Etaamb.openjustice.be
Decreet van 28 maart 2019
gepubliceerd op 30 april 2019

Decreet betreffende het nieuwe beheerskader inzake cultuur

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2019041011
pub.
30/04/2019
prom.
28/03/2019
ELI
eli/decreet/2019/03/28/2019041011/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 MAART 2019. - Decreet betreffende het nieuwe beheerskader inzake cultuur


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: DEEL I. - DEFINITIES

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Administratie: de door de Regering aangewezen diensten;2° Raad van Beroep: de bij dit decreet opgerichte Raad van Beroep die belast is met de opdrachten, vermeld in artikel 88;3° Overlegraden: de bij dit decreet opgerichte overlegraden die belast zijn met de opdrachten bedoeld in artikel 34;4° Adviescommissies: de adviescommissies die bij dit decreet worden ingesteld en belast zijn met de opdrachten bedoeld in artikel 59;5° Belangenconflict: een bewezen of schijnbare situatie waarin een natuurlijke persoon door de ambten of verantwoordelijkheden die hij uitoefent, aan meerdere belangen is blootgesteld.Deze meervoudige belangen kunnen tegenstrijdig zijn en corrupte beslissingen of acties met zich meebrengen; 6° Raad: de Hogere Raad voor Cultuur, ingesteld bij dit decreet en belast met de opdrachten bedoeld in artikel 19;7° Deskundige: een natuurlijke persoon die bewijs levert van een bijzondere competentie, kennis of ervaring, in het kader van een professionele of niet-professionele activiteit, op het gebied van het cultuurbeleid;8° Erkende beroepsfederatie: een organisatie die een categorie van operatoren vertegenwoordigt die erkend is krachtens artikel 92;9° Werkdag: andere dagen dan zaterdag, zondag en feestdagen;10° Operator: elke natuurlijke of rechtspersoon wier activiteiten in overeenstemming zijn met het cultuurbeleid en die in dit verband steun vraagt aan de Franse Gemeenschap;11° Bestuurs- of leidinggevend orgaan: het orgaan dat beslissingsbevoegdheid heeft binnen een rechtspersoon;12° Adviesorganen: de adviesorganen waarvan de samenstelling en de werking door dit decreet worden geregeld, namelijk de Raad, de Raad voor de Franse taal, de endogeen gewestelijke talen en het taalbeleid, de overlegorganen, de adviescommissies en de Raad van Beroep;13° Cultuurbeleid: het beleid van de Franse Gemeenschap in de culturele aangelegenheden bedoeld in artikel 4, 1°, 3° tot 5° en 8° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 betreffende de institutionele hervormingen, met uitzondering van permanente opvoeding;14° Sector: een groepering, om administratieve doeleinden, van verscheidene culturele aangelegenheden of van verscheidene onderafdelingen van deze aangelegenheden;15° Werksessie: periode waarin een groep leden van een adviescommissie, samengesteld op basis van de criteria bepaald in titel 5 van boek 1, een reeks specifieke aanvragen onderzoekt, desgevallend ingediend op een specifieke datum, die betrekking hebben op een sector, discipline of type van bijstand;16° Eenmalige subsidie: een projectsubsidie in de zin van artikel 60, § 1, 2° van het decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap;17° structurele subsidie: een algemene subsidie in de zin van artikel 60, § 1, 1° van het decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap. DEEL II. - DEELNAME AAN DE ONTWIKKELING EN UITVOERING VAN HET CULTUURBELEID BOEK I. - ADVIESORGANEN TITEL I. - GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR ALLE ADVIESORGANEN HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Art. 2.De volgende adviesorganen worden ingesteld en betrokken bij de uitwerking en uitvoering van het cultuurbeleid, overeenkomstig de in dit decreet bepaalde procedures: 1° de Raad;2° de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid;3° de overlegraden;4° de adviescommissies;5° de Raad van Beroep. De algemene regels voor de samenstelling en werking van alle in lid 1 bedoelde adviesorganen zijn vastgesteld in deze titel. HOOFDSTUK II. - Samenstelling

Art. 3.Niemand kan tot lid van een adviesorgaan worden benoemd: 1° indien hij het voorwerp is geweest van een strafrechtelijke veroordeling, uitgesproken bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde, op grond van wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie, voor: a) het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen een persoon, groep, gemeenschap of hun leden;b) verspreiding van ideeën die gebaseerd zijn op raciale superioriteit of haat;c) ontkenning, minimalisering, rechtvaardiging of goedkeuring van de genocide van het Duitse nationaalsocialistische regime tijdens de Tweede Wereldoorlog;d) seksueel ongewenst gedrag of seksueel ongewenst gedrag op grond van een ander wettelijk beschermd criterium;e) een bevel tot discriminatie op basis van een wettelijk beschermd criterium.2° indien hij lid is van een organisatie die, duidelijk en herhaaldelijk: a) voor discriminatie of segregatie pleit op basis van een criterium dat beschermd wordt door wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie;b) blijk geeft van zijn vijandigheid ten aanzien van de essentiële beginselen van de democratie, zoals gewaarborgd door de Belgische grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Art. 4.§ 1. Het lidmaatschap van de Raad, de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid, een adviescommissie, een adviesraad en de Raad van Beroep is onverenigbaar met elkaar, onverminderd de deelname van: 1° vertegenwoordigers van ideologische en filosofische tendensen in de werkzaamheden van de overlegraden;2° afgevaardigden van de adviescommissies die deelnemen aan de werkzaamheden van de overlegraden;3° afgevaardigden van de overlegraden en de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid, een adviescommissie aan de werkzaamheden van de Raad. § 2. Het lidmaatschap van een adviesorgaan of van een vertegenwoordiger van een erkende beroepsfederatie met stemrecht is eveneens onderling onverenigbaar met het lidmaatschap als: 1° een Europese commissaris, een lid van een federale, gewestelijke of Gemeenschapsregering, een provinciegouverneur, een arrondissementscommissaris, een provinciale gedeputeerde, een burgemeester, een schepen en een voorzitter of adviseur voor sociale actie;2° lid van het kabinet van een mandaathouder als bedoeld in onderafdeling 1° ;3° een lid van het Europees Parlement, een federale, gewestelijke of communautaire parlementaire vergadering, een provinciale of gemeenteraad;4° een attaché van een mandaathouder als bedoeld in 3° ;5° leden van het statutair of contractueel personeel van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, de Hoge raad voor de audiovisuele sector en de instellingen van openbaar nut van het comité van Sector XVII;6° lid van een adviesorgaan dat is opgericht bij het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesorganen die werkzaam zijn in de culturele sector, met uitzondering van de leden die aan twee opeenvolgende ambtstermijnen als werkend lid hebben deelgenomen: a) indien de Regering aan het einde van de in de artikelen 22, 30 en 60 bedoelde procedures een schaarste vaststelt;b) om de continuïteit in de adviesorganen overeenkomstig artikel 121 te waarborgen. De in lid 1 bedoelde onverenigbaarheid onder 6° is niet meer geldig na een onderbreking van een met de duur van een ambtstermijn overeenkomende periode.

Wat de vertegenwoordigers van ideologische en filosofische strekkingen betreft, zijn de onverenigbaarheden bedoeld in het eerste lid, onder 1° tot 4°, beperkt tot de leden van de Regering van de Franse Gemeenschap, alsook tot de leden van hun kabinetten. § 3. Een lid dat als deskundige in een adviesorgaan is benoemd en van wie de ambtstermijn is verlengd voor zover de regels voor de samenstelling van dat orgaan dit toelaten, kan zich slechts herkiesbaar stellen in dat orgaan na een onderbreking van een termijn die gelijk is aan één ambtstermijn, behalve in geval van een schaarste die door de Regering wordt vastgesteld overeenkomstig de procedures bedoeld in de artikelen 22, 30 en 61.

Art. 5.De Regering deelt het Parlement van de Franse Gemeenschap en het Waarnemingscentrum voor het cultuurbeleid de lijst mee van de leden die de adviesorganen samenstellen, met opgave van de redenen voor de gekozen samenstelling.

Art. 6.De Regering beëindigt de ambtstermijn van een lid van een adviesorgaan: 1° op verzoek van het lid;2° op verzoek van de Administratie, na raadpleging van het betrokken adviesorgaan, of op verzoek van de meerderheid van de leden van het betrokken adviesorgaan indien dat lid: a) het huishoudelijk reglement niet naleeft;b) het in artikel 8 bedoelde document weigert te ondertekenen. Elk lid dat aan een uitsluitingsprocedure is onderworpen, kan verzoeken om te worden gehoord door het adviesorgaan waarin hij zetelt. HOOFDSTUK III. - Werking

Art. 7.§ 1. Onverminderd de aanvullende regels die specifiek zijn voor elk type adviesorgaan, moet de werking van de in artikel 2 bedoelde adviesorganen voldoen aan de volgende algemene regels: 1° het adviesorgaan kan hoorzittingen of raadplegingen houden;derden die aldus worden gehoord, hebben geen stemrecht; 2° elk adviesorgaan stelt vooraf een minimumaantal vergaderingen per jaar vast;3° een afwezige lid kan een ander lid een volmacht geven, onder de volgende voorwaarden: a) de plaatsvervanger van het afwezige lid is niet beschikbaar, met uitzondering van de overlegraden waar geen plaatsvervangers zijn;b) het afwezige lid voegt bij zijn volmacht een gedetailleerd schriftelijk advies dat bindend is voor de volmachthouder;c) een en hetzelfde lid mag slechts één volmachtdrager hebben;d) de volmachtdrager wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van het quorum, tenzij het huishoudelijk reglement anders bepaalt;4° een lid dat de hoedanigheid verliest uit hoofde waarvan het is benoemd, wordt geacht ontslag te hebben genomen;5° in geval van verhindering stelt het lid het secretariaat van het adviesorgaan en, in voorkomend geval, het plaatsvervangend lid waaraan hij is verbonden, uiterlijk 48 uur vóór de vergadering in kennis van zijn afwezigheid;een lid dat in hetzelfde jaar drie vergaderingen mist zonder het secretariaat binnen de genoemde termijn in kennis te hebben gesteld en, in voorkomend geval, het plaatsvervangend lid waaraan hij is verbonden, wordt geacht ontslag te hebben genomen, behoudens overmacht; het huishoudelijk reglement kan de termijn van 48 uur wijzigen; 6° het adviesorgaan stelt van de besprekingen die tijdens elke vergadering worden gehouden, notulen op;deze notulen worden tegelijk met het advies toegezonden; 7° als algemene regel wordt het advies namens het adviesorgaan uitgebracht, zonder vermelding van de namen;leden die het niet eens zijn met het uitgebrachte advies kunnen echter alleen of gezamenlijk een minderheidsnota indienen; 8° de leden zich houden aan de door het adviesorgaan vastgestelde beroepsgedragsregels, die met name tot doel hebben de waardigheid van het ambt te waarborgen en situaties van belangenconflict te voorkomen. De in het eerste lid, 5°, bedoelde termijn wordt verhoogd met vierentwintig uur per niet- werkdag die onmiddellijk voorafgaat aan de dag waarop de vergadering wordt gehouden. § 2. Op basis van de in lid 1 bedoelde regels en de aanvullende regels die specifiek zijn voor elk type orgaan, stelt elk adviesorgaan op voorstel van de Administratie een huishoudelijk reglement op.

Deze voorschriften, en eventuele latere wijzigingen, zijn verplicht na goedkeuring door de Regering.

De Regering beslist binnen dertig dagen nadat de zaak bij haar aanhangig werd gemaakt. Indien binnen deze termijn geen beslissing wordt meegedeeld, worden het reglement of de wijzigingen ervan geacht te zijn goedgekeurd.

Art. 8.De leden van de adviesorganen ondertekenen tijdens de eerste vergadering na de goedkeuring van het huishoudelijk reglement door de Regering een document dat bevestigt dat zij kennis hebben genomen van de bepalingen van het huishoudelijk reglement en van de straf die aan de niet-naleving ervan door dit decreet is verbonden. 2. In geval van benoeming van een nieuw lid wordt het in lid 1 bedoelde document tijdens de eerstvolgende vergadering ter ondertekening aan het betrokken lid voorgelegd.

Art. 9.De voorzitters en ondervoorzitters van de adviesorganen voeren de opdrachten uit die hun bij het huishoudelijk reglement zijn opgedragen.

Zij nemen deel aan de debatten, organiseren ze en sluiten ze af.

Art. 10.Het secretariaat van de adviesorganen wordt verzorgd door de administratie. In overleg met de voorzitter is de secretaris, indien nodig, belast met: 1° de vaststelling en het houden van de agenda van de vergaderingen, de verificatie van de quorumregels en het opstellen van de notulen;2° de naleving van het huishoudelijk reglement;3° de naleving van de toepasselijke wetgeving en de handhaving van de jurisprudentie;4° ervoor te zorgen dat de uitgebrachte adviezen met redenen omkleed zijn;5° ervoor te zorgen dat het werkende lid dat afwezig is bij de vergadering vervangen wordt door het plaatsvervangende lid dat aan hem is verbonden;6° de bewaring en digitalisering van administratieve bestanden. De secretaris heeft een adviserende stem.

Art. 11.De adviesorganen beraadslagen slechts geldig indien ten minste de helft van de leden aanwezig is, behoudens als het huishoudelijk reglement strengere quorumvereisten bepaalt.

Indien het vereiste quorum niet is bereikt, houdt het secretariaat binnen een maand een nieuwe vergadering overeenkomstig de bepalingen van het huishoudelijk reglement.

Bij deze nieuwe vergadering beraadslaagt het adviesorgaan geldig op voorwaarde dat de helft van de leden aanwezig is, tenzij in het huishoudelijk reglement anders is bepaald.

Art. 12.De adviezen van de adviesorganen worden bij de gewone meerderheid van stemmen uitgebracht.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter in laatste instantie doorslaggevend. HOOFDSTUK IV. - Kosten

Art. 13.§ 1. De leden van de adviesorganen die stemrecht hebben, ontvangen de volgende vergoedingen: 1° een vergoeding van 50 euro per halve dag deelname aan een vergadering of werkbezoek, jaarlijks geïndexeerd volgens de verhouding tussen het gezondheidsindexcijfer voor januari van het lopende jaar en dat voor januari van het jaar waarin dit decreet in werking treedt;2° een vergoeding voor de kosten van vervoer tussen de woonplaats en de plaats van de vergadering, voor vergaderingen in het kader van de opstelling van een verslag of voor elke andere taak van de adviesorganen bij de uitvoering van hun opdrachten, die overeenkomstig de geldende regelgeving voor personeelsleden van rang 12 van het ministerie van de Franse Gemeenschap wordt toegekend, tot een maximumbedrag dat overeenkomt met de kosten van een treinkaartje eerste klas. De vergoeding wordt betaald op basis van de presentielijst die aan het einde van elke vergadering wordt opgesteld. § 2. De Regering bepaalt op uniforme wijze tussen de verschillende culturele sectoren, met betrekking tot de tijd die nodig is voor de voorbereiding van de dossiers en het aantal vergaderingen, het bedrag en het jaarlijkse plafond van de leesvergoeding. Deze vergoeding is afhankelijk van de daadwerkelijke deelname aan de vergadering waarop het punt wordt besproken of van de toezending van een gedetailleerde schriftelijke bijdrage aan het secretariaat van het adviesorgaan. § 3. De Regering bepaalt de voorwaarden voor de storting van de schadevergoeding. § 4. De Regering kan voorzien in de nadere regels voor de vergoeding van derden die door een adviesorgaan worden gehoord of geraadpleegd. HOOFDSTUK V. - Opleiding van de leden

Art. 14.Binnen een jaar na hun benoeming kan de Regering een passende opleiding organiseren en aanbieden aan de leden van de adviesorganen. HOOFDSTUK VI. - Bekendmaking van de werkzaamheden

Art. 15.§ 1. De Regering maakt de werkroosters en agenda's van de adviesorganen op de website van de Administratie bekend. § 2. De Regering maakt in de loop van het eerste semester van elk jaar op de website van de Administratie de administratieve documenten van het voorgaande jaar bekend, te weten: 1° de adviezen en aanbevelingen van de Raad;2° de adviezen en aanbevelingen van de Overlegraden en de Raad van de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid;3° de adviezen van de adviescommissies, vergezeld van de besluiten die met name op basis van deze adviezen zijn genomen;4° de adviezen van de Raad van Beroep, vergezeld van de beslissingen die met name op basis van deze adviezen zijn genomen;5° een lijst met betrekking tot de in 3° en 4° bedoelde adviezen, met inbegrip van ten minste: a) de naam van de operator;b) het onderwerp van de aanvraag;c) de positieve of negatieve aard van het advies van het adviesorgaan;d) in voorkomend geval, het door de operator gevraagde bedrag, het door de adviescommissie voorgestelde bedrag en het door de Regering toegekende bedrag;e) de identificatie van de operatoren die hebben geweigerd de aankondigingen bekend te maken, met opgave van de redenen daarvoor. De in de punten 3° en 4° bedoelde adviezen kunnen slechts worden bekendgemaakt na kennisgeving van de beslissing aan de betrokken operator, met voorafgaande instemming van de operator indien de kennisgeving negatief is, en na verificatie door de Administratie dat de bekendmaking niet onderworpen is aan de uitzonderingsgronden voorzien in artikel 6 van het decreet van 22 december 1994 betreffende de bekendmaking door de administratie. § 3. De adviezen en aanbevelingen, bedoeld in het tweede lid, onder 1° en 2°, worden gehecht aan de ontwerpen of voorstellen van decreet die bij het Parlement van de Franse Gemeenschap worden ingediend.

