Etaamb.openjustice.be
Decreet van 28 februari 2019
gepubliceerd op 03 mei 2019

Decreet betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2019202056
pub.
03/05/2019
prom.
28/02/2019
ELI
eli/decreet/2019/02/28/2019202056/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2019. - Decreet betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen (1)


Het Waalse Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder : 1° Administratie : de door de Regering aangewezen dienst(en);2° inspecteurs : de ambtenaren aangewezen door de Regering;3° werknemers : de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon en degenen die daarmee gelijkgesteld worden, met inbegrip van : a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon, of die arbeid verrichten onder gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst;b) de personen die geen arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon maar die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende de sociale zekerheid der werknemers;c) de personen bedoeld in artikel 1, 4°, van het decreet van 3 april 2009 betreffende de registratie en de erkenning van de arbeidsbemiddelingsbureaus;d) de binnen een onderneming overgeplaatste werknemers, bedoeld in de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;e) de buitenlandse zelfstandigen die bij wet of reglement in het bezit moeten zijn van een vergunning om een zelfstandige beroepsactiviteit te kunnen uitoefenen;4° gerechtigden : de personen, rechthebbenden of rechtverkrijgenden, die recht hebben op voordelen toegekend door de wetgevingen en regelgevingen bedoeld in artikel 3, en zij die er aanspraak op maken;5° werkgevers : de natuurlijke personen, de privé- of publiekrechtelijke rechtspersonen of de feitelijke verenigingen die de onder 3° genoemde personen tewerkstellen of die met werkgevers worden gelijkgesteld in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald bij de wetgeving, met inbegrip van : a) de natuurlijke of rechtspersonen die uitzenddiensten verlenen, die een outplacementbureau, een wervings- en selectiebureau of een bureau voor kosteloze arbeidsbemiddeling exploiteren overeenkomstig de regelgeving van toepassing op de outplacementbureaus;b) de gebruikers, namelijk de natuurlijke of rechtspersonen die een beroep doen op de diensten verleend door een outplacementbureau, of die de taken van de werknemers bepalen en toezicht houden op de uitvoering ervan;c) de begunstigden van subsidies, namelijk de natuurlijke en rechtspersonen die subsidies inzake economie, werkgelegenheid en onderzoek gevraagd of verkregen hebben aan en van het Waalse Gewest of aan en van rechtspersonen, die rechtstreeks of onrechtstreeks door het Gewest gesubsidieerd worden, daarin begrepen ieder door het Waalse Gewest verleend terugvorderbaar voorschot, met of zonder interest;d) de begunstigden van een erkenning, namelijk de natuurlijke of rechtspersonen die een erkenning inzake economisch beleid, werkgelegenheidsbeleid en wetenschappelijk onderzoek gevraagd of verkregen hebben aan en van het Waalse Gewest of aan en van een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door hem wordt gesubsidieerd ; e) in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, de entiteit waarin de over te plaatsen persoon tijdelijk wordt overgeplaatst, ongeacht zijn rechtsvorm, gevestigd in het Franse taalgebied;<0 6° sociale gegevens : alle gegevens nodig voor de toepassing van de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en regelgevingen;7° sociale gegevens van persoonlijke aard : de sociale gegevens met betrekking tot personen die zijn of kunnen worden geïdentificeerd;8° openbare instellingen van sociale zekerheid : de openbare instellingen, alsmede de diensten van de regeringen die belast zijn met de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid;9° meewerkende instellingen van sociale zekerheid : de instellingen van privaatrecht, die erkend zijn om mee te werken aan de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid;10° werkplaatsen : de plaatsen waar werkzaamheden verricht worden die aan het toezicht van de inspecteurs onderworpen zijn of waar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en regelgevingen, en onder meer de ondernemingen, gedeelten van ondernemingen, inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, gebouwen, lokalen, plaatsen gelegen binnen het gebied van de onderneming, werven en werken buiten de ondernemingen alsook de plaatsen waar de documenten met betrekking tot de gereguleerde activiteiten bewaard worden;11° informatiedragers : gelijk welke informatiedragers onder welke vorm ook, zoals boeken, registers, documenten, numerieke of digitale informatiedragers, schijven, banden en met inbegrip van deze die toegankelijk zijn door een informaticasysteem of door elk ander elektronisch apparaat;12° sanctionerend ambtenaar : de ambtenaar aangewezen door de Regering en gemachtigd om beslissingen te nemen inzake administratieve boete in de zin van dit decreet;13° overtreder : de natuurlijke of rechtspersoon die een administratieve boete opgelegd kan krijgen overeenkomstig Hoofdstuk 9;14° betrokken persoon : de natuurlijke persoon die geïndentificeerd is of kan worden, bedoeld in artikel 4, 1), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;15° algemene verordening gegevensbescherming : Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.

Art. 2.De Regering bepaalt de nadere berekeningsregels voor de termijnen en voor het overmaken van stukken, informatie en gegevens in het kader van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan.

Art. 3.De inspecteurs zijn belast met het opsporen en vaststellen van de inbreuken op de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek bedoeld in artikel 6, § 1, VI en IX, en 6bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 betreffende institutionele hervormingen, waarin bepaald wordt dat de controle uitgeoefend wordt overeenkomstig de bepalingen van dit decreet. HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden van de inspecteurs

Art. 4.Onverminderd het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie, wordt de eed van de inspecteurs in de handen afgelegd van de Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken of diens afgevaardigde.

Art. 5.De inspecteurs hebben niet de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.

De inspecteurs kunnen in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de lokale en federale politie of van andere gewestelijke diensten vorderen.

Art. 6.De inspectuers oefenen hun opdrachten uit, voorzien van het legitimatiebewijs van hun ambt, waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld.

In de uitoefening van hun ambt vertonen ze hun legitimatiebewijs en geven de in dat verband ontmoete personen te kennen, in welke hoedanigheid ze optreden.

Art. 7.§ 1. De inspecteurs mogen, in de uitoefening van hun opdrachten, op ieder uur van de dag en de nacht, zonder voorafgaande verwittiging alle werkplaatsen betreden die aan hun controle onderworpen zijn wanneer zij redelijkerwijs vermoeden dat daar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3.

Tot de bewoonde ruimten hebben zij evenwel enkel toegang: 1° wanneer zij zich tot vaststelling op heterdaad van een inbreuk ter plaatse begeven;2° op verzoek of met toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de bewoonde ruimte.Dat verzoek of de toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de visitatie worden gegeven; 3° in geval van oproep vanuit die plaats;4° in geval van brand of overstroming;5° wanneer zij in het bezit zijn van een machtiging tot visitatie uitgereikt door de onderzoeksrechter. § 2. Voor het verkrijgen van een machtiging tot visitatie als bedoeld in paragraaf 1,lid 2, 5°, richten de inspecteurs een met redenen omkleed verzoek aan de onderzoeksrechter, bevattende: 1° de identificatie van de bewoonde ruimten die het voorwerp zijn van de visitatie;2° de wetgeving die het voorwerp is van het toezicht en waarvoor de werkgelegenheidsinspecteurs van oordeel zijn een machtiging tot visitatie nodig te hebben;3° in voorkomend geval, de eventuele inbreuken die het voorwerp zijn van de controle;4° alle documenten en inlichtingen waaruit blijkt dat het gebruik van dit middel nodig is. Een machtiging tot visitatie kan door de werkgelegenheidsinspecteurs worden verkregen voor de toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en voor 5 uur mits het verzoek aan de onderzoeksrechter met bijzondere redenen wordt omkleed. § 3. De onderzoeksrechter beslist binnen een termijn van maximum 48 uur na de ontvangst van het verzoek bedoeld in paragraaf 2.

De beslissing van de onderzoeksrechter is met redenen dan wel, in geval van visitatie na 21 uur en voor 5 uur, met bijzondere redenen omkleed.

Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk.

Met uitzondering van de stukken waaruit de identiteit van de indiener van een eventuele klacht of aangifte kan worden afgeleid en onverminderd de toepassing van artikel 30 dient het geheel van de motiveringsstukken tot het verkrijgen van de machtiging tot visitatie, als bedoeld in § 2, eerste lid, aan het strafdossier of aan het dossier in het kader waarvan een administratieve geldboete kan worden opgelegd, te worden toegevoegd. § 4. In geval van visitatie beschikken de inspecteurs over alle bevoegdheden die aan hen toegekend zijn bij dit decreet, met uitzondering van de opsporing van informatiedragers en de daarmee gepaard gaande bevoegdheden als bedoeld in artikel 8, §§ 3 tot 5.

Art. 8.§ 1. De inspecteurs gaan over tot elk onderzoek, elke opsporing, elke controle, en elk verhoor, en winnen alle inlichtingen in die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3 worden nageleefd. § 2. De inspecteurs nemen de identiteit op van de personen die zich op de werkplaatsen bevinden of op de andere plaatsen die aan hun controle onderworpen zijn en waarvan zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat zij werkgevers, aangestelden of lasthebbers, werknemers, begunstigden zijn, alsmede van gelijk welke personen wier verklaring zij nodig achten voor de uitoefening van de controle.

Daartoe vorderen de inspecteurs van deze personen de voorlegging van officiële identificatiedocumenten of, bij ontstentenis van deze documenten of in geval van twijfel over hun echtheid, trachten zij de identiteit te achterhalen door het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, in de gevallen, en volgens de voorwaarden en nadere regels als bepaald in artikel 10. § 3. De inspecteurs kunnen eveneens ieder onderzoek, iedere opsporing, iedere controle en ieder verhoor verrichten en alle informatiedragers laten vertonen en onderzoeken die zich bevinden op de werkplaatsen of op de andere plaatsen, die aan hun controle zijn onderworpen en die hetzij sociale gegevens, bedoeld in artikel 1, 6°, bevatten, hetzij gelijk welke andere gegevens bevatten die ingevolge wet of decreet dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, zelfs wanneer de inspecteurs niet zijn belast met het toezicht op deze wetgeving.

Daartoe mogen de inspecteurs eveneens de in het eerste lid bedoelde informatiedragers opsporen en onderzoeken die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat. § 4. De inspecteurs mogen zich eveneens, zonder verplaatsing, alle informatiedragers die gelijk welke andere gegevens bevatten ter inzage doen voorleggen wanneer zij dit nodig achten voor het volbrengen van hun opdracht en overgaan tot het onderzoek ervan. § 5. Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber afwezig is op het ogenblik van de controle, doen de inspecteurs de nodige inspanningen om contact op te nemen met hem om voormelde informatiedragers te doen overleggen.

Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber onbereikbaar is, mogen de inspecteurs tot de opsporing of het onderzoek bedoeld in paragraaf 3 overgaan.

Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber zich verzet tegen deze opsporing of dit onderzoek, wordt een proces-verbaal opgesteld wegens verhindering van controle.

Art. 9.De inspecteurs mogen kopies nemen, onder welke vorm ook, van de informatiedragers, bedoeld in artikel 8, §§ 3 en 4, of van de informatie die zij bevatten, of zich deze kosteloos laten verstrekken door de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers.

Wanneer het informatiedragers bedoeld in artikel 8, § 3, betreft die toegankelijk zijn via een informaticasysteem mogen de inspecteurs, door middel van het informaticasysteem of elk ander elektronisch apparaat en met de bijstand van hetzij de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, hetzij van gelijk welke andere geschikte persoon die beschikt over de nodige of nuttige kennis over de werking van het informaticasysteem, kopies maken onder de door hen gewenste vorm van het geheel of een deel van voormelde gegevens.

