Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 april 2004
gepubliceerd op 08 juni 2004

Decreet houdende de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035871
pub.
08/06/2004
prom.
30/04/2004
ELI
eli/decreet/2004/04/30/2004035871/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 APRIL 2004. - Decreet houdende de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder ontwerpen van besluit van de Vlaamse regering die van strategisch belang zijn : ontwerpen van reglementair of organiek besluit die uitvoering geven aan de inhoud van een decreet en die door de Vlaamse regering worden beschouwd als basisuitvoeringsbesluiten.

Art. 3.§ 1. Er wordt een strategische adviesraad Mobiliteitsraad van Vlaanderen, afgekort de MORA, opgericht, zoals bedoeld in artikel 3 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden. Hij heeft rechtspersoonlijkheid. De Vlaamse regering bepaalt tot welk beleidsdomein de strategische adviesraad behoort. § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in dit decreet, zijn de bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden van toepassing op de MORA. HOOFDSTUK II. - Taakomschrijving

Art. 4.§ 1. De MORA heeft de volgende opdrachten : 1° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over de hoofdlijnen van het beleid met betrekking tot de mobiliteit;2° bijdragen tot het vormen van een beleidsvisie en het formuleren van de krachtlijnen van het te voeren beleid inzake mobiliteit;3° de maatschappelijke ontwikkelingen op het vlak van mobiliteit volgen en interpreteren;4° advies uitbrengen over voorontwerpen van decreet met betrekking tot mobiliteit;5° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over voorstellen van decreet met betrekking tot mobiliteit;6° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over ontwerpen van besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot mobiliteit;7° reflecties leveren over de bij het Vlaams Parlement ingediende beleidsnota's over mobiliteit;8° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over het te voeren begrotingsbeleid inzake mobiliteit, met inbegrip van de meerjareninvesteringsplannen van de inzake verkeer en vervoer bevoegde entiteiten en van de meerjareninvesteringsplannen en exploitaties van het geregeld vervoer;9° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over ontwerpen inzake beleidsondersteuning;10° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over ontwerpen van samenwerkingsakkoord van strategisch belang die de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest wil sluiten met de staat of met andere gemeenschappen en gewesten, en over ontwerpen van Europese en internationale samenwerkingsakkoorden van strategisch belang. § 2. De opdrachten, bedoeld in § 1, doen geen afbreuk aan de taken, opdrachten en bevoegdheden van de MORA, bepaald in de andere artikelen. § 3. De adviezen waartoe de MORA is gehouden of die door de MORA worden verstrekt, worden steeds voorbereid door de bevoegde werkcommissies, bedoeld in artikel 15.

Art. 5.§ 1. De Vlaamse regering is verplicht om het advies van de MORA in te winnen over : 1° voorontwerpen van decreet die betrekking hebben op mobiliteit, verkeersinfrastructuur of op sterk mobiliteitsgenererende activiteiten, met uitzondering van ontwerpen van begrotingsdecreet, evenals over ontwerpen van reglementair besluit van strategisch belang over voormelde aangelegenheden;2° alle ontwerpen van samenwerkingsakkoorden van strategisch belang die betrekking hebben op verkeer of vervoer, alsook over alle ontwerpen van lokale mobiliteitsplannen. § 2. De Vlaamse regering kan gemotiveerd afwijken van de adviezen van de strategische adviesraad, bedoeld in § 1, en informeert de MORA hierover. § 3. De Vlaamse regering kan, op voorstel van de minister bevoegd voor mobiliteit, het advies inwinnen over voorontwerpen van decreet, ontwerpen van reglementair besluit van strategisch belang of over projecten, die een belangrijke weerslag hebben op mobiliteit, ongeacht het beleidsdomein. § 4. De Vlaamse Vervoermaatschappij wint het advies in van de MORA over de voorstellen van netmanagement die ze opstelt overeenkomstig artikel 10, § 1, van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg, nadat de Vlaamse regering de Vlaamse Vervoermaatschappij hiertoe schriftelijk opdracht heeft gegeven. De Vlaamse Vervoermaatschappij kan gemotiveerd afwijken van het in deze bepaling door de MORA verleende advies en informeert de MORA hierover. § 5. De adviezen, uitgebracht door de MORA, zijn openbaar.

