Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 juni 2000
gepubliceerd op 17 augustus 2000

Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2000

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035776
pub.
17/08/2000
prom.
30/06/2000
ELI
eli/decreet/2000/06/30/2000035776/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JUNI 2000. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2000 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Onderwijs Afdeling I. - Hogescholen

Art. 2.In artikel 178 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij de decreten van 19 april 1995, 19 december 1998 en 22 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "2000 gelijk aan 19 777,8 miljoen frank" vervangen door de woorden "2000 gelijk aan 19 582,9 miljoen frank";2° er wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.Het bedrag, bedoeld in § 1, wordt vermeerderd als volgt : « in 2000 met 359 miljoen, in 2001 met 462 miljoen, in 2002 met 704 miljoen, in 2003 met 627 miljoen, in 2004 met 550 miljoen, in 2005 met 478 miljoen, in 2006 met 407 miljoen. » .

Art. 3.In artikel 184 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 19 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "L99" telkens vervangen door de woorden "L00" en de woorden "C99" telkens vervangen door de woorden "C00";2° in §§ 1 en 2 wordt het jaartal "1999" telkens vervangen door het jaartal "2000". Afdeling II. - Projecten Hoger Kunstonderwijs

Art. 4.In artikel 340ter van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij decreet van 8 juli 1996 en vervangen bij decreet van 22 december 1999, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De Vlaamse regering draagt jaarlijks bij in de financiering van uitzonderlijke projecten in het kader van het hoger kunstonderwijs.

Het totale bedrag van deze bijdragen wordt vastgesteld op 45,0 miljoen frank voor het begrotingsjaar 2000. Voor het begrotingsjaar 2001 wordt het totale bedrag van deze bijdragen vastgesteld op 35,0 miljoen frank. Dit bedrag wordt vanaf 2002 jaarlijks op de volgende wijze aangepast : 0,8 x (Ln/L01) + 0,2 x (Cn/C01); waarbij : - Ln/L01 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2001; - Cn/C01 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar 2001. ».

Art. 5.Artikel 340septies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 22 december 1999, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 340septies.De Vlaamse regering kan bijdragen in de financiering van de organisatie van de laureaatsvorming, in de vorm van een jaarlijkse toelage. Het totale bedrag van de toelage wordt vastgesteld op 54,9 miljoen frank. Dit bedrag wordt vanaf 2001 jaarlijks op de volgende wijze aangepast : 0,8 x (Ln/L00) + 0,2 x (Cn/C00) waarbij : 1. Ln/L00 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2000;2. Cn/C00 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar 2000.». Afdeling III. - Hogere Zeevaartschool

Art. 6.Aan artikel 30 van het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor het begrotingsjaar 2000 wordt het bedrag van de dotatie eenmalig verminderd tot 47,9 miljoen frank. Vanaf het begrotingsjaar 2001 wordt het bedrag van de dotatie opnieuw berekend overeenkomstig de berekeningswijze, vermeld in het eerste lid. ». Afdeling IV. - Universiteiten

Art. 7.In artikel 130, § 6, vierde lid, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, ingevoegd bij decreet van 22 december 1999, wordt in 4° het basisbedrag "626,0" vervangen door het basisbedrag "627,3". HOOFDSTUK III. - Successierechten

Art. 8.In artikel 48 van het Wetboek van Successierechten, vervangen bij decreet van 15 april 1997 en gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997, wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt : « Voor de toepassing van dit artikel wordt onder samenwonenden verstaan : 1° de persoon, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek, met de erflater wettelijk samenwoont; of 2° de persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, ten minste drie jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren.Deze voorwaarden wordt geacht ook vervuld te zijn indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater, aansluitend op de bedoelde periode van drie jaar tot op de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. ». HOOFDSTUK IV. - Sociaal Impulsfonds (SIF)

Art. 9.Artikel 5 van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, gewijzigd bij decreet van 19 december 1998, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 5.Jaarlijks wordt in programma 53.2 van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap een vastleggingskrediet ingeschreven ten bedrage van maximaal 20 000 000 frank voor vorming, begeleiding, informatie en sensibilisering.