Art. 10.§ 1. De inspecteurs kunnen vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan. Zij kunnen eveneens beeldmateriaal van derden gebruiken, voor zover deze personen dit beeldmateriaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen. De vaststellingen en het gebruik gelden mits eerbiediging van de bepalingen als bedoeld in paragraaf 3. § 2. In bewoonde ruimten mogen de inspecteurs enkel vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, op voorwaarde dat zij hiertoe beschikken over een machtiging uitgereikt door de onderzoeksrechter. Het verzoek dat de inspecteurs aan de onderzoeksrechter richten om die machtiging te krijgen, dient minstens de gegevens te bevatten vermeld in artikel 7, § 2. § 3. Voor de toepassing van dit decreet gelden de vaststellingen die de inspecteurs hebben gedaan door middel van het door hen gemaakte beeldmateriaal tot bewijs van het tegendeel, voor zover voldaan is aan de hierna vermelde voorwaarden: 1° de vaststellingen moeten het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door middel van beeldmateriaal, dat naast de in artikel 19 vermelde gegevens ook nog de volgende gegevens moet bevatten: a) de identiteit van de inspecteur die het beeldmateriaal heeft gemaakt of rechtmatig heeft verkregen, indien het door derden gemaakt is;b) de dag, de datum, het uur waarop en de exacte beschrijving van de plaats waar het beeldmateriaal is gemaakt;c) de volledige identificatie van het technisch hulpmiddel waarmee het beeldmateriaal is gemaakt;d) een beschrijving van wat op dat beeldmateriaal is te zien, alsmede het verband met de vastgestelde inbreuk;e) wanneer het gaat om een detailopname, een aanduiding op het beeldmateriaal waaruit de schaal blijkt;f) een rechtmatige afdruk van het beeldmateriaal of, indien dit onmogelijk is, een kopie ervan op een drager als bijlage bij het proces-verbaal, alsmede een volledige opgave van alle nodige technische specificaties om de kopie van dit beeldmateriaal te kunnen bekijken;g) wanneer er verschillende afdrukken of verschillende dragers zijn, een nummering van deze afdrukken of deze dragers, die eveneens moet voorkomen in de ermee overeenstemmende beschrijving, in het proces-verbaal, van wat op het beeldmateriaal is te zien;2° de originele drager van het beeldmateriaal moet worden bewaard door de administratie waartoe de inspecteurs behoren die het beeldmateriaal hebben gemaakt totdat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest is uitgesproken of totdat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete van de sanctionerend ambtenaar uitvoerbare kracht heeft gekregen of tot de seponering van de inbreuk door de sanctionerend ambtenaar. Onverminderd de bepalingen van de reglementering tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en haar uitvoeringsbesluiten, en onverminderd de bepalingen van wetten en reglementen met betrekking tot camerabewaking, verzoekt de administratie in voorkomend geval de derde die het beeldmateriaal heeft gemaakt om de drager gedurende die periode te bewaren.

Art. 11.De inspecteurs kunnen, tegen ontvangstbewijs, de informatiedragers bedoeld in artikel 8, § 3, in beslag nemen of verzegelen, ongeacht of de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber al dan niet eigenaar zijn van deze informatiedragers.

De inspecteurs beschikken over deze bevoegdheden wanneer dit noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek of voor het leveren van het bewijs van de inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze informatiedragers de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.

Wanneer de inbeslagname materieel onmogelijk is, worden deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen begrijpen, gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de administratie. In geval van dringendheid of om technische redenen, kan gebruik gemaakt worden van dragers, die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.

Art. 12.De inspecteurs kunnen, tegen ontvangbewijs, andere roerende goederen in beslag nemen of verzegelen dan diegene bedoeld in artikel 8, § 3, die aan hun toezicht onderworpen zijn, met inbegrip van roerende goederen die onroerend zijn door incorporatie of door bestemming, of aan de hand waarvan inbreuken op de wetgevingen of reglementeringen bedoeld in artikel 3, kunnen worden vastgesteld. Of de pleger van de inbreuk al dan niet de eigenaar is van deze goederen, is van geen belang. De inspecteurs volgen deze werkwijze wanneer dit noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van deze inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze goederen de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.

Art. 13.Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, hetzij niet aanwezig waren bij de opsporing en het onderzoek bedoeld in artikel 8, § 3, hetzij daarmee niet vrijwillig instemden, dienen de inspecteurs de werkgever schriftelijk te informeren over het feit dat die opsporing en dit onderzoek hebben plaatsgehad en over de informatiedragers die werden gekopieerd. Dit geschrift bevat de gegevens bepaald in artikel 14.

Voor de informatiedragers die in beslag werden genomen, wordt gehandeld in overeenstemming met artikel 14.

Art. 14.§ 1. Vormen het voorwerp van een schriftelijke vaststelling, tegen ontvangstbewijs afgeleverd: 1° de inbeslagnames uitgevoerd krachtens de artikelen 11 en 12;2° de maatregelen genomen in de gevallen bepaald in artikel 13 waarbij de werkgever, diens aangestelde of lasthebber ofwel niet aanwezig was ofwel er niet vrijwillig mee instemde. § 2. Het geschrift bedoeld in paragraaf 1 vermeldt: 1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;2° de identiteit van de inspecteurs, de hoedanigheid waarin zij tussenkomen en de administratie waartoe zij behoren;3° de genomen maatregelen;4° de weergave van de tekst van artikel 44;5° de rechtsmiddelen tegen de maatregelen en het bevoegde gerechtelijk arrondissement;6° de overheidsinstelling die in geval van hoger beroep moet worden gedagvaard.

Art. 15.Een beroep kan worden ingesteld bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank door iedere persoon die van oordeel is dat : 1° zijn rechten geschaad worden door de inbeslagnemingen verricht ter uitvoering van de artikelen 11 en 12;2° de maatregelen genomen in de gevallen bepaald in artikel 13 waarbij de werkgever, diens aangestelde of lasthebber ofwel niet aanwezig was ofwel er niet vrijwillig mee instemde. De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.

Art. 16.De inspecteurs mogen bevelen dat de documenten die moeten worden aangeplakt ingevolge de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3, daadwerkelijk aangeplakt worden en blijven, binnen een termijn die zij bepalen of zonder uitstel.

Zij mogen eveneens, indien zij dat in het belang van de werknemers of de begunstigden nodig achten, elk document opmaken of overhandigen ter vervanging van de documenten bedoeld bij de wetgevingen of reglementeringen bedoeld in artikel 3.

Art. 17.Overeenkomstig artikel 59 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken en de artikelen 2 en 3 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1982 inzake de bescherming van de vrijheid van het taalgebruik van de Franse taal in de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsook van akten en dokumenten van ondernemingen opgelegd door de wet en de reglementen, kunnen de inspecteurs een vertaling eisen van de gegevens bedoeld in artikel 8.

Art. 18.Onverminderd het vorderingsrecht van het openbaar ministerie en van de onderzoeksrechter, bedoeld in de artikelen 28ter, § 3, en 56, § 2, van het Wetboek van strafvordering beschikken de inspecteurs over een beoordelingsbevoegdheid om: 1° inlichtingen en adviezen te geven, inzonderheid over de meest doeltreffende middelen om de bepalingen na te leven van dit decreet en van de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3;2° waarschuwingen te richten;3° controleverslagen op te stellen;4° de overtreder een termijn op te leggen om zich in orde te stellen;5° processen-verbaal op te maken tot vaststelling van de inbreuken op dit artikel en de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3.

Art. 19.Elk proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3 en op de bepalingen van dit decreet bevat volgende gegevens: 1° de identiteit van de verbaliserende ambtenaar;2° de bepaling waaraan de verbaliserende ambtenaar zijn bevoegdheid tot optreden ontleent;3° de plaats en de datum van de inbreuk;4° de identiteit van de vermeende dader en van de betrokkenen;5° de wettelijke bepaling waarop inbreuk werd gepleegd;6° een beknopt relaas van de feiten met betrekking tot de gepleegde inbreuken;7° de datum en de plaats van opmaak van het proces-verbaal, het eventuele verband met andere processen-verbaal, en, in voorkomend geval, de inventaris van de bijlagen.

Art. 20.Het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk wordt aan het openbaar ministerie en aan de sanctionerend ambtenaar overgemaakt binnen een termijn van veertien dagen ingaand daags na de dag van de vaststelling van het laatste element dat deel van de inbreuk is.

Daarvan wordt een afschrift overgemaakt aan de vermeende pleger van de inbreuk evenals, in voorkomend geval, aan diens werkgever. Zoniet hebben laatstgenoemden te allen tijde het recht om er een afschrift van te bekomen bij de inspecteur die het proces-verbaal heeft opgemaakt.

Art. 21.Het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuken, opgemaakt door een inspecteur, heeft volle bewijskracht tot het tegendeel bewezen is als een afschrift daarvan per aangetekend schrijven overgemaakt wordt aan de vermeende pleger van de inbreuk en, in voorkomend geval, aan diens werkgever, binnen een termijn van veertien dagen ingaand daags na de dag van de vaststelling van het laatste element dat deel van de inbreuk is.

Wanneer de vermeende pleger van de inbreuk of de werkgever niet geïdentificeerd kan worden de dag van de vaststelling van de inbreuk, begint de termijn van veertien dagen, bedoeld in artikel 20, lid 1, en in lid 1, te lopen de dag waarop de vermeende pleger van de inbreuk waarop de inspecteur de vermeende pleger van de inbreuk met zekerheid kon identificeren.

Voor de toepassing van de termijn bedoeld in het eerste lid vormen het geven van een waarschuwing aan de vermeende pleger van de inbreuk of het verlenen van een termijn om aan de voorschriften te voldoen geen vaststelling van de inbreuk.

Art. 22.De materiële vaststellingen die gedaan zijn in een proces-verbaal kunnen gebruikt worden door de inspecteurs van dezelfde dienst en door de inspecteurs van de andere inspectiediensten of door de inspecteurs die belast zijn met het toezicht op de naleving van andere wetgevingen. HOOFDSTUK III. - Samenwerking en uitwisseling van inlichtingen

Art. 23.De inspecteurs delen de inlichtingen die zij tijdens hun inspectie hebben ingezameld mee aan de openbare en aan de meewerkende instellingen van sociale zekerheid, aan de inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook aan alle ambtenaren belast met het toezicht op andere wetgevingen of met de toepassing van een andere wetgeving, in de mate dat die inlichtingen laatstgenoemden kunnen aanbelangen bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn of met toepassing van een andere wetgeving.

De inspecteurs delen deze inlichtingen mee wanneer de openbare instellingen van sociale zekerheid, de inspecteurs van de andere inspectiediensten of de andere ambtenaren belast met het toezicht of met de toepassing van een andere wetgeving erom verzoeken.

Evenwel mogen inlichtingen ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits toestemming van deze laatste.

Art. 24.Onverminderd artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, verstrekken alle diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de gemeenten, de verenigingen waartoe ze behoren, en van de openbare instellingen die ervan afhangen, alsmede van alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, op grond van een samenwerkingsakkoord gesloten krachtens artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de inspecteurs, op hun verzoek, alle inlichtingen die laatstgenoemden nuttig achten voor het toezicht op de naleving van de wetgeving waarmee ze belast zijn, en leggen ze hun alle boeken, registers, documenten, schijven, banden of gelijk welke andere informatiedragers ter inzage voor en verstrekken ze hun uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën ervan.

De diensten van de Regering en de openbare instellingen die ervan afhangen verstrekken die inlichtingen, uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopies of fotokopies kosteloos in het kader van een gerechtvaardigd en evenredig verzoek.

De akten, stukken, registers, documenten of inlichtingen ingezameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met haar uitdrukkelijke toestemming.

Art. 25.De openbare instellingen en de meewerkende instellingen van sociale zekerheid, de inspecteurs, de inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook alle ambtenaren belast met het toezicht op andere wetgevingen, mogen de inlichtingen verkregen op grond van de artikelen 23 en 24 gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten betreffende het toezicht waarmee ze belast zijn.

Art. 26.De Regering kan eveneens, ter uitvoering van een samenwerkingsakkoord dat met de bevoegde Regeringen van de andere Gemeenschappen en Gewesten wordt gesloten, op het territoriale bevoegdheidsgebied van het Waals Gewest de aanwezigheid toestaan van de werkgelegenheidsinspecteurs van een andere Gemeenschap of een ander Gewest, om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.

De inlichtingen die op het territoriale bevoegdheidsgebied van een andere Gemeenschap of een ander Gewest worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met de Regeringen van andere Gemeenschappen en Gewesten wordt gesloten, kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt als de inlichtingen die op het grondgebied van het Franse taalgebied of van de Duitstalige Gemeenschap door inspecteurs bedoeld bij dit decreet worden ingezameld.

Art. 27.Met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie, waar het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, gelding heeft, mogen de inspecteurs alle inlichtingen uitwisselen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee elk van hen belast is.

Van de inlichtingen die van de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie worden verkregen, wordt op dezelfde wijze gebruik gemaakt als van de gelijkaardige inlichtingen die de werkgelegenheidsinspecteurs rechtstreeks inzamelen.

