Etaamb.openjustice.be
Decreet van 31 mei 1999
gepubliceerd op 25 augustus 1999

Decreet houdende sommige hervormingen in het hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
1999029463
pub.
25/08/1999
prom.
31/05/1999
ELI
eli/decreet/1999/05/31/1999029463/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 MEI 1999. - Decreet houdende sommige hervormingen in het hoger onderwijs (1)


De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende de universitaire instellingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de participatie van de studenten

Artikel 1.In de universitaire instellingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap bestaat er ten minste een instantie waarin vertegenwoordigers van de studenten zitting hebben en die : 1. de cursussen, de werken en de praktijk in verband met de leervakken van het onderwijs bepaalt, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden;2. de begrotingen en rekeningen goedkeurt alsook het verslag ter verantwoording van de aanwending van de jaarlijkse toelagen bedoeld bij artikel 1 van de wet van 3 augustus 1960 houdende toekenning van sociale voordelen aan de universiteiten en gelijkgestelde instellingen;3. de interne procedure en de modaliteiten van de externe procedure voor de evaluatie van het onderwijs en voor de werking van de universitaire instelling bepaalt;4. het jaarlijks verslag over de maatregelen inzake oriënteren en verhelpen bedoeld bij artikel 48sexies van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen;5. een advies geeft over de bestemming van de kredieten in de universitaire instelling. Iedere vertegenwoordiger van de studenten in de instantie of de beheersinstanties bedoeld bij lid 1 heeft een plaatsvervangend lid.

Art. 2.Voor de verkiezing van de vertegenwoordigers van de studenten in de instantie of in de instanties bedoeld bij artikel 1, zijn kiezers de studenten die op 1 december van het academiejaar waarin de verkiezingen plaatshebben, regelmatig ingeschreven zijn op de studentenrol van betrokken universitaire instelling.

Zijn verkiesbaar als vertegenwoordigers van de studenten aan de universitaire instelling bedoeld bij lid 1 de studenten die voldoen aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden.

Art. 3.De universitaire overheden bezorgen aan de vertegenwoordigers van de studenten bedoeld bij artikel 8, 6°, van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat en bij artikel 2, lid 1, van dit decreet, de terbeschikkingstelling van infrastructuren en materiële middelen eigen aan en nodig voor de verwezenlijking van hun opdrachten. Afdeling 2. - Bepalingen ter bevordering van de bestrijding van het

falen in het eerste studiejaar van het universitair hoger onderwijs

Art. 4.In artikel 29bis, § 2, van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, ingevoegd bij het decreet van 1 oktober 1998 : 1° wordt er een 1°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 1bis.in afwijking van 1°, worden de studenten bedoeld bij artikel 22 van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden : vermenigvuldigd met 1,1 het eerste academiejaar waarover zij hun eerste studiejaar spreiden; vermenigvuldigd met 0,9 het tweede academiejaar waarover zij hun eerste studiejaar spreiden; » 2° wordt er een 1°ter ingevoegd, luidend als volgt : « 1°ter.de studenten die gezakt zijn op het einde van het tweede academiejaar waarover zij hun eerste studiejaar gespreid hebben, na toepassing van artikel 22 van voormeld decreet van 5 september 1994, worden vermenigvuldigd met 0,5. »

Art. 5.In artikel 5, lid 2, 1° van het koninklijk besluit van 4 augustus 1972 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van het aantal studenten in de universitaire instellingen bedoeld bij artikel 27, § 1, van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, vervangen door het decreet van 1 oktober 1998, worden de woorden « in de zin van de artikelen 21 en 22 van hetzelfde decreet » vervangen door de woorden « in de zin van artikel 21 van hetzelfde decreet ».

