Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 juni 1997
gepubliceerd op 28 augustus 1997

Decreet houdende oprichting, handhaving, sluiting en organisatie van het gewoon basisonderwijs op basis van een betrekkingenpakket

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
1997033078
pub.
28/08/1997
prom.
30/06/1997
ELI
eli/decreet/1997/06/30/1997033078/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JUNI 1997. Decreet houdende oprichting, handhaving, sluiting en organisatie van het gewoon basisonderwijs op basis van een betrekkingenpakket (1)


HOOFDSTUK I. Toepassing en definities

Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op het gewoon basisonderwijs, georganiseerd en gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap. Het is ook van toepassing op de oefenscholen.

Art. 2.De basisscholen worden naargelang de inrichtende machten waarvan zij afhangen, ingedeeld bij één van de volgende drie netten : 1° officiële basisscholen opgericht door de Duitstalige Gemeenschap;2° officiële basisscholen opgericht door de provincies, gemeenten of enig ander publiekrechtelijk persoon;3° vrije basisscholen.

Art. 3.In dit decreet gelden de hoedanigheden voor beide geslachten.

Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° basisschool : pedagogisch geheel met uitsluitend lager onderwijs of met kleuter- en lager onderwijs al dan niet gespreid over één of meer vestigingsplaatsen, en onder het gezag van een schoolhoofd;2° kinderbewaarplaats of kleuterschool : gedeelte van een basisschool waar kleuteronderwijs wordt verstrekt;3° lagere school : gedeelte van een basisschool waar lager onderwijs wordt verstrekt, of basisschool waar uitsluitend lager onderwijs wordt verstrekt;4° kleuteronderwijs : onderwijs gegeven aan kinderen die ten minste drie jaar oud zijn of die op 31 december van het lopende schooljaar de leeftijd van drie jaar zullen hebben bereikt en die het lager onderwijs nog niet volgen;5° lager onderwijs : onderwijs gegeven gedurende zes opeenvolgende leerjaren aan leerlingen die na de zomervakantie van het burgerlijk jaar de leeftijd van 6 jaar bereiken, onverminderd de afwijkingen waarin artikel 1, 4, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht voorziet;6° vestigingsplaats : gebouw of gebouwencomplex gevestigd op één adres waar kleuter of lager onderwijs wordt georganiseerd;7° administratieve vestigingsplaats : de vestigingsplaats door de inrichtende macht gekozen als administratieve zetel voor de basisschool;8° leerling in het kleuteronderwijs : leerling die ten minste drie jaar oud is of die op 31 december van het lopende schooljaar de leeftijd van drie jaar zal hebben bereikt en de kleuterschool bezoekt;9° regelmatige leerling in het lager onderwijs : leerling die regelmatig ingeschreven is in het lager oderwijs op de laatste klassedag van de maand september en die er alle cursussen volgt die op het leerplan voorkomen;10° afstand tussen basisscholen en/of vestigingsplaatsen : de kortst mogelijke afstand gemeten langs de rijbaan, zoals omschreven in artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder dat rekening wordt gehouden met wegomleggingen en eenrichtingsverkeer;11° fusie van scholen : a) samenvoeging tot één nieuwe basisschool onder het gezag van één schoolhoofd van twee of meer basisscholen die gelijktijdig worden afgeschaft;b) samenvoeging tot één basisschool onder het gezag van één schoolhoofd van twee of meer basisscholen waarbij één van de betrokken basisscholen blijft bestaan en de andere school (scholen) overneemt;12° lestijd : periode van vijftig minuten of twee periodes van vijfentwintig minuten aangewend voor het onderwijs;13° betrekkingenpakket : aantal betrekkingen waarover een basisschool beschikt;14° aanvulling bij het betrekkingenpakket : aantal betrekkingen dat aan het betrekkingenpakket wordt toegevoegd voor specifieke initiatieven;15° schoolhoofd : directeur of hoofdonderwijzer van een basisschool;16° klastitularis : onderwijzer die door de inrichtende macht of haar vertegenwoordiger ermee belast is een bepaalde leerlingengroep te leiden en die aan deze leerlingengroep onderricht geeft tijdens ten minste een halve uurrooster;17° graad : voor de toepassing van artikel 22 wordt onder graad de lagere, middelbare of hogere graad van het lager onderwijs verstaan; de lagere graad omvat de eerste twee leerjaren, de middelbare graad de derde en vierde leerjaren en de hogere graad de laatste twee leerjaren. HOOFDSTUK II. Oprichting en handhaving

Art. 4.De in dit hoofdstuk vermelde normen worden per taalsectie toegepast.