De inlichtingen ten behoeve van de arbeidsinspecties van die lidstaten worden op dezelfde wijze ingezameld door de inspecteurs als de gelijkaardige inlichtingen die zij inzamelen voor de uitoefening van het toezicht waarmee zij zelf belast zijn.

De bevoegde autoriteiten van het Waals Gewest kunnen eveneens, ter uitvoering van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie wordt gesloten, op het territoriale bevoegdheidsgebied van het Waals Gewest de aanwezigheid toestaan van ambtenaren van de inspecties van die lidstaat om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.

De inlichtingen die door een inspecteurs in het buitenland worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie is gesloten, kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt als de inlichtingen die op het grondgebied van het Waals Gewest door de inspecteurs worden ingezameld.

In uitvoering van een akkoord als bedoeld in lid 5 kan de administratie met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie bedoeld in het eerste lid, eveneens overgaan tot andere vormen van wederzijdse bijstand en samenwerking.

Het bepaalde in het eerste tot zesde lid is tevens van toepassing op de akkoorden gesloten inzake uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten van het Waals Gewest en de bevoegde autoriteiten van de Staten die het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, niet hebben ondertekend. HOOFDSTUK IV. - Plichten van de inspecteurs

Art. 28.Bij de uitoefening van hun bevoegdheden dienen de inspecteurs er voor te zorgen dat de middelen die zij aanwenden passend en noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan en de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3.

Art. 29.De inspecteurs nemen de nodige maatregelen om het vertrouwelijk karakter te waarborgen van de gegevens van persoonlijke aard waarvan ze kennis hebben gekregen in de uitoefening van hun opdracht en om te waarborgen dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend voor de uitoefening van hun toezichtsopdracht.

Art. 30.Behoudens uitdrukkelijke machtiging van de indiener van een klacht of van een aangifte betreffende een inbreuk op de bepalingen van de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3, mogen de inspecteurs in geen enkel geval: 1° zelfs niet voor de rechtbanken, de identiteit van de indiener van deze klacht of van deze aangifte bekendmaken;2° de werkgever of diens vertegenwoordiger onthullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een inspectie werd doorgevoerd.

Art. 31.De inspecteurs mogen geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben bij de werkgevers of in de ondernemingen of instellingen die ze dienen te controleren.

Art. 32.In de uitoefening van hun opdrachten nemen de inspecteurs de deontologieregels in acht, zoals bepaald door de Regering.

Art. 33.§ 1. Bij het verhoren van personen, ongeacht in welke hoedanigheid zij worden verhoord, nemen de inspecteurs ten minste de volgende regels in acht: 1° ieder verhoor begint met de beknopte mededeling van de feiten waarover het zal handelen, en de mededeling aan de ondervraagde persoon dat: a) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen;b) hij kan vragen dat iedere maatregel behorende tot de bevoegdheid van de inspecteurs krachtens dit decreet wordt verricht;c) zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;d) hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen;2° eenieder die wordt ondervraagd, mag: a) gebruik maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daardoor het verhoor wordt uitgesteld;b) tijdens de ondervraging of later, eisen dat deze documenten bij het proces-verbaal van verhoor worden gevoegd;3° het proces-verbaal vermeldt : a) het tijdstip waarop het verhoor wordt aangevat, eventueel onderbroken en hervat, alsook beëindigd;b) de identiteit van de personen die in het verhoor, of in een gedeelte daarvan, tussenkomen, en het tijdstip van hun aankomst en vertrek;c) de bijzondere omstandigheden en alles wat op de verklaring of de omstandigheden waarin zij is afgelegd, een bijzonder licht kan werpen. Aan het einde van het verhoor geven de inspecteurs de ondervraagde persoon het proces-verbaal te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt opgelezen. Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wil toevoegen. Na het lezen van het in voorkomend geval verbeterde en aangevulde proces-verbaal, wordt het ondertekend door de steller. Deze nodigt vervolgens de ondervraagde persoon en de desgevallend tussenkomende partijen uit om op hun beurt te ondertekenen. In geval van weigering van ondertekening door de ondervraagde persoon of een tussenkomende partij wordt daar in het proces-verbaal daar melding van gemaakt.

Indien de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan die van de procedure wenst uit te drukken, wordt ofwel een beroep gedaan op een beëdigde tolk, ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. Indien het verhoor plaatsheeft met bijstand van een tolk worden diens identiteit en hoedanigheid vermeld. § 2. Onverminderd § 1, wordt, vooraleer wordt overgegaan tot het verhoor van een persoon aangaande misdrijven die hem ten laste kunnen worden gelegd, aan de te ondervragen persoon op beknopte wijze kennis gegeven van de feiten waarover hij zal worden verhoord en wordt hem meegedeeld dat: 1° hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen;2° hij de keuze heeft na bekendmaking van zijn identiteit om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de hem gestelde vragen of te zwijgen;3° hij het recht heeft om vóór het eerste verhoor een vertrouwelijk overleg te hebben met een advocaat naar keuze of een hem toegewezen advocaat, in zoverre de feiten die hem ten laste kunnen worden gelegd een inbreuk betreffen waarvan de straf aanleiding kan geven tot het verlenen van een bevel tot aanhouding;4° in voorkomend geval, hij niet van zijn vrijheid is benomen en hij op elk ogenblik kan gaan en staan waar hij wil. Alleen de meerderjarige te ondervragen persoon kan vrijwillig en weloverwogen afstand doen van het in het eerste lid, 3°, bedoelde recht. Hij moet de afstand schriftelijk doen, in een door hem gedateerd en ondertekend document.

Indien het eerste verhoor op schriftelijke uitnodiging geschiedt, kunnen de in het eerste lid, 1° tot en met 4° vermelde rechten, evenals de beknopte mededeling van de feiten waarover de te ondervragen persoon zal worden verhoord, reeds ter kennis gebracht worden in deze uitnodiging waarvan een afschrift gevoegd wordt bij het proces-verbaal van verhoor. In dat geval wordt de betrokkene geacht een advocaat te hebben geraadpleegd alvorens zich aan te bieden voor het verhoor.

Indien het verhoor niet op uitnodiging geschiedt of indien bij de uitnodiging de in het vierde lid bepaalde elementen niet zijn vermeld, kan het verhoor op verzoek van de te ondervragen persoon eenmalig worden uitgesteld, teneinde hem de gelegenheid te geven een advocaat te raadplegen. § 3. Aan de in § 2 bedoelde persoon wordt voor het eerste verhoor een schriftelijke verklaring van de in dezelfde paragraaf bedoelde rechten overgemaakt. § 4. Indien tijdens het verhoor van een persoon, die aanvankelijk niet als verdachte werd beschouwd, blijkt dat er elementen zijn die laten vermoeden dat hem inbreuken ten laste kunnen worden gelegd, dan wordt hij ingelicht over de rechten die hij heeft ingevolge § 2 en wordt hem de in § 3 bedoelde schriftelijke verklaring overgemaakt.

Art. 34.De inspecteurs delen de ondervraagde mee dat hij kosteloos een afschrift van de tekst van verhoor kan verkrijgen.

Dit afschrift wordt hem onmiddellijk of binnen een maand overgemaakt of toegezonden.

Evenwel kan de door de Regering aangewezen ambtenaar, aan de hand van een met redenen omklede beslissing, het tijdstip van deze mededeling uitstellen voor een eenmalig hernieuwbare termijn van ten hoogste drie maanden. Deze beslissing wordt opgenomen in het dossier. HOOFDSTUK V. - Bijzondere controlemethodes

Art. 35.De controle op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen kan zich beperken, indien bedoelde wetgevingen en reglementeringen daarin uitdrukkelijk voorzien, en volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten, tot het onderzoek van een representatieve steekproef van het geheel of een gedeelte van de aspecten die in het kader van de rechtvaardiging van de storting van een aan een werkgever toegekende subsidie geverifieerd moeten worden.

Art. 36.Wanneer een in artikel 3 bedoelde wetgeving of reglementering daarin uitdrukkelijk voorziet, worden de resultaten van de controle verricht op de representatieve steekproef volgens de door de Regering vastgestelde procedures geëxtrapoleerd naar alle elementen die aan de basis van die steekproef lagen.

Bij de controle van bewijsstukken van de werkingskosten of personeelsuitgaven die door de aan een werkgever toegekende subsidie moeten worden gedekt, kan echter geen extrapolatie naar alle uitgaven worden gemaakt op basis van een onderzoek van een eenvoudige steekproef van dergelijke bewijsstukken.

Art. 37.Een werkgever die zich benadeeld acht door de toepassing van de in de artikelen 35 en 36 beschreven controlemethode kan de geldigheid van een door de inspecteurs geweigerd element met alle wettelijke middelen bewijzen. HOOFDSTUK VI. - Bescherming van de persoonlijke levenssfeer Afdeling 1. - Aanwijzing van de verantwoordelijke voor de verwerking

Art. 38.De verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 4,7), van de algemene verordening gegevensbescherming is het Departement Inspectie van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst. Afdeling 2 - Het recht op informatie bij de verzameling van

persoonsgegevens en op mededeling van persoonsgegevens

Art. 39.§ 1. In afwijking van de artikelen 13 en 14 van de algemene verordening gegevensbescherming, om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen, en voor zover artikel 14, § 5, d), in het specifieke geval niet kan worden ingeroepen, kan het recht op informatie worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de inspecteurs gevoerde onderzoeken, en de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete door de sanctionerend ambtenaar, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon niet mag overschrijden. § 2. De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de sanctionerend ambtenaar zijn dossier overeenkomstig hoofdstuk 9 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen op het recht op informatie gelden voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in de vorige leden gedurende dewelke de artikelen 13 en 14 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing zijn, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van een verzoek betreffende het meedelen van de te verstrekken informatie met toepassing van deze artikelen 13 en 14.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van informatie rechtvaardigt. § 3. Bij ontvangst van een verzoek betreffende het meedelen van de te verstrekken informatie bedoeld in § 2, derde lid, bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en hoe dan ook binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van informatie, alsook over de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer het departement Inspectie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd of, in voorkomend geval, nadat de sanctionerend ambtenaar een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de Administratie waarvan het Departement Inspectie afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde Administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. Afdeling 3 . - Het recht op inzage van persoonsgegevens

Art. 40.§ 1. In afwijking van artikel 15 van de algemene verordening gegevensbescherming, om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen, kan het recht op inzage van de hem betreffende persoonsgegevens geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld en beperkt voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de inspecteurs gevoerde onderzoeken, en de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete door de sanctionerend ambtenaar, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon niet mag overschrijden. § 2. De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de sanctionerend ambtenaar zijn dossier overeenkomstig hoofdstuk 9 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen op het recht op toegang tot de informatie gelden voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in de vorige leden gedurende dewelke artikelen 15 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van een verzoek betreffende het meedelen van de te verstrekken informatie met toepassing van artikel 15.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van toegang tot informatie rechtvaardigt. § 3. Bij ontvangst van een verzoek tot inzage bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en in ieder geval binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op inzage van de hem betreffende gegevens alsook van de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen.

Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer het departement Inspectie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd of, in voorkomend geval, nadat de sanctionerend ambtenaar een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van opdrachten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de Administratie waarvan het Departement Inspectie afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde Administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. Afdeling 4 . - Het recht op rectificatie

Art. 41.§ 1. In afwijking van artikel 16 van de algemene verordening gegevensbescherming, om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen, kan het recht op rectificatie van de hem betreffende persoonsgegevens geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de inspecteurs gevoerde onderzoeken, en de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete door de sanctionerend ambtenaar, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon niet mag overschrijden. § 2. De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de sanctionerend ambtenaar zijn dossier overeenkomstig hoofdstuk 9 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van het recht op rectificatie nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in de vorige leden gedurende dewelke artikel 16 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van een verzoek betreffende het meedelen van de te verstrekken informatie met toepassing van artikel 16.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van informatie rechtvaardigt. § 3. Bij ontvangst van een verzoek tot rectificatie bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en in ieder geval binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op rectificatie, alsook over de redenen voor deze weigering of beperking.

Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer het departement Inspectie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd of, in voorkomend geval, nadat de sanctionerend ambtenaar een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van opdrachten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de Administratie waarvan het Departement Inspectie afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde Administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. Afdeling 5 . - Het recht op beperking van de verwerking

Art. 42.§ 1. In afwijking van artikel 18 van de algemene verordening gegevensbescherming, om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen, kan het recht op beperking van de hem betreffende persoonsgegevens geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de inspecteurs gevoerde onderzoeken, en de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete door de sanctionerend ambtenaar, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon niet mag overschrijden. § 2. De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de sanctionerend ambtenaar zijn dossier overeenkomstig hoofdstuk 9 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van het recht op beperking nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in de vorige leden, gedurende dewelke artikel 18 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van het verzoek ingediend met toepassing van artikel 18.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van informatie rechtvaardigt. § 3. Bij ontvangst van een verzoek tot beperking van de verwerking bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en hoe dan ook binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op inzage van de hem betreffende gegevens alsook van de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen.

Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer het departement Inspectie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd of, in voorkomend geval, nadat de sanctionerend ambtenaar een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van opdrachten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de Administratie waarvan het Departement Inspectie afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde Administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. HOOFDSTUK VII. - Bepalingen betreffende de mededeling van de beslissingen en inbreuken inzake controle Afdeling 1. - Mededeling van de beslissingen aan de inspecteurs

Art. 43.Elke beslissing over de strafvordering of over het opleggen van een administratieve geldboete uit hoofde van een inbreuk op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen zal op hun aanvraag ter kennis worden gebracht van de inspecteurs die proces-verbaal hebben opgemaakt.

De kennisgeving van deze beslissing aan de inspecteurs gebeurt door de zorg, naar gelang van het geval, van het orgaan van het openbaar ministerie dat deze heeft getroffen, van de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die ze heeft uitgesproken of van de sanctionerend ambtenaar. Afdeling 2 . - Strafbepalingen en administratieve geldboetes in geval

van niet-naleving van de dwangmaatregelen die getroffen zijn door de inspecteurs of wegens belemmering van controle

Art. 44.Onverminderd de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek: 1° worden gestraft hetzij met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro, de werkgever, zijn aangestelden of zijn lasthebbers die binnen de door de inspecteurs bepaalde termijn, het door deze laatsten gegeven bevel tot aanplakking van documenten, bedoeld bij artikel 16, eerste lid, niet nakomen; 2° worden gestraft hetzij met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro, de werkgever, zijn aangestelden of zijn lasthebbers die de met toepassing van de artikelen 11 en 12 voorgeschreven maatregelen niet naleven; 2° wordt gestraft hetzij met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3000 euro, al wie de krachtens dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan een georganiseerde controle verhindert.

De geldboetes als bedoeld in het eerste lid worden vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

De sancties bedoeld in het eerste lid zijn niet van toepassing op de inbreuken bedoeld in artikel 8, § 4.

Art. 45.Bij herhaling binnen een jaar na een vorige veroordeling, kan de straf het dubbel van het maximum bedragen.

Art. 46.De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.

Art. 47.Voor de strafsancties zijn alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, toepasselijk op de bij dit decreet bepaalde inbreuken.

Artikel 85 van het Strafwetboek is toepasselijk op de in dit decreet bepaalde inbreuken zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van de bij dit decreet bepaalde minimumbedragen.

Art. 48.De in artikel 44 bedoelde inbreuken maken het voorwerp uit ofwel van strafvervolgingen, ofwel van een administratieve geldboete opgelegd door de sanctionerend ambtenaar. HOOFDSTUK VIII. - Andere sancties dan de wettelijke bepalingen en administratieve geldboetes in geval van belemmering van controle

Art. 49.§ 1. Onverminderd artikel 61 van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden kunnen de subsidies, vergoedingen of toelagen geschorst worden indien de werkgever de controle van de aanwending van subsidies, vergoedingen of toelagen, geregeld krachtens dit decreet, verhindert.

De in het eerste lid bedoelde schorsing is ook van toepassing voor een aanvraag ter verkrijging van subsidies, vergoedingen of toelagen. § 2. De Regering kan nadere regels en de procedure voor de schorsing van de subsidies, vergoedingen of toelagen bepalen. § 3. In de door de Regering bepaalde gevallen kan de administratie de behandeling van aanvragen ter verkrijging van subsidies, vergoedingen of toelagen die worden ingediend op grond van de wetgeving krachtens de artikelen 6, § 1, VI et IX, en 6bis, van de bijzondere wet tot hervorming de instellingen van 8 augustus 1980 zolang een onderzoek van inspecteurs ten aanzien van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon lopende is.

Worden voor de toepassing van het eerste lid met de rechtspersoon gelijkgesteld, de rechtspersoon die een aanvraag indient waartegen geen controle lopende is, maar waarin bestuurders zetelen, of zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden aanwezig zijn, en die over één van deze hoedanigheden beschikken in de rechtspersoon waartegen een controle lopende is.

In geval van schorsing van behandeling van een aanvraag worden de termijnen bepaald in bedoelde gezegde wetgevingen en reglementeringen met de duur van de controle. HOOFDSTUK IX. - Administratieve geldboetes Afdeling 1 . - Regels toepasselijk op de administratieve vervolging

Onderafdeling 1 . - Vaststelling van de vervolgingen

Art. 50.§ 1. De inbreuken op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen waarvoor de inbreukpleger zich niet blootstelt aan strafvervolgingen, maken het voorwerp uit van een administratieve geldboete. § 2. Onverminderd de rechten van de burgerlijke partij worden de inbreuken op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen waarvoor de inbreukpleger zich blootstelt aan strafvervolgingen bestraft met een administratieve geldboete tenzij ze op initiatief van het openbaar ministerie aanleiding geven tot: 1° strafvervolgingen zelfs als ze afgesloten worden met een vrijspraak;2° het uitdoven van de strafvordering mits de betaling van een geldsom;3° een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering;4° een rechtsvordering uitgeoefend krachtens artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek. § 3. De sanctionerend ambtenaar legt de administratieve geldboetes onder voorwaarden op, die zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen. Deze ambtenaar mag geen beslissing nemen in een dossier waarin hij reeds is opgetreden in een andere hoedanigheid, noch rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen die betrokken zijn in de procedure.

Art. 51.De toepassing van een administratieve geldboete wordt uitgesloten in geval van: 1° strafvervolgingen zelfs als ze afgesloten worden met een vrijspraak;2° het uitdoven van de strafvordering mits de betaling van een geldsom;3° een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering;4° een rechtsvordering ingesteld krachtens artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Art. 52.Het openbaar ministerie bezorgt de sanctionerend ambtenaar een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, de uitdoving van de strafvordering mits de betaling van een geldsom of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen of de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen.

Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet, een strafvervolging in te stellen, de uitdoving van de strafvordering mits de betaling van een geldsom of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen of van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgesteld, beslist de sanctionerend ambtenaar of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.

Art. 53.Indien het openbaar ministerie ervan afziet, een strafvervolging in te stellen, de uitdoving van de strafvordering mits de betaling van een geldsom of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen of van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen, bezorgt het in voorkomend geval een afschrift van de procedurestukken van het aanvullend opsporingsonderzoek aan de sanctionerend ambtenaar.

Onderafdeling 2 . - Verweermiddelen van de inbreukpleger

Art. 54.De inbreukpleger wordt bij aangetekende zending verzocht zijn verweermiddelen in te dienen.

Deze aangetekende zending bevat volgende gegevens : 1° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis liggen van de aanvang van de procedure;2° het recht van de inbreukpleger om zijn verweermiddelen in te dienen binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de dag van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving, namelijk op de dag dat de aangetekende zending aangeboden is aan de geadresseerde in persoon, op zijn hoofdverblijfplaats of op de maatschappelijke zetel;3° het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman;4° het adres van de sanctionerend ambtenaar waar de inbreukpleger na afspraak zijn dossier kan inzien, alsmede de openingsuren gedurende welke hij het recht heeft zijn dossier in te zien;5° het recht van de inbreukpleger of van zijn raadsman op een afschrift van het dossier;6° het postadres en het e-mailadres van de sanctionerend ambtenaar, met het oog op de indiening van de verweermiddelen. Indien de inbreukpleger verzuimd heeft om de aangetekende zending af te halen binnen de vastgestelde termijn, kan de sanctionerend ambtenaar hem bij gewone zending, ter informatie, nog een tweede uitnodiging toesturen om zijn verweermiddelen in te dienen.

Deze tweede uitnodiging doet geen nieuwe termijn van dertig dagen lopen voor de indiening van verweermiddelen.

Art. 55.De verweermiddelen kunnen schriftelijk, inbegrepen via e-mail, of mondeling op verzoek om een voorafgaande afspraak, bij de sanctionderend ambtenaar worden ingediend.

Art. 56.De sanctionerend ambtenaar stelt het dossier met betrekking tot de inbreuken welke aanleiding kunnen geven tot een administratieve geldboete ter beschikking van de inbreukpleger of diens raadsman, zodat hij het kan raadplegen en geeft hem toelating om een kopie te maken van de stukken van het dossier.

De kosten van de afschriften zijn ten laste van de inbreukpleger volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten.

Art. 57.Ieder gebruik van informatie verkregen door raadpleging of het verkrijgen van een afschrift van het dossier, dat tot doel of tot gevolg heeft gehad dat het verloop van het onderzoek is belemmerd of dat de persoonlijke levenssfeer, de fysieke of morele integriteit of de eigendom van een in het dossier genoemde persoon is geschonden, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar of een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 500 euro.

Onderafdeling 3 . - Beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete

Art. 58.De administratieve geldboete kan alleen worden opgelegd aan de inbreukpleger, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber, behalve als hij kan aantonen dat hij geen fout heeft begaan, omdat hij naar zijn vermogen alle maatregelen heeft genomen om te verhinderen dat het materiële element van de inbreuk zich voordoet.

Art. 59.De administratieve geldboete kan niet meer worden opgelegd vijf jaar na de vaststelling van de feiten.

De daden van onderzoek of van vervolging, met inbegrip van de kennisgevingen van de beslissingen van het openbaar ministerie omtrent het al dan niet instellen van strafvervolging en het verzoek ten aanzien van de inbreukpleger om verweermiddelen in te dienen, verricht binnen de in het eerste lid gestelde termijn, stuiten evenwel de loop ervan. Met die daden vangt een nieuwe termijn van gelijke duur aan, zelfs ten aanzien van personen die daar niet bij betrokken waren.

Art. 60.De administratieve geldboete mag niet worden opgelegd vóór het eind van de termijn vermeld in artikel 54, lid 2, 2°, of vóór het schriftelijk of mondeling verweer van de inbreukpleger, wanneer dit wordt ingediend vóór het einde van de voormelde termijn.

Art. 61.Indien de duur van de vervolging door de sanctionerend ambtenaar de redelijke termijn overschrijdt, kan deze zich beperken tot een eenvoudige schuldigverklaring of een administratieve geldboete opleggen die lager is dan het wettelijk minimum bedoeld bij of krachtens dit decreet.

In geval van een eenvoudige schuldigverklaring kan de sanctionerend ambtenaar niettemin aanspraak maken op de kosten van administratieve procedure overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten.

Art. 62.Na afloop van de termijn bedoeld in artikel 54, tweede lid, 2°, en, in voorkomend geval, na de datum vastgelegd voor het verhoor van de inbreukpleger of diens raadsman, beslist de sanctionerend ambtenaar, rekening houdend met de schriftelijk of mondeling voorgedragen verweermiddelen, indien er verweermiddelen waren, om de aanvankelijk overwogen administratieve geldboete of een lagere geldboete op te leggen, of om geen administratieve geldboete op te leggen.

Wanneer hij beslist om geen administratieve geldboete op te leggen, betekent de sanctionerend ambtenaar zijn beslissing bij gewone zending aan de inbreukpleger.

Met inachtneming van de algemene verordening gegevensbescherming en van Richtlijn 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad kan de sanctionerend ambtenaar een afschrift van de genomen beslissing aan iedere betrokken persoon die tot de in de artikelen 23 en 24 bedoelde diensten behoort, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van laatstgenoemde mededelen.

Art. 63.De beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete is met redenen omkleed.

Ze vormt een betalingsbevel en omvat onder andere de overwegingen die feitelijk en rechtens aan de basis liggen van de beslissing, enerzijds als antwoord op de ingediende verweermiddelen en anderzijds als motivering voor het bedrag van de administratieve geldboete.