Art. 16.De Raad coördineert jaarlijks de opstelling van een verslag over zijn activiteiten en die van de andere adviesorganen.

Dit jaarlijkse activiteitenverslag bevat ten minste de volgende elementen: 1° de lijst van de adviezen en aanbevelingen van de Raad;2° de lijst van adviezen en aanbevelingen van de Overlegraden en de Raad van de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid;3° de lijst van de door de adviescommissies uitgebrachte adviezen;4° de lijst van de bij de Raad van Beroep ingediende beroepen;5° de lijst van de leden van de adviesorganen, met vermelding van: (a) een verklaring betreffende het aanwezigheidspercentage;b) de vergoedingen die per adviesorgaan en werksessie worden betaald;c) openstaande mandaten;6° een lijst van externe personen, waaronder leden van andere adviesorganen, die zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de vergaderingen;7° een transversale en prospectieve analyse van de verschillende publicaties en sectorale aanbevelingen.

Art. 17.Voor de toepassing van artikel 16 doet elk adviesorgaan de Raad binnen drie maanden na afloop van elk kalenderjaar de elementen van het jaarlijkse activiteitenverslag toekomen die op hem betrekking hebben.

Art. 18.Na goedkeuring door de Raad wordt het jaarlijkse activiteitenverslag naar de Regering, het Parlement en het Waarnemingscentrum voor cultuurbeleid gestuurd.

De Regering draagt zorg voor de publicatie van het verslag op de website van de administratie.

Op verzoek van een adviesorgaan organiseert de Administratie samen met dit orgaan een openbaar debat op basis van het gepubliceerde jaarlijkse activiteitenverslag.

TITEL II. - RAAD HOOFDSTUK I. - Opdrachten

Art. 19.§ 1. De Raad is belast met het opstellen, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, van adviezen en aanbevelingen over: 1° het cultuurbeleid, in een algemeen en transversaal perspectief;2° voorontwerpen of voorstellen voor decreten die in het kader van het cultuurbeleid worden opgesteld;3° voorontwerpen van algemene of transversale opdrachten, opgesteld in het kader van het cultuurbeleid;4° de evaluatie van de bestaande wetgevingskaders die in het kader van de in lid 1 bedoelde beleidsmaatregelen zijn vastgesteld en de toepassing daarvan. De Raad neemt in geen geval een besluit over een individueel ontwerpbesluit. § 2. de aanbevelingen van de Raad zijn gericht op de ontwikkeling van een toekomstgerichte visie en de totstandbrenging van een intersectorale en transversale dialoog over het cultuurbeleid, met name over de volgende onderwerpen: 1° toegang tot cultuur;2° het statuut van de kunstenaars;3° de ontwikkeling van de artistieke schepping en de werkgelegenheid;4° de ontwikkeling van een structuur die representatief is voor de verschillende culturele sectoren;5° de bevordering en verspreiding van de cultuur in de Franse Gemeenschap;6° de versterking van de banden tussen cultuur en onderwijs;7° de versterking van de banden tussen cultuur en permanente opvoeding;8° de bepaling van de standpunten die de Franse Gemeenschap moet innemen in het kader van het cultuurbeleid van andere bestuursniveaus of van andere landen;9° de financiering van cultuur;10° de ontwikkeling van de digitale technologie;11° de ontwikkeling van de verschillende sectoren van de cultuur. Om de vijf jaar stelt de Raad, in samenwerking met het Waarnemingscentrum voor cultuurbeleid, een verslag op over deze aanbevelingen. HOOFDSTUK II. - Samenstelling Afdeling I. - Werkende leden en plaatsvervangers

Art. 20.De Raad bestaat uit de volgende werkende leden, die stemgerechtigd zijn: 1° de voorzitter van elke overlegraad, of zijn vertegenwoordiger;2° één extra lid van elke gedelegeerde adviesraad op basis van zijn expertise met betrekking tot de agenda van de Raad;3° de voorzitter van de Raad van de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid, of zijn vertegenwoordiger;4° een extra lid van de Raad voor de Franse taal, de endogeen regionale talen en het taalbeleid gedelegeerd op basis van zijn expertise met betrekking tot de agenda van de Raad;5° vijf deskundigen waarvan het profiel een aanvulling vormt op de vertegenwoordigingen van de overlegraden en die zich onderscheiden door een hoge mate van transversale expertise op het gebied van met name het cultuurbeleid: a) een deskundige uit de onderwijswereld;b) twee deskundigen die als kunstenaar werkzaam zijn;c) een deskundige met een grondige kennis van het cultuurbeleid van de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap of een land dat lid is van de Internationale Organisatie van de Francofonie;d) een deskundige wiens profiel een aanvulling vormt op het onder a) tot en met c) bedoelde profiel;6° een vertegenwoordiger, met een hoge mate van transversale expertise op het gebied van cultuurbeleid, door ideologische en filosofische strekkingen, met een parlementaire groep die erkend is in het Parlement van de Franse Gemeenschap. Voor elk van de in lid 1 bedoelde werkende leden wordt een plaatsvervangend lid onder 5° en 6° benoemd. Het plaatsvervangend lid is van hetzelfde geslacht en heeft hetzelfde deskundigheidsprofiel als het werkend lid waaraan hij/zij is verbonden.

Art. 21.De werkende en plaatsvervangende leden, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder 5° en 6°, worden door de Regering benoemd voor een termijn van vijf jaar, eenmaal hernieuwbaar.

Art. 22.§ 1. De leden bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder 1° tot en met 4°, worden afgevaardigd door het adviesorgaan waarin zij zetelen. § 2. De werkende en plaatsvervangende leden, in voorkomend geval in operationeel duo van hetzelfde geslacht, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder 5°, worden, na vergelijking van de bekwaamheidsbewijzen en verdiensten van de Administratie met de adviezen van de erkende beroepsfederaties, door de Regering benoemd op basis van een openbare oproep tot het indienen van kandidaturen die op de website van de Administratie wordt gepubliceerd en waarvan zij de organisatie bepaalt.

Het in het eerste lid bedoelde advies heeft betrekking op de relevantie en het algemene evenwicht van de deskundigheid en de profielen die uit de ontvangen aanvragen voortvloeien, zonder een bepaalde aanvraag af te wijzen of te ondersteunen. § 3. De werkende en plaatsvervangende leden, zo nodig in operationeel duo van hetzelfde geslacht, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder 6°, worden benoemd door de Regering op voordracht van de fractie van de tendens die zij vertegenwoordigen.

Daartoe doet elke betrokken politieke groep de Regering een lijst van twee vrouwelijke en twee mannelijke kandidaten toekomen.

De benoeming van de in het eerste lid bedoelde leden vindt plaats binnen drie maanden na de installatie van de leden van het Parlement van de Franse Gemeenschap.

Art. 23.Wanneer een werkend lid tijdelijk afwezig is, wordt hij/zij vervangen door zijn/haar plaatsvervanger voor de betrokken vergadering(en). 1. Wanneer een zetel van een werkend lid definitief vacant is, wordt het afwezige lid voor de overblijvende duur van de ambtstermijn vervangen door zijn plaatsvervanger.1. Wanneer een zetel van plaatsvervangend lid definitief vacant is, wordt deze, naar gelang van het geval, vervangen: a) na een aanvullende oproep tot het indienen van kandidaturen;b) op voorstel van de politieke groep van de trend die zij vertegenwoordigt. Afdeling II. - Andere deelnemers

Art. 24.§ 1. worden uitgenodigd op vergaderingen en kunnen met raadgevende stem aan de werkzaamheden van de Raad deelnemen: 1° de administrateur-generaal voor cultuur van het ministerie van de Franse Gemeenschap, of zijn vertegenwoordiger;2° een vertegenwoordiger van het Waarnemingscentrum voor Cultuurbeleid;3° de voorzitter van de Hogere Raad voor Permanente opvoeding of zijn vertegenwoordiger;4° op verzoek van de administrateur-generaal van het ministerie van Cultuur van het ministerie van de Franse Gemeenschap, een vertegenwoordiger van de algemene diensten van het ministerie van Cultuur;5° op verzoek van de directeur-generaal van het ministerie van Cultuur van het ministerie van de Franse Gemeenschap, een vertegenwoordiger van de algemene inspectiedienst voor cultuur;6° een vertegenwoordiger van de Raad van Hogere Kunstscholen van de Academie van Onderzoek en Hoger Onderwijs. § 2. De Raad kan, afhankelijk van de agenda, ook de volgende personen uitnodigen: 1) de bevoegde minister of zijn vertegenwoordiger;2. vertegenwoordigers van lokale, provinciale en regionale overheden;3° vertegenwoordigers van verenigingen die als maatschappelijk doel hebben de gebruikers of een categorie gebruikers te beschermen;4° deskundigen, analisten en onderzoekers. HOOFDSTUK III. - Werking

Art. 25.§ 1. 1. Wanneer de Raad een verzoek om advies ontvangt, stelt het secretariaat de in artikel 24 bedoelde leden en andere deelnemers daarvan in kennis en deelt het hun zo spoedig mogelijk langs elektronische weg alle gegevens mee waarover het beschikt in het administratieve dossier.

Het secretariaat organiseert de bijeenroeping en het houden van de vergadering van de Raad, in voorkomend geval in overleg met het secretariaat van de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid of de bevoegde overlegraad, met het oog op het inwinnen van het sectorale advies overeenkomstig de artikelen 32, § 3 en 38, § 3, tweede lid. § 2. De Raad brengt binnen 50 dagen na ontvangst van het verzoek om advies uit. In gevallen van met redenen omklede hoogdringendheid wordt de termijn verkort tot 30 dagen.

Minstens de helft van deze periode moet buiten de schoolvakanties vallen. Indien de laatste dag van de termijn op een feestdag, zaterdag of zondag valt, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Na afloop van deze termijn wordt de procedure voortgezet door de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, zonder dat de Raad later geen advies meer kan uitbrengen. § 3. De Raad beslist ten minste eenmaal per jaar over alle sectorale aanbevelingen die hem door de overlegraden op eigen initiatief worden voorgelegd en deelt zijn transversaal advies mee aan de Regering.

Art. 26.1. De Raad benoemt uit de in artikel 20, eerste alinea, bedoelde deskundigen een voorzitter en een ondervoorzitter van verschillend geslacht voor een periode van ten hoogste twee jaar.

Voor de benoeming van de voorzitter en de ondervoorzitter is het beginsel van de afwisseling tussen vrouwen en mannen vereist.

De voorzitter van de Raad of zijn vertegenwoordiger neemt met raadgevende stem deel aan de werkzaamheden van de Hogere Raad voor permanente opvoeding.

Een lid kan na een onderbreking van twee jaar worden herbenoemd tot voorzitter of ondervoorzitter van de Raad.

Art. 27.De Raad kan in zijn huishoudelijk reglement bijzondere regels inzake quorum en stemming opnemen om, in voorkomend geval, een evenwicht tussen de verschillende vertegenwoordigde sectoren te waarborgen.

TITEL III. - RAAD VOOR DE FRANSE TAAL, ENDOGEEN REGIONALE TALEN EN TAALBELEID HOOFDSTUK I. - Opdrachten

Art. 28.De Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen taalbeleid formuleert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, adviezen en aanbevelingen: 1° over alle kwesties die verband houden met het talenbeleid en de Franstalige Gemeenschap in de Franse Gemeenschap of internationaal;2° over de ontwikkeling van de taalkundige situatie in de Franse Gemeenschap en over de plaats van de Franse taal, de endogeen regionale talen en de gebarentaal ten opzichte van andere talen die in de Franse Gemeenschap worden gebruikt;3° over de ontwikkeling van het gebruik van de Franse taal, endogeen regionale talen en gebarentaal en de verrijking daarvan;4° over alle acties ter bevordering, bescherming en bewustmaking van de Franse taal, de endogene regionale talen en de gebarentaal. HOOFDSTUK II. - Samenstelling

Art. 29.De Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid is samengesteld uit zeventien gewone leden, die als volgt zijn verdeeld: 1° twaalf deskundigen in de Franse taal, waaronder ten minste een van de Koninklijke Academie voor de Franse taal- en letterkunde, in een van de volgende vakken: a) taalkunde;b) sociologie;c) onderwijs en opleiding;d) alfabetisering en de opvang van migranten;e) onderzoek en ontwikkeling;f) taalengineering;g) de bescherming en bevordering van de werknemer, de consument en de gebruiker van openbare diensten;h) communicatie en media;i) terminologie;j) letteren;2° vier deskundigen op het gebied van endogeen regionale talen, volgens een evenwichtige vertegenwoordiging van de taalveelzijdigheid;3° een expert in gebarentaal. Voor elk van de in het eerste lid bedoelde werkende leden wordt een plaatsvervanger benoemd. Een plaatsvervangend lid is van hetzelfde geslacht en heeft dezelfde expertise als het gewone lid waaraan hij/zij verbonden is.

Art. 30.§ 1. De werkende en plaatsvervangende leden, in voorkomend geval in operationeel duo van hetzelfde geslacht, worden voor een ambtstermijn van vijf jaar door de Regering benoemd, na vergelijking van de bekwaamheidsbewijzen en verdiensten van de administratie en de adviezen van erkende beroepsfederaties, die eenmaal kan worden verlengd na een openbare oproep tot het indienen van kandidaturen die op de website van de administratie wordt gepubliceerd en door de Regering nader wordt bepaald.

Het in lid 1 bedoelde advies heeft betrekking op de relevantie en het algemene evenwicht van de deskundigheid en het profiel van de ontvangen kandidaturen, zonder een bepaalde kandidatuur af te wijzen of te ondersteunen; de betrokken erkende beroepsfederaties zijn die van de Overlegraad voor Schrijfopdrachten en Boek. § 2. Wanneer een werkend lid tijdelijk afwezig is, wordt hij/zij vervangen door zijn/haar plaatsvervanger voor de betrokken vergadering(en).

Wanneer een zetel van een werkend lid definitief vacant is, wordt het afwezige lid voor de overblijvende duur van de ambtstermijn vervangen door zijn plaatsvervanger.

Wanneer een zetel van plaatsvervangend lid definitief vacant is, wordt dit na een nieuwe oproep tot het indienen van kandidaturen vervangen.

Art. 31.§ 1. Worden uitgenodigd op vergaderingen en kunnen met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Franse taalraad, endogeen regionale talen en taalbeleid: 1° de administrateur-generaal van Wallonië-Brussel International, of zijn vertegenwoordiger;2° de inspecteur-generaal van het secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap, belast met de algemene cursussen, of zijn vertegenwoordiger;3° de inspecteur-generaal voor het basisonderwijs van de Franse Gemeenschap of zijn vertegenwoordiger;4° de gemeenschappelijke bemiddelaar van het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap of zijn vertegenwoordiger;5° vertegenwoordigers van de ideologische en filosofische strekkingen bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder 6°. § 2. de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid kan ook de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid uitnodigen, afhankelijk van de agenda: 1° de bevoegde minister of zijn vertegenwoordiger;2° vertegenwoordigers van lokale, provinciale en regionale overheden;3° vertegenwoordigers van verenigingen die als maatschappelijk doel hebben de gebruikers of een categorie gebruikers te beschermen;4° deskundigen, analisten en onderzoekers. HOOFDSTUK III. - Werking

Art. 32.§ 1. Wanneer een verzoek om advies wordt ingediend bij de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid, stelt het secretariaat de werkende leden en de andere in artikel 31 bedoelde deelnemers daarvan in kennis en deelt het hun zo spoedig mogelijk langs elektronische weg alle gegevens mee waarover het in het administratieve dossier beschikt.

Het secretariaat organiseert de bijeenroeping en het houden van de vergadering. § 2. De Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid brengt binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek om advies uit. In gevallen van met redenen omklede hoogdringendheid wordt de termijn verkort tot 21 dagen.