Art. 6.De Vlaamse regering wint het advies in van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen over de in artikel 5, § 1, 1°, bedoelde voorontwerpen van decreten en ontwerpen van reglementair besluit, evenals over projecten, telkens met een belangrijke weerslag op het leefmilieu.

Art. 7.De adviezen, bedoeld in artikel 4, § 1, en 5, § 1 en § 3, worden gegeven binnen een termijn van één maand vanaf de datum van de aanvraag. In geval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan de Vlaamse regering of het Vlaams Parlement die het advies vraagt de termijn inkorten zonder dat hij minder dan tien werkdagen mag bedragen.

In het geval, bedoeld in artikel 5, § 3, wint de Vlaamse regering het advies van de MORA gelijktijdig in met het advies van de strategische raad van het beleidsdomein waartoe de aangelegenheid behoort.

Het advies, bedoeld in artikel 5, § 4, wordt gegeven binnen drie maanden. In geval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan de Vlaamse regering of het Vlaams Parlement tevens de in dit lid bedoelde termijn inkorten zonder dat hij minder dan één maand mag bedragen.

Als het advies niet is gegeven binnen de termijn, bedoeld in de vorige leden, mag aan de adviesverplichting worden voorbijgegaan.

Art. 8.Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 5, § 5, wordt een afschrift van het advies bezorgd aan de instantie die facultatief of verplicht om het advies heeft verzocht, evenals aan de instantie tot wie het advies is gericht als het uit eigen beweging door de MORA werd verstrekt.

Art. 9.De MORA kan als vertegenwoordiger van Vlaanderen worden betrokken bij soortgelijke federale en internationale adviesorganen. HOOFDSTUK III. - Samenstelling en organisatie van de MORA Afdeling 1. - Samenstelling

Art. 10.§ 1. De MORA wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld die actief zijn in het beleidsdomein dat betrekking heeft op de mobiliteit, en uit onafhankelijke deskundigen, samengesteld als volgt : 1° een voorzitter;2° een ondervoorzitter, aangewezen onder de leden, bedoeld in 3° tot en met 5°;3° een vertegenwoordiger van de gemeenten;4° een vertegenwoordiger van de provincies;5° vier vertegenwoordigers, voorgedragen door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;6° acht vertegenwoordigers uit de werkcommissies, bedoeld in artikel 15, waarvan : a) twee uit de werkcommissie van de gebruikers van voorzieningen voor het personenvervoer;b) twee uit de werkcommissie van de aanbieders van voorzieningen voor het personenvervoer;c) twee uit de werkcommissie van de gebruikers van voorzieningen voor het goederenvervoer;d) twee uit de werkcommissie van de aanbieders van voorzieningen voor het goederenvervoer;7° zes leden-deskundigen. De voorzitter, de ondervoorzitter, de leden en de leden-deskundigen zijn stemgerechtigd. § 2. Met inachtneming van de bepalingen in § 1, eerste lid, 2°, worden de voorzitter en de ondervoorzitter onder de personen met ervaring in de verkeers- en vervoerssector door de Vlaamse regering aangewezen op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor het vervoer. § 3. De overige leden van de MORA worden als volgt door de Vlaamse regering aangewezen : 1° één op voordracht van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten;2° één op voordracht van de Vereniging van de Vlaamse Provincies;3° vier op voordracht van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;4° twee op voordracht van de leden van de werkcommissie gebruikers van voorzieningen voor personenvervoer;5° twee op voordracht van de leden van de werkcommissie aanbieders van voorzieningen voor het personenvervoer;6° twee op voordracht van de leden van de werkcommissie gebruikers van voorzieningen voor het goederenvervoer;7° twee op voordracht van de leden van de werkcommissie aanbieders van voorzieningen voor het goederenvervoer;8° de zes leden-deskundigen worden benoemd na een openbare oproep tot kandidaatstelling. § 4. De voordracht van de leden van de MORA, bedoeld in § 3, gebeurt door een dubbele voordracht van kandidaten. § 5. Met inachtneming van de bepalingen in § 4, benoemt de Vlaamse regering voor ieder lid, behalve voor de zes leden-deskundigen, een plaatsvervanger.

Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger die het mandaat voleindigt.