Het op het einde van het begrotingsjaar niet-vastgelegde deel van dit vastleggingskrediet wordt bij het in artikel 3, § 2, bedoelde vastleggingskrediet van het Sociaal Impulsfonds van het volgende begrotingsjaar gevoegd en verdeeld over de gemeenten overeenkomstig de bepalingen van artikel 6. ».

Art. 10.In artikel 6, § 1, van hetzelfde decreet wordt de inleidende zin vervangen door wat volgt : « Het bedrag van het vastleggingskrediet, verminderd met de in artikel 4 bedoelde voorafname en voor wat de begroting 2000 betreft met een voorafname van 2 786 211 frank voor de gemeente Izegem die toegevoegd wordt aan de trekkingsrechten 2000 voor deze gemeente, wordt verdeeld op basis van de volgende verdeelsleutels en de ernaast vermelde maatstaven van sociale achterstelling : ». HOOFDSTUK V. - Oppervlaktewateren

Art. 11.Aan artikel 32quater, § 1, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd bij decreet van 13 juli 1988 en gewijzigd bij decreet van 12 december 1990, wordt een 7° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 7° de uitvoering van de toezichtprogramma's op de kwaliteit van het strandwater en van het water van zwem- en recreatievijvers, evenals het analyseren of laten analyseren van de zwembadwaters en van de putwaters. ». HOOFDSTUK VI. - Verenigingen voor volksontwikkelingswerk Afdeling I. - Verenigingen

Art. 12.Aan het decreet van 19 april 1995 houdende een subsidiëring voor verenigingen voor volksontwikkelingswerk, gewijzigd bij decreten van 20 december 1996 en 19 december 1997, wordt een artikel 46 toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 46.§ 1. De artikelen 27, 38, 2°, 39, § 3, en 44 worden opgeheven. § 2. Indien het subsidiebedrag dat voor het werkjaar 1999 wordt toegekend lager is dan het subsidiebedrag voor het werkjaar 1998, wordt ten laste van de begroting 2000 eenmalig een bijzondere subsidie toegekend die gelijk is aan het verschil tussen de subsidiebedragen van beide voornoemde werkjaren.

De subsidie vanaf het werkjaar 2000 bedraagt voor elke vereniging maximaal het hoogste subsidiebedrag van de werkjaren 1998 of 1999.

Voor verenigingen die op 1 januari 2000 van een voorlopige erkenning overgaan naar een definitieve erkenning, en voor de landelijke migrantenverenigingen waarvan de erkenningsprocedure afgerond is, wordt de subsidie die voor het werkjaar 2000 en voor de volgende werkjaren toegekend zal worden, vastgesteld volgens de geldende decretale regels.

De artikelen 16, § 3, en 20 blijven van toepassing op de in dit artikel vermelde jaarlijkse subsidie. § 3. Het voor de uitvoering van artikel 35, § 1, beschikbare krediet is ieder jaar hoogstens gelijk aan het bestede krediet ten laste van de begroting 1999.

De uitbetaling van de subsidies in toepassing van artikel 35, § 1, gebeurt binnen de grenzen van deze begrotingskredieten. ». Afdeling II. - Koepels

Art. 13.In artikel 3 van het decreet van 2 januari 1976 tot erkenning en subsidiëring van de Nederlandstalige koepelorganisaties voor beleidsvoorbereidend overleg in de sector van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen, gewijzigd bij decreet van 19 december 1997, wordt punt 6 opgeheven.

Art. 14.In artikel 6, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 1992, wordt punt 4 vervangen door wat volgt : « 4. In afwijking van punt 1 van deze paragraaf worden vervangingen van personeelsleden niet meer voor subsidiëring in aanmerking genomen. ». HOOFDSTUK VII. - BLOSO

Art. 15.Het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en de Openluchtrecreatie wordt gemachtigd toe te treden tot de v.z.w. Sportmuseum Vlaanderen. HOOFDSTUK VIII. - Subsidies aan scheppende kunstenaars

Art. 16.In toepassing van hetgeen bepaald in artikel 55, tweede lid, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, voor wat de subsidies aan scheppende kunstenaars betreft, toegekend ter ondersteuning van hun kunstactiviteit op basis van de in hun werk aanwezige artistieke kwaliteit, wordt aan de toelagetrekkers vrijstelling verleend van de verplichting om een financiële verantwoording te verstrekken voor de aanwending van de ontvangen bedragen. Het volstaat dat de scheppende kunstenaars een inhoudelijk verslag indienen. HOOFDSTUK IX. - Leegstand