Minstens de helft van deze periode moet buiten de schoolvakanties vallen. Indien de laatste dag van de termijn op een feestdag, zaterdag of zondag valt, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Na afloop van deze termijn wordt de procedure voortgezet door de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, zonder dat de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen taalbeleid wordt verhinderd later zijn advies uit te brengen. § 3. De adviezen over de met de Raad gedeelde bevoegdheid worden op de volgende vergadering van de Raad gepresenteerd door een vertegenwoordiger van de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid, en gevoegd bij het transversale advies van de Raad dat aan de Regering wordt voorgelegd. Aan het einde van de termijn voor verwijzing naar de Raad worden de adviezen van de Raad van de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid in ieder geval aan de Regering meegedeeld. § 4. Wanneer de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen taalbeleid op eigen initiatief een aanbeveling doet over het sectorale cultuurbeleid, wordt deze tegelijkertijd aan de Raad en de Regering meegedeeld. § 5. Het huishoudelijk reglement van de Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen en taalbeleid kan voorzien in een vast aantal werksessies waarvoor een quorum van drie leden vereist is.

Art. 33.De Raad voor de Franse taal, endogeen regionale talen taalbeleid benoemt onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter van verschillende geslachten voor een periode van maximaal twee jaar.

Voor de benoeming van de voorzitter en de ondervoorzitter is het beginsel van de afwisseling tussen vrouwen en mannen vereist.

Een lid kan na een onderbreking van twee jaar worden herbenoemd tot voorzitter of ondervoorzitter.

TITEL IV. - OVERLEGRADEN HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor alle overlegraden Afdeling I. - Opdrachten

Art. 34.§ 1. De overlegraden zijn belast met het opstellen, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, van adviezen en aanbevelingen: 1° sectoraal cultuurbeleid;2° voorontwerpen of voorstellen van decreten, opgesteld in het kader van het beleid bedoeld in 1° ;3° de voorontwerpen van besluiten die zijn opgesteld in het kader van de in onderafdeling 1° bedoelde beleidslijnen;4° de evaluatie van de bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke kaders die in het raam van de in lid 1 bedoelde beleidsmaatregelen zijn vastgesteld en de toepassing daarvan;5. het schema dat bestemd is voor de behandeling van individuele dossiers door de adviescommissies, in voorkomend geval in het licht van de in de sectorale wetgeving vastgestelde criteria, onverminderd eventuele specifieke voorschriften in die wetgeving betreffende het te gebruiken schema. In geen geval beslissen de overlegraden over een ontwerp van een individuele beschikking. § 2. De aanbevelingen die op eigen initiatief door de overlegraden zijn geformuleerd, hebben betrekking op de evaluatie en ontwikkeling van een toekomstgerichte visie op het sectorale cultuurbeleid in samenwerking met de Raad. Afdeling II. - Samenstelling

Onderafdeling I. - Volwaardige leden

Art. 35.§ 1. Elke overlegraad is samengesteld uit de volgende werkende leden die stemgerechtigd zijn: 1° de beroepsfederaties die krachtens dit decreet erkend zijn en waarvan de vertegenwoordigingsactiviteit overeenkomstig hoofdstuk 2 onder de bevoegdheid van de overlegraad valt;2° de vertegenwoordigers van de ideologische en levensbeschouwelijke strekkingen bedoeld in artikel 20, lid 1, 6°, van de richtlijn. Wanneer een sector of discipline waarvoor een overlegraad bevoegd is, niet vertegenwoordigd is door een erkende beroepsfederatie als bedoeld in lid 1, onder 1°, kan de desbetreffende overlegcommissie aan de betrokken overlegraad een lid met stemrecht dat tot die sector of discipline behoort, delegeren. § 2. Erkende beroepsfederaties hebben als rechtspersonen sessie in de in hun erkenningsbesluit genoemde adviesraden. § 3. Elke erkende beroepsfederatie die een bepaalde beroepsactiviteit of discipline vertegenwoordigt, heeft een gelijkwaardige stem in de Overlegraad. 2. In afwijking van lid 1 is de totale waarde van de stemmen van erkende beroepsfederaties waarvan de vertegenwoordigingsactiviteit rechtstreeks en hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van een Overlegraad valt, hoger dan die van erkende beroepsfederaties waarvan de vertegenwoordigingsactiviteit slechts indirect en subsidiair onder de bevoegdheid van een Overlegraad valt. De erkende beroepsfederaties kunnen in elk geval, in voorkomend geval, elk een minderheidsnota vaststellen overeenkomstig artikel 7, § 1, eerste lid, 7°.

Art. 36.§ 1. Elke erkende beroepsfederatie deelt de administratie een lijst mee van twee vrouwen en twee mannen die een permanent mandaat hebben om haar in de adviesraad te vertegenwoordigen en die kunnen aantonen dat zij over aantoonbare vaardigheden beschikken die zijn aangepast aan de sectorale realiteit en de praktijk ter plaatse.

De in artikel 4 bedoelde onverenigbaarheden zijn van toepassing.

De erkende beroepsfederatie kan deze lijst te allen tijde wijzigen, na kennisgeving door de Administratie. § 2. Alleen de natuurlijke personen die op de in lid 1 bedoelde lijst staan, kunnen namens de erkende beroepsfederatie die zij vertegenwoordigen, sessie hebben in de overlegraad.

Elke erkende beroepsfederatie mag per vergadering slechts één vertegenwoordiger afvaardigen.

In afwijking van lid 2 kan de Regering een erkende beroepsfederatie die verscheidene beroepsactiviteiten of -disciplines vertegenwoordigt, toestaan om per vergadering verscheidene vertegenwoordigers te delegeren.

Onderafdeling II. - Andere deelnemers

Art. 37.§ 1. worden uitgenodigd op vergaderingen en kunnen met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de overlegraden: 1° de administrateur-generaal van Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, of zijn vertegenwoordiger, die één van de ondervoorzitters van elke overlegraad waarneemt;2° een vertegenwoordiger van het Waarnemingscentrum voor Cultuurbeleid;3. op verzoek van de directeur-generaal van het ministerie van Cultuur van het ministerie van de Franse Gemeenschap, een vertegenwoordiger van de algemene diensten van het ministerie van Cultuur;4° op verzoek van de Administrateur-generaal Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, een vertegenwoordiger van de Algemene Dienst Inspectie van Cultuur;5° in voorkomend geval, de leden die worden uitgenodigd overeenkomstig de specifieke kenmerken van de overlegraden;6° de afgevaardigden van de adviescommissies, in overeenstemming met hoofdstuk 2. § 2. De overlegraden kunnen, afhankelijk van de agenda, ook uitnodigen: 1° de bevoegde minister of zijn vertegenwoordiger;2° vertegenwoordigers van lokale, provinciale en regionale overheden;3° vertegenwoordigers van verenigingen die als maatschappelijk doel hebben de gebruikers of een categorie gebruikers te beschermen;4° deskundigen, analisten en onderzoekers. Afdeling III. - Werking

Art. 38.§ 1. 1. Wanneer een verzoek om advies aan een adviesraad wordt voorgelegd, stelt het secretariaat de leden en andere deelnemers daarvan in kennis en deelt het hen zo spoedig mogelijk langs elektronische weg alle elementen van het administratieve dossier waarover het beschikt mee.

Het secretariaat organiseert de bijeenroeping en het houden van de vergadering. § 2. De overlegraad doet hiervan binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek om advies mededeling. In gevallen van met redenen omklede hoogdringendheid wordt de termijn verkort tot 21 dagen.

Minstens de helft van deze periode moet buiten de schoolvakanties vallen. Indien de laatste dag van de termijn op een feestdag, zaterdag of zondag valt, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Na afloop van deze termijn wordt de procedure voortgezet door de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, zonder dat de Overlegraad wordt belet later haar advies uit te brengen. § 3. De adviezen betreffende een bevoegdheid van de overlegraden worden rechtstreeks aan de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap meegedeeld.

Adviezen over een gedeelde bevoegdheid met de Raad worden tijdens de volgende Raadssessie gepresenteerd door een van de vertegenwoordigers van de adviesraad en toegevoegd aan het transversale advies van de Raad dat aan de Regering wordt voorgelegd.

Wanneer een adviesraad op eigen initiatief een aanbeveling over sectoraal cultuurbeleid doet, wordt deze tegelijkertijd aan de Raad en aan de Regering meegedeeld.

Art. 39.§ 1. Elke overlegraad wijst afwisselend uit de erkende beroepsfederaties die er lid van zijn een voorzitterschap en een of meer ondervoorzitterschappen aan, hetzij tijdens elke vergadering, hetzij voor een periode van maximaal twee jaar.

Een van de ondervoorzitterschappen wordt overeenkomstig artikel 37, eerste lid, onder 1° door de Administratie waargenomen. § 2. De wijze van benoeming van de twee vertegenwoordigers van elke overlegraad binnen de Raad wordt bepaald door het huishoudelijk reglement op basis van: 1° op de agenda van de Raad;2° een regel van afwisseling tussen de verschillende erkende beroepsfederaties en de verschillende sectoren of disciplines die onder de bevoegdheid van de overlegraad vallen. § 3. De afgevaardigden van de overlegraden vertegenwoordigen in de Raad alle eventuele belangen van hun overlegraad, die verschillend kunnen zijn. § 4. Het huishoudelijk reglement van elke adviesraad kan voorzien in: 1° speciale regels inzake quorum en stemming om een evenwicht tussen de verschillende vertegenwoordigde beroepsfederaties te waarborgen;2° de oprichting van werkgroepen die specifiek zijn voor een sector, onderwerp of discipline.

Art. 40.Elke overlegraad organiseert ten minste één vergadering per jaar met vertegenwoordigers van de bedoelde adviescommissie.

Tijdens deze vergaderingen de overlegraad: 1° wordt in kennis gesteld van de adviezen van de adviescommissie;2° stelt de adviescommissie in kennis van zijn werkzaamheden;3° beslist over de uitvoering van het sectorale cultuurbeleid en legt een advies of aanbeveling voor aan de Raad en aan de Regering. HOOFDSTUK II. - Specifieke bepalingen voor elke overlegraad Afdeling I. - Overlegraad voor levende kunsten

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 41.De Overlegraad voor levende kunsten formuleert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, adviezen en aanbevelingen inzake sectoraal beleid op het gebied van de podiumkunsten, waaronder: 1° dramatische kunst, met inbegrip van poppenspel, objecttheater en aanverwante kunsten;2° theater voor een jong publiek;3° actietheater;4° choreografische kunst;5° kermis-, circus- en straatkunst;6° het verhaal;7° projecten in verschillende disciplines van de podiumkunsten, waarvan ten minste één in de punten 1° tot en met 6° wordt genoemd. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 42.Naast vertegenwoordigers van erkende beroepsfederaties en andere deelnemers met raadgevende stem, wordt een vertegenwoordiger van de Commissie voor de levende kunsten uitgenodigd op de vergaderingen en kan hij met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad.

Deze vertegenwoordiger wordt door de adviescommissie gekozen op basis van zijn of haar expertise met betrekking tot de agenda van de overlegraad en om te zorgen voor een evenwichtige en afwisselende sectorale vertegenwoordiging. Afdeling II. - Overlegraad voor Muziek

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 43.De Overlegraad voor Muziek formuleert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, adviezen en aanbevelingen over het sectoraal beleid op het gebied van de podiumkunsten, waaronder: 1° klassieke en hedendaagse muziek, waaronder lyrische kunst;2° actuele muziek. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 44.Naast vertegenwoordigers van erkende beroepsfederaties en andere deelnemers met raadgevende stem, worden twee vertegenwoordigers van de Commissie Muziek uitgenodigd op de vergaderingen en kunnen met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad.

Deze vertegenwoordigers worden door de adviescommissie gekozen op basis van hun expertise met betrekking tot de agenda van de Overlegraad en om te zorgen voor een afwisselende en evenwichtige sectorale vertegenwoordiging, met inbegrip van de aanwezigheid van een expert in actuele muziek en een expert in klassieke of hedendaagse muziek. Afdeling III. - Overlegraad voor Beeldende Kunsten

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 45.De Overlegraad voor Beeldende Kunsten formuleert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, adviezen en aanbevelingen inzake sectoraal beleid op het gebied van de Beeldende kunsten, met inbegrip van: 1° textielkunst, tekenen, stempels, illustratie, schilderen, fotografie, beeldhouwen of kunstvideo, culinaire kunsten of enige andere artistieke of technische vorm, met inbegrip van vernieuwende, van dezelfde aard;2° digitale en technologische kunst;3° architectuur;4° design en mode. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 46.Naast vertegenwoordigers van erkende beroepsfederaties en andere deelnemers met een raadgevende stem worden twee vertegenwoordigers van de Commissie voor Beeldende Kunsten uitgenodigd op de vergaderingen en kunnen zij met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad.

Deze vertegenwoordigers worden door de adviescommissie gekozen op basis van hun expertise met betrekking tot de agenda van de overlegraad en om te zorgen voor een evenwichtige en afwisselende sectorale vertegenwoordiging.

Art. 47.Worden uitgenodigd op vergaderingen en kunnen met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad, voor elk advies of elke aanbeveling op het gebied van architectuur: 1° een vertegenwoordiger van de cel Architectuur van de Franse Gemeenschap;2° drie door de Commissie voor de Beeldende Kunsten afgevaardigde deskundigen onder de in artikel 74, eerste lid, 3° bedoelde deskundigen, waaronder één die actief is in het Waalse Gewest, één in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en één van een faculteit architectuur. Afdeling IV. - Overlegraad voor Schrijfopdrachten en Boek

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 48.De Overlegraad voor Schrijfopdrachten en Boek formuleert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, adviezen en aanbevelingen over het sectoraal schrijf- en boekbeleid, met inbegrip van publicaties, boekhandels, letteren, algemene literatuur, jeugdliteratuur, endogene regionale taalliteratuur, stripverhalen en, meer in het algemeen, elke intellectuele productie die in om het even welke vorm of op welke wijze kan worden gepubliceerd.

Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 49.Naast de vertegenwoordigers van de erkende beroepsfederaties en andere deelnemers met een adviserende stem, wordt een vertegenwoordiger van de Commissie voor Schrijfopdrachten en Boek uitgenodigd op de vergaderingen en kan hij met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Overlegraad.

Deze vertegenwoordiger wordt door de adviescommissie gekozen op basis van zijn of haar expertise met betrekking tot de agenda van de overlegraad en om te zorgen voor een evenwichtige en afwisselende sectorale vertegenwoordiging.

Art. 50.Worden uitgenodigd op vergaderingen en kunnen met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad voor alle adviezen of aanbevelingen op het gebied van schrijf- en boekbeleid: 1° de inspecteur-generaal van het secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap, belast met de algemene cursussen, of zijn vertegenwoordiger;2° de inspecteur-generaal van het basisonderwijs van de Franse Gemeenschap, of zijn vertegenwoordiger;3° de Administrateur-generaal van Wallonië-Brussel International of zijn afgevaardigde;4° de vast secretaris van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde, of zijn vertegenwoordiger. De Raad kan, afhankelijk van de agenda, ook deskundigen uitnodigen op het gebied van publicatie, boekverkopen, auteurschap of distributie. Afdeling V. - Overlegraad voor de Film

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 51.De Overlegraad voor de Film formuleert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, adviezen en aanbevelingen inzake sectoraal beleid op het gebied van de productie en distributie van films en audiovisuele werken.

Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 52.§ 1. Het aantal vertegenwoordigers van de beroepsfederaties, bedoeld in artikel 36, § 2, derde lid, moet, voor zover mogelijk, het volgende evenwicht in acht nemen: 1° ten minste een derde van de vertegenwoordigers van erkende beroepsfederaties die actief zijn voor auteurs, scenarioschrijvers, regisseurs, acteurs en theaterspelers;2° ten minste een derde van de vertegenwoordigers van erkende beroepsfederaties die actief zijn voor audiovisuele producenten en filmworkshops;3° ten minste een kwart van de vertegenwoordigers van erkende beroepsfederaties die actief zijn voor distributeurs van audiovisuele werken en bioscoopoperatoren;4° ten minste één vertegenwoordiger van een erkende beroepsfederatie die actief is voor technici. § 2. Naast de vertegenwoordigers van erkende beroepsfederaties en andere deelnemers met een adviserende stem wordt een vertegenwoordiger van de Filmcommissie uitgenodigd op de vergaderingen en kan hij met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad.

Deze vertegenwoordiger wordt door de adviescommissie gekozen op basis van zijn of haar expertise met betrekking tot de agenda van de overlegraad en om te zorgen voor een evenwichtige en afwisselende sectorale vertegenwoordiging.