Art. 6.In artikel 22 van het decreet tot regeling van de universitaire studies en de academische graden worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° lid 1 wordt vervangen door volgend lid : « Bij beslissing van het bestuur van de universiteit en onder de voorwaarden die dat bestuur bepaalt, kunnen de studenten voor de eerste keer ingeschreven in het eerste studiejaar, na evaluatie en vóór 1 februari, toelating bekomen hun eerste studiejaar of het eerste studiejaar van een ander curriculum over twee opeenvolgende jaren te spreiden.De examens waarvoor de studenten in het eerste academiejaar niet geslaagd zijn, kunnen het volgende jaar tweemaal opnieuw worden afgelegd. » 2° lid 2 wordt vervangen door volgend lid : « Die bijzondere regeling houdt de verplichting in een programma te volgen waarin tegelijkertijd cursussen van het betrokken jaar en een aanvullende bijwerkingsopleiding voorzien zijn.Dit programma wordt bepaald door het bestuur van de universiteit in overleg met betrokken student. » 3° lid 3 wordt vervangen door volgend lid : « De student die op het einde van het eerste academiejaar slaagt voor het programma bedoeld bij lid 2, wordt voor het vervolg van zijn studies beschouwd als eenmaal ingeschreven geweest voor het eerste studiejaar.» Afdeling 3. - Enkele bijzondere diploma's

Art. 7.Artikel 27, § 7, 5° van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, gewijzigd bij de wet van 21 juni 1985 en de decreten van 25 juli 1996, 14 juli 1997 en 1 oktober 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° de studenten die zich voor studies inschrijven die leiden tot een graad van een derde cyclus bedoeld bij artikel 6, § 5, van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden, wanneer zij reeds binnen de vijf jaar die de inschrijvingsaanvraag voorafgaat, een graad hebben behaald bedoeld bij hetzelfde artikel 6, § 5.

Voor de toepassing van de bij lid 1, 5° bedoelde bepaling wordt er evenwel geen rekening gehouden met de graden van licentiaat in het notariaat, licentiaat in de magistratuur of licentiaat in het ondernemingsbeheer, ongeacht of die graden reeds behaald zijn of nog behaald moeten worden. »

Art. 8.In artikel 6, § 5 van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden worden de woorden « in de magistratuur en in het ondernemingsbeheer » gevoegd na de woorden « in het notariaat ».

Art. 9.In artikel 14 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 juli 1996 en 14 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden de woorden « of in de magistratuur » gevoegd na de woorden « in het notariaat;2° in paragraaf 4 worden de woorden « of in de magistratuur » ingevoegd tussen de woorden « in het notariaat » en de woorden « , tot grondige studies »;3° in paragraaf 5 worden de woorden « of in de magistratuur » ingevoegd tussen de woorden « in het notariaat » en de woorden « , tot grondige studies ».

Art. 10.In artikel 19, lid 9, van hetzelfde decreet, worden de woorden « behalve het programma voor licentiaat in het notariaat » vervangen door de woorden « behalve de programma's voor licentiaat in het notariaat, licentiaat in de magistratuur en licentiaat in het ondernemingsbeheer ». Afdeling 4. - De toegang tot de studies van de tweede cyclus

Art. 11.Artikel 11, § 4, lid 2, van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden wordt aangevuld met de woorden « op collegiaal advies van de rectoren en na raadpleging van de CIUF ». HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de participatie van de studenten

Art. 12.In artikel 66 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, gewijzigd bij de decreten van 9 september 1996 en 8 februari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in lid 1, 7° worden de woorden « en die geslaagd zijn voor hun eerste studiejaar » geschrapt;2° volgend lid wordt tussen lid 1 en lid 2 ingevoegd : « De leden bedoeld bij 7° hebben een plaatsvervanger.Deze vervangt het werkend lid voor wie hij inspringt bij afwezigheid, overlijden, ontslag of verlies van de hoedanigheid van student, van dit werkend lid. »; 3° lid 4, dat lid 5 wordt, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De leden bedoeld bij 7° alsook hun plaatsvervangers worden voor één jaar door de bij artikel 73 bedoelde studentenraad aangesteld.».