Art. 17.In artikel 26 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "voor 1 juni" geschrapt;2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Behoudens in geval van overmacht, brengen de verschuldigde sommen bij wanbetaling vanaf het einde van de tweede maand die volgt op de datum van toezending van het aanslagbiljet voor de duur van het verwijl een intrest op die is vastgesteld op 0,5 percent per kalendermaand. De Vlaamse regering kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen. »; 3° § 6 wordt vervangen door wat volgt : « § 6.Wanneer overeenkomstig § 4 een bezwaarschrift wordt ingediend dan bezorgt de daartoe door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaar van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap onverwijld bij aangetekend schrijven een ontvangstmelding van het bezwaarschrift.

Dezelfde ambtenaar kan bij de heffingsplichtige alle onderzoekingen verrichten en de heffingsplichtige verzoeken alle stukken voor te leggen of te verstrekken die nuttig kunnen zijn om over het bezwaarschrift te beslissen. Deze beslissing wordt per aangetekend schrijven aan de heffingsplichtige ter kennis gebracht en zij vermeldt de wijze waarop tegen deze beslissing in rechte kan getreden worden. »; 4° aan § 7 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Bij de terugbetaling van ten onrechte geïnde gelden wordt een moratoriumintrest toegekend tegen een rentevoet van 0,5 percent per kalendermaand vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van betaling en tot de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de terugbetaling.De Vlaamse regering kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen. » .

Art. 18.In artikel 39 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 wordt § 2, gewijzigd bij decreten van 8 juli 1996 en 7 juli 1998, vervangen door wat volgt : « § 2. De belastingplichtige kan binnen dertig kalenderdagen na de verzending van de aanslag met een gemotiveerd verzoekschrift in beroep gaan bij de Vlaamse regering. Dit verzoekschrift moet op straffe van verval, binnen een maand na de datum van verzending van de aanslag, bij aangetekende brief worden ingediend. De belastingplichtige voegt bij het verzoekschrift de nodige bewijskrachtige stukken om zijn bezwaren te staven. Aan de belastingplichtige wordt onverwijld bij aangetekend schrijven een ontvangstmelding van het beroep bezorgd. De Vlaamse regering kan bij de belastingplichtige alle onderzoekingen verrichten en hem verzoeken alle stukken voor te leggen of te verstrekken die nuttig kunnen zijn om over het beroep te beslissen.

De beslissing over het beroep wordt per aangetekend schrijven aan de belastingplichtige ter kennis gebracht en zij vermeldt de wijze waarop tegen deze beslissing in rechte kan getreden worden.

Wordt het beroep ingewilligd, dan beslist de Vlaamse regering of de heffing geheel of gedeeltelijk moet betaald worden, dan wel of het gebouw en/of de woning wordt geschrapt van de lijst. De beslissing kan gesteund zijn op bewezen overmacht.

Bij de terugbetaling van ten onrechte geïnde gelden wordt een moratoriumintrest toegekend tegen een rentevoet van 0,5 percent per kalendermaand vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van betaling en tot de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de datum van terugbetaling. De Vlaamse regering kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen. ». HOOFDSTUK X. - Onroerende voorheffing

Art. 19.Wat het Vlaamse Gewest betreft, wordt in artikel 257, § 1, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij decreet van 9 juni 1998, vervangen door wat volgt : « 1° een vermindering van een vierde van de onroerende voorheffing voor de woning, waar de belastingplichtige volgens het bevolkingsregister zijn hoofdverblijfplaats heeft, wanneer het kadastraal inkomen van zijn in het Vlaamse Gewest gelegen gezamenlijke onroerende goederen niet meer bedraagt dan 30 000 frank; ».