Art. 53.Worden uitgenodigd op vergaderingen en kunnen met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad: 1° de administrateur-generaal van de Franse Gemeenschap met Cultuur in zijn of haar hoedanigheid, of zijn of haar vertegenwoordiger;2° een vertegenwoordiger van RTBF;3) een vertegenwoordiger van lokale televisiestations;4° twee deskundigen op het gebied van investeringen in de audiovisuele sector met een regionale economische roeping;5° een expert in de organisatie van filmfestivals;6. vertegenwoordigers van distributeurs van televisiediensten;7° vertegenwoordigers van uitgevers van televisieomroepdiensten. Afdeling VI. - Overlegraad voor Cultuurerfgoed

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 54.De Overlegraad voor Cultuurerfgoed formuleert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, adviezen en aanbevelingen inzake sectoraal beleid met betrekking tot het cultureel erfgoed, waaronder: 1° musea en andere museuminstellingen;2° private archiefcentra;3° etnologie en immaterieel cultureel erfgoed;4° de bescherming van het roerend cultureel erfgoed. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 55.Naast vertegenwoordigers van erkende beroepsfederaties en andere deelnemers met een adviserende stem worden twee vertegenwoordigers van de Commissie voor het cultureel erfgoed uitgenodigd op de vergaderingen en kunnen zij met een adviserende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad.

Deze vertegenwoordigers worden door de adviescommissie gekozen op basis van hun expertise met betrekking tot de agenda van de overlegraad en om te zorgen voor een evenwichtige en afwisselende sectorale vertegenwoordiging. Afdeling VII. - Overlegraad voor Culturele en territoriale actie

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 56.De Overlegraad voor Culturele en territoriale actie formuleert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering of het Parlement van de Franse Gemeenschap, adviezen en aanbevelingen inzake sectoraal beleid met betrekking tot: 1° culturele centra;2° de openbare leesdienst;3° amateurcreativiteit en artistieke praktijken, met inbegrip van amateurtheater. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 57.Naast vertegenwoordigers van erkende beroepsfederaties en andere deelnemers met een adviserende stem, wordt een vertegenwoordiger van de Commissie voor culturele en territoriale actie uitgenodigd op de vergaderingen en kan hij met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad.

Deze vertegenwoordiger wordt door de adviescommissie gekozen op basis van zijn expertise met betrekking tot de agenda van de overlegraad en om te zorgen voor een evenwichtige en afwisselende sectorale en territoriale vertegenwoordiging.

Art. 58.Worden uitgenodigd op vergaderingen en kunnen met raadgevende stem deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad: 1° de voorzitter van de Hoge Raad voor permanente opvoeding of zijn vertegenwoordiger;2° een vertegenwoordiger van de Unie van Steden en Gemeenten van Wallonië;3° een vertegenwoordiger van de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. TITEL V. - Adviescommissies HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor alle adviescommissies Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 59.De adviescommissies zijn belast met het opstellen, op verzoek van de Regering, van een met redenen omkleed advies, voorafgaand aan individuele beslissingen op de gebieden die overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze titel onder hun bevoegdheid vallen. De vereiste motivering moet toereikend zijn en moet bestaan uit een vermelding in de kennisgeving van de juridische en feitelijke overwegingen waarop de beslissing is gebaseerd.

Indien een verzoek onder de bevoegdheid van verscheidene adviescommissies valt, bepaalt de Administratie de bevoegde adviescommissie met betrekking tot de belangrijkste discipline die de betrokken operator in zijn verzoek heeft aangegeven, behalve wanneer de sectorale wetgeving voorziet in de verwijzing naar verscheidene adviescommissies.

Voor het onderzoek van een aanvraag tot erkenning van een gespecialiseerde culturele actie of een gespecialiseerde culturele actie voor de verspreiding van de podiumkunsten, zoals voorzien in het decreet van 21 november 2013 betreffende de culturele centra, nodigt elke bevoegde adviescommissie een lid van de verschillende betrokken adviescommissies uit, dat een raadgevende stem heeft. Afdeling II. - Samenstelling

Art. 60.§ 1. Elke adviescommissie bestaat uit een groep van deskundigen die werkende leden zijn. 1. Onverminderd artikel 62, §§ 1 en 2, wordt voor elk werkend lid een plaatsvervangend lid benoemd, voor zover mogelijk in het licht van de ontvangen kandidaturen.Een plaatsvervangend lid is van hetzelfde geslacht en heeft dezelfde deskundigheid als het gewone lid waaraan hij verbonden is.

De samenstelling van de adviescommissies heeft tot doel de culturele diversiteit te waarborgen. § 2. De werkende en plaatsvervangende leden, zo nodig in operationeel duo van hetzelfde geslacht, van elke commissie worden door de Regering benoemd na een openbare oproep tot het indienen van kandidaturen die op de website van de Administratie wordt gepubliceerd en waarvan de bijzonderheden door de Regering worden bepaald.

Art. 61.§ 1. De werkende en plaatsvervangende leden van elke adviescommissie worden door de Regering benoemd, na een vergelijking van de bekwaamheidsbewijzen en verdiensten van de administratie en de adviezen van erkende beroepsfederaties, voor een ambtstermijn van drie jaar, die tweemaal kan worden verlengd.

Het huishoudelijk reglement van elke adviescommissie kan de ambtstermijn beperken tot één verlenging.

Het in het eerste lid bedoelde advies heeft betrekking op de relevantie en het algemene evenwicht van de deskundigheid en de profielen die uit de ontvangen aanvragen voortvloeien, zonder een bepaalde aanvraag af te wijzen of te ondersteunen.

De erkende beroepsfederaties leggen hun adviezen voor aan de adviescommissie in dezelfde sector als de adviesraad waarin zij sessie hebben. § 2. Aan het einde van elke driejarige ambtstermijn wordt na een op de website van de Administratie gepubliceerde openbare oproep tot het indienen van kandidaturen, na raadpleging van de Raad en de overlegraden, ten minste een derde van de gewone en plaatsvervangende leden, eventueel in operationeel duo van hetzelfde geslacht, van elke adviescommissie vervangen door de Regering: 1° op vrijwillige basis na het ontslag van een lid;2° indien dit niet het geval is, rekening houdend met het feit dat: a) bij voorrang, de anciënniteit van de leden;b) vervolgens de aanwezigheidsgraad. Het in het eerste lid bedoelde advies heeft betrekking op de relevantie en het algemene evenwicht van de deskundigheid en de profielen die uit de ontvangen kandidaturen voortvloeien, zonder een bepaalde kandidatuur af te wijzen of te ondersteunen.

De overlegraden leggen hun adviezen voor aan de adviescommissie in dezelfde sector. § 3. Elke commissie benoemt uit haar midden een voorzitter voor een ambtstermijn van ten hoogste twee jaar, die niet kan worden verlengd.

Voor de benoeming van de voorzitter is het beginsel van de afwisseling tussen vrouwen en mannen vereist.

Na afloop van zijn ambtstermijn kan het lid slechts na een onderbreking van twee jaar tot voorzitter worden herbenoemd. § 4. Elke commissie benoemt voor elke werksessie uit haar midden een ondervoorzitter voor een ambtstermijn van ten hoogste twee jaar, die niet kan worden verlengd. 2. In afwijking van lid 1 wordt de ambtstermijn van de ondervoorzitter verlengd tot het einde van een begonnen werksessie. Voor de benoeming van de ondervoorzitters is het beginsel van de afwisseling tussen vrouwen en mannen vereist.

Na afloop van zijn ambtstermijn kan het bedoelde lid pas na een onderbreking van twee jaar opnieuw tot ondervoorzitter worden benoemd.

Art. 62.§ 1. Wanneer een werkend lid tijdelijk afwezig is, wordt het werkende lid vervangen door zijn plaatsvervanger voor de betrokken vergadering(en), zo nodig tijdens een werksessie.

In afwijking van het eerste lid kan een adviescommissie in haar huishoudelijk reglement bepalen dat het gewone lid, dat tijdelijk afwezig is, vervangen kan worden door een gewoon of plaatsvervangend lid van de betrokken adviescommissie die tot hetzelfde deskundigheidsgebied behoort. § 2. Wanneer een zetel van werkend lid definitief vacant is, wordt het gewone lid voor de verdere duur van de ambtstermijn vervangen door zijn plaatsvervanger.

In afwijking van het eerste lid kan een adviescommissie in haar huishoudelijk reglement bepalen dat de zetel van een werkend lid, die definitief vacant is, kan worden vervangen door een plaatsvervangend lid van de betrokken adviescommissie dat tot hetzelfde deskundigheidsgebied behoort. § 3. Wanneer een zetel van plaatsvervangend lid definitief vacant is, wordt dat lid, na een nieuwe oproep tot het indienen van kandidaturen, vervangen. Afdeling III. - Werking

Art. 63.§ 1. Wanneer de adviescommissie een verzoek om advies ontvangt, stelt het secretariaat de leden daarvan in kennis en deelt het hen zo spoedig mogelijk langs elektronische weg alle elementen van het administratieve dossier waarover het beschikt mee.

Het secretariaat organiseert de bijeenroeping en het houden van vergaderingen van de adviescommissie, zo nodig in de vorm van werksessies. § 2. De adviescommissie brengt een met redenen omkleed advies uit uiterlijk op: 1° tenzij in de toepasselijke wetgeving anders is bepaald, binnen drie maanden na ontvangst van het volledige dossier dat door het secretariaat is toegezonden, in het geval van aanvragen betreffende eenmalige subsidies;2° behalve in het geval van een specifieke termijn bepaald door de toepasselijke wetgeving, binnen de vijf maanden na ontvangst van het volledige dossier dat door het secretariaat wordt verstuurd, voor de aanvragen met betrekking tot structurele subsidies;3° binnen de termijnen bedoeld in de toepasselijke wetgeving voor elke andere vorm van individuele beslissing. In spoedeisende gevallen die door de Regering met redenen worden omkleed, worden de in lid 1 bedoelde termijnen terugbracht tot twee maanden.

Minstens de helft van deze termijnen moet buiten de schoolvakanties vallen. Indien de laatste dag van de termijn op een feestdag, zaterdag of zondag valt, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Zodra de termijn is overschreden, wordt de procedure door de Regering voortgezet. § 3. De Regering kan de in het tweede lid bedoelde termijnen verlengen, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van bepaalde adviescommissies.

Art. 64.Onverminderd de algemene voorschriften van titel I en de aanvullende voorschriften van hoofdstuk 2 van deze titel, stelt elke adviescommissie het aantal, de samenstelling en de werkwijze van zijn werksessies vast binnen de volgende perken: 1° de Commissie komt ten minste eenmaal per jaar bijeen, met name op voorstel van de Administratie en: a) benoemt voor elk van de werksessies ondervoorzitters op basis van gendergelijkheid;b) bepaalt een specifieke werksessie, bestaande uit de voorzitter en de ondervoorzitters, om voor het dagelijks beheer van de adviescommissie te zorgen, met inbegrip van de deelname aan de jaarvergadering met de overeenkomstige adviesraad en, in voorkomend geval, de vaststelling van de punten c) tot en met g);c) wijst de afgevaardigden aan die in de overlegraad zullen zetelen;d) op voorstel van de administratie wijst leden of deskundigheidsprofielen toe aan de verschillende werksessies, met het oog op een gelijke behandeling van mannen en vrouwen;wanneer een lid wordt toegewezen aan een werksessie die niet zijn prioritaire keuze is, krijgt hij voorrang bij de volgende werkverdeling; e) bepaalt voor elke werksessie een tijdschema;f) waarborgt de continuïteit van de jurisprudentie van eerdere werksessies;g) bepaalt de samenstelling van de werksessies in het kader van administratieve beroepen overeenkomstig artikel 96, eerste lid, 9° ;2° hetzelfde werkende of plaatsvervangende lid kan in verschillende werksessies bijeenkomen;3° de debatten zijn geheim en de ontvangen documenten zijn vertrouwelijk;het verstrekken van informatie aan personen die geen lid zijn van de adviescommissie is een grond voor uitsluiting van rechtswege; 4° dossiers met betrekking tot dezelfde werksessie worden door dezelfde leden behandeld, met dien verstande dat het werkende lid kan worden vervangen door het plaatsvervangend lid aan wie hij specifiek is verbonden of, indien het huishoudelijk reglement van de adviescommissie daarin voorziet, door een lid dat tot hetzelfde deskundigheidsgebied behoort;5° het huishoudelijk reglement voorziet in regels met betrekking tot belangenconflicten, hetgeen impliceert dat: a) de leden elk conflict vermijden tussen hun belangen en die van de Franse Gemeenschap of van de aanvrager van een subsidie waarvan het project wordt onderzocht, op straffe van uitsluiting;b) de voorzitter en de secretaris zien erop toe dat de leden de adviescommissie volledig en tevoren in kennis stellen van hun eventuele belangen bij een project of bij een subsidieaanvrager die hen in een belangenconflict kan brengen;c) de leden niet mogen deelnemen aan de debatten en stemmingen over een verzoek dat zij zelf hebben ingediend, dat is ingediend door een rechtspersoon van wie zij de gemachtigde of het personeelslid zijn, of dat is ingediend door een natuurlijke of rechtspersoon waarmee een coproductie- of partnerschapsband bestaat met betrekking tot het onderzochte verzoek;6° de bundeling van verschillende disciplines of soorten steun binnen dezelfde adviescommissie heeft geen gevolgen voor de verdeling van de begrotingsmiddelen die voor deze verschillende disciplines of soorten steun worden toegekend;7° om geldig te kunnen beraadslagen, moet ten minste de helft van de leden van de werksessie aanwezig zijn, zonder dat het huishoudelijk reglement strengere quorumvereisten kan opleggen;8° in het huishoudelijk reglement kan het minimumaantal van vijftig procent van de deskundigen op het gebied van deskundigheid waarop een werksessie wordt gehouden, worden verhoogd, maar het mag niet meer dan tachtig procent bedragen. Tijdens de in lid 1 bedoelde vergadering worden volmachten onder 1° in aanmerking genomen voor de berekening van het quorum en kan een lid meerdere volmachten hebben.

In geval van overbelasting van de werkzaamheden door een adviescommissie, kan de Regering op ad-hocbasis en voor een bepaalde periode plaatsvervangende leden van de adviescommissie voor een werksessie van deze adviescommissie als werkende leden aanwijzen.

Art. 65.Elke commissie heeft het vermogen de operator waarop het besluit in verband met het advies betrekking heeft, te horen.

Het huishoudelijk reglement bepaalt de gevallen waarin deze hoorzittingen verplicht is.

Art. 66.Het advies van de commissie wordt gehecht aan het definitieve individuele besluit waarvan de operator in kennis wordt gesteld. HOOFDSTUK II. - Specifieke bepalingen voor elke adviescommissie Afdeling I. - Commissie voor de levende kunsten

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 67.De Commissie voor de levende kunsten brengt op verzoek van de Regering advies uit over: 1° subsidieaanvragen met betrekking tot: a) dramatische kunst, met inbegrip van poppenspel, objecttheater en aanverwante kunsten;b) het theater voor een jong publiek;c) op het actietoneel;d) choreografische kunst;e) kermis-, circus- en straatkunst;f) verhalen;g) projecten in meer dan één discipline van de podiumkunsten, waaronder ten minste één van de onder a) tot en met f) genoemde disciplines;2° beroepen die met betrekking tot de in het eerste lid genoemde disciplines worden ingesteld door een culturele operator op grond van artikel 34 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en subsidiëring van de sector van de professionele podiumkunsten;3° aanvragen tot erkenning van gespecialiseerde culturele acties voor de verspreiding van de podiumkunsten in de disciplines vermeld in punt 1°, overeenkomstig artikel 37 van het decreet van 21 november 2013 betreffende de culturele centra. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 68.De Commissie bestaat uit vijfenzestig werkende leden, die als volgt zijn verdeeld: 1° zestien deskundigen op het gebied van dramatische kunst, waaronder ten minste één in poppenspel, objecttheater en aanverwante kunsten;2° twaalf deskundigen op het gebied van theater voor een jong publiek, waaronder ten minste één deskundige op het gebied van poppenspel, objecttheater en de daarmee samenhangende kunsten;3° vier experts in actietheater;4° dertien deskundigen op het gebied van choreografische kunst;5° dertien deskundigen op het gebied van kermis-, circus- en straatkunst;6° vier deskundigen op het gebied van verhalen;7° drie deskundigen die leerkrachten zijn of zijn geweest, van wie ten minste één op elk onderwijsniveau en ten minste één uit elk onderwijsnetwerk. Van de vijfenzestig deskundigen als bedoeld in het eerste lid hebben er vijf competentie in verschillende disciplines in de professionele podiumkunstensector, in het bijzonder in de muziek.