Art. 5.Op het niveau van het kleuteronderwijs worden de leerlingen in aanmerking genomen die tot de laatste klassedag van de maand september gedurende 10 schooldagen, ten minste ten belope van halve dagen, aanwezig waren.

Art. 6.Een vestigingsplaats kleuteronderwijs die op het einde van de laatste klassedag van de maand september geen 6 leerlingen van het kleuteronderwijs telt, wordt op 1 oktober gesloten of desgevallend niet meer gesubsidieerd.

Art. 7.Een vestigingsplaats lager onderwijs die op het einde van de laatste klassedag van de maand september geen 8 regelmatige leerlingen van het lager onderwijs telt, wordt op 1 oktober gesloten resp. niet meer gesubsidieerd.

Art. 8.Elke basisschool kan met één of meer andere basisscholen gefusioneerd worden. Fusies van scholen moeten ten laatste op 30 september van het lopende schooljaar gebeuren en ten laatste op 1 oktober in werking treden.

Art. 9.Een basisschool door fusie ontstaan wordt niet als nieuwe basisschool beschouwd voor de toepassing van de artikels 10 tot 12.

Art. 10.In elke basisschool, opgericht op basis van artikel 4 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, wordt de weddeschaal van schoolhoofd toegekend vanaf 1 oktober van het oprichtingsjaar indien de norm van zestien leerlingen op 30 september van het lopende schooljaar wordt bereikt.

Art. 11.1. Onverminderd artikel 10 kan een basisschool worden opgericht of in de subsidieregeling worden opgenomen door de Duitstalige Gemeenschap, indien haar zo'n aanvraag ten minste zes maanden vóór het begin van het schooljaar toegezonden werd door de ouders van ten minste 75 leerlingen van het lager onderwijs of door de personen die het wettelijke of effectieve toezicht op hen hebben.

De in het eerste lid bedoelde leerlingen van het lager onderwijs zijn degene die op het begin van het betrokken schooljaar leerplichtig zijn krachtens de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht. 2. Vanaf 1 oktober van het schooljaar waar aan de in 1 bedoelde aanvraag gunstig beantwoord werd, moet de basisschool tijdens vier opeenvolgende schooljaren ten minste 75 regelmatig ingeschreven leerlingen tellen, zo niet wordt ze gesloten resp.niet meer gesubsidieerd.

Art. 12.Inrichtende machten kunnen één of meer van haar basisscholen bestaande op 30 juni 1984, binnen de grenzen van de gemeente(n) waar ze gelegen zijn, herstructureren.

Indien de herstructuratie noch het aantal basisscholen noch het aantal vestigingsplaatsen verhoogt die op 30 juni 1984 bestonden, en indien aan de in de artikels 6 en 7 vermelde normen wordt voldaan, dan zijn de artikelen 10 en 11 vermelde oprichtingsnormen zijn niet van toepassing. HOOFDSTUK III. Berekening van het aantal betrekkingen Sectie 1. Algemene bepalingen

Art. 13.1. Het betrekkingenpakket omvat de voltijdse en deeltijdse prestaties van de kleuterleiders, van de onderwijzers, van de taakleraars, van de bijzondere leermeesters lichamelijke opvoeding en van de bijzondere leermeesters handwerken.

Het betrekkingenpakket omvat ook de lestijden gegeven door het schoolhoofd met klas van een basisschool tot en met 49 leerlingen, de achttien lestijden gegeven door een schoolhoofd met klas van een basisschool van 50 tot en met 99 leerlingen, de twaalf lestijden gegeven door een schoolhoofd met klas van een basisschool van 100 tot en met 149 leerlingen, alsmede de zes lestijden gegeven door een schoolhoofd met klas van een basisschool van 150 tot en met 179 leerlingen.

Het lestijdenpakket kan bovendien een derde lestijd godsdienst of zedenleer omvatten. 2. De lestijden of onderwijseenheden bedoeld in de artikels 22, 25 en 26 worden buiten het betrekkingenpakket georganiseerd.3. Het betrekkingenpakket wordt per onderwijsniveau (kleuter- en lageronderwijs) en per taalsectie berekend.