Art. 20.In titel VII van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, worden wat de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest betreft, de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "directeur-generaal der belastingen", "directeur der belastingen", "directeur van de belastingen", "directeur der directe belastingen", "bevoegde directeur der belastingen", "directeur", "gewestelijke directeur der directe belastingen", "bevoegde gewestelijke directeur der directe belastingen", "gewestelijke directeur", "ambtenaar van een fiscaal bestuur" en "ontvanger der belastingen" worden vervangen door de woorden "ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd";2° de woorden "ambtenaar van het ministerie van Financiën, met een hogere graad dan degene die de feiten geconstateerd heeft, doch op zijn minst met de graad van inspecteur" worden vervangen door de woorden "ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd, met een hogere graad dan degene die de feiten geconstateerd heeft";3° de woorden "een ambtenaar van de administratie der directe belastingen, met een hogere graad dan controleur" worden vervangen door de woorden "elke ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd";4° de woorden "ambtenaren van de administratie der directe belastingen", "ambtenaren van de belastingbesturen van het ministerie van Financiën die daartoe behoorlijk gemachtigd zijn" en "directeurs der belastingen" worden vervangen door de woorden "ambtenaren daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd";5° de woorden "de door de gewestelijke directeur gemachtigde ambtenaar" worden vervangen door de woorden "de ambtenaar daartoe door de Vlaamse regering gemachtigd of de door hem gedelegeerde ambtenaar";6° de woorden "administratie der directe belastingen" en "het ministerie van Financiën" worden vervangen door de woorden "het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap";7° de woorden "de Openbare Schatkist", "de Schatkist" en "de Staat" worden vervangen door de woorden "het Vlaamse Gewest";8° de woorden "de minister van Financiën" worden vervangen door de woorden "de Vlaamse regering".

Art. 21.De Vlaamse regering is ertoe gemachtigd de benamingen van de federale administraties, de functies en de graden van bepaalde ambtenaren, zoals bedoeld in artikel 20, in overeenstemming te brengen met de wijziging van die benamingen, functies en graden in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.

De krachtens het eerste lid genomen besluiten van de Vlaamse regering worden bekrachtigd door het Vlaams Parlement.

Art. 22.De artikelen 8 tot en met 27 van het decreet van 9 juni 1998 houdende bepalingen tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, voor wat de onroerende voorheffing betreft, worden opgeheven. HOOFDSTUK XI. - Investeringsfonds

Art. 23.De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd om voor de jaren 2000 tot en met 2004, in cumulatie met de subsidiëring voorzien bij toepassing van het decreet van 20 maart 1991 betreffende het Investeringsfonds ter verdeling van de subsidies voor bepaalde onroerende investeringen die in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest door of op initiatief van de provincies, de gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gedaan, subsidies te verstrekken voor de toeristische uitrusting van : 1° de Vlaamse kust;2° de regio's die door de Europese Commissie werden erkend in het kader van het nieuwe doelstelling 2 programma;3° de gebieden die van de overgangsmaatregel genaamd "phasing out" genieten;4° de gebieden die in het kader van de Communautaire initiatieven werden erkend als Interreg III, Leader + en Urban. HOOFDSTUK XII. - Kustactieplan

Art. 24.§ 1. Binnen de perken van de goedgekeurde kredieten kunnen ten laste van de begrotingen van de jaren 2000 tot en met 2004 subsidies worden toegekend aan projecten die het toeristisch imago en de waarde van de kust bevorderen.

Aan deze projecten dienen volgende doelstellingen ten grondslag te liggen : 1° de projecten dienen in hoofdzaak gericht te zijn op het geheel van de kust of minstens op grote delen van de kust;projecten inzake individuele attractiepunten of gebieden komen alleen in aanmerking indien deze structuurbepalend zijn voor de kust; 2° de projecten dienen bij voorkeur gericht te zijn op een opwaardering van het algemeen imago en de aantrekkelijkheid van de kust en van zijn specifieke kenmerken;3° de projecten dragen bij tot een herpositionering van de kust als toeristische bestemming;4° de projecten kunnen zowel op relatief korte termijn zichtbaar zijn en een directe invloed hebben op het imago en de waarde van de kust als zich situeren op middellange termijn. De Vlaamse regering bepaalt de selectiecriteria om de projecten te selecteren en de beschikbare middelen te verdelen, de wijze waarop de rechthebbenden worden aangeduid en waarop de subsidies worden verdeeld evenals de voorwaarden inzake toekenning en uitbetaling ervan. De Vlaamse regering kan daarbij afwijken van het koninklijk besluit van 14 februari 1967 tot vaststelling van de toekenningsvoorwaarden van de subsidies door de Staat verleend voor de ontwikkeling van de toeristische uitrusting en het decreet van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse Raad voor het Toerisme. § 2. Artikel 39 van het decreet van 22 december 1999 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000 wordt ingetrokken. HOOFDSTUK XIII. - Monumenten en Landschappen

Art. 25.In artikel 10 van het decreet van 3 februari 1998 houdende vaststelling van het wapen van privé-personen en instellingen, wordt het woord "twee" vervangen door het woord "drie".