Art. 11.§ 1. De leden van de MORA en hun plaatsvervangers oefenen hun functie uit in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de Vlaamse overheid. § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 16, § 2, is het lidmaatschap van de MORA, evenals het lidmaatschap van de werkcommissies, bedoeld in artikel 15, onverenigbaar met : 1° een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat of het lidmaatschap van een regionaal parlement;2° het ambt van minister, staatssecretaris en hun kabinetsleden;3° het ambt van personeelslid van een departement of agentschap van de Vlaamse overheid dat in een hiërarchische verhouding staat tot de minister tot wiens bevoegdheid de strategische adviesraad behoort;4° het ambt van personeelslid van het Vlaams Parlement en de bij het Vlaams Parlement opgerichte diensten;5° het ambt van personeelslid van de strategische adviesraad.

Art. 12.De duur van het mandaat van de leden van de MORA en hun plaatsvervangers bedraagt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.

Art. 13.Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 9 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, worden de leden van de MORA en hun plaatsvervangers ontslagen op eigen verzoek of om ernstige redenen door de Vlaamse regering op verzoek van de organisatie, de vereniging of de sector die de voordracht deed. Tegelijkertijd draagt de betrokken organisatie, vereniging of sector met inachtneming van de bepalingen in artikel 10 en 11 een nieuwe vertegenwoordiger of plaatsvervanger aan.

Art. 14.De Vlaamse regering stelt de presentiegelden en de vergoedingen vast van de leden van de MORA, evenals van de leden van de werkcommissies, bedoeld in artikel 15. Afdeling 2. - Werkcommissies

Art. 15.Er worden bij de MORA vier werkcommissies opgericht, namelijk : 1° één werkcommissie gebruikers van de voorzieningen voor het personenvervoer;2° één werkcommissie aanbieders van de voorzieningen voor personenvervoer;3° één werkcommissie gebruikers van voorzieningen voor het goederenvervoer;4° één werkcommissie aanbieders van voorzieningen voor goederenvervoer. De leden van de werkcommissies worden aangewezen door de Vlaamse regering.

De werkcommissies worden elk voorgezeten door een voorzitter. De voorzitter wordt bijgestaan door een secretaris. Afdeling 3. - Raadpleging van deskundigen

Art. 16.§ 1. De MORA kan, voor het onderzoek van bijzondere vraagstukken, een beroep doen op deskundigen, raadgevende commissies of organen, onder de voorwaarden, te bepalen in zijn reglement van orde. § 2. Bovendien kan de MORA de volgende leidend ambtenaren vragen om technische toelichtingen te verschaffen over de aangelegenheden die betrekking hebben op mobiliteit en waarin zij door hun ervaring bijzonder onderlegd zijn : 1° de leidend ambtenaren die behoren tot het departement en de intern of extern verzelfstandigde agentschappen van het beleidsdomein dat betrekking heeft op de mobiliteit;2° de leidend ambtenaren van de wetenschappelijke instellingen van het Vlaamse Gewest die een hoofdopdracht hebben inzake mobiliteit. De in het vorige lid bedoelde leidend ambtenaren worden overeenkomstig de nadere regels, te bepalen in het reglement van orde, uitgenodigd door de MORA om de vergaderingen van de MORA bij te wonen. § 3. Vertegenwoordigers van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en de Raad voor Milieu- en Natuurbehoud kunnen op verzoek van de voorzitter tijdens de vergaderingen van de MORA worden gehoord. HOOFDSTUK IV. - Werking van de MORA

Art. 17.De MORA stelt uit zijn leden het dagelijks bestuur samen.

Art. 18.De werking van de MORA wordt geregeld overeenkomstig hoofdstuk IV van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden.

Art. 19.Onverminderd de mogelijkheid tot delegatie, vertegenwoordigt de voorzitter de MORA in gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen.

De rechtsgedingen waarbij de MORA betrokken is als eiser of als verweerder worden op verzoek van de voorzitter uit naam van het dagelijks bestuur ingesteld.

De voorzitter stelt de vorderingen in kort geding en de eis tot inbezitstelling in. Hij verricht alle daden van bewaring of alle handelingen tot stuiting van verjaring en van verval.