De samenstelling van de Commissie en de werksessies zijn erop gericht de diversiteit van de verzamelde profielen en vaardigheden te waarborgen, alsook een evenwichtige sectorale en beroepsvertegenwoordiging en, voor zover mogelijk, ervoor te zorgen dat de helft van de leden hoofdzakelijk een artistiek of technisch beroep uitoefent, zonder dat zij belast zijn met de leiding of de programmering van een rechtspersoon die erkend is in het kader van het kaderdecreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de financiering van de beroepssector van de podiumkunsten.

Onderafdeling III. - Werking

Art. 69.De Commissie bepaalt de samenstelling van haar werksessies binnen de volgende perken: 1° elke werksessie bestaat uit negen tot dertien leden, van wie ten minste de helft en ten hoogste tachtig procent van de leden tot het deskundigheidsgebied van de sessie behoort;2° elke werksessie in verband met theater voor een jong publiek bestaat uit ten minste één deskundige die docent is of is geweest;3° elke werksessie met betrekking tot multidisciplinaire projecten omvat ten minste één deskundige op elk van de in artikel 68, eerste lid, 1°, 2°, 4° en 5°, bedoelde vakgebieden;indien de werksessie met name betrekking heeft op projecten die gedeeltelijk deel uitmaken van een andere discipline dan die van de podiumkunsten, nodigt het comité twee deskundigen van een andere adviescommissie uit, die bij de behandeling van deze projecten een stem hebben; 4° In afwijking van punt 1 bestaat een werksessie met betrekking tot het vertellen van verhalen of een actietheater uit zeven leden, van wie er vier binnen het deskundigheidsgebied van de sessie vallen;5° Indien een werksessie projecten omvat die betrekking hebben op endogeen regionaal taaltheater, nodigt het comité twee deskundigen op het gebied van endogene regionale literatuur van de Schrijf- en boekencommissie uit, die over deze projecten beraadslagend moeten stemmen. Afdeling II. - Commissie voor Muziek

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 70.De Commissie voor Muziek brengt op verzoek van de Regering advies uit over: 1° subsidieaanvragen met betrekking tot: a) klassieke muziek;b) hedendaagse muziek;c) actuele muziek.2° beroepen die met betrekking tot de in het eerste lid genoemde disciplines worden ingesteld door een culturele operator op grond van artikel 34 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en subsidiëring van de sector van de professionele podiumkunsten;3° aanvragen tot erkenning van gespecialiseerde culturele acties voor de verspreiding van de podiumkunsten in de disciplines vermeld in 1°, overeenkomstig artikel 37 van het decreet van 21 november 2013 betreffende de culturele centra. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 71.De Commissie bestaat uit dertig werkende leden, die als volgt zijn verdeeld: 1° acht deskundigen op het gebied van klassieke muziek, met name bij de uitoefening van de activiteit van uitvoerder, programmeur, muziekcriticus of docent klassieke muziek;2° acht deskundigen op het gebied van hedendaagse muziek, in het bijzonder bij de uitoefening van de activiteit van uitvoerder, programmeur, componist, muziekcriticus of docent hedendaagse muziek, waaronder ten minste twee deskundigen voor elk van de volgende activiteiten: a) zuiver instrumentale en vocale muziek;b) gemengde muziek;c) elektroakoestische en akoesmatische muziek;3° veertien deskundigen op het gebied van hedendaagse muziek, in het bijzonder bij de uitoefening van de activiteit van uitvoerder, programmeur, componist, muziekcriticus of docent hedendaagse muziek, waaronder ten minste twee deskundigen voor elk van de volgende activiteiten: a) jazz;b) zang, met inbegrip van het kinderliedje;c) traditionele of wereldmuziek;d) pop/rock;e) hiphop;f) elektronische muziek. De samenstelling van de Commissie en de werksessies heeft tot doel de diversiteit van de verzamelde profielen en vaardigheden en een evenwichtige sectorale en beroepsvertegenwoordiging te waarborgen.

Onderafdeling III. - Werking

Art. 72.De Commissie bepaalt de samenstelling van haar werksessies.

Elke werksessie bestaat uit negen tot dertien leden, van wie ten minste de helft en ten hoogste tachtig procent tot het deskundigheidsgebied van de sessie behoort. Afdeling III. - Commissie voor Beeldende Kunsten

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 73.De Commissie voor Beeldende Kunsten brengt op verzoek van de Regering advies uit over dit onderwerp: 1° subsidieaanvragen met betrekking tot: a) textielkunst, tekenen, stempels, illustratie, schilderen, fotografie, beeldhouwen, kunstvideo, culinaire kunsten, experimentele stripkunst of enige andere artistieke of technische vorm, met inbegrip van innovatieve vormen, van dezelfde aard;b) digitale en technologische kunst;c) architectuur;d) design en mode;2° de aankoop van kunstwerken om de creativiteit te stimuleren en kunstenaars te ondersteunen. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 74.De Commissie bestaat uit vijfendertig werkende leden, die als volgt zijn verdeeld: 1° vijftien deskundigen op het gebied van textielkunst, tekenen, stempels, illustratie, schilderen, fotografie, beeldhouwen, kunstvideo, culinaire kunsten, experimentele stripkunst of enige andere artistieke of technische vorm, met inbegrip van vernieuwende vormen, met name bij de uitoefening van een activiteit in verband met: a) de creatie van kunstwerken;b) de productie van kunstwerken;c) de verspreiding van kunstwerken;d) artistieke vorming;e) wetenschappelijk en technologisch onderzoek;f) onderzoek in de geestes- en sociale wetenschappen;2° zes deskundigen op het gebied van digitale en technologische kunsten, met name bij de uitoefening van een activiteit in verband met: a) het creëren van digitale kunstwerken;b) de productie van digitale kunstwerken;c) de verspreiding van digitale kunstwerken;d) artistieke vorming;e) wetenschappelijk en technologisch onderzoek;f) onderzoek in de geestes- en sociale wetenschappen;3° met name acht deskundigen op het gebied van de architectuur: a) vier architecten die zich inzetten voor de politieke en culturele dimensie van de architectuur;b) vier deskundigen van de faculteiten van de architectuur;4° zes design- en modedeskundigen, waaronder drie ontwerpdeskundigen en drie modedeskundigen, met name bij de uitoefening van een activiteit op het gebied van: a) de creatie van kunstwerken;b) de productie van kunstwerken;c) de verspreiding van kunstwerken;d) artistieke vorming;e) wetenschappelijk en technologisch onderzoek;f) onderzoek in de geestes- en sociale wetenschappen. De samenstelling van de Commissie en de werksessies heeft tot doel de diversiteit van de verzamelde profielen en vaardigheden en een evenwichtige sectorale en beroepsvertegenwoordiging te waarborgen.

Onderafdeling III. - Werking

Art. 75.De Commissie bepaalt de samenstelling van haar werksessies.

Elke werksessie bestaat uit vijf tot tien leden, van wie ten minste de helft en ten hoogste tachtig procent van de leden tot het deskundigheidsgebied van de sessie behoort. Afdeling IV. - Schrijf- en boekcommissie

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 76.De Schrijf- en boekcommissie brengen op verzoek van de Regering advies uit: 1° subsidieaanvragen met betrekking tot: a) de publicatie van het boek, met inbegrip van de digitale publicatie;b) de boekhandel;c) algemene literatuur;d) jeugdliteratuur;e) het stripverhaal;f) endogene regionale literatuur;2° de aankoop van werken van Franstalige Belgische auteurs van Belgische oorsprong of gedomicilieerd in de Franse Gemeenschap, bestemd voor wetenschappelijke of culturele instellingen waar de Franse taal en aanverwante literatuur worden bestudeerd en verspreid;3° de toekenning van de prijs voor het eerste werk en de prijs voor de promotie van de Belgische literatuur in het buitenland;4° erkenningsaanvragen die zijn ingediend in het kader van het decreet van 30 april 2009 tot instelling van een procedure voor de erkenning van kwaliteitsboekhandels;5° de samenstelling van de examencommissies (leden) voor de jaarlijkse prijzen van de Franse Gemeenschap, die bedoeld zijn om werk in endogeen regionale talen te belonen, overeenkomstig het decreet van 24 december 1990 betreffende endogeen regionale talen van de Franse Gemeenschap. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 77.De Commissie bestaat uit vijftig werkende leden, die als volgt zijn verdeeld: 1° acht deskundigen die zich bezighouden met de verkoop van boeken, waaronder ten minste één in de jeugdliteratuur, één in de Belgische Franstalige literatuur, één in het stripverhaal en één in de menswetenschappen;2° twaalf deskundigen die zich bezighouden met het uitgeven van boeken, waaronder twee in de jeugdliteratuur, twee in de algemene literatuur, twee in de stripverhalen, twee in de endogene regionale literatuur, één in de menswetenschappen, één in de schooluitgeverij en één in de kunst- en erfgoedsector.Van deze deskundigen zijn er minstens twee gespecialiseerd in digitaal uitgeven; 3° achttien deskundigen die zich bezighouden met de activiteit van auteur of illustrator en met prioriteit voor ten minste degenen die twee werken hebben gepubliceerd;ten minste vier van deze deskundigen zijn werkzaam in de jeugdliteratuur, vijf in de algemene literatuur, vier in het stripverhaal en vier in de endogene regionale literatuur; 4° twaalf deskundigen op cultureel gebied die werkzaam zijn als journalist, docent, academicus of bibliothecaris, waaronder twee in de filologie en endogene regionale literatuur, één in de stripverhalen, één in de jeugdliteratuur, drie bibliothecarissen en drie houders van Belgische literatuuronderwijs in de Franse taal aan universiteiten van de Franse Gemeenschap. De samenstelling van de Commissie en de werksessies heeft tot doel de diversiteit van de verzamelde profielen en vaardigheden en een evenwichtige sectorale en commerciële vertegenwoordiging te waarborgen.

Onderafdeling III. - Werking

Art. 78.De Commissie bepaalt de samenstelling van haar werksessies.

Elke werksessie bestaat uit zeven tot tien leden, van wie ten minste de helft en ten hoogste tachtig procent van de leden behoort tot het deskundigheidsgebied dat door de vergadering wordt bestreken. Afdeling V. - Filmcommissie

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 79.De Filmcommissie brengt op verzoek van de Regering advies uit over de subsidieaanvragen met betrekking tot de film en audiovisuele creaties.

Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 80.De Commissie bestaat uit vijfenzestig werkende leden, die als volgt zijn verdeeld: 1° negentien deskundigen op het gebied van de productie en distributie van films en audiovisuele werken, met name in de uitoefening van het beroep van auteur of acteur;2° negentien deskundigen op het gebied van de productie en distributie van films en audiovisuele werken, met name in de uitoefening van het beroep van producent van audiovisuele werken en op het gebied van ontvangstworkshops, audiovisuele productie en scholen;3° negen deskundigen op het gebied van de productie en distributie van films en audiovisuele werken, met name in de uitoefening van het beroep van distributeur van audiovisuele werken, bioscoopoperator, verkoper van audiovisuele werken of festivalorganisator, met een maximum van twee deskundigen;4° acht deskundigen op het gebied van de productie en distributie van films en audiovisuele werken, met name in de technische beroepen in de audiovisuele sector;5° tien culturele deskundigen die met name werkzaam zijn als journalist in de film- of culturele pers, als leraar, schrijver, acteur of toneelschrijver of in de literaire wereld. De samenstelling van de Commissie en de werksessies heeft tot doel de diversiteit van de verzamelde profielen en vaardigheden en een evenwichtige sectorale en commerciële vertegenwoordiging te waarborgen.

Onderafdeling III. - Werking

Art. 81.De Commissie bepaalt de samenstelling van haar werksessies.

Elke werksessie bestaat uit vijf tot elf leden.

Een werksessie mag niet meer dan de helft van de leden van een van de in artikel 80, eerste lid, bedoelde deskundigheidsgebieden omvatten.

In afwijking van de leden 2 en 3 bestaat elke werksessie betreffende steun voor de productie van speelfilms of documentaires op initiatief van Franstalig België uit zeven tot elf leden, met een maximum van een derde van de leden uit een van de in artikel 80, eerste lid, bedoelde vakgebieden. Afdeling VI. - Commissie voor Cultureel Erfgoed

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 82.De Commissie voor het Cultureel Erfgoed brengt op verzoek van de Regering advies uit over: 1° subsidieaanvragen met betrekking tot: a) musea en andere museuminstellingen;b) private archieven;c) etnologie en immaterieel cultureel erfgoed;d) de bescherming van het roerend cultureel erfgoed;2° de verwerving van roerende culturele goederen met het oog op het behoud, de instandhouding en de verbetering ervan;3° de erkenning, afgifte van kwalificaties, erkenning en evaluatie van operatoren op de in lid 1 bedoelde gebieden;4° verzoeken om classificatie, verplaatsing en herstel van roerende culturele goederen;5° de indiening bij de UNESCO van een kandidatuur voor een meesterwerk van het mondeling en immaterieel erfgoed van de Franse Gemeenschap of een deel van het mondeling en immaterieel erfgoed van de Franse Gemeenschap. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 83.De Commissie bestaat uit vijfenveertig werkende leden, die als volgt zijn verdeeld: 1° twaalf deskundigen in musea en andere museuminstellingen, van wie er ten minste één respectief bevoegd is voor: a) schone en toegepaste kunsten;b) geschiedenis en archeologie;c) wetenschap, technologie en natuurwetenschappen;d) gespecialiseerde of regionale musea;e) museologie;f) pedagogische bemiddeling;2° tien deskundigen in private archieven, waaronder: a) acht deskundigen op het gebied van de hedendaagse archiefwetenschap, met name twee beroepsbeoefenaren die werkzaam zijn als beheerder of coördinator van een particulier archiefcentrum;b) twee deskundigen op het gebied van informatie- en documentatiewetenschappen, met bijzondere aandacht voor informatie- en communicatietechnologieën;3° negen deskundigen op het gebied van etnologie en immaterieel cultureel erfgoed;4° negen deskundigen op het gebied van de bescherming van het roerend cultureel erfgoed, waaronder: a) vijf deskundigen inzake erfgoed waaronder minstens één respectief bevoegd voor: i) prehistorisch, protohistorisch of oud cultureel erfgoed; ii) artistiek of historisch erfgoed van de middeleeuwen en de moderne tijd; iii) artistiek of historisch erfgoed uit de negentiende en twintigste eeuw; iv) wetenschappelijk of technisch erfgoed; v) etnologisch erfgoed.b) twee deskundigen op het gebied van instandhouding en restauratie;c) twee deskundigen die in het bezit zijn van een doctoraats-, licentie- of masterdiploma in de rechten;5° vijf deskundigen met deskundigheid op een van de volgende gebieden: a) culturele centra;b) centra van expressie en creativiteit;c) podiumkunsten;d) beeldende kunst;e) het recht;f) endogeen regionale talen;g) de Franse taal. De samenstelling van de Commissie en de werksessies heeft tot doel de diversiteit van de verzamelde profielen en vaardigheden en een evenwichtige sectorale en commerciële vertegenwoordiging te waarborgen.

Onderafdeling III. - Werking

Art. 84.De Commissie bepaalt de samenstelling van haar werksessies.

Elke werksessie bestaat uit acht tot dertien leden, van wie ten minste de helft en ten hoogste negentig procent tot het deskundigheidsgebied van de sessie behoort.