Ze omvat inzonderheid de volgende elementen: 1° de bepalingen die de rechtsgrond ervan uitmaken;2° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis liggen van de aanvang van de procedure;3° de datum van het verzoek tot indiening van de verweermiddelen;4° het bedrag van de administratieve geldboete, eventueel verhoogd met de kosten van de administratieve procedure bepaald volgens de modaliteiten van de Regering;5° de bepalingen van artikel 68 met betrekking tot de betaling van de geldboete;6° de bepalingen van artikel 67 met betrekking tot het beroep tegen de beslissing.

Art. 64.De in artikel 63 bedoelde beslissing wordt aan de inbreukpleger ter kennis gebracht bij aangetekende zending samen met een verzoek tot betaling van de geldboete binnen de termijn bepaald bij artikel 68.

De kennisgeving doet de strafvordering vervallen.

Indien de inbreukpleger verzuimd heeft om de aangetekende zending af te halen binnen de vastgestelde termijn, kan de sanctionerend ambtenaar hem bij gewone zending, ter informatie, een afschrift van de beslissing bezorgen. Deze tweede zending geeft geen aanleiding tot een nieuwe termijn van drie maanden voor het instellen van het in artikel 67 bedoelde beroep.

Art. 65.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 64 en 67 heeft de in artikel 63 bedoelde beslissing uitvoerende kracht.

Art. 66.De Regering kan de modaliteiten betreffende de beslissing en de procedures tot oplegging van een administratieve geldboete aanvullen.

Onderafdeling 4 . - Beroepen

Art. 67.Onverminderd artikel 77 stelt de inbreukpleger die de beslissing van de sanctionerend ambtenaar betwist, op straffe van verval, overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de kennisgeving van de beslissing, een verzoek bij wege van verzoekschrift in bij de rechtbank van eerste aanleg.

Het verzoek wordt bij de arbeidsrechtbank ingesteld in geval van inbreuk op de wetgevingen en reglementeringen betreffende het tewerkstellingsbeleid bedoeld in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

Het verzoek wordt bij de rechtbank van de onderneming ingesteld in geval van inbreuk op de wetgevingen en reglementeringen betreffende het economisch beleid bedoeld in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

Het verzoek wordt bij de rechtbank van eerste aanleg ingesteld in geval van inbreuk op de wetgevingen en reglementeringen betreffende het ondrzoeksbeleid bedoeld in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.

Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing.

Onderafdeling 5 . - Betaling van de administratieve geldboete

Art. 68.De administratieve geldboete wordt betaald binnen een termijn van drie maanden die ingaat op de dag van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of op de dag waarop de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

De in het eerste lid bedoelde termijn gaat in op de dag dat het aangetekend schrijven aangeboden is aan de bestemmeling in persoon, op zijn hoofdverblijfplaats of op de maatschappelijke zetel.

De sanctionerend ambtenaar kan evenwel de inbreukpleger op diens verzoek en indien daartoe aanleiding bestaat een langere termijn toekennen die geenszins de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot invordering van de geldboete als bedoeld bij artikel 72 mag overschrijden. In dat geval deelt de sanctionerend ambtenaar het afbetalingsplan schriftelijk mee aan de inbreukpleger.

Art. 69.De Regering kan de modaliteiten betreffende de beslissing en de procedures tot oplegging van een administratieve geldboete aanvullen.

Art. 70.Indien de inbreukpleger in gebreke blijft voor de betaling van de administratieve geldboete binnen de termijn van drie maanden bepaald in artikel 68, eerste lid, of het hem overeenkomstig artikel 68, derde lid, of artikel 69, derde lid, toegekende afbetalingsplan niet nakomt, maakt de sanctionerend ambtenaar het dossier aanhangig bij de federale Administratie of bij iedere door de Regering aangewezen dienst. In dat geval deelt de sanctionerend ambtenaar hun een afschrift van de administratieve beslissing en, in voorkomend geval, van de in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing.

Art. 71.De Regering kan de modaliteiten betreffende de beslissing en de procedures tot oplegging van een administratieve geldboete aanvullen.

Art. 72.De rechtsvordering tot invordering van de administratieve geldboete verjaart tien jaar na de dag waarop geen beroep meer kan worden aangetekend tegen de beslissing van de sanctionerend ambtenaar.

Art. 73.Door de betaling van de geldboete vervalt de rechtsvordering van de sanctionerend ambtenaar.

Onderafdeling 6 . - Aan minderjarigen opgelegde administratieve geldboetes

Art. 74.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de minderjarigen onder zestien jaar op het moment van de feiten.

Art. 75.Wanneer de procedure tot oplegging van een administratieve geldboete opgestart wordt tegen een persoon onder achttien jaar, wordt het in artikel 54 bedoelde aangetekend schrijven gericht aan de minderjarige, alsook aan zijn vader en moeder, voogden of personen die het toezicht op hem uitoefenen. Die partijen beschikken over dezelfde rechten als de inbreukpleger.

De sanctionerend ambtenaar stelt de stafhouder van de Orde van advocaten daarvan in kennis zodat de minderjarige door een advocaat bijgestaan kan worden. Die kennisgeving wordt samen met het in het eerste lid bedoelde aangetekend schrijven verstuurd.

Uiterlijk binnen twee werkdagen, te rekenen van de datum van die kennisgeving, wordt een advocaat aangewezen door de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand.

Een afschrift van het bericht waarmee de stafhouder in kennis van de aanhangigmaking gesteld wordt, wordt bij het proceduredossier gevoegd.

In het geval van een belangenconflict zorgt de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand ervoor dat de belanghebbende bijgestaan wordt door een andere advocaat dan degene op wie zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen een beroep hebben gedaan.

Art. 76.Als de inbreukpleger minderjarig is, worden de in artikel 63 bedoelde beslissing of de beslissing om het dossier zonder gevolg te sluiten, samen met het proces-verbaal van verhoor, ter kennis gebracht van de minderjarige en zijn vader, moeder, voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen.

De vader, moeder, voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboete.

Art. 77.In afwijking van artikel 67 wordt het beroep door middel van een kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank ingediend, als de inbreukpleger een minderjarige is die de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt. In dit geval kan het beroep ook tegen de vader, moeder, voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen, ingediend worden.

De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de inbreukpleger meerjarig is op het moment waarop hij zich uitspreekt. Afdeling 2 . - Regels toepasselijk op de administratieve geldboetes

Onderafdeling 1 . - Vermenigvuldiging van de geldboete

Art. 78.De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboetes zijn van toepassing op de administratieve geldboetes.

De sanctionerend ambtenaar vermeldt in zijn beslissing de verhoging krachtens voornoemde wet van 5 maart 1952 alsook het getal dat uit de verhoging resulteert.

Art. 79.Wanneer de geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, kandidaat-werknemers, minderjarigen, stagiairs, ondernemingen, operatoren of werkgevers, geldt de regel zowel voor de strafrechtelijke als voor de administratieve geldboete. De vermenigvuldigde geldboete mag niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.

Onderafdeling 2 . - Herhaling

Art. 80.In geval van herhaling binnen het jaar dat volgt op een gerechtelijke beslissing tot schuldigverklaring, op een bestuurlijke beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of een veroordeling tot een gevangenisstraf of tot betaling van een administratieve of strafrechtelijke geldboete wegens inbreuk op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen of reglementeringen, kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbel van het maximum worden gebracht.

De termijn van een jaar vangt aan op de dag waarop de bestuurlijke beslissing niet langer vatbaar is voor beroep of op de dag dat de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

Onderafdeling 3 . - Meerdaadse samenloop van inbreuken

Art. 81.In geval van samenloop van verschillende inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboetes samengevoegd zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete mogen overschrijden.

Onderafdeling 4 . - Eendaadse samenloop van inbreuken en samenloop door eenheid van opzet

Art. 82.Wanneer eenzelfde feit verscheidene inbreuken oplevert of wanneer verschillende inbreuken die gelijktijdig worden voorgelegd aan de sanctionerend ambtenaard de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, wordt alleen de zwaarste administratieve geldboete uitgesproken.

Wanneer de sanctionerend ambtenaar vaststelt dat inbreuken reeds het voorwerp waren van een beslissing tot oplegging van een definitieve administratieve geldboete, en andere feiten die bij hem aanhangig zijn en die in de vooronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, houdt hij bij de toemeting van de administratieve geldboete rekening met de reeds opgelegde administratieve geldboetes. Indien deze hem voor een juiste bestraffing van al de inbreuken voldoende lijken, spreekt hij zich uit over de schuldvraag en verwijst hij in zijn beslissing naar de reeds opgelegde administratieve geldboetes.

Het totaal van de administratieve geldboetes opgelegd met toepassing van dit artikel mag het maximum van de zwaarste administratieve geldboete niet te boven gaan.

Onderafdeling 5 . - Uitwissing van administratieve geldboetes

Art. 83.Voor de vaststelling van het bedrag van de administratieve geldboete mag geen rekening gehouden worden met een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of tot schuldigverklaring die drie jaar of meer voor de feiten is gewezen. Deze termijn van drie jaar vangt aan op het ogenblik dat de beslissing uitvoerbare kracht heeft gekregen of wanneer de gerechtelijke beslissing over het beroep van de inbreukpleger in kracht van gewijsde is gegaan.

Onderafdeling 6 . - Verzachtende omstandigheden

Art. 84.Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, is de sanctionerend ambtenaar, de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of, in voorkomend geval, de jeugdrechtbank gerechtigd om de administratieve geldboete te verminderen tot een bedrag onder het wettelijk minimum voor een dienovereenkomstige inbreuk, waarbij het evenwel niet lager mag zijn dan 40 percent van het voorgeschreven minimumbedrag.

Onderafdeling 7 . - Uitstel

Art. 85.§ 1. De sanctionerend ambtenaar mag besluiten dat de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete niet of slechts gedeeltelijk zal worden ten uitvoer gelegd, voor zover, tijdens de vijf jaren die de nieuwe inbreuk voorafgaan: 1° aan de inbreukpleger geen administratieve geldboete van 25 tot 250 euro, van 50 tot 500 euro, of van 300 tot 3.000 euro werd opgelegd; 2° de inbreukpleger niet veroordeeld werd tot een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, van 100 tot 1.000 euro, van 600 tot 6.000 euro, of een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar.

Enige strafrechtelijke sanctie of administratieve geldboete die vroeger uitgesproken was of opgelegd werd voor feiten die voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet, vormen geen beletsel voor het verlenen van een uitstel. § 2. De sanctionerend ambtenaar verleent het uitstel bij dezelfde beslissing als die met welke hij de geldboete oplegt. § 3. De proeftermijn mag niet minder zijn dan één jaar en niet meer dan drie jaar, te rekenen van de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of van het vonnis of het arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan. § 4. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een hoger niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. § 5. Het uitstel kan herroepen worden ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een gelijk of lager niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. § 6. Voor de vergelijking van niveaus als bedoeld in §§ 4 en 5 van de geldboetes worden ze niet vermenigvuldigd met, al naargelang het geval, het aantal betrokken werknemers, het aantal betrokken afnemers van de diensten, of enige andere factor bepaald in de wetten en reglementen als bedoeld in artikel 3. Om te bepalen of een inbreuk van een lager, van hetzelfde dan wel van een hoger niveau is, dienen de maximumbedragen van de administartieve geldboetes voor deze inbreuken te worden vergeleken. § 7. Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de proeftermijn.

De vermelding van de herroeping van het uitstel in de beslissing geschiedt zowel wanneer de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer deze ter beoordeling van de sanctionerend ambtenaar wordt gelaten. § 8. De administratieve geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel wordt onbeperkt gecumuleerd met die welke opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk. § 9. In geval van beroep tegen de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete kan de rechter het uitstel dat door de sanctionerend ambtenaar werd verleend niet herroepen. Ze kunnen evenwel het uitstel verlenen wanneer de bevoegde administratie het geweigerd heeft. Afdeling 3 . - Amadeus-databank

Art. 86.§ 1. Er wordt een Amadeus-databank opgericht voor het verzamelen, opslaan, structureren, verwerken en uitwisselen van relevante gegevens met betrekking tot de vervolging van inbreuken op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen.