Art. 14.Wanneer een basisschool twee of meer vestigingsplaatsen heeft, worden de leerlingen van die verschillende vestigingsplaatsen per onderwijsniveau opgeteld.

Nochtans worden de leerlingen van een vestigingsplaats die gelegen is op ten minste 2000 m van elke andere vestigingsplaats behorend tot dezelfde basisschool en waarin onderwijs van hetzelfde niveau georganiseerd wordt, afzonderlijk opgeteld.

Art. 15.Het betrekkingenpakket en de aanvulling bij het betrekkingenpakket worden vastgelegd op 1 oktober van het schooljaar waarop ze betrekking hebben. Zij blijven beschikbaar tot en met 30 september van het volgende schooljaar.

Art. 16.De klastitularis moet wekelijks 24 tot 28 lestijden presteren.

Met inbegrip van alle toegevoegde pedagogische prestaties (billijk verdeelde toezichten inbegrepen) zullen zijn wekelijkse prestaties ten hoogste 26 uren van 60 minuten omvatten, binnen de periode van normale aanwezigheid van de leerlingen op de basisschool.

Alleen de kleuterleiders en de lagere onderwijzers van éénklassige basisscholen zullen gedurende de volledige periode van normale aanwezigheid van de leerlingen aanwezig moeten zijn.

Sectie 2. Kleuteronderwijs

Art. 17.Voor de berekening van het betrekkingenpakket worden slechts de leerlingen in aanmerking genomen die tot de laatste klassedag van de maand september aan 10 klassedagen, minstens per halve dagen, aanwezig waren.

Art. 18.Een vestigingsplaats kleuteronderwijs die op de laatste klassedag van de maand september ten minste 6 leerlingen van het kleuteronderwijs telt, verkrijgt op 1 oktober een bepaald aantal voltijdse betrekkingen, berekend als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld en bijkomend 1/4 voltijdse betrekking voor elke begonnen groep van 6 leerlingen van het kleuteronderwijs.

Wanneer de schoolbevolking vóór 15 maart toeneemt, kan een nieuwe berekening van het betrekkingenpakket plaatsvinden. Het nieuw berekend betrekkingenpakket wordt ter beschikking gesteld vanaf de eerste schooldag na 15 maart tot op de laatste dag van het lopende schooljaar, voor zover het ten minste 1/2 voltijdse betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket waarop de school resp. vestigingsplaats met afzonderlijke telling op 1 oktober van het betrokken schooljaar recht had.

Voor de nieuwe berekening worden de leerlingen van het kleuteronderwijs in aanmerking genomen die gedurende de laatste vijftien schooldagen tot en met 15 maart tijdens ten minste tien schooldagen, minstens per halve dagen, aanwezig waren.

Sectie 3. Lager onderwijs

Art. 19.Leerlingen die uiterlijk op de vijfendertigste kalenderdag na het begin van het lopende schooljaar ingeschreven zijn, worden voor de berekening van het betrekkingenpakket evenwel als regelmatige leerlingen in de zin van artikel 3, 9° beschouwd, indien zij een basisschool of een vestigingsplaats bezochten die op grond van artikel 7 gesloten werd.

Art. 20.Er wordt per basisschool een ambt van schoolhoofd opgericht of gesubsidieerd.

Art. 21.Een vestigingsplaats lager onderwijs die ten minste 12 regelmatige leerlingen telt, verkrijgt op 1 oktober een bepaald aantal voltijdse betrekkingen, berekend als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld en bijkomend 1/4 voltijdse betrekking voor elke begonnen groep van 5 leerlingen.

Art. 22.1. Een cursus godsdienst of zedenleer wordt de leerlingen gegeven volgens de bepalingen vastgelegd in de 2. Daarvoor worden twee lestijden per week buiten het lestijdenpakket toegekend. Een derde lestijd, die van het lestijdenpakket moet worden afgenomen, kan georganiseerd worden. In geen geval mag een leerling meer dan 3 lestijden godsdienst of zedenleer per week volgen. 2. In de basisscholen of vestigingsplaatsen die slechts één of twee klassen organiseren, worden de cursussen per klas gegeven. In de basisscholen of vestigingsplaatsen die drie klassen of meer organiseren, wordt het aantal cursussen als volgt berekend : voor de cursussen godsdienst of zedenleer worden de leerlingen per graad samengeteld.