In afwijking van lid 2 kunnen werksessies met betrekking tot technische of wetenschappelijke dossiers waarvoor geen financiële steun wordt verleend, ten minste drie leden omvatten. De werksessie kan van tijd tot tijd, tijdens de sessie, worden uitgebreid naar andere leden indien hun deskundigheid vereist is. In geval van een met redenen omklede hoogdringendheid in het belang van de bescherming van een goed, kan een elektronische vergadering per e-mail worden gehouden, overeenkomstig de in het reglement voor de procesvoering vastgestelde procedures. Afdeling VII. - Commissie voor culturele en territoriale actie

Onderafdeling I. - Opdrachten

Art. 85.De Commissie voor Culturele en Territoriale Actie brengt op verzoek van de Regering advies uit over: 1° subsidieaanvragen met betrekking tot: a) culturele centra;b) de openbare leesdienst;c) centra van expressie en creativiteit;d) artistieke praktijken van amateurs.2° de erkenning en evaluatie van de operatoren op de in onderafdeling 1° bedoelde gebieden. Onderafdeling II. - Samenstelling

Art. 86.De Commissie bestaat uit zestig werkende leden, die als volgt zijn verdeeld: 1° zestien deskundigen in culturele centra, waaronder: a) vijf deskundigen van de culturele diensten in de verschillende Franstalige provincies;b) vier deskundigen van een erkend cultureel centrum;c) een deskundige van de culturele diensten van de Franse Gemeenschapscommissie;d) zes deskundigen die optreden als directeur in een cultureel centrum waarvan het werk erkend is;2° zestien deskundigen in de openbare lectuurvoorziening, waaronder: a) twee deskundigen die het beroep van manager van ondersteunende operator uitoefenen;b) tien deskundigen die werkzaam zijn in een plaatselijke openbare bibliotheek;c) een deskundige die zijn beroep uitoefent in een reizende openbare bibliotheek;d) een deskundige die werkzaam is als directeur in een bijzondere openbare bibliotheek;e) een deskundige met een bachelorsdiploma in documentatiebibliothecarisatie of een masterdiploma in informatie- en communicatiewetenschap en -technologie;f) een multimedia-expert;3° twintig deskundigen op het gebied van amateurcreativiteit en -praktijken, afkomstig uit de verschillende betrokken kunstdisciplines, volgens een evenwichtige verdeling tussen de centra voor expressie en creativiteit en de kunstpraktijken van de amateurs;4° acht deskundigen, in het bijzonder in de uitoefening van een beroep betreffende: a) permanente opvoeding;b) musea en andere museuminstellingen;c) kinderen en jongeren;d) letteren en boek;e) de podiumkunsten;f) beeldende kunst;g) audiovisuele en cinematografische diensten. De samenstelling van de Commissie en de werksessies heeft tot doel de diversiteit van de verzamelde profielen en vaardigheden en een evenwichtige sectorale, territoriale en beroepsvertegenwoordiging te waarborgen.

Onderafdeling III. - Werking

Art. 87.Elke werksessie van de Commissie bestaat uit negen tot negentien leden, van wie ten minste de helft en ten hoogste tachtig procent van de leden behoort tot het deskundigheidsgebied waarop de sessie betrekking heeft.

TITEL VI. - Raad van Beroep

Art. 88.De Raad van Beroep is belast met het uitbrengen van een met redenen omkleed advies aan de Regering over beroepen die overeenkomstig boek 3 zijn ingesteld.

De Raad van Beroep is samengesteld uit de volgende leden, die stemrecht hebben: 1° twee juristen van verschillend geslacht;2° drie deskundigen op het gebied van het cultuurbeleid, van wie er ten minste één van ieder geslacht moet zijn. Juristen moeten in het bezit zijn van een licentiaat, master- of doctoraat in de rechten en ten minste vijf jaar beroepservaring hebben als rechter, advocaat of jurist; aantoonbare juridische ervaring in culturele aangelegenheden is een pluspunt.

Art. 89.§ 1. De Regering benoemt de werkende en plaatsvervangende leden, zo nodig in operationeel duo van hetzelfde geslacht, van de Raad van Beroep na een openbare oproep tot het indienen van kandidaturen die op de website van de administratie wordt gepubliceerd en waarvan zij de organisatie bepaalt.

Voor elk werkend lid wordt een plaatsvervanger benoemd. § 2° De leden worden benoemd door de Regering, na vergelijking van de bekwaamheidsbewijzen en verdiensten door de Administratie en na advies van de erkende beroepsfederaties, voor een termijn van vijf jaar, eenmalig verlengbaar.

Het in het eerste lid bedoelde advies heeft betrekking op de relevantie en het algemene evenwicht van de deskundigheid en de profielen die uit de ontvangen kandidaturen voortvloeien, zonder een bepaalde kandidatuur af te wijzen of te ondersteunen.

Art. 90.Wanneer een werkend lid tijdelijk afwezig is, wordt hij vervangen door zijn plaatsvervanger voor de betrokken vergadering(en). 1. Wanneer een zetel van een werkend lid definitief vacant is, wordt het werkend lid voor de overblijvende duur van de ambtstermijn vervangen door zijn plaatsvervanger.1. Wanneer een zetel van plaatsvervangend lid definitief vacant is, wordt deze, na een aanvullende oproep tot het indienen van kandidaturen, vervangen.

Art. 91.Onverminderd de algemene regels van titel I moet de werking van de Raad van Beroep voldoen aan de volgende regels: 1° de debatten zijn geheim en het niet nakomen van deze verplichting is een grond voor uitsluiting;2° het huishoudelijk reglement voorziet in regels met betrekking tot belangenconflicten, hetgeen impliceert dat: a) de leden vermijden elk conflict tussen hun belangen en die van de Franse Gemeenschap of van de aanvrager wiens beroep wordt onderzocht, op straffe van uitsluiting;b) de voorzitter en de secretaris zien erop toe dat de leden de Raad van Beroep volledig en tevoren in kennis stellen van hun eventuele belangen in of ten aanzien van een sollicitant die hen in een belangenconflict kan brengen;c) het is de leden verboden deel te nemen aan vergaderingen, debatten en stemmingen over een aanvraag, met inbegrip van concurrerende aanvragen, die zij zelf hebben ingediend of die zijn ingediend door een rechtspersoon waarvan zij het orgaan of de vertegenwoordiger zijn;3° De Raad kan het advies van de Inspectie Financiën inwinnen;4° de verzoeker en een afgevaardigde van de adviescommissie die over de bestreden beschikking advies heeft uitgebracht, kunnen verzoeken om door de Raad te worden gehoord.5° De Raad van Beroep benoemt onder de juristen een voorzitter en een ondervoorzitter voor een periode van maximaal twee jaar;voor de benoeming van de voorzitter en de ondervoorzitter is een principe van afwisseling tussen vrouwen en mannen vereist.

BOEK II. - BEROEPSFEDERATIES

Art. 92.§ 1. Naast de erkenningsprocedures waarin de sectorale wetgeving voorziet, erkent de Regering na een oproep tot het indienen van kandidaturen, waarvan zij de organisatie bepaalt, de beroepsfederaties die aan de volgende criteria voldoen: 1° opgericht zijn als een rechtspersoon zonder winstoogmerk;2° haar maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel hebben die gevestigd is in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° een bedrijfsdoelstelling en een reële activiteit hebben die er ten minste in bestaat de actoren in een bepaalde sector, discipline of beroepscategorie in het kader van het cultuurbeleid in belangrijke mate te vertegenwoordigen;4° op te treden op een wijze die garanties biedt voor de interne democratie;5° sinds ten minste één jaar zijn opgenomen;6° duurzame activiteit aantonen;7° over de middelen beschikken om haar maatschappelijk doel te waarborgen en haar representativiteit te waarborgen;8° deel uitmaken van de drie meest representatieve beroepsfederaties in een sector, of de meest representatieve federatie in een bepaalde discipline of beroepscategorie zijn;9° de in artikel 3, 2°, bedoelde democratische beginselen te eerbiedigen. De beroepsfederatie, wordt geacht de beginselen van de democratie bedoeld in artikel 3, 2°, niet te eerbiedigen waarvan een bestuurder: 1° ook lid is van een organisatie die deze beginselen niet naleeft;2° tegen wie een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan, krachtens wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie, voor: a) het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen een persoon, groep, gemeenschap of hun leden;b) verspreiding van ideeën die gebaseerd zijn op raciale superioriteit of haat;c) ontkenning, minimalisering, rechtvaardiging of goedkeuring van de genocide van het Duitse nationaalsocialistische regime tijdens de Tweede Wereldoorlog;d) seksueel ongewenst gedrag of seksueel ongewenst gedrag op grond van een ander wettelijk beschermd criterium;e) een bevel tot discriminatie op basis van een wettelijk beschermd criterium. In afwijking hiervan kan de Regering een beroepsfederatie erkennen die niet voldoet aan één van de criteria vermeld in het eerste lid, onder 1° en onder 3° tot 8°, om te reageren op een gebrek aan vertegenwoordiging in een sector, discipline of beroepsactiviteit. De beroepsfederaties doen de Regering de lijst toekomen van de overlegraden waarin zij wensen te zetelen, rekening houdend met het feit dat de opdrachten van deze overlegraden hoofzakelijk en rechtstreeks of subsidiair en onrechtstreeks onder hun vertegenwoordigende activiteit ressorteren, alsook de lijst van de personen die bevoegd zijn om hen in deze Raden te vertegenwoordigen, overeenkomstig artikel 36.

In het erkenningsbesluit wordt vermeld in welke overlegraad of -raden de erkende beroepsfederatie haar zetel heeft. Het bepaalt of zij in de Raad zetelen op basis van een opdracht van de overlegraad die hoofzakelijk en rechtstreeks of subsidiair en onrechtstreeks onder hun vertegenwoordigingsactiviteit ressorteert. § 2 De Regering lanceert een nieuwe oproep tot het indienen van kandidaturen: 1° in de loop van de procedure voor de verlenging van de erkenning van beroepsfederaties om de vijf jaar;2° te allen tijde om te reageren op een gebrek aan vertegenwoordiging in een sector, discipline of beroepsactiviteit.

Art. 93.De erkenning is geldig voor een periode van vijf jaar en kan worden verlengd.

Art. 94.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten verleent de Regering jaarlijks aan elke beroepsfederatie die uit hoofde van dit boek is erkend, een forfaitaire werkingssubsidie op basis van de categorie waarin zij is ingedeeld.

De omvang van de forfaitaire werkingssubsidies voor elke in lid 3 bedoelde categorie wordt vastgesteld met inachtneming van de omvang van de uitgaven die de erkende beroepsfederaties hebben gedaan om hun basiswerking te waarborgen met het oog op de uitvoering van hun vertegenwoordigingsactiviteit.

De subsidie wordt toegekend vanaf het kalenderjaar waarin de Regering haar erkenningsdecreet bekendmaakt. § 2. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten worden de toegekende subsidies jaarlijks geïndexeerd volgens de verhouding tussen het gezondheidsindexcijfer voor januari van het lopende jaar en dat voor januari van het jaar waarin de erkenning of verlenging wordt verleend. § Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten moeten erkende beroepsfederaties, om in categorie 1 te worden ingedeeld en behouden, aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° zich ertoe verbinden in een of meer overlegraden te zetelen;2° een lijst van twee vrouwen en twee mannen met een permanent mandaat om haar in elke betrokken overlegraad te vertegenwoordigen, met een motivering van een bevoegdheid die aangepast is aan de sectorale realiteit en de praktijk in het veld;3° in ten minste 75% van de jaarlijkse vergaderingen van de betrokken overlegraad te zetelen. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten moeten erkende beroepsfederaties, om in categorie 2 te worden ingedeeld en te worden behouden, naast de in het eerste lid genoemde voorwaarden, geen werkingssubsidie ontvangen voor de uitvoering van hun vertegenwoordigingsactiviteiten in het kader van specifieke sectorale wetgeving.

Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten moeten erkende beroepsfederaties, om in categorie 3 te worden ingedeeld en behouden, naast de in de leden 1 en 2 vermelde voorwaarden, aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° een gebrek inzake vertegenwoordiging in een sector, discipline of beroepsactiviteit aan te tonen;2° niet langer dan twee jaar van de subsidie van categorie 3 te genieten;3° de subsidie toe te wijzen aan oprichtings- of creatiekosten.

Art. 95.De Regering bepaalt: 1° de procedure voor de verlening, verlenging, evaluatie en intrekking van de erkenning;2° de procedure voor het indienen van subsidieaanvragen; 3. de voorwaarden voor de toekenning van de jaarlijkse werkingssubsidie;4° het forfaitaire bedrag van de subsidie per categorie van erkende beroepsfederatie. BOEK III. - ADMINISTRATIEVE BEROEP

Art. 96.§ 1. De Regering stelt een procedure vast voor het instellen en behandelen van beroepsprocedures van operatoren en past deze toe, met inachtneming van de volgende beginselen: het verzoek heeft betrekking op een individuele beslissing: 1° het verzoek heeft betrekking op: a) een beslissing tot weigering;b) een beslissing tot toekenning van een subsidie voor een bedrag dat ten minste dertig procent lager is dan het bedrag dat eerder aan de aanvrager is toegekend;2° het verzoek, dat niet schorsend is, wordt binnen zestig dagen na de kennisgeving van de beslissing langs elektronische weg aan de Administratie gezonden;deze termijn wordt op straffe van onontvankelijkheid bepaald; 3. het verzoek bevat de argumenten waarop de operator zich beroept om de beslissing te betwisten en geeft aan of hij door de Raad van Beroep wenst te worden gehoord of toegang wenst te krijgen tot het administratieve dossier;4° de Administratie stuurt binnen de vijftien dagen een ontvangstbewijs aan de operator, waarin wordt bevestigd dat het verzoek en het administratieve dossier zijn doorgestuurd naar de Raad van Beroep en naar de adviescommissie die het advies heeft uitgebracht waarop de bestreden beslissing betrekking heeft;5° de Raad van Beroep brengt haar met redenen omkleed advies uit binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het volledige dossier, na de verzoeker die daarom heeft verzocht en een afgevaardigde van de adviescommissie die het oorspronkelijke advies heeft uitgebracht waarop de bestreden beslissing betrekking heeft, te hebben gehoord; ten minste de helft van deze termijn moet buiten de schoolvakantiedagen vallen; indien de laatste dag van de termijn op een officiële feestdag, een zaterdag of een zondag valt, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag; 6° De Regering is verplicht een beslissing te nemen over het verzoek;7° het advies van de Raad van Beroep is aan de beslissing over het beroep gevoegd;8° indien het advies van de Raad een herziening van de oorspronkelijke beslissing aanbeveelt, wordt de zaak onverwijld door de Administratie doorverwezen naar een werksessie van de bevoegde adviescommissie, die voor ten minste de helft van haar leden anders is samengesteld en overeenkomstig artikel 64, eerste lid, 1°, b) en g) is aangesteld, en die binnen 45 dagen na de beslissing van de Raad van Beroep een nieuw advies aan de Regering uitbrengt; de schorsing en verlenging van de in punt 6° bedoelde termijn is van toepassing; 9° Tegen het besluit van de Regering, genomen binnen vijftien dagen na het verstrijken van de in 9° bedoelde termijn, op voorstel van de administratie, met betrekking tot het advies van de Raad van Beroep en, in voorkomend geval, het nieuwe advies van de bevoegde adviescommissie, kan alleen beroep worden aangetekend volgens het gemene recht. § 2. De Regering stelt een procedure vast voor het instellen en behandelen van beroepsprocedures van beroepsfederaties en past deze toe overeenkomstig de volgende beginselen: 1° het verzoek betrekking heeft op een individuele beschikking met betrekking tot: a) een weigering van erkenning als bedoeld in boek 2;b) een erkenning als bedoeld in boek 2 in een ongeschikte categorie;c) de toekenning van een ontoereikende subsidie voor de in boek 2 bedoelde erkenning;2. het verzoek, dat niet schorsend is, wordt binnen zestig dagen na de kennisgeving van de beslissing of de instelling van de Raad van Beroep langs elektronische weg aan de administratie toegezonden;deze termijn wordt op straffe van niet-ontvankelijkheid vastgesteld; 3° het verzoekschrift bevat de argumenten die de beroepsfederatie aanvoert om de beslissing te betwisten en preciseert of de beroepsfederatie wenst te worden gehoord door de Raad van Beroep of toegang wenst tot het administratieve dossier;4° de Administratie stuurt binnen de vijftien dagen een ontvangstbewijs aan de beroepsfederatie, waarin de toezending van het verzoek en het administratief dossier aan de Raad van Beroep wordt bevestigd;5. de Raad van Beroep brengt haar met redenen omkleed advies uit binnen dertig dagen na ontvangst van het volledige dossier, na de verzoeker die daarom heeft verzocht te hebben gehoord;ten minste de helft van deze termijn moet buiten de schoolvakanties vallen; indien de laatste dag van de termijn op een feestdag, een zaterdag of een zondag valt, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag; 6° De Regering is verplicht een beslissing te nemen over het verzoek;7° het advies van de Raad van Beroep is aan de beslissing over het beroep gevoegd;8° tegen de beslissing van de Regering, genomen binnen vijftien dagen na het verstrijken van de in 5° bedoelde termijn, op voorstel van de Administratie en rekening houdend met het advies van de Raad van Beroep, kan slechts beroep worden ingesteld bij gemeen recht. DEEL III. - MAATREGELEN OM DE CULTURELE AUTONOMIE VAN DE OPERATOREN TE WAARBORGEN