Met inachtneming van de algemene verordening gegevensbescherming hebben de in het eerste lid bedoelde verrichtingen en het bijwerken van de Amadeus-databank de volgende doelstellingen: 1° de vervolging van inbreuken door middel van administratieve geldboetes;2° de uitoefening door de inspecteurs van hun wettelijke opdrachten en de adequate bestrijding van de in de eerste lid bedoelde inbreuken;3° het opmaken van interne en externe statistieken. § 2. De Amadeus-databank bevat de door de Regering bepaalde gegevens aangaande volgende personen: 1° iedere persoon die ervan verdacht wordt (mede)dader te zijn van een inbreuk;2° iedere persoon aan wie een administratieve geldboete opgelegd kan worden;3° iedere werknemer of persoon die betrokken is of geacht wordt betrokken te zijn bij een inbreuk.

Art. 87.De Amadeus-databank wordt ontwikkeld, beheerd, gehost en beveiligd in overeenstemming met het veiligheidsbeleid van de informatiesystemen van de Waalse Overheidsdienst.

De Regering kan de specifieke modaliteiten voor het beheer en het gebruik van de databank vaststellen.

Art. 88.De Regering bepaalt de categorieën ambtenaren die toegang hebben tot de Amadeus-databank alsook de modaliteiten van deze toegang.

Alle personen die toegang hebben tot de Amadeus-databank moeten de nodige maatregelen nemen om het vertrouwelijk karakter te verzekeren van de persoonsgegevens opgenomen in deze databank en om te verzekeren dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend met het oog op de in artikel 86 bedoelde doelstellingen.

Iedere inbreuk op de geheimhoudingsplicht in het kader van de toegang tot de Amadeus-databank wordt bestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek. HOOFDSTUK X. - Wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen Afdeling 1 . - Bepalingen tot wijziging van de besluitwet van 28

december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders

Art. 89.In artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wordt paragraaf 4/1, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016, vervangen door hetgeen volgt: " § 4/1. De controle op de toepassing van de paragrafen 1, derde lid, h), i), m), p), s), t), w), en za), en 1bis, leden 1 tot 3, en leden 5 tot 9, wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.

De controle van de paragrafen 1, derde lid, 3), en 1bis, leden 1 tot 3, en leden 5 tot 9, wordt uitgeoefend onverminderd de bevoegdheden inzake inspectie en controle van de federale instellingen, bevoegd voor de sociale zekerheidsbijdragen en de werkloosheidsuitkeringen die ter zake de eneige administratieve en technische operatoren zijn.".

Art. 90.Artikel 8quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 8quater.De controle op de toepassing van de 8 tot 9 en de uitvoeringsmaatregelen ervan, uitgezonderd de bepalingen van artikel 8, § 4, leden 2 en 3, §§ 7 en 10, wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 2 . - Bepalingen tot wijziging van de wet van 19 februari

1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen

Art. 91.Artikel 12/1 van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 12/1.De controle op de toepassing van deze wet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.

De ambtenaren aangewezen door de Regering voor de contrôle van deze wet en de uitvoeringsbepalingen ervan kunnen overgaan tot de inbeslagname, tegen ontvangstbewijs, van de ingetrokken beroepskaarten waarvoor er redenen bestaan om te denken dat ze zijn nagemaakt of vervalst.

Zij kunnen eveneens de vreemdeling bevelen om zijn activiteit te staken, ofwel de sluiting van door hem uitgebate inrichting te bevelen te rekenen van een bepaalde datum en voor een door hen gekozen duur.".

Art. 92.In artikel 13/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het woord « strafrechtelijke » tussen de woorden "kan de" en het woord "straf" ingevoegd;2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : " § 3.De bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald bij paragraaf 1.". Afdeling 3 . - Bepalingen tot wijziging van de herstelwet van 22

januari 1985 houdende sociale bepalingen

Art. 93.In de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, hoofdstuk IV, afdeling 6, wordt het opschrift van onderafdeling 4 vervangen door hetgeen volgt: « Toezicht, straffen en administratieve geldboetes ».

Art. 94.Artikel 124 van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 28 april 2016, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 124.De controle op de toepassing van deze afdeling en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.".

Art. 95.In dezelfde wet, hoofdstuk IV, afdeling 6, onderafdeling 4, wordt het opschrift "Strafbepalingen", ingevoegd bij de wet van 6 juni 2010, vervangen door hetgeen volgt: « Strafbepalingen en administratieve geldboetes ».

Art. 96.Artikel 131 van dezelfde wet, hersteld bij het decreet van 28 april 2016, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 131.Met een administratieve geldboete van tien tot honderd euro wordt bestraft, eenieder die onjuiste inlichtingen verschaft met het oog op de toepassing van de regels betreffende het betaald educatief verlof vermeld in onderhavige afdeling en in de uitvoeringsmaatregelen van deze wet.

Met een administratieve geldboete van tien tot honderd euro wordt bestraft, de werkgever, diens aangestelde of lastheber die in overtreding van afdeling 6 een werknemer die een regelmatige aanvraag tot betaald educatief verlof heeft ingediend, het recht weigert om de de cursus te volgen.

De geldboete als bedoeld in het eerste en het tweede lid wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art. 97.Artikel 132 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 6 juni 2010, wordt hersteld in de volgende lezing : "

Art. 132.De bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald bij deze onderafdeling.". Afdeling 4 . - Bepalingen tot wijziging van de wet van 24 juli 1987

betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers

Art. 98.In het opschrift van hoofdstuk V van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers worden de woorden "en strafbepalingen" vervangen door de woorden ", strafbepalingen en administratieve geldboetes".

Art. 99.In dezelfde wet wordt artikel 35/1, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016, vervangen door hetgeen volgt : "

Art. 35/1.De ambtenaren aangewezen door de Waalse Regering of haar gemachtigde oefenen het toezicht uit op de toepassing van de artikelen 1, § 7, en 32bis en de uitvoeringsmaatregelen ervan, en gaan de inachtneming ervan na.

Deze ambtenaren oefenen bedoeld toezicht en het nagaan van de inachtneming ervan uit overeenkomstig de bepalingen van van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.".

Art. 100.In het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk V van dezelfde wet worden de woorden « en administratieve geldboetes » toegevoegd aan de woorden « Strafbepalingen ».

Art. 101.In artikel 39 van dezelfde wet, hersteld bij het decreet van 28 april 2016, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3 wordt het woord « strafrechtelijke » tussen de woorden "wordt de" en het woord "geldboete" ingevoegd; 2° paragraaf 4 wordt opgeheven.; 3° paragraaf 5 wordt opgeheven.

Art. 102.Artikel 40 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 6 juni 2010, wordt hersteld in de volgende lezing : "

Art. 40.De bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald bij artikel 39.". Afdeling 5 . - Bepalingen tot wijziging van de wet van 25 februari

1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten

Art. 103.In artikel 10ter van de wet van 25 juni 1993 betreffene de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten, ingevoegd bij de wet van 4 juli 2005, worden de woorden "kan de ambtenaar, aangesteld in toepassing van artikel 11, § 1" vervangen door de woorden "kunnen de ambtenaren, bedoeld in artikel 11, lid 1,".

Art. 104.In dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen als volgt : « Controle, waarschuwing, strafbepalingen en administratieve geldboetes ».

Art. 105.Artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 juli 2005, wordt vervangen door hetgeen volgt : «

Art. 11.Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, wordt de overtreding van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door de leden van het operationeel kader van de federale politie en de lokale politie alsmede door de ambtenaren, door de Regering hiertoe aangewezen.

De ambtenaren bedoeld in lid 1 oefenen bedoeld toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.

In de uitoefening van hun ambt kunnen de ambtenaren bedoeld in lid 1 de bijstand vragen van de lokale en van de federale politie. ".

Art. 106.In artikel 12, lid 1, van dezelfde wet worden de woorden "van artikel 11, § 1" vervangen door de woorden "van artikel 11, lid 1".

Art. 107.In artikel 13 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, wordt de inleidende zin vervangen door de volgende zin: "Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een geldboete van 100 tot 1 000 euro of met één van deze straffen alleen, of met een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro worden gestraft: ";2° in paragraaf 2, lid 2, worden de woorden "Alle bepalingen" vervangen door de woorden "Voor de strafrechtelijke straffen zijn alle bepalingen" en vervalt het woord "zijn".

Art. 108.In dezelfde wet wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 13bis.De bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald bij artikel 13.". Afdeling 6 . - Bepalingen tot wijziging van de programmawet van 10

februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap

Art. 109.Artikel 15 van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 15.Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de gerechtelijke agenten bij de parketten, de federale politie, de lokale politie alsmede de door de Regering hiertoe aangewezen ambtenaren bevoegd om de inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk op te sporen en vast te stellen.

De ambtenaren bedoeld in lid 1 oefenen bedoeld toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.

In de uitoefening van hun ambt kunnen de ambtenaren bedoeld in lid 1 de bijstand vragen van de lokale en van de federale politie. ".

Art. 110.In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van 1 juli 2000 en 16 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door hetgeen volgt : " § 1.Met een geldboete van 50 tot 500 euro of een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro wordt gestraft ieder die zonder te beschikken over de basiskennis van het bedrijfsbeheer of de beroepsbekwaamheid een beroepsactiviteit uitoefent waarvan de uitoefening overeenkomstig dit hoofdstuk is geregeld.

Bij herhaling wordt het bedrag van de strafrechtelijke geldboete bedoeld in lid 1 op een som van 100 tot 1.000 euro gebracht."; 2° in paragraaf 2, lid 2, worden de woorden "De bepalingen" vervangen door de woorden "Voor de strafrechtelijke straffen zijn alle bepalingen" en vervalt het woord "zijn";3° het artikel wordt aangevuld met een als volgt luidende § 5 : " § 5.De bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald bij paragraaf 1.". Afdeling 7 . - Bepalingen tot wijziging van de wet van 30 april 1999

betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers

Art. 111.In de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers wordt artikel 11 vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 11.De controle op de toepassing van deze wet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.".

Art. 112.In dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk VII vervangen als volgt : « Strafbepalingen, administratieve geldboetes en overige vergoedingen ".

Art. 113.Artikel 12 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 6 juni 2010, wordt hersteld in de volgende lezing : "