Art. 13.In artikel 73 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt lid 1 vervangen door de volgende bepaling : « De studentenraad bestaat uit ten minste zeven leden, elk jaar gekozen tussen 1 maart en 30 april uit en door al de studenten van de hogeschool onder wie ten minste één per departement dat in de hogeschool bestaat.»; 2° in paragraaf 3 worden de leden 1 tot 3 vervangen door de volgende leden : « De studentenraad verkozen voor het volgend academiejaar draagt vóór 31 mei de leden van de organen van de hogeschool alsook hun plaatsvervangers voor, gekozen in de instelling en prioritair uit zijn midden. Voor de hogescholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, worden de vertegenwoordigers van de studenten in de raad van bestuur in de studentenraad gekozen. Hun plaatsvervangers kunnen gekozen worden in de instelling.

Voor de hogescholen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap worden de vertegenwoordigers van de studenten in het beheersorgaan gekozen in de studentenraad. Hun plaatsvervangers kunnen gekozen worden in de instelling.

Art. 14.In artikel 76, § 2 van hetzelfde decreet worden de woorden « en die geslaagd zijn voor het eerste studiejaar » geschrapt. Afdeling II. - Bepalingen houdende wijziging van het decreet van 5

augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen en ter bevordering van de bestrijding van het falen in het eerste studiejaar van het hoger onderwijs verstrekt door de hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap

Art. 15.In artikel 26 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, gewijzigd bij de decreten van 2 december 1996, 4 februari 1997, 24 juli 1997 en 17 juli 1998, wordt lid 1 van paragraaf 1 aangevuld met de volgende woorden « of van artikel 32 ».

Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid 3, luidend als volgt : « In afwijking van lid 1, krijgt de student die het voordeel heeft gekregen van artikel 42, 10°, tot op 1 maart toelating om zich opnieuw in te schrijven in het laatste studiejaar. »

Art. 16.Artikel 31, lid 2, van hetzelfde decreet wordt vervangen door volgend lid : « In dat geval, komen de studenten slechts in aanmerking voor de financiering tijdens het eerste academiejaar waarover zij hun studiejaar spreiden, behoudens de bij artikel 32 bedoelde studenten die in aanmerking komen voor elk academiejaar waarover zij hun studiejaar spreiden. »

Art. 17.Artikel 32 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : « Bij beslissing van het bestuur van de hogeschool en onder de voorwaarden die dat bestuur bepaalt, kunnen de studenten die voor de eerste keer ingeschreven zijn in het eerste studiejaar en die erom verzoeken, toelating bekomen, na evaluatie en vóór 1 februari, hun eerste studiejaar of het eerste studiejaar van een andere afdeling over twee opeenvolgende jaren te spreiden. De examens waarvoor zij niet geslaagd zijn in het eerste academiejaar kunnen het volgend jaar tweemaal opnieuw afgelegd worden.

Die bijzondere regeling behelst de verplichting een programma te volgen dat tegelijkertijd cursussen van het betrokken jaar en een aanvullende bijwerkingsopleiding bevat. Dit programma wordt bepaald door het bestuur van de hogeschool in overleg met betrokken student. » « De student die op het einde van het eerste academiejaar geslaagd is voor het programma bedoeld bij lid 2 wordt voor het vervolg van zijn studies beschouwd als eenmaal ingeschreven geweest voor het eerste studiejaar. »

Art. 18.Artikel 16 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt als volgt aangevuld : « 3° per student die voor de financiering in aanmerking komt die gefaald heeft op het einde van het tweede academiejaar waarover hij zijn eerste studiejaar gespreid heeft, na toepassing van artikel 32 van het decreet, wordt de weging bedoeld bij 1° toegepast op een eerste studiejaar vermenigvuldigd met 0,5. » HOOFDSTUK III. - Bepaling betreffende de studieleningen en -toelagen