Art. 97.§ 1. Komen niet in aanmerking voor subsidies uit hoofde van het cultuurbeleid: 1° de natuurlijke personen of rechtspersonen tegen wie een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken bij een rechterlijke beslissing die kracht van gewijsde heeft, krachtens wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie, voor: a) het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen een persoon, groep, gemeenschap of hun leden;b) verspreiding van ideeën die gebaseerd zijn op raciale superioriteit of haat;c) ontkenning, minimalisering, rechtvaardiging of goedkeuring van de genocide van het Duitse nationaalsocialistische regime tijdens de Tweede Wereldoorlog;d) seksueel ongewenst gedrag of seksueel ongewenst gedrag op grond van een ander wettelijk beschermd criterium;e) een bevel tot discriminatie op basis van een wettelijk beschermd criterium;2° natuurlijke en rechtspersonen die lid zijn van een organisatie die op duidelijke en herhaalde wijze: a) pleit voor discriminatie of segregatie op basis van een criterium dat beschermd wordt door wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie;(b) blijk geeft van zijn vijandigheid ten aanzien van de essentiële beginselen van de democratie, zoals gewaarborgd door de Belgische grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;3° de facto verenigingen waarvan een persoon als bedoeld in 1° en 2° lid is. In geval van een klacht over een in lid 1 bedoeld feit kan de Regering, na de betrokken natuurlijke of rechtspersoon of -personen te hebben gehoord en met inachtneming van de beginselen inzake het recht van verweer en het vermoeden van onschuld, elke subsidie schorsen. § 2. Kunnen geen aanspraak maken op structurele subsidies in het kader van het cultuurbeleid: 1° Europese commissarissen, leden van een federale, gewestelijke of Gemeenschapsregering, provinciegouverneurs, arrondissementscommissarissen, provinciale gedeputeerden, burgemeesters, schepenen en voorzitters van sociale actie;2° de leden van het kabinet van de in lid 1° bedoelde mandaathouders;3° eenieder die door de subsidie in een situatie van belangenconflict zou komen te verkeren, gelet op zijn beroepsplichten;4° de facto verenigingen waarvan een persoon als bedoeld in de punten 1° tot en met 3° lid is;5° privaatrechtelijke rechtspersonen waarvan de Administratie- of leidinggevend orgaan een persoon bedoeld in 1° tot en met 2° omvat; 6° privaatrechtelijke rechtspersonen waarvan de Administratie- of leidinggevend orgaan een persoon als bedoeld in 3° omvat. In afwijking van lid 1, onder 5°, worden niet bedoeld de bestuurs- of leidinggevende organen van de volgende rechtspersonen: 1° de privaatrechtelijke rechtspersonen die belast zijn met het beheer van een openbare culturele dienst, waarvan de samenstelling van hun organen in overeenstemming moet zijn met de bepalingen van de artikelen 8 en 9 van de wet van 16 juli 1973;2° private archiefcentra. Om in aanmerking te komen voor een subsidie van meer dan 12.500 euro, mag meer dan de helft van de Raad en de Administratie van de rechtspersonen bedoeld in lid 2, geen leden omvatten die een mandaat als Europees commissaris, lid van een federale, gewestelijke of Gemeenschapsregering, provinciegouverneur, arrondissementscommissaris, provinciale gedeputeerde, burgemeester of wethouder hebben, een voorzitter of adviseur inzake sociale actie, een lid van het Europees Parlement, een lid van een federale, gewestelijke of communautaire parlementaire vergadering, een provincieraad of een gemeenteraad, alsook een lid van het kabinet van een minister of staatssecretaris, een Regering of een nationaal, communautair of gewestelijk bestuur, of een kabinet van burgemeester of schepen.

Art. 98.§ 1. Personen die de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen, met stemrecht, in een bestuurs- of leidinggevend orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon die een openbare culturele overheidsdienst beheert, waarvan de statuten de bevoegdheid om vertegenwoordigers aan te wijzen aan de Regering voorbehouden is, zijn onderworpen aan de volgende vereisten: 1° zij worden benoemd door de Regering na een openbare oproep tot het indienen van kandidaturen die gepubliceerd wordt op de website van de overheid, waarvan de organisatie door de Regering wordt bepaald;2° de verdeling van de mandaten staat in verhouding tot de vertegenwoordiging van de politieke strekkingen in het Parlement van de Franse Gemeenschap;3° zij worden benoemd voor een periode van maximaal vijf jaar;4° de ambtstermijn wordt verlengd binnen zes maanden na de installatie van de leden van het Parlement van de Franse Gemeenschap;5° een en dezelfde persoon mag de Franse Gemeenschap niet gedurende meer dan twee ambtstermijnen bij dezelfde rechtspersoon vertegenwoordigen;6° niemand kan als vertegenwoordiger van de Franse Gemeenschap worden aangewezen indien hij bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan, op grond van wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie voor een strafbaar feit is veroordeeld: a) het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen een persoon, groep, gemeenschap of hun leden;b) verspreiding van ideeën die gebaseerd zijn op raciale superioriteit of haat;c) ontkenning, minimalisering, rechtvaardiging of goedkeuring van de genocide van het Duitse nationaalsocialistische regime tijdens de Tweede Wereldoorlog;d) seksueel ongewenst gedrag of seksueel ongewenst gedrag op grond van een ander wettelijk beschermd criterium;e) een bevel tot discriminatie op basis van een wettelijk beschermd criterium;7° de hoedanigheid van vertegenwoordiger van de Franse Gemeenschap is onverenigbaar met die van: a) lid van de Regering;b) lid van het kabinet van een persoon als bedoeld onder a);c) een lid van de administratie, indien een dergelijk ambt hem in een situatie van belangenconflict met betrekking tot zijn beroepsplichten zou brengen;d) lid van een organisatie die duidelijk en herhaaldelijk: (i) voor discriminatie of segregatie pleit op basis van een criterium dat beschermd wordt door wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie; (ii) zijn vijandigheid toont ten aanzien van de essentiële beginselen van de democratie, zoals gewaarborgd door de Belgische grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. 8° zij ondertekenen vóór hun ambtsaanvaarding een handvest van goed bestuur, waarvan de inhoud door de Regering wordt bepaald;9° zij mogen binnen een jaar na hun aanwijzing deelnemen aan een passende opleiding;10° het mandaat is gratis. § 2. De Regering kan het mandaat van een van haar vertegenwoordigers beëindigen: 1° op verzoek van deze laatste;2° op eigen initiatief, op verzoek van de administratie of op verzoek van de rechtspersoon, indien deze laatste: a) niet in overeenstemming is met de statuten van de rechtspersoon;b) weigert het Handvest voor goed bestuur te ondertekenen of de inhoud ervan niet respecteert;c) in geval van afwezigheid van drie opeenvolgende vergaderingen in hetzelfde jaar, tenzij hij kan aantonen dat er sprake is van overmacht. Een vertegenwoordiger die de hoedanigheid verliest uit hoofde waarvan hij is benoemd, wordt geacht ontslag te hebben genomen. § 3. de Regering stelt een register op van de personen die de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen in het kader van het cultuurbeleid bij privaatrechtelijke rechtspersonen, ongeacht of zij al dan niet een openbare culturele dienst beheren.

Zij doet het Parlement jaarlijks de in het eerste lid bedoelde lijst van personen toekomen.

Art. 99.Wanneer de Franse Gemeenschap het beheer van een openbare culturele dienst toevertrouwt aan een privaatrechtelijke rechtspersoon, waarvan de statuten de Regering niet de bevoegdheid om vertegenwoordigers aan te wijzen voorbehouden, bevatten de goedkeuringsvoorwaarden of de concessieovereenkomst de volgende vereisten: 1° Niemand kan in een bestuurs- of leidinggevend orgaan zetelen wanneer hij het voorwerp is geweest van een strafrechtelijke veroordeling, uitgesproken bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan, krachtens wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie, voor: a) het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld tegen een persoon, groep, gemeenschap of hun leden;b) verspreiding van ideeën die gebaseerd zijn op raciale superioriteit of haat;c) ontkenning, minimalisering, rechtvaardiging of goedkeuring van de genocide van het Duitse nationaalsocialistische regime tijdens de Tweede Wereldoorlog;d) seksueel ongewenst gedrag of seksueel ongewenst gedrag op grond van een ander wettelijk beschermd criterium;e) een bevel tot discriminatie op basis van een wettelijk beschermd criterium;2° het statuut van lid van een bestuurs- of leidinggevend orgaan is onverenigbaar met die van lid: a) een lid van de Regering;b) lid is van de onderneming van een in 1° bedoelde persoon;c) een lid van de administratie, indien een dergelijke positie hem in een belangenconflictsituatie zou brengen;d) lid is van een organisatie die duidelijk en herhaaldelijk: (i) pleit voor discriminatie of segregatie op basis van een criterium dat beschermd wordt door wetten, decreten of verordeningen ter bestrijding van racisme en discriminatie; (ii) toont zijn vijandigheid ten aanzien van de essentiële beginselen van de democratie, zoals gewaarborgd door de Belgische grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Art. 100.De Regering kan een lid van de administratie aanwijzen om als waarnemer sessie te nemen in de Administraties- of leidinggevend orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon die structureel wordt gesubsidieerd in het kader van het cultuurbeleid.

Het mandaat van de waarnemer is onderworpen aan de volgende vereisten: 1° het mandaat bestaat erin te waken over de naleving van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van de Franse Gemeenschap en, in voorkomend geval, van de erkennings- en subsidiëringsovereenkomst of de concessieovereenkomst;het staat de houder ervan niet toe zich in te laten met de culturele keuzes van de operator; 2° de gemachtigde heeft slechts één raadgevende stem in de bestuurs- of leidinggevende organen van de rechtspersoon;3° het mandaat is tijdelijk en beperkt tot een door de Regering vastgestelde specifieke opdracht;4° het mandaat is gratis. DEEL IV. - EVALUATIE VAN HET DECREET

Art. 101.§ 1. 1. Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit decreet, en vervolgens om de vijf jaar, stelt de Regering, na raadpleging van de Raad en de overlegraden, een verslag op over de uitwerking van dit decreet op: 1° de ontwikkeling en versterking van het sectorale overleg;2° de ontwikkeling van een toekomstgerichte visie en de totstandbrenging van een intersectorale en horizontale dialoog over het cultuurbeleid;3° de ontwikkeling en uitvoering van het cultuurbeleid, met bijzondere aandacht voor de beginselen van goed bestuur en het Cultuurpact;4° het werkende en efficiënte gebruik van de begrotingsmiddelen. Dit verslag wordt door de Regering aan het Parlement voorgelegd. § 2° De Raad stelt een begeleidend comité in, bestaande uit ten minste één vertegenwoordiger van het Waarnemingscentrum voor het cultuurbeleid, elk van de overlegraden, de Franse taalraad, endogeen regionale talen en de Raad van Beroep.

Deze commissie is belast met de deelname aan de opstelling van het in § 1 bedoelde verslag.

DEEL V. - SLOTBEPALINGEN BOEK I. - OPHEFFINGS- EN WIJZIGINGSBEPALINGEN

Art. 102.De volgende teksten worden opgeheven: 1° het decreet van 5 april 1993 betreffende de depolitisering van de structuren van de culturele instellingen;2° het decreet van 19 december 2002 betreffende de vertegenwoordiging van de leden van de Franse Gemeenschap bij de raden van bestuur van de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde verenigingen zonder winstoogmerk die voornamelijk actief zijn binnen de culturele sector;3° het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesorganen die werkzaam zijn in de culturele sector;4° het decreet van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 juni Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot bepaling van de opdrachten, de samenstelling en de belangrijkste aspecten van de werking van adviesinstanties die vallen onder het toepassingsgebied van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector, bekrachtigd door het decreet van 11 april 2008;5° het decreet van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 juni 2006 tot uitvoering van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesorganen die werkzaam zijn in de culturele sector.

Art. 103.In het decreet van 5 juli 1985 tot oprichting van de Raad voor heraldiek en vlaggenkunde van de Franse Gemeenschap van België en tot vaststelling van de vlag, het zegel en het wapen van de steden en gemeenten worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de afdelingen 2 en 3, die bij beschikking van 23 juni 2006 zijn opgeheven, worden in de volgende bewoordingen opnieuw toegevoegd: "Artikel 2.De Raad brengt op verzoek van de Regering advies uit over de heraldiek en de vlaggenkunde, met name wat betreft: 1° aanvragen om erkenning van wapenschilden, zegels en vlaggen die door steden en gemeenten bij de Franse Gemeenschap worden ingediend;2° het aanvragen van certificaten van onsterfelijk gebruik van wapenschilden, zegels en vlaggen door steden en gemeenten;3° bij de Franse Gemeenschap ingediende verzoeken om registratie van het wapen van natuurlijke personen of familieverenigingen.

Artikel 3.De Raad bestaat uit acht werkende en plaatsvervangende leden, eventueel in operationeel duo van hetzelfde geslacht, die door de Regering na een oproep tot het indienen van kandidaturen en het bepalen van de organisatorische regelingen worden benoemd voor een ambtstermijn van vijf jaar, die eenmaal kan worden verlengd en als volgt wordt verdeeld: 1° zes deskundigen op het gebied van heraldiek, vlaggenkunde of sigillografie, van wie ten minste één in het bezit is van een master in de geschiedenis;2° een deskundige die in het bezit is van een doctoraats-, licentie- of masterdiploma in de rechten;3° een vertegenwoordiger van het Belgisch Genealogisch en Heraldisch Bureau. De in het eerste lid bedoelde deskundigen worden geselecteerd op basis van de volgende criteria: 1° hebben gepubliceerd in boeken of tijdschriften op het gebied van heraldiek of vlaggenkunde, of hebben gepubliceerd in wetenschappelijke boeken of tijdschriften;2° lid zijn van een heraldische of vlaggenkundige vereniging.»; 2° Er wordt een artikel 3, lid 1, ingevoegd, dat als volgt luidt: "Artikel 3/1.De samenstelling, het functioneren en de wijze van benoeming van de leden vinden plaats in overeenstemming met titel 1 van boek 1, deel 2 van het decreet betreffende het nieuwe beheerskader inzake cultuur.

Het lidmaatschap van de Raad is onverenigbaar met het lidmaatschap van een bij het in het eerste lid bedoelde decreet ingesteld adviesorgaan.

Art. 104.In het decreet van 11 juli 2002 betreffende de roerende culturele goederen en het immaterieel patrimonium van de Franse Gemeenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° artikel 1, § 1, onder h), wordt vervangen door de volgende bepaling: "h) De Commissie: de Commissie voor het Cultureel Erfgoed. »; 2) artikel 3 wordt geschrapt.

Art. 105.In het decreet van 17 juli 2002 betreffende de erkenning en betoelaging van de musea en andere museale instellingen worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° artikel 1, 3°, wordt vervangen door de volgende bepaling: "3° Voor de toepassing van dit decreet wordt de Commissie voor het Cultureel Erfgoed genoemd als "de Commissie"." » ; 2) In de artikelen 4, 3, 5, 3, 6, lid 2, 8, 11, 12, lid 2, 13, lid 1, en 14, lid 1, worden de woorden "de Raad" vervangen door de woorden "de Commissie";3) Artikel 16 wordt geschrapt.

Art. 106.In het kaderdecreet van 10 april 2003 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de beroepssector van de Podiumkunsten worden de vo1gende wijzigingen aangebracht: 1° In artikel 1 worden de woorden "niet-klassieke muziek" vervangen door de woorden "hedendaagse muziek";2° In artikel 1 worden de volgende nieuwe punten 18 en 19 toegevoegd: "(18) de bevoegde adviescommissie: de Commissie voor de levende kunsten of de Commissie voor Muziek;(19) de bevoegde Overlegraad: de Overlegraad voor de levende Kunsten of de Overlegraad voor Muziek." » ; 3° de artikelen 4 tot en met 5 worden geschrapt";4° De artikelen 21 tot en met 24 worden geschrapt;5° in de artikelen 34, tweede lid, tweede streepje, 44, 51/2, 71, 73, lid 1, en 75, worden de woorden "de instantie" vervangen door de woorden "de adviescommissie";6° In de artikelen 45, lid 1 en 2, 50, punten 1 en 2, 65, punten 1 en 2, en 69, worden de woorden "de instantie" vervangen door de woorden "de bevoegde adviescommissie";7° In de artikelen 49, 64 en 76, § 4, worden de woorden "de instantie" vervangen door de woorden "de Commissie";8° In de artikelen 36 en 40 wordt "de instantie" vervangen door "de overlegraad".

Art. 107.In het decreet van 12 mei 2004 betreffende de centra voor private archieven in de Franse Gemeenschap van België worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° artikel 1, 4°, wordt vervangen door de volgende bepaling: "4° Overlegraad; Overlegraad voor Cultureel erfgoed. » 2° Artikel 1, 5° wordt vervangen door de volgende bepaling: "5° adviescommissie; Commissie Cultureel Erfgoed. » 3° In de artikelen 2 en 9 worden de woorden "de Raad voor private archiefcentra" vervangen door "de adviescommissie";4° In deel 2, punt 11°, worden de woorden "bij de Raad voor private archiefcentra" vervangen door de woorden "in de adviescommissie";5° De artikelen 10 en 11 worden geschrapt;6° In artikel 12, lid 1, worden de woorden "van de Raad voor private archiefcentra" vervangen door de woorden "van de Overlegraad".