Art. 12.§ 1. Wordt gestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in overtreding van deze wet en de uitvoeringsmaatregelen ervan, uitgezonderd de normen betreffende de arbeidskaart verstrekt in functie van de bijzondere verblijfstoestand van betrokkenen, een buitenlandse onderdaanheeft doen of laten werken die niet toegelaten of gemachtigd is om meer dan drie maanden in België te verblijven of zich er te vestigen.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 2. Wordt gestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3000 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in overtreding van deze wet en de uitvoeringsmaatregelen ervan, uitgezonderd de normen betreffende de arbeidskaart verstrekt in functie van de bijzondere verblijfstoestand van betrokkenen, die tijdens de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land: 1° niet vooraf heeft nagegaan of laatstgenoemde over een geldige verblijfsvergunning dan wel over een andere machtiging tot verblijf beschikt;2° niet ten minste voor de duur van de tewerkstelling een afschrift of de gegevens van de verblijfsvergunning of een andere machtiging tot verblijf beschikbaar heeft gehouden voor de bevoegde inspectiediensten;3° die niet aangifte heeft gedaan van de aanvang en de beëindiging van zijn tewerkstelling overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen. In het geval dat de verblijfsvergunning of de andere machtiging tot verblijf die door de buitenlandse onderdaan wordt voorgelegd een vervalsing is, is de in het eerste lid bedoelde sanctie van toepassing wanneer het bewezen is dat de werkgever op de hoogte was dat dit document een vervalsing was.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 3. Wordt bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 100 tot 1.000 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in strijd met deze wet en haar uitvoeringsmaatregelen, met uitzondering van de normen betreffende de arbeidskaart afgeleverd in het kader van de specifieke verblijfssituatie van de betrokken personen: 1° een buitenlandse onderdaan arbeid heeft doen of laten verrichten ofwel : a) zonder een arbeidsvergunning te hebben verkregen van de bevoegde overheid en/of die niet over een arbeidskaart beschikt;b) zonder de grenzen van deze arbeidsvergunning en/of arbeidskaart te respecteren;c) voor een duur welke de duur van de arbeidsvergunning en van de arbeidskaart overschrijdt;d) na de intrekking van de arbeidsvergunning of de arbeidskaart;2° de arbeidsvergunning niet heeft teruggegeven aan de buitenlandse werknemer of hem die heeft bezorgd tegen betaling van een bedrag of vergoeding in welke vorm ook. De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 4. Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro, eenieder die, in strijd met deze wet en haar uitvoeringsmaatregelen, met uitzondering van de normen betreffende de arbeidskaart afgeleverd in het kader van de specifieke verblijfssituatie van de betrokken personen: 1° een buitenlandse onderdaan België heeft laten binnenkomen om er te worden tewerkgesteld of daartoe heeft bijgedragen, tenzij de buitenlandse onderdaan in het bezit is van een geldige arbeidskaart en met uitzondering van de buitenlandse onderdaan voor wie de werkgever na diens aankomst in België een arbeidsvergunning kan verkrijgen om er te worden tewerkgesteld;2° een buitenlandse onderdaan heeft beloofd, tegen betaling van welke vergoeding ook, hetzij een betrekking voor hem te zoeken, hetzij hem een betrekking te bezorgen, hetzij formaliteiten te vervullen met het oog op diens tewerkstelling in België;3° van een buitenlandse onderdaan een vergoeding in welke vorm ook heeft geëist of aangenomen, hetzij om voor hem een betrekking te zoeken, hetzij om hem een betrekking te bezorgen, hetzij om formaliteiten te vervullen met het oog op diens tewerkstelling in België;4° als tussenpersoon is opgetreden tussen een buitenlandse onderdaan en een werkgever of de autoriteiten die zijn belast met de toepassing van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsmaatregelen, met uitzondering van de normen betreffende de arbeidskaart afgeleverd in het kader van de specifieke verblijfssituatie van de betrokken personen, of nog tussen een werkgever en diezelfde autoriteiten, waarbij daden zijn gesteld die hetzij die buitenlandse onderdaan, hetzij de werkgever, hetzij de genoemde autoriteiten op een dwaalspoor kunnen brengen. De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 5. Voor de inbreuken als bedoeld in §§ 1, 2 en 4, kan de rechter bovendien de veroordeelde het verbod opleggen om gedurende een periode van één maand tot drie jaar, zelf of via een tussenpersoon, de onderneming of inrichting waar de inbreuk werd begaan geheel of gedeeltelijk uit te baten of er onder gelijk welke hoedanigheid dan ook in dienst te worden genomen. § 6. Voor de inbreuken als bedoeld in §§ 1, 2 en 4, kan de rechter bovendien, mits hij zijn beslissing ter zake met redenen omkleedt, de gehele of gedeeltelijke sluiting van de onderneming of inrichting waar de inbreuken werden begaan, bevelen voor de duur van één maand tot drie jaar. § 7. De duur van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van § 5 of § 6 gaat in vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of waarop zijn straf verjaard is en, bij voorwaardelijke vrijlating, vanaf de dag van de invrijheidstelling, voor zover deze laatste niet ingetrokken wordt. De gevolgen zullen evenwel een aanvang nemen zodra de veroordeling op tegenspraak of bij verstek definitief is. § 8. De rechter kan de in § 5 of § 6 bedoelde straffen slechts opleggen wanneer dit noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat zij zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot deze straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaal-economische belangen.

Voor de inbreuken van § 3 kunnen de in § 5 of § 6 bedoelde straffen bovendien slechts worden opgelegd voor zover de gezondheid of de veiligheid van personen door deze inbreuken in gevaar wordt gebracht.

Deze straffen doen geen afbreuk aan de rechten van derden. § 9. Elke inbreuk op de beschikking van het vonnis of van het arrest waarbij een verbod of sluiting wordt opgelegd met toepassing van § 5 of § 6 wordt bestraft met een sanctie van § 3. ».

Art. 114.Er wordt een nieuw artikel 12/1 ingevoegd, luidend als volgt: " § 1.Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro, de aannemer, bij ontstentenis van een keten van onderaannemers, of de intermediaire aannemer, in geval van het voorhandenzijn van een dergelijke keten, wanneer hun rechtstreekse onderaannemer een inbreuk bedoeld in artikel 12, § 2, pleegt.

In afwijking van het eerste lid worden de aannemer en de intermediaire aannemer niet bestraft met de straf bedoeld in het eerste lid als ze in het bezit zijn van een schriftelijke verklaring waarin hun rechtstreekse onderaannemer bevestigt dat hij geen illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt en zal tewerkstellen.

In afwijking van het tweede lid worden de aannemer en de intermediaire aannemer die in het bezit zijn van de schriftelijke verklaring bestraft ofwel met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met enkel één van die straffen ofwel met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro, als ze, voorafgaand aan de inbreuk, vermeld in het eerste lid, op de hoogte zijn van het feit dat hun rechtstreekse onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving, vermeld in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek, zijn.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 2. Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro, de hoofdaannemer en de intermediaire aannemer, in geval van het voorhandenzijn van een keten van onderaannemers, wanneer hun onrechtstreekse onderaannemer een inbreuk, vermeld in artikel 12, § 2, op de hoogte is van het feit dat hun onrechtstreekse onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving, vermeld in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek, zijn.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 3. Met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 1.000 euro of met één van deze straffen alleen, of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro worden gestraft: 1° de opdrachtgever, bij ontstentenis van een onderaanneming, wanneer zijn aannemer een van de inbreuken, vermeld in artikel 12, § 2, pleegt, als de opdrachtgever, voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat zijn aannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving, vermeld in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek, zijn; 2° de opdrachtgever, bij het voorhandenzijn van een onderaanneming, wanneer de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12, § 2, pleegt, als de opdrachtgever, voorafgaand aan de door hem gepleegde inbreuk, op de hoogte is van het feit dat de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving, vermeld in artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek, zijn.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.".

Art. 115.Artikel 14 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 6 juni 2010, wordt hersteld in de volgende lezing : "

Art. 14.De bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald bij dit hoofdstuk.".

Art. 116.Artikel 15 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 6 juni 2010, wordt hersteld in de volgende lezing : "In overeenstemming met artikel 17, § 2, van richtlijn 2014/36/EU van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider, dient de werkgever, indien de vergunning met het oog op seizoenarbeid is ingetrokken overeenkomstig voor de betaling van een vergoeding te zorgen aan de seizoenarbeider volgens de bepalingen vastgesteld door de Regering. De aansprakelijkheid dekt iedere verplichting die de werkgever niet heeft nageleefd en die hij had moeten nakomen indien de vergunning met het oog op seizoenarbeid niet was ingetrokken. Afdeling 8 . - Bepaling tot wijziging van de wet van 24 december 1999

ter bevordering van de werkgelegenheid

Art. 117.Artikel 46/1 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 46/1.De controle en de toepassing van artikel 43 en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen. ». Afdeling 9 . - Bepalingen tot wijziging van de wet van 20 juli 2001

tot bevordering van buurtdiensten en -banen

Art. 118.Artikel 7/1 van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 7/1.Met uitzondering van de bepalingen bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 2, wordt, onverminderd de maatregelen bedoeld in de artikelen 2, § 2, leden 4 tot 6, en 3bis, de controle op de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsmaatregelen uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.

De erkende ondernemingen die gecontroleerd worden zoals beoogd in lid 1, kunnen gecontroleerd worden volgens een bijzondere methode bepaald door de Regering.".

Art. 119.In dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk IV/1 vervangen als volgt : « Strafbepalingen en administratieve geldboetes ».

Art. 120.Artikel 10quater van dezelfde wet, hersteld bij het decreet van 28 april 2016, wordt vervangen door hetgeen volgt: « 3° die niet voorrang geeft aan werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering, een leefloon of op financiële sociale hulp, voor het bekomen van een voltijdse dienstbetrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor zij, met deze enige dan wel bijkomende dienstbetrekking, een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgen waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin zij reeds werken. ".

Art. 121.In artikel 10sexies van dezelfde wet, hersteld bij het decreet van 28 april 2016, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de eerste volzin wordt het woord « strafrechtelijke » tussen de woorden "wordt de" en het woord "geldboete" ingevoegd;2° in de tweede volzin wordt het woord « strafrechtelijke » tussen het woord "vermenigvuldigde" en het woord "geldboete" ingevoegd.

Art. 122.Artikel 10septies van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 22 juni 2012, wordt hersteld in de volgende lezing : "

Art. 10septies.De bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald bij de artikelen 10ter, 10quater en 10quinquies.".

Art. 123.In artikel 10septies/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016, wordt het woord "strafrechtelijke" ingevoegd tussen het woord "maximale" en het woord "straf".

Art. 124.In artikel 10septies/4 van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016, worden de woorden "Alle bepalingen" vervangen door de woorden "Voor de strafrechtelijke straffen zijn alle bepalingen" en vervalt het woord "zijn". Afdeling 10 . - Bepalingen tot wijziging van de

Art. 125.Artikel 17/1 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 17/1.De controle op de toepassing van artikel 15 en 16 en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen. ».

Art. 126.Artikel 34 van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 28 april 2016, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 34.De controle op de toepassing van dit hoofdstuk en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 11 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 25 april

2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs

Art. 127.Artikel 34 van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs, vervangen door het decreet van 22 november 2007,wordt vervangen door hetgeen volgt : "

Art. 34.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 12 . - Bepaling tot wijziging van de programmawet (I) van 24

december 2002

Art. 128.Artikel 338/2 van de programmawet (I) van 24 december 2002, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2016 en gewijzigd bij het decreet van 2 februari 2017, wordt vervangen door hetgeen volgt : "

Art. 338/2.Onverminderd de inspectie- en controlebevoegdheden van de federale instellingen bevoegd voor de socialezekerheidsbijdragen, die ter zake de enige administratieve en technische operatoren zijn, wordt de controle op de artikelen 335 tot 338, 339, 341bis, 353bis/9, 353bis/10, 353bis/12 tot 353bis/14, 353ter en 353quater en de uitvoeringsmaatregelen ervan uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen..

Het is ook het geval voor de artikelen 324 tot en met 328 voor zover ze betrekking hebben op de artikelen bedoeld in lid 1. ". Afdeling 13 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 11 maart

2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling

Art. 129.Artikel 11 van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling, vervangen door het decreet van 22 november 2007, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 11.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.".

De gewestelijke zendingen die gecontroleerd worden zoals beoogd in lid 1, kunnen gecontroleerd worden volgens een bijzondere methode bepaald door de Regering.". Afdeling 14 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 11 maart

2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote ondernemingen

Art. 130.Artikel 16 van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van grote ondernemingen, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 16.§ 1. De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". § 3. Onverminderd paragraaf 3 worden de incentives bedoeld bij dit decreet terugbetaald overeenkomstig het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden: 1° in geval van niet-naleving van de bepalingen uitgebracht bij of krachtens dit decreet of de verplichtingen vervat in de individuele beslissing tot toekenning en in de overeenkomst;2° in geval van faillissement, ontbinding of vrijwillige dan wel gerechtelijke vereffening van de grote onderneming;3° in geval van al dan niet bewuste verstrekking door de grote onderneming van onjuiste of onvolledige inlichtingen ongeacht het effect van die inlichtingen op het bedrag van de incentives, onverminderd de strafrechtelijke vervolging van de personen die die inlichtingen verstrekt zouden hebben. In geval van teruggave van de incentive bedoeld in artikel 8 wordt de vrijstelling van de onroerende voorheffing ab initio geschrapt.