Art. 26.In afwijking van de wet van 31 mei 1923 betreffende de vervreemding van onroerende domeingoederen en van toepassing verklaard op het Vlaamse Gewest bij het decreet van 20 december 1989 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1990, kan de Vlaamse regering de bij koninklijk besluit van 26 februari 1980 als monument beschermde kapel van Onze-Lieve-Vrouw-van-Steenbergen te Oud-Heverlee, Bomendreef + 1, sectie D, nr. 81A, kapel 1 a 2 ca. onderhands vererfpachten aan de Stichting Vlaams Erfgoed voor een jaarlijkse canon van 1 000 frank.

Art. 27.In het besluit van de Vlaamse regering van 29 september 1994 tot het instellen van een onderhoudspremie voor beschermde monumenten wordt § 2 van artikel 10 geschrapt met ingang van 1 januari 1997. HOOFDSTUK XIV. - Provinciefonds

Art. 28.Artikel 26 van het decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999, wordt opgeheven. HOOFDSTUK XV. - Gewestwaarborg

Art. 29.De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd de waarborg van het Vlaamse Gewest te hechten aan de geconsolideerde schuld van de stad Antwerpen. De gewaarborgde lening mag een bedrag van 49,569 miljard BEF niet overschrijden.

In afwijking van artikel 8 van het decreet van 16 december 1997 houdende bepaling inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap is voor hogervermelde waarborg van het Gewest geen waarborgpremie verschuldigd. HOOFDSTUK XVI. - DAB Loodswezen

Art. 30.§ 1. Er wordt een Dienst met Afzonderlijk Beheer Loodswezen opgericht, zoals bedoeld in artikel 140 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende de coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit. § 2. De DAB Loodswezen wordt belast met het loodsen en beloodsen van zeeschepen evenals het verstrekken van hiermee gepaard gaande diensten en adviezen. § 3. De Dienst beschikt voor de uitvoering van haar activiteiten over haar eigen inkomsten uit de in § 2 opgesomde activiteiten en indien noodzakelijk over een jaarlijkse dotatie voorzien in het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap stelt de nodige diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden specifiek voor de logistieke ondersteuning ter beschikking van de DAB Loodswezen. § 4. De minister bevoegd voor de zeehavens wordt belast met het beheer van de Dienst. § 5. De Vlaamse regering bepaalt de organieke regels die van toepassing zijn op het financieel en materieel beheer van de DAB Loodswezen. HOOFDSTUK XVII. - Slotbepaling

Art. 31.Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2000 met uitzondering van : 1° de artikelen 2 tot en met 7, 12, 13 en 14, 18 en 19, 23 en 24, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2000;2° de artikelen 20 tot en met 22, die uitwerking hebben met ingang van het aanslagjaar 1999;3° artikel 25, dat uitwerking heeft met ingang van 31 maart 1998. Kondigen dit decreet af, bevelen dal het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 30 juni 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenaren en Sport, J. SAUWENS De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN _______ Nota (1) Zitting 1999-2000 : Stukken.- Ontwerp van decreet : 277, nr. 1. - Verslag van het Rekenhof : 277, nr. 2. - Amendement : 277, nr. 3. - Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting : 277, nr. 4. - Verslag namens de Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid : 277, nr. 5. - Verslag namens de Commissie voor Cultuur, Media en Sport : 277, nr. 6. - Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening : 277, nr. 7. - Verslag namens de Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid : 277, nr. 8. - Verslag namens Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie : 277, nr. 9. - Verslag namens de Commissie voor Economie, Landbouw, Werkgelegenheid en Toerisme : 277, nr. 10. - Tekst aangenomen door de Commissies : 277, nr. 11. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 277, nr. 12.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 20 en 21 juni 2000.

^