Art. 108.In het decreet van 12 mei 2004 betreffende de registratie van wapenschilden van natuurlijke personen of familieverenigingen in de Franse Gemeenschap wordt artikel 2, b), vervangen door de volgende bepaling: "b) Raad voor Heraldiek en Vlaggenkunde: de Raad voor Heraldiek en Vlaggenkunde, ingesteld bij artikel 1 van het decreet van 5 juni 1985 tot oprichting van de Raad voor heraldiek en vlaggenkunde van de Franse Gemeenschap van België en tot vaststelling van de vlag, het zegel en het wapen van de steden en gemeenten;".

Art. 108.In het decreet van 30 april 2009 betreffende de ontwikkeling van leespraktijken ingericht door het openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening en de openbare bibliotheken, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° In artikel 2, wordt punt 7° vervangen door de volgende bepaling: "7° "erkende beroepsfederatie": structuur, erkend door de Regering van de Franse Gemeenschap, die beroepsbeoefenaars en onderdelen van het netwerk voor openbare lectuurvoorziening verenigt, om gezamenlijk de ontwikkeling van hun actiecapaciteiten voor de uitvoering van de opdrachten van de Dienst voor openbare lectuurvoorziening te waarborgen;2° In artikel 2 worden een 19° en een 20° toegevoegd, als volgt: "19° De Overlegraad: de Overlegraad voor Culturele en territoriale actie;20° De adviescommissie: de Commissie voor Culturele en Territoriale Actie." » ; 3° in de artikelen 14, § 1, tweede lid, 2° en 7°, 15, derde lid, 2° en 7°, worden de woorden "voor de representatieve organisatie van de bibliothecarissen en de bibliotheken, goedgekeurd bij decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesorganen die werkzaam zijn in de culturele sector" vervangen door de woorden "voor de erkende beroepsorganisatie";4° in artikel 19, § 1, worden de termen "representatieve organisaties van bibliothecarissen en bibliotheken die bij het decreet van 10 april 2003, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2005 betreffende de werking van de adviesorganen die actief zijn in de culturele sector, zijn erkend als representatieve organisaties van de gebruikers" vervangen door de termen "erkende beroepsorganisaties";5° in artikel 19, § 2, eerste lid, worden de woorden "Deze representatieve organisaties" vervangen door de woorden "De erkende beroepsfederaties";6° in artikel 19, § 2, tweede lid, worden de woorden "De representatieve organisaties van bibliothecarissen en erkende bibliotheken" vervangen door de woorden "De erkende beroepsfederaties";7° in artikel 19, § 3, worden de woorden " de erkende representatieve organisaties van bibliothecarissen en bibliotheken " vervangen door de woorden "de erkende beroepsfederaties";8° in artikel 19, § 4, worden de woorden " de erkende representatieve organisaties van bibliothecarissen en bibliotheken " vervangen door de woorden "de erkende beroepsfederaties";9° In artikel 13, lid 1, 2, 15 en 24, worden de woorden "van de Openbare Bibliotheekraad" vervangen door de woorden "van de adviescommissie";10° In de artikelen 15, tweede lid, onder b°, 16, § 2, 1°, en 24, 4°, worden de woorden "de Raad van Openbare Bibliotheken" vervangen door de woorden "de adviescommissie";11° In artikel 15, b°, worden de woorden " Eenmaal de Raad werd verhoord " vervangen door de woorden " Eenmaal de Adviescommissie werd verhoord ";12° In de artikelen 24, 2° en 4° worden de woorden " de Raad voor Openbare bibliotheken " vervangen door "de adviescommissie ";13° in artikel 27, § 1, worden de woorden "van de Raad voor Bibliotheken " vervangen door de woorden "van de overlegraad".14° In artikel 13, lid 1, wordt het derde lid, 3° geschrapt.

Art. 109.In het decreet van 30 april 2009 tot instelling van een erkenningsprocedure voor kwaliteitsboekhandels worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1) In artikel 1 wordt punt 2° vervangen door een punt 2° als volgt: "2° adviescommissie: het Schrijf- en boekcommissie;"; 2) In artikel 1 wordt aan artikel 1 een 2/1° toegevoegd, luidend als volgt: "2/1° Overlegraad : de Overlegraad voor schrijfopdrachten en Boek." » ; 3° In artikel 3, eerste lid en artikel 5, eerste zin, wordt de term "Commissie" vervangen door de term "Overlegraad";4° In artikel 5, punt 3°, wordt "Commissie" vervangen door "Adviescommissie".

Art. 110.In het decreet van 30 april 2009 betreffende het toezicht op en de subsidiëring van federaties van amateurkunstpraktijken, federaties die expressie- en creativiteitscentra en expressie- en creativiteitscentra vertegenwoordigen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° In artikel 3 wordt 4° vervangen door een 4°, als volgt: "4° adviescommissie: de Commissie voor culturele en territoriale actie;"; 2° In artikel 3 wordt aan artikel 3 een punt 4/1° toegevoegd, dat als volgt luidt: "4/1° Overlegraad: de Overlegraad voor culturele en territoriale actie." » ; 3° In de artikelen 6, 2°, 27, § 2, 28, tweede lid, en 33, § 2, 4°, worden de woorden "Adviescommissie voor de creativiteit van amateurs en artistieke praktijken" vervangen door de woorden "Overlegraad";4° in artikel 23, § 4, worden de woorden "Adviescommissie voor creativiteit en artistieke praktijken" vervangen door de woorden "Overlegraad";5° in artikel 24, § 1, worden de woorden "adviescommissie voor creativiteit en artistieke praktijken" vervangen door de woorden "adviescommissie";6° In artikel 26 wordt "Adviesraad" vervangen door "Adviescommissie";7° in de artikelen 30, laatste lid, 33, § 4, en 34, § 5, wordt de term "Commissie" vervangen door de term "Overlegraad";8° In artikel 44, lid 6, wordt "Commissie voor amateurkunstpraktijken" vervangen door "adviescommissie ";9° in artikel 25 wordt § 2 geschrapt;10° de artikelen 45 tot en met 47 worden geschrapt;11° in artikel 51, leden 2 en 3, wordt "Commissie" vervangen door "Adviescommissie".

Art. 111.In het decreet van 10 november 2011 betreffende de steun voor film en audiovisuele creatie worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° In artikel 1 wordt aan artikel 1 een 21e toegevoegd, luidend als volgt: "21° adviescommissie: de Filmcommissie ;2° artikel 7 wordt geschrapt;3° in de artikelen 8, eerste lid, 11, 6°, 14/1, tweede lid, 15, eerste lid, 17, 18, eerste lid, 20, 22, § 1, 22/1, eerste lid, 25 en 26, eerste en tweede lid, worden de woorden "Filmselectiecommissie" vervangen door de woorden "adviescommissie";4° in artikel 24, 3°, a), 4de streepje, worden de woorden "de Filmselectiecommissie" vervangen door de woorden "de adviescommissie";5° in de artikelen 61, eerste lid, 67, § 1, eerste en tweede lid, 67, § 2, 73, eerste lid, 76, § 1 en 2, 77/1, eerste lid, 77/5, § 1 en 2, 78, eerste lid, 82, § 1 en 2, 87, eerste lid, 91, § 1 en 2, 96, eerste lid, 99, en 102/1, eerste lid, wordt "Commissie voor hulpverlening aan audiovisuele operatoren" vervangen door de woorden "Adviescommissie".

Art. 112.In het decreet van 21 november 2013 betreffende de culturele centra worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° In artikel 1 wordt 4° vervangen door een 4° als volgt: "4° adviescommissie: de Commissie voor culturele en territoriale actie;"; 2° In artikel 33, § 2, 5°, worden de woorden "de Interdisciplinaire Raad voor de Podiumkunsten" vervangen door de woorden "de Commissie voor de levende kunsten";3° In artikel 37, lid 1, worden de woorden "de Interdisciplinaire Raad voor Podiumkunsten" vervangen door de woorden "de Commissie voor de levende kunsten";4° In artikel 70, lid 1 en 2, worden de woorden "de Interdisciplinaire Raad voor Podiumkunsten" vervangen door de woorden "de Commissie voor de levende kunsten";5° in de artikelen 21, § 2, tweede lid, 23, § 3, tweede en derde lid, 33, § 2, eerste lid, 3°, 35, eerste en tweede lid, 36, eerste lid, 37, eerste lid, 41, eerste lid, 47, derde lid, 60, 66, eerste lid, 68, eerste lid, 69, leden 1 en 2, 70, leden 1 en 2, 71, lid 1, 82, lid 2, lid 2, 3°, 98, lid 1, en 100, § 2, worden de woorden "de Commissie voor culturele centra" vervangen door de woorden "de Adviescommissie";6° in artikel 79, § 1, vierde lid, worden de woorden "Commissie voor culturele centra" vervangen door de woorden "Overlegraad voor culturele en territoriale actie ";7° in artikel 114, lid 4, worden de woorden "Commissie voor culturele centra" vervangen door de woorden "De Hoge raad voor Cultuur, de Overlegraad voor culturele en territoriale actie ";8° in de artikelen 33, § 2, eerste lid, 4°, 36, eerste en tweede lid, 37, tweede lid, 69, eerste en tweede lid, en 71, eerste lid, worden de woorden "het bevoegde sectoraal adviesorgaan" vervangen door de woorden "de bevoegde sectorale adviescommissie".

Art. 113.In het decreet van 3 april 2014 betreffende de beeldende kunst worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan artikel 1 worden de volgende nieuwe punten 10 en 11 toegevoegd: "10° Overlegraad: de Overlegraad voor Beeldende Kunsten;11° Adviescommissie: de Commissie voor beeldende kunsten." » ; 2° De artikelen 5 en 6 worden geschrapt;3° In de artikelen 9, 12, eerste lid, 17, tweede lid, 18, 19, eerste lid, eerste lid, 25, tweede lid, 26, 27, eerste lid, 33, tweede lid, 34, 35, eerste lid, 45, tweede lid, 46, 47, eerste lid, 61 en 64, § 4, worden de woorden "het bevoegde adviesorgaan" vervangen door de woorden "de Overlegraad";4° In artikel 10, lid 2, 2°, 41, lid 2, 53, lid 2, lid 2, en 59, lid 1, worden de woorden "het bevoegde orgaan" vervangen door de woorden "de adviescommissie";5° In de artikelen 19, leden 2 en 3, 27, leden 2, 3 en 4, 35, leden 2 en 4, en 47, leden 2 en 4, worden de woorden "het adviesorgaan" vervangen door de woorden "de adviescommissie";6° In artikel 34, lid 3, en afdeling 47, lid 3, worden de woorden "de instantie" vervangen door de woorden "de adviescommissie";7° In artikel 65 worden de woorden "Het Overlegcomité voor beeldende kunsten" vervangen door "De Hoge raad voor Cultuur en de Overlegraad".

Art. 114.In artikel 3 van het decreet van 3 april 2014 betreffende de bevordering van een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de adviesorganen wordt een derde lid ingevoegd, dat als volgt luidt: "In afwijking van het eerste lid mogen de in het decreet betreffende het nieuw beheerskader inzake cultuur bedoelde adviesorganen, met uitzondering van werksessies, niet meer dan de helft van de leden van hetzelfde geslacht omvatten; in geval van een oneven aantal kunnen deze adviesorganen nog een lid van het andere geslacht bijvoegen. ».

Art. 115.In artikel 25 van het decreet van 19 oktober 2017 betreffende de culturele bescherming van het boek wordt "de boekenraad" vervangen door "de Hogere Raad voor Cultuur en de Overlegraad Schrijfopdrachten en Boek".

BOEK II. - OVERGANGSBEPALINGEN

Art. 116.De adviesorganen die werkzaam zijn in de culturele sector en die bestaan aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet, overeenkomstig het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesorganen die werkzaam zijn in de culturele sector en het decreet van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 juni 2006 tot vaststelling van de opdrachten, de samenstelling en de essentiële aspecten van de werking van de adviesorganen die vallen onder het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesorganen die werkzaam zijn in de culturele sector, goedgekeurd door het decreet van 11 april 2008, blijven bestaan en blijven bevoegd om de competenties van de toekomstige adviesorganen geheel of gedeeltelijk uit te oefenen en de mandaten van de leden van deze adviesorganen worden verlengd, tot de leden van de Raad, de overlegraden, de adviescommissies, de Franse taalraad, endogeen gewestelijke talen en taalbeleid en de Raad voor Heraldiek en Vlaggenkunde zijn geïnstalleerd.

De leden van de in het eerste lid bedoelde adviesorganen blijven in elk geval alle individuele dossiers onderzoeken die betrekking hebben op een sessie of een reeks erkenningen die op de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet werden aangevat, in het bijzonder die met betrekking tot de dossiers die tussen de kalenderjaren 2014 en 2018 werden ingediend met het oog op de eerste erkenning in het kader van het decreet van 21 november 2013 betreffende de culturele centra.

Art. 117.De interne administratieve beroepsprocedures die bestaan op de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet, overeenkomstig het decreet van 21 november 2013 betreffende de culturele centra, het decreet van 30 april 2009 betreffende het toezicht op en de subsidiëring van federaties van amateurkunstpraktijken, de federaties die de centra van expressie en creativiteit vertegenwoordigen, het decreet van 30 april 2009 betreffende de ontwikkeling van leespraktijken georganiseerd door het openbare leesnetwerk en de openbare bibliotheken, blijven geheel of gedeeltelijk van toepassing totdat de leden van de bij dit decreet opgerichte Raad van Beroep zijn geïnstalleerd.

Aanvragen die aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet in het kader van een beroep, bedoeld in het eerste lid, zijn ingediend, worden in ieder geval voortgezet tot het verstrijken van de geldigheidsduur.

Art. 118.De in deel 3 van dit decreet bedoelde onverenigbaarheden en uitsluitingen zijn slechts van toepassing na het verstrijken van een ambtstermijn die vóór de inwerkingtreding van dit decreet ingaat bij een bestuurs- of leidinggevend orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon en uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 119.De representatieve organisaties die aan de vooravond van de inwerkingtreding van dit decreet door de Regering zijn erkend op grond van artikel 7 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesorganen die werkzaam zijn in de culturele sector, worden automatisch door de Regering erkend in het kader van de erkenningsprocedure bedoeld in artikel 92.

Te dien einde laten de betrokken representatieve organisaties de Regering de lijst toekomen van de overlegraden waarin zij, in voorkomend geval, op hoofd- of subsidiaire basis, wensen te zetelen, alsmede de lijst van de personen die bevoegd zijn hen in die Raden te vertegenwoordigen, overeenkomstig de artikelen 36 en 92.

In het erkenningsbesluit wordt vermeld in welke adviesraad de in het eerste lid bedoelde representatieve organisaties overeenkomstig artikel 92 sessie hebben.

Art. 120.Met het oog op de continuïteit binnen de nieuwe adviesorganen zal de Regering in het licht van de ontvangen aanvragen zorgen voor de benoeming van drie leden van elk adviesorgaan dat is ingesteld bij het decreet van 10 april 2003 betreffende de werking van de adviesorganen die werkzaam zijn in de culturele sector, waarbij voorrang wordt gegeven aan de leden die alleen één mandaat hebben uitgeoefend en de leden die het laatst zijn benoemd. Het mandaat van deze laatsten in de adviesorganen kan aan het einde van hun ambtstermijn niet worden verlengd. Zij kunnen dan slechts opnieuw in een adviesorgaan zetelen na een onderbreking van één duur die gelijkwaardig is aan één termijn, behalve in geval van een schaarste die door de Regering wordt vastgesteld aan het einde van de procedures bedoeld in de artikelen 22, 30 en 60. De Raad kan de sessie van een adviesorgaan slechts hervatten na een onderbreking van één termijn die gelijkwaardig is aan één termijn, behalve in geval van een schaarste die door de Regering wordt vastgesteld aan het einde van de procedures, bedoeld in de artikelen 22, 30 en 60.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 28 maart 2019.

De Minister-President, belast met Gelijke kansen en Vrouwenrechten, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Cultuur en Kind, A. GREOLI De Vice-President, Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Sport en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, R. MADRANE De Minister van Onderwijs, M.-M. SCHYNS De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT _______ Nota Zitting 2018-2019 Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 773-1. - Commissieamendementen, nr. 773-2.- Commissieverslag nr. 773-3. - Tekst aangenomen tijdens de commissie, nr. 773-4.- Vergaderingsamendementen, nr. 773-5.- Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr. 773-6.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming.- Vergadering van 27 maart 2019.

^