Art. 20.§ 1. De MORA beschikt overeenkomstig de bepalingen in artikel 12 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, over een secretariaat dat verantwoordelijk is voor de administratieve, logistieke en inhoudelijke ondersteuning voor de realisatie van zijn algemene en bijzondere opdrachten.

Het secretariaat wordt, onder het gezag van de voorzitter van de MORA, geleid door een secretaris. § 2. De werkcommissies, bedoeld in artikel 15, worden bijgestaan door het in de vorige paragraaf vermelde secretariaat. HOOFDSTUK V. - Financiële middelen

Art. 21.Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 13 en 14 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, bestaan de financiële middelen van de MORA uit : 1° een vaste dotatie die jaarlijks wordt ingeschreven op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap;2° een variabele dotatie die bepaald wordt op basis van de opdrachten waarmee de Vlaamse regering de MORA belast;3° de eigen inkomsten. HOOFDSTUK VI. - Programmering en verslaggeving

Art. 22.Inzake de programmering en de verslaggeving van de werkzaamheden van de MORA is hoofdstuk V van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van de strategische adviesraden, van toepassing. HOOFDSTUK VII. - Overgang van personeel, goederen, rechten en verplichtingen

Art. 23.§ 1. De Vlaamse regering regelt de toewijzing van de personeelsleden, de goederen, de rechten en verplichtingen, van de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of van het Vlaamse Gewest, aan de strategische adviesraad, met het oog op de uitoefening van de toegewezen taken.

De besluiten die krachtens het eerste lid worden vastgesteld, kunnen de van kracht zijnde decretale bepalingen wijzigen, vervangen of opheffen. § 2. De bevoegdheid die bij § 1 aan de Vlaamse regering wordt opgedragen, vervalt op de datum van toewijzing van het personeel, van de goederen en van de rechten en plichten.

De besluiten die krachtens § 1 zijn vastgesteld, houden op uitwerking te hebben als zij niet bij decreet bekrachtigd zijn binnen twaalf maanden na de datum van de inwerkingtreding ervan. De bekrachtiging werkt terug tot deze laatste datum. Na de in het eerste lid bedoelde data kunnen de besluiten die krachtens § 1 zijn vastgesteld en bekrachtigd alleen bij decreet worden gewijzigd, vervangen of opgeheven. HOOFDSTUK VIII. - Machtigingsbepaling

Art. 24.§ 1. De Vlaamse regering wordt ermee belast de bestaande wets- en decreetsbepalingen betreffende de MORA te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet en van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van de strategische adviesraden.

De besluiten die krachtens deze paragraaf worden vastgesteld, houden op uitwerking te hebben als ze niet bij decreet zijn bekrachtigd binnen negen maanden na de datum van de inwerkingtreding ervan. De bekrachtiging werkt terug tot deze laatste datum.

De in deze paragraaf aan de Vlaamse regering opgedragen bevoegdheid vervalt negen maanden na de inwerkingtreding van dit decreet. Na die datum kunnen de besluiten die krachtens deze paragraaf zijn vastgesteld en zijn bekrachtigd, alleen bij decreet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven. § 2. De Vlaamse regering wordt ermee belast de bepalingen van de wetten en decreten betreffende de MORA, alsook de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie, te coördineren. De Vlaamse regering kan daartoe : 1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, met name door ze opnieuw te ordenen en te vernummeren;2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven zonder te raken aan de beginselen ervan;4° de verwijzingen naar de bepalingen, opgenomen in de coördinatie, in andere niet in de coördinatie opgenomen bepalingen, naar de vorm aanpassen. De coördinatie treedt in werking nadat ze is bekrachtigd door het Vlaams Parlement. HOOFDSTUK IX. - Wijzigings- en slotbepalingen

Art. 25.Het opschrift van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen, worden de woorden « en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen » geschrapt.

Art. 26.Artikel 53 tot en met 62 van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen, worden opgeheven.

Art. 27.De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 30 april 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT _______ Nota's Zitting 2003-2004.

Stukken. - Ontwerp van decreet : 2212 - Nr. 1. - Amendementen : 2212 - Nr. 2. - Verslag : 2212 - Nr. 3. - Amendementen : 2212 - Nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2212 - Nr. 5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : vergaderingen van 21 april 2004.

^