Op grond van het zo bepaald aantal leerlingen wordt het aantal cursussen als volgt vastgelegd : tot 25 leerlingen : 1 cursus vanaf 26 leerlingen : 2 cursussen vanaf 45 leerlingen : 3 cursussen vanaf 72 leerlingen : 4 cursussen vanaf 95 leerlingen : 5 cursussen vanaf 118 leerlingen : 6 cursussen vanaf 141 leerlingen : 7 cursussen vanaf 164 leerlingen : 8 cursussen vanaf 187 leerlingen : 9 cursussen vanaf 210 leerlingen : 10 cursussen van 232 tot 256 leerlingen : 11 cursussen en 1 bijkomend cursus voor elke begonnen groep van 25 leerlingen. 3. Wat de cursussen godsdienst of zedenleer betreft waarvoor minder dan 26 leerlingen per graad ingeschreven zijn, worden in afwijking van 2 twee cursussen georganiseerd, op voorwaarde dat ten minste 6 van deze leerlingen, te verdelen over 2 leerjaren, voor dit vak zijn ingeschreven en dat in dezelfde graad ten minste twee cursussen worden georganiseerd voor de meest bezochte cursus godsdienst of zedenleer.4. In afwijking van 1 worden de lestijden voor godsdienst of zedenleer, berekend overeenkomstig de 2 en 3 en gegeven door een schoolhoofd, aan het in toepassing van artikel 21 berekende betrekkingenpakket bijgevoegd.

Art. 23.1. Een leergang voor aanpassing aan de onderwijstaal mag georganiseerd worden naar rata van drie lestijden per week ten voordele van staatloze leerlingen of leerlingen van vreemde nationaliteit : 1° van wie de moedertaal of gebruikelijke taal een andere is dan de onderwijstaal;2° die het lager onderwijs in ons land nog niet gedurende drie volledige schooljaren volgen, en de onderwijstaal niet voldoende kennen om zich met goed gevolg aan te passen aan de activiteiten van de klas waar ze ingeschreven zijn;3° van wie de ouders of de personen aan wier hoede het kind is toevertrouwd in België ingeschreven of woonachtig zijn en de Belgische nationaliteit niet bezitten.2. De leergang bedoeld in 1 wordt gegeven door een bijzondere leermeester, houder van het diploma van onderwijzer.De leergang mag ingesteld worden in elke basisschool waar er ten minste tien leerlingen zijn die voldoen aan de in 1 gestelde voorwaarden. 3. Het aantal lestijden per basisschool ten behoeve van de leerlingen bedoeld in 1 wordt als volgt bepaald : van 10 tot 20 leerlingen : 3 lestijden van 21 tot 44 leerlingen : 6 lestijden van 45 tot 59 leerlingen : 9 lestijden van 60 tot 74 leerlingen : 12 lestijden van 75 tot 89 leerlingen : 15 lestijden + 15 leerlingen : + 3 lestijden 4.De leergang wordt gegeven tijdens de normale openingsuren van de basisschool.

Sectie 4. Basisschool

Art. 24.De wedde van een schoolhoofd wordt overeenkomstig de weddeschalen onder volgende omstandigheden bepaald : - tot 71 leerlingen : de weddeschaal van schoolhoofd in een basisschool met één tot drie klassen; - van 72 tot en met 140 leerlingen : de weddeschaal van schoolhoofd in een basisschool met vier tot zes klassen; - van 141 tot en met 209 leerlingen : de weddeschaal van schoolhoofd in een basisschool met zeven tot negen klassen; - vanaf 210 leerlingen : de weddeschaal van schoolhoofd in een basisschool met tien klassen en meer.

Art. 25.Naast het krachtens de artikels 18 en 21 bepaald betrekkingenpakket, verkrijgt een basisschool : 1° 1/4 betrekking voor de schoolleiding, indien zij meer dan 49 leerlingen telt op de laatste klassedag van de maand september;2° 2/4 betrekking voor de schoolleiding, indien zij meer dan 99 leerlingen telt op de laatste klassedag van de maand september;3° 3/4 betrekking voor de schoolleiding, indien zij meer dan 149 leerlingen telt op de laatste se van de maand september;4° een voltijdse betrekking voor de schoolleiding, indien zij meer dan 179 leerlingen telt op de laatste klassedag van de maand september.

