak onttrokken. § 4. Het indienen van een bezwaar, van een verzoek tot kwijtschelding of tot ontheffing of van een gerechtelijk beroep schorten de verplichting tot het kwijten van het eventueel in toepassing van artikel 18 vermeerderd kijk- en luistergeld niet op. § 5. In geval van een bezwaar, van een verzoek tot kwijtschelding of tot ontheffing of van een gerechtelijk beroep wordt het eventueel in toepassing van artikel 18 vermeerderd kijk- en luistergeld als een vaststaande schuld beschouwd. Het kan met alle middelen van tenuitvoerlegging worden ingevorderd, voorzover het beantwoordt aan ofwel de bestanddelen die zijn vermeld in de spontane aangiften bedoeld in artikel 9, § 1, eerste lid en § 2, eerste lid, ofwel aan de bestanddelen die zijn vermeld in het aangetekend schrijven bedoeld in artikel 9, § 3, tweede lid, ofwel, voor de reeds ingeschreven houders, aan het kijk- en luistergeld van dezelfde aard die gevestigd is ten laste van de verschuldigde voor de voorgaande belastbare periode.

Voorzover het betwiste kijk- en luistergeld de perken aangegeven in het eerste lid overschrijdt, kan geen bewarend beslag worden gelegd met het oog op de vrijwaring van de latere inning.

Voor de toepassing van deze paragraaf geldt de opschortende kracht van het gerechtelijk beroep voor de eerste aanleg, de aanleg in beroep en de aanleg in cassatie. »

Art. 29.Artikel 29 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Het in voorkomend geval in toepassing van artikel 18 vermeerderd kijk- en luistergeld verjaart na vijf jaar te rekenen van de datum waarop het aanslagbiljet waarvan kennis is gegeven aan de verschuldigde in toepassing van artikel 26, is opgestuurd. »

Art. 30.Artikel 30 van dezelfde wet wordt aangevuld met een nieuw lid luidend als volgt : « De beambten aan wie de Regering van de Franse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie hebben verleend, behouden die hoedanigheid. »

Art. 31.Artikel 31 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 31.§ 1. Onverminderd de bepalingen van deze wet zijn de regels bepaald bij de artikelen 11, 12, 21, 35 tot en met 52, 55 en 57 tot en met 62 van het decreet van de Waalse Gewestraad van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen van toepassing. § 2. De Regering bepaalt het nummer van de bank- of postrekening waarop de verschuldigde de betaling van het kijk- en luistergeld kan verrichten. »

Art. 32.Dit decreet heeft uitwerking vanaf 1 januari 2003, met uitzondering van de artikelen 19, 1o, 24 en 25 die in werking treden de eerste dag van de tweede maand volgend op de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad .

Kondigen dit decreet af en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 27 maart 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Mevr. M. ARENA _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stukken van de Raad 473 (2002-2003) nrs. 1 tot 3.

Volledig verslag , openbare vergadering van 19 maart 2003.

Bespreking. - Stemming.

^