Art. 19.In artikel 5 van het decreet houdende regeling voor de Franse Gemeenschap van de studietoelagen en -leningen, gecoördineerd op 7 november 1983, wordt het volgend lid ingevoegd tussen lid 1 en lid 2 : « In afwijking van lid 1 hebben de minvermogende studenten van het hoger onderwijs bedoeld bij artikel 22, lid 3, van het decreet van 5 september 1994 houdende regeling van de universitaire studies en de academische graden of bij artikel 32, lid 3, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen hebben recht op een studietoelage of Blening tijdens het tweede academiejaar waarover zij hun eerste studiejaar spreiden. » HOOFDSTUK IV. - Bepaling inzake hoger onderwijs voor sociale promotie en van het lange type

Art. 20.In hoofdstuk V van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs wordt een afdeling 4 ingevoegd, luidend als volgt : « Afdeling 4. - Bekwaamheidsbewijzen in het hoger onderwijs voor sociale promotie en van het lange type

Art. 10ter.§ 1. Niemand mag de ambten van assistent uitoefenen in het hoger onderwijs voor sociale promotie en van het lange type indien hij het diploma niet bezit van doctor in de geneeskunde, van doctor in de veeartsenijkunde, van apotheker, van ingenieur, van meester of van licentiaat toegekend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 5 september 1994 houdende regeling van de universitaire studies en de academische graden, van architect, van ingenieur of van licentiaat, uitgereikt door het hoger onderwijs van het lange type, of door een examencommissie van het hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, of van een bekwaamheidsbewijs waarvoor de houder de gelijkstelling met een dergelijk diploma heeft bekomen.

Niemand mag de ambten van docent uitoefenen in het hoger onderwijs voor sociale promotie en van het lange type indien hij het diploma niet bezit van doctor in de geneeskunde, van doctor in de veeartsenijkunde, van doctor toegekend na het verdedigen van een thesis, van apotheker, van ingenieur of geaggregeerde voor het hoger onderwijs. § 2. De bij § 1 bedoelde bekwaamheidsbewijzen kunnen ook bekwaamheidsbewijzen zijn, erkend als : 1° gelijkwaardig in toepassing van de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van buitenlandse studiediploma's en -getuigschriften of van artikel 36 van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden;2° overeenstemmend in toepassing van artikel 62, lid 1, 1° van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie of van artikel 4 quater van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen. § 3. De beroeps- en wetenschappelijke vermaardheid verworven krachtens artikel 4, § 3 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel van de hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, geldt ten persoonlijke titel, als de bekwaamheidsbewijzen vereist bij § 1.

Art. 10quater.De specificiteit van de bekwaamheidsbewijzen vereist voor de uitoefening van het ambt van assistent in het hoger onderwijs voor sociale promotie en van het lange type wordt nader omschreven in bijlage 2 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel van de hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.

De specificiteit van de bekwaamheidsbewijzen vereist voor het hoger onderwijs voor sociale promotie en van het lange type wordt nader omschreven in bijlage 3 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel van de hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.

Iedere persoon die de ambten mag uitoefenen van assistent of van docent in een van de opleidingseenheden van een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie en van het lange type, mag er het ambt van assistent of docent uitoefenen in de opleidingseenheid « geïntegreerde proef ».

Voor elke onderwijsactiviteit georganiseerd in de opleidingseenheden in het hoger onderwijs voor sociale promotie en van het lange type, bepaalt de inrichtende macht de toe te kennen cursus, in naleving van de bepalingen bedoeld bij artikel 10ter en bij de leden 1, 2 en 3.