De waarborg van het Gewest bedoeld in artikel 9 wordt beëindigd indien de door de kredietinstelling verstrekte inlichtingen onjuist blijken te zijn of in geval van niet-naleving van de toekenningsvoorwaarden van die waarborg. § 3. Wanneer er willens en wetens onjuiste of onvolledige informatie verstrekt wordt om de incentive bedoeld in artikel 5 te verkrijgen, kan de onderneming, haar aangestelde of lasthebber een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro worden opgelegd volgens de procedure of tegen de voorwaarden vastgesteld bij de bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 15 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 11 maart

2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen

Art. 131.Artikel 20 van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 20.§ 1. De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen. § 3. Onverminderd paragraaf 3 worden de incentives bedoeld bij dit decreet terugbetaald overeenkomstig het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden: 1° in geval van niet-naleving van de bepalingen uitgebracht bij of krachtens dit decreet of de verplichtingen vervat in de individuele beslissing tot toekenning;2° in geval van faillissement, ontbinding of vrijwillige dan wel gerechtelijke vereffening van de kleine of middelgrote onderneming;3° in geval van al dan niet bewuste verstrekking door de grote onderneming van onjuiste of onvolledige inlichtingen ongeacht het effect van die inlichtingen op het bedrag van de incentives, onverminderd de strafrechtelijke vervolging van de personen die die inlichtingen verstrekt zouden hebben. In geval van teruggave van de incentive bedoeld in artikel 11 wordt de vrijstelling van de onroerende voorheffing ab initio geschrapt. § 3. Wanneer er willens en wetens onjuiste of onvolledige informatie verstrekt wordt om de incentive bedoeld in artikel 5 te verkrijgen, kan de onderneming, haar aangestelde of lasthebber een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro worden opgelegd volgens de procedure of tegen de voorwaarden vastgesteld bij de bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 16 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 11 maart

2004 betreffende de gewestelijke incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen

Art. 132.Artikel 15 van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 15.§ 1. De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen. § 2. Onverminderd paragraaf 3 worden de incentives bedoeld in artikel 3 terugbetaald overeenkomstig het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden: 1° in geval van niet-naleving van de bepalingen uitgebracht bij of krachtens dit decreet of de verplichtingen vervat in de individuele beslissing tot toekenning en in de overeenkomst;2° in geval van faillissement, ontbinding of vrijwillige dan wel gerechtelijke vereffening van de grote onderneming;3° in geval van al dan niet bewuste verstrekking door de grote onderneming van onjuiste of onvolledige inlichtingen ongeacht het effect van die inlichtingen op het bedrag van de incentives, onverminderd de strafrechtelijke vervolging van de personen die die inlichtingen verstrekt zouden hebben. In geval van teruggave van de incentive bedoeld in artikel 9 wordt de vrijstelling van de onroerende voorheffing ab initio geschrapt. § 3. Wanneer er willens en wetens onjuiste of onvolledige informatie verstrekt wordt om de incentive bedoeld in artikel 3 te verkrijgen, kan de onderneming, haar aangestelde of lasthebber een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro worden opgelegd volgens de procedure of tegen de voorwaarden vastgesteld bij de bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 17 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 25 maart

2004 betreffende de erkenning van en de toekenning van subsidies aan de plaatselijke ontwikkelingsagentschappen

Art. 133.Artikel 10 van het decreet van 25 maart 2004 betreffende de erkenning van en de toekenning van subsidies aan de plaatselijke ontwikkelingsagentschappen, vervangen door het decreet van 22 november 2007, wordt vervangen door hetgeen volgt: «

Art. 10.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 18. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 27 mei 2004

betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie

Art. 134.Artikel 31 van het decreet van 27 mei 2004 betreffende de adviesverlenende agentschappen inzake sociale economie, vervangen door het decreet van 22 november 2007 wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 31.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 19 . - Bepalingen tot wijziging van de wet van 23 december

2005 betreffende het generatiepact

Art. 135.Artikel 59/1 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, ingevoegd bij het decreet van 20 juli 2016, wordt opgeheven.

Art.136. Artikel 85 van dezelfde wet, vervangen door het decreet van 28 april 2016, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 85.Onverminderd de inspectie- en controlebevoegdheden van de federale instellingen bevoegd voor de socialezekerheidsbijdragen, die ter zake de enige administratieve en technische operatoren zijn, wordt de controle op de toepassing van de artikelen 79 tot 84 en 87 en de uitvoeringsmaatregelen ervan uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 20 . - Bepalingen tot wijzigingen van het decreet van 14

december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "Initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale" (initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel)

Art. 137.Artikel 18, eerste lid, van het decreet van 14 december 2006 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de "initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale' (initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel), gewijzigd bij het decreet van 22 november 2007, wordt vervangen als volgt : "

Art. 18.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 21 . - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 3 juli

2008 betreffende de steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in Wallonië

Art. 138.In het het decreet van 3 juli 2008 betreffende de steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in Wallonië wordt het opschrift van hoofdstuk X gewijzigd als volgt : « Strategisch beheer, procedure, beoordeling, controle en administratieve geldboetes".

Art. 139.In hetzelfde decreet wordt een artikel 124/2 ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 124/2.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.".

Art. 140.In hetzelfde decreet wordt een artikel 124/3 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. In geval van bewuste verstrekking van onjuiste of onvolledige inlichtingen ongeacht het effect van die inlichtingen op het bedrag van de subsidies of terugvorderbare voorschotten, en onverminderd de strafrechtelijke vervolging van de personen die die inlichtingen verstrekt zouden hebben, kan een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro worden opgelegd volgens de procedure en tegen de voorwaarden vastgesteld bij de bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 22 . - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 15 juli

2008 betreffende de "structures d'accompagnement à l'autocréation d'emploi" (begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling) (afgekort S.A.A.C.E)

Art. 141.Artikel 9 van het decreet van 15 juli 2008 betreffende de begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling wordt vervangen door hetgeen volgt : "

Art. 9.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 23 . - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 6

november 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie

Art. 142.In artikel 5, § 1, van het decreet van 6 november 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, vervangen door het decreet van 19 maart 2009 en gewijzigd bij het decreet van 12 januari 2012, worden volgende wijzigingen ingevoerd: a) punt 6° wordt vervangen als volgt: « 6° de programma's inzake wedertewerkstelling van niet-werkende werkzoekenden;»; b) het artikel wordt aangevuld met een als volgt luidend 11°: « 11° de buurtdiensten en -banen.».

Art. 143.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk XII vervangen als volgt : « Strafbepalingen en administratieve geldboetes ».

Art. 144.In artikel 27 van hetzelfde wet worden de woorden "Alle bepalingen" vervangen door de woorden "Voor de strafrechtelijke straffen zijn alle bepalingen" en vervalt het woord "zijn".

Art. 145.In hetzelfde decreet wordt een artikel 27/1 ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 27/1.In geval van inbreuk op de artikelen 23 tot 25 wat betreft de domeinen bedoeld in artikel 5, § 1, 3° tot 8°, en 11°, kan er een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro worden opgelegd volgens de procedure en tegen de voorwaarden vastgesteld bij de bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen. § 2. In geval van inbreuk op artikel 23, wat betreft de domeinen bedoeld in artikel 5, § 1, 3° tot 8° en 11°, wordt de strafrechtelijke geldboete vermenigvuldigd met het aantal personen die slachtoffer zijn van de inbreuk. § 3. Wat betreft de domeinen bedoeld in artikel 5, § 1, 3° tot 8°, is de bestuurder van de werkgever, van de intermediaire organisatie of van de operator, wanneer laatstgenoemde een rechtspersoon is, of de beheerder, wanneer laatstgenoemde een natuurlijke persoon is, al dan niet houder van een erkenning of registratie of gebonden door een overeenkomst aan de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" of aan de Diensten van de Regering burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboetes, opgelegd aan zijn aangestelden of lasthebbers. ».

Art. 146.Artikel 34 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2009, wordt vervangen als volgt : " § 1. Onverminderd de plichten toebehorend aan de ambtenaren van de gerechtelijke politie wordt de controle op de toepassing van dit decreet en, in voorkomend geval, de uitvoeringsbesluiten ervan uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen. § 2. Op elk ander gebied dan dat bedoeld in artikel 5, § 1, 3° tot 8° en 11°, worden het toezicht en de controle op de bepalingen van dit decreet en, in voorkomend geval, van zijn uitvoeringsbesluiten, uitgeoefend door de personeelsleden aangewezen door de Regering om de inachtneming van de bepalingen gelegd op het bedoelde gebied te controleren, overeenkomstig de bepalingen geldend voor die personeelsleden.". Afdeling 24. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 3 april

2009 betreffende de registratie en de erkenning van de arbeidsbemiddelingsbureaus

Art. 147.Artikel 15 van het decreet van 3 april 2009 betreffende de registratie en de erkenning van de arbeidsbemiddelingsbureaus wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 15.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.".

Art. 148.Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1° in paragraaf 1, wordt de inleidende zin vervangen door de volgende zin: "Met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 100 tot 5.000 euro of met één van deze straffen alleen, of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro worden gestraft: "; 2° paragraaf 2 wordt vervangen door hetgeen volgt : " § 2.De bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald bij paragraaf 1.". Afdeling 25 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 3 maart

2009 betreffende

Art. 149.Artikel 27 van het decreet van 3 april 2009 betreffende de registratie en de erkenning van de arbeidsbemiddelingsbureaus wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 27.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 26 . - Bepalingen tot wijziging van het Sociaal Strafwetboek

van 6 juni 2010

Art. 150.In het Sociaal Strafwetboek van 6 juni 2010 worden opgeheven : 1° artikel 173, § 2;2° artikel 175.

Art. 151.In artikel 177/1, § 3, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt 3° opgeheven. Afdeling 27 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 27 oktober

2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit

Art. 152.In artikel 10 van het decreet van 27 oktober 2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit wordt het tweede lid vervangen door hetgeen volgt: "De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 28 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 2 mei 2013

betreffende de financiële incentives ter bevordering van de indienstneming van personeel bij sommige ondernemingen

Art. 153.Artikel 16 van het decreet van 2 mei 2013 betreffende de financiële incentives ter bevordering van de indienstneming van personeel bij sommige ondernemingen wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 16.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 29 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 29 oktober

2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven

Art. 154.Artikel 26 van het decreet van 26 oktober 2016 betreffende de erkenning van de initiatieven van sociale economie en de erkenning en de subsidiëring van de inschakelingsbedrijven wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 26.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 30 . - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 21

december 2016 houdende de toekenning van steun via een in het Waalse Gewest geïntegreerd steunportfolio aan projectontwikkelaars en kleine en middelgrote ondernemingen, ter bevordering van het ondernemerschap of de groei, en strekkende de oprichting van een databank van authentieke bronnen die verbonden is met die geïntegreerde portefeuille

Art. 155.Artikel 13 van het decreet van 21 december 2016 houdende de toekenning van steun via een in het Waalse Gewest geïntegreerd steunportfolio aan projectontwikkelaars en kleine en middelgrote ondernemingen, ter bevordering van het ondernemerschap of de groei, en strekkende de oprichting van een databank van authentieke bronnen die verbonden is met die geïntegreerde portefeuille wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 13.Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een geldboete van 25 tot 250 euro of met één van deze straffen alleen, of met een administratieve geldboete van 10 tot 100 euro worden gestraft, diegenen die de opdracht van de personeelsleden belast met de controle op dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan verhinderen of die moedwillig onjuiste of onvolledige inlichtingen of stukken voorleggen.

De bepalingen van hoofdstuk 9 van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen zijn van toepassing op de administratieve geldboeten bepaald bij lid 1.".

Art. 156.Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: "

Art. 17.De controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.".

De erkende ondernemingen die gecontroleerd worden zoals beoogd in lid 1, kunnen gecontroleerd worden volgens een bijzondere methode bepaald door de Regering.". Afdeling 31 . - Bepaling tot wijziging van het decreet van 2 februari

2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen

Art. 157.Artikel 14 van het decreet van 2 februari 2017 betreffende de steun voor tewerkstelling ten behoeve van de doelgroepen wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 14.Onverminderd de inspectie- en controlebevoegdheden van de federale instellingen bevoegd voor de socialezekerheidsbijdragen, die ter zake de enige administratieve en technische operatoren zijn, wordt de controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 32. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 februari

2017 betreffende het inschakelingscontract

Art. 158.Artikel 14 van het decreet van 2 februari 2017 betreffende het inschakelingscontract wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 14.Onverminderd de inspectie- en controlebevoegdheden van de federale instellingen bevoegd voor de socialezekerheidsbijdragen, die ter zake de enige administratieve en technische operatoren zijn, wordt de controle op de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.".

Art. 159.Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met volgend lid : "De controle op de toepassing van de overgangsregeling betreffende het doorstromingsprogramma bedoeld in de leden 1 tot 6 wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 33 . - Opheffingsbepaling van het decreet van 5 februari 1998

houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid

Art. 160.Het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid, laatst gewijzigd bij het decreet van 28 april 2016, wordt opgeheven. Afdeling 34 . - Slotbepaling

Art. 161.De datum van inwerkingtreding van dit decreet wordt door de Regering vastgelegd.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 28 februari 2019.

De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastucturen, V. DE BUE _______ Nota (1) Zitting 2018-2019. Stukken van het Waalse Parlement 1276 (2018-2019) nrs. 1, 1bis tot 3.

Volledig verslag, plenaire vergadering van 27 februari 2019.

Bespreking.

Stemming.

^