Art. 26.Naast het krachtens de artikels 18 en 21 bepaald betrekkingenpakket, verkrijgt een basisschool : 1° 1/4 betrekking voor de pedagogische coördinatie, indien zij meer dan 279 leerlingen telt op de laatste klassedag van de maand september;2° 2/4 betrekking voor de pedagogische coördinatie, indien zij meer dan 379 leerlingen telt op de laatste klassedag van de maand september;3° 3/4 betrekking voor de pedagogische coördinatie, indien zij meer dan 479 leerlingen telt op de laatste klassedag van de maand september;4° een bijkomende betrekking voor de pedagogische coördinatie, indien zij meer dan 579 leerlingen telt op de laatste klassedag van de maand september.

Art. 27.1. Het betrekkingenpakket of de aanvulling bij het betrekkingenpakket bepaald met toepassing van de artikels 18, 21 en 26 kunnen per inrichtende macht, per taalsectie of tussen inrichtende machten samengeteld worden en binnen de grenzen van de betrokken gemeente of binnen eenzelfde onderwijsnet in de Duitstalige Gemeenschap opnieuw worden verdeeld.

Het betrekkingenpakket bepaald met toepassing van de artikels 18 en 21 kan van een kinderbewaarplaats naar een lagere school overgedragen worden en omgekeerd. 2. Een nieuwe verdeling of een overdracht van het betrekkingenpakket met toepassing van 1 mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld worden.Een benoeming in vast verband is niet toegelaten voor een betrekking of gedeelte van betrekking opgericht wegens nieuwe verdeling of overdracht. 3. De inrichtende macht of haar vertegenwoordiger beslist over de aanwending van het betrekkingenpakket na overleg met het bestuur- of onderwijzend personeel en, desgevallend, met de lokale vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties en, zo nodig, na de ouderverenigingen te hebben gehoord.

Art. 28.Bij fusie van basisscholen kan de Regering jaarlijks en voor ten hoogste vier schooljaren van de bepalingen van de artikels 18, 21 en 26 afwijken. Deze afwijking mag echter nooit het betrekkingenpakket of de aanvulling tot het betrekkingenpakket overschrijden, zoals zij voor de door de fusie betrokken basisscholen, met toepassing van de artikels 18, 21 en 26, in de loop van het schooljaar vóór de fusie bepaald werden.

Art. 29.In afwijking van de regeling betreffende de reaffectatie kan een na 1 september 1996 uit een fusie ontstane basisschool die met toepassing van artikel 26 ten minste over een bijkomende 1/4-betrekking voor de pedagogische coördinatie beschikt, daarentegen het schoolhoofd aanstellen dat bij de fusie in één der gefusioneerde scholen vastbenoemd was en dat, wegens die fusie, ter beschikking wegens ontstentenis van betrekking had moeten worden gesteld.

Art. 30.De personeelsleden die tot de stage toegelaten of daarmee gelijkgesteld zijn en degenen die vastbenoemd en erkend zijn, daar waar de erkenning bestaat, mogen niet ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking zolang tijdelijke personeelsleden in dienst zijn in scholen van éénzelfde inrichtende macht die in dezelfde gemeente gelegen zijn.

Een bijzonder leermeester wiens prestaties tot het lestijdenpakket behoren mag niet ter beschikking wegens ontstentenis van betrekking worden gesteld om een onderwijzer aan te werven.

Een onderwijzer mag niet ter beschikking wegens ontstentenis van betrekking worden gesteld om een bijzonder leermeester aan te werven wiens prestaties tot het lestijdenpakket behoren.

Art. 31.1. De personeelsleden die op 31 augustus 1984 van de bijzondere bescherming genoten met betrekking tot de terbeschikkingstelling, waarin voorziet het koninklijk besluit van 8 oktober 1975 houdende de eerste maatregelen tot rationalisatie van het gewoon lager onderwijs en tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 oktober 1966, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 juli 1982 en 3 augustus 1983, behouden hun rechten. 2. De personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking als gevolg van de sluiting of de fusie van hun basisschool of vestiging krachtens de bepalingen van hoofdstuk II, hebben gedurende een periode van zes jaar recht op een wachtgeld of wachtweddetoelage gelijk aan de wedde of weddetoelage die zij zouden genoten hebben, indien zij in dienstactiviteit waren gebleven. In afwachting van hun reaffectatie blijven zij ter beschikking van hun inrichtende macht die hen in één van haar basisscholen kan belasten met pedagogische taken die door de Regering worden vastgelegd of goedgekeurd. HOOFDSTUK IV. Overgangs-, opheffings- en slotebepalingen