Art. 10quinquies.§ 1. Bij tekort aan kandidaten, behoorlijk vastgesteld volgens de modaliteiten bepaald door de Regering, houder van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld bij artikel 10quater, kan er een individuele afwijking door de Regering worden toegestaan. § 2. De aanvraag om afwijking wordt ingediend volgens de volgende modaliteiten : 1° De kandidaat stuurt naar de minister belast met het onderwijs voor sociale promotie een dossier met onder meer de documenten betreffende de bekwaamheidsbewijzen en verdiensten, de nuttige ervaring in het vak en in het onderwijs, de vermeldingen betreffende de wetenschappelijke publicaties, alsook verantwoordingen van verschillende beroepservaringen.2° De aanvraag om afwijking moet bij aangetekende brief, ten vroegste drie maanden, ten laatste één maand vóór de voorziene datum van de aanstelling van de kandidaat verzonden worden.3° De Regering beslist op basis van het bij 1° bedoelde dossier en beschikt over drie maanden te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de aanvraag om de afwijking toe te staan of te weigeren. § 3. Indien de afwijking wordt toegestaan, blijft zij geldig zolang het tekort is vastgesteld, overeenkomstig § 1.

Een assistent of een docent van het hoger onderwijs voor sociale promotie en van het lange type die een afwijking heeft gekregen mag noch benoemd noch aangeworven worden in vast verband in de opdracht waarvoor hij die afwijking heeft bekomen. § 4. Indien de afwijking niet wordt toegestaan, stelt de inrichtende macht de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing, een einde aan het ambt van de kandidaat die de aanvraag om afwijking heeft ingediend. HOOFDSTUK V. - Allerlei wijzigingsbepalingen

Art. 21.Artikel 21 van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden wordt aangevuld met volgend lid : « In afwijking van lid 1 kunnen de studenten wier hoedanigheid van sportbeoefenaar van hoog niveau of van sportbelofte erkend is overeenkomstig hoofdstuk III van het decreet van 26 april 1999 houdende organisatie van de sport in de Franse Gemeenschap een studiejaar over verschillende academiejaren spreiden. Zij dienen die aanvraag in bij hun inschrijving in de universitaire instelling ».

Art. 22.In artikel 15 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen worden de woorden « assistent(e) in een klinisch laboratorium » geschrapt.

De lijst van artikel 15 wordt aangevuld met de volgende graad : « technoloog medisch laboratorium ».

Art. 23.Artikel 31 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen wordt aangevuld met het volgend lid : « In afwijking van lid 1 kunnen de studenten wier hoedanigheid van sportbeoefenaar van hoog niveau of van sportbelofte erkend is overeenkomstig hoofdstuk III van het decreet van 26 april 1999 houdende organisatie van de sport in de Franse Gemeenschap een studiejaar over verschillende academiejaren spreiden. Zij dienen die aanvraag in bij hun inschrijving in de hogeschool. Zij komen in aanmerking voor de financiering, overeenkomstig lid 2 ».

Art. 24.In artikel 5 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, lid 2, vijfde streepje, worden de woorden « in het raam van een door de Europese Unie aangenomen programma » geschrapt.2° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art. 25.Artikel 46 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel van de hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt aangevuld met een lid 3, luidend als volgt : « In afwijking van artikel 8, lid 1, wordt er een nuttige vakervaring van ten minste een jaar vereist voor de leden van het tijdelijk personeel die gewerkt hebben in de hogescholen vóór de inwerkingtreding van dit decreet. »

Art. 26.Artikel 46 van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en de bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel van de hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt aangevuld met een lid 4, luidend als volgt : « De personeelsleden die tijdelijk werden aangesteld of aangeworven voor onbepaalde duur in afwijking van de bekwaamheidsbewijzen vereist in naleving van de bepalingen van artikel 313 van het decreet van 24 juli 1997 kunnen in vast verband worden benoemd of aangeworven in afwijking van artikel 12, 3° van het decreet van 25 juli 1996. »

Art. 27.Dit decreet treedt in werking op 1 mei 1999, behoudens de artikelen 25 en 26 die uitwerking hebben met ingang van 1 februari 1999.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 31 mei 1999.

De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele Sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J-Cl. VAN CAUWENBERGHE _______ Nota (1) Zitting 1998-1999. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 326-1. - Commissieamendementen, nrs. 326-2 tot 326-11. - Verslag : nr. 326-12. - Vergaderingsamendementen, nrs. 326-13 tot 326-15.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 5 mei 1999.

^