Art. 32.De betrekkingen van bijzonder leermeester handwerken die met uitvoering van artikel 6 van de wet van 20 januari 1981 tot wijziging van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, zijn behouden ten einde in het door de Staat georganiseerd of gesubsidieerd lager onderwijs voor meisjes en jongens een gemeenschappelijk programma van manuele activiteiten en van beginselen van esthetica verplicht te maken, blijven geregeld door artikel 18 van het Koninklijk besluit van 27 oktober 1966, gewijzigd bij de voormelde wet van 20 januari 1981.

Art. 33.De ambten van bijzonder leermeester die bestaan in de voorbereidende afdelingen van de secundaire scholen van het gemeenschapsonderwijs zullen slechts tot bij het vertrek van de titularissen behouden blijven die op 30 augustus 1963 in functie waren.

De betrekkingen van bijzonder leermeester belast met het facultatief onderwijs van de tweede taal worden evenwel behouden, zelfs in geval van verandering van titularis van de betrekking, voor zover deze verandering niet na de datum van 30 september 1968 valt.

In de gesubsidieerde lagere scholen blijven de bijzondere leermeesters wier betrekking op 30 augustus 1963 van Staatswege gesubsidieerd was, onder dezelfde voorwaarden als in het gemeenschapsonderwijs, hun recht op de weddetoelagen genieten tot bij hun uitdiensttreding.

Evenwel worden de weddetoelagen voor de ambten van de bijzondere leermeesters belast met het facultatief onderwijs van de tweede taal behouden, zelfs in geval van verandering van titularis van de betrekking, voor zover deze verandering niet na de datum van 30 september 1968 valt.

Art. 34.Voor het schooljaar 1997-1998 en in afwijking van artikel 11, ° 1 moet de daarin vermelde aanvraag vóór 29 augustus 1997 ingediend worden.

Art. 35.In afwijking van de artikels 20 en 24 wordt de bestuursvergoeding behouden voor personen die er op 30 augustus 1963 recht op hadden.

Art. 36.De dienstprestaties van de personeelsleden die van 1 september 1984 tot 30 september 1990, in het kader van de door de Duitstalige Gemeenschap ter bevordering van de tweede taal genomen maatregelen, als helper in het onderwijs onderricht hebben gegeven, worden gelijkgesteld met een dienstactiviteit als lager onderwijzer.

Art. 37.In afwijking van de artikels 15 en 21 kan een inrichtende macht in het schooljaar 1997-1998 het betrekkingenpakket op basis van het aantal leerlingen op 1 september 1997 berekenen en aanspraak maken op de financiering of de subsidiëring van dit betrekkingenpakket op volgende voorwaarden en modaliteiten : 1° De berekeningsmodus voorzien in artikel 21 en de definitieve teldag vastgelegd op 1 oktober blijven beslissend.2° Voor de maand september worden slechts die betrekkingen gefinancierd of gesubsidieerd, die op 1 oktober gerechtvaardigd blijken.3° De inrichtende macht moet de kosten voortvloeiend uit elke betrekking, die op 1 oktober niet gerechtvaardigd blijkt, dragen.4° De betrekkingen opgericht op basis van dit artikel blijven beschikbaar tot op het einde van het schooljaar 1997-1998.

Art. 38.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 2 augustus 1984 houdende rationalisatie en programmatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 21 november 1995 en het programmadecreet van 4 maart 1996.2° het koninklijk besluit van 30 augustus 1984 houdende organisatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs op basis van een lestijdenpakket, gewijzigd bij het Koninklijk besluit van 13 augustus 1985, de besluiten van de Executieve van 21 september 1989, 17 januari 1990, 20 juni 1990 en 21 augustus 1991, het besluit van de Regering van 1 september 1993 en het programmadecreet van 4 maart 1996.

Art. 39.Dit decreet treedt in werking op 1 augustus 1997, met uitzondering van artikel 28 dat m.i.v. 1 september 1996 uitwerking heeft en van artikel 36 dat m.i.v. 1 september 1984 uitwerking heeft.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Eupen, 30 juni 1997.

J. MARAITE, Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme K.-H. LAMBERTZ, Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheiden W. SCHRÖDER, De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^