Etaamb.openjustice.be
Samenwerkingsakkoord
gepubliceerd op 26 november 2003

Samenwerkingsverdrag tussen de Vlaamse regering en de regering van de Republiek Estland, ondertekend te Tallinn op 4 maart 1996. - Inwerkingtreding. - Verdragstekst Het samenwerkingsverdrag tussen de Vlaamse regering en de regering van de Repub Het Vlaamse decreet houdende instemming met dit Verdrag dateert van 3 december 1996 (Belgisch Staat(...)

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003201916
pub.
26/11/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Samenwerkingsverdrag tussen de Vlaamse regering en de regering van de Republiek Estland, ondertekend te Tallinn op 4 maart 1996. - Inwerkingtreding. - Verdragstekst Het samenwerkingsverdrag tussen de Vlaamse regering en de regering van de Republiek Estland werd op 4 maart 1996 namens de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest ondertekend in Tallinn.

Het Vlaamse decreet houdende instemming met dit Verdrag dateert van 3 december 1996 (Belgisch Staatsblad , 18 januari 1997).

Op 22 januari 1997 stelden beide regeringen elkaar op de hoogte van het beëindigen van hun interne procedures. Overeenkomstig zijn artikel 12, eerste lid, is dit Verdrag dan ook op die dag in werking getreden.

Krachtens zijn artikel 12, tweede lid, werd het Verdrag op 22 januari 2002 stilzwijgend voor een eerste periode van vijf jaar verlengd.

De authentieke tekst van het Verdrag volgt in het Nederlands, met een vertaling in het Frans.

Bijlage Samenwerkingsverdrag tussen de Vlaamse regering en de regering van de Republiek Estland De Vlaamse Regering en De Regering van de Republiek Estland hierna 'de Partijen' te noemen.

Zich steunend op de vriendschapsbanden en de samenwerking tussen hun beider volken, het wederzijds vertrouwen en de gehechtheid aan de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, democratie, rechtvaardigheid en solidariteit;

Overwegende dat de historische veranderingen mogelijkheden geopend hebben om in Europa een rechtvaardige en duurzame vrede te vestigen gebaseerd op het Handvest van de Verenigde Naties en op de principes vervat in de Slotakte van Helsinki en in het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa;

In hun verlangen de bestaande samenwerking te bevestigen;

Met de bedoeling deze samenwerking uit te breiden tot nieuwe gebieden zoals die in dit verdrag worden bepaald en voor zover die tot de bevoegdheid van de Partijen behoren, om aldus bij te dragen tot het scheppen van nauwere banden tussen Vlaanderen en de Republiek Estland.

Komen overeen wet volgt :

Artikel 1.De Partijen intensifiëren hun samenwerking op het gebied van economie, wetenschap, technologie, cultuur, onderwijs, sociaal beleid, huisvesting, milieu en ruimtelijke ordening, infrastructuur, verkeer, landbouw en agro-industrie, beroepsopleiding en werkgelegenheid, toerisme, telecommunicatie en mediabeleid.

Daartoe bevorderen de Partijen de samenwerking tussen de instellingen en ondernemingen die werkzaam zijn in de bovengenoemde domeinen.

De Partijen steunen de uitwisseling van ervaringen inzake technische, technologische en administratieve knowhow.

Art. 2.De Partijen bevestigen hun wil om de economische betrekkingen tussen Vlaanderen en de Republiek Estland uit te breiden.

De Partijen moedigen vooral de samenwerking aan op het vlak van : - de herstructurering van de Estlandse economie, - het ontwikkelen van structuren voor kleine en middelgrote ondernemingen (K.M.O.'s), - het uitwerken van managementprogramma's voor Estlandse bedrijfsleiders, - het aantrekken van investeringen en het sluiten van joint ventures - de overdracht van technologie (in het bijzonder van milieuvriendelijke technologie) en knowhow, - sectorale programma's, - uitbreiding van de bilaterale handel.

Hiertoe bevorderen de Partijen onder meer de uitwisseling van bedrijfsleiders, professoren en docenten die deskundig zijn in het opzetten van K.M.O.-structuren en managementprogramma's voor K.M.O.-bedrijfsleiders.

Art. 3.De Partijen stimuleren de samenwerking en uitwisseling tussen openbare instellingen en privé-organisaties op het vlak van het fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek en de technologische ontwikkeling.

Zij bepalen op geregelde tijdstippen welke sectoren voor de Partijen van prioritair belang zijn op het gebied van wetenschappelijke en technologische ontwikkeling.

Art. 4.De Partijen moedigen samenwerking en uitwisselingen op cultureel en sociaal-cultureel vlak aan. Beide Partijen steunen bij voorkeur de acties die bijdragen tot de culturele ontwikkeling en verspreiding van hun respectieve taal en cultuur in het andere land.

Bovendien steunen de Partijen uitwisselingen op het gebied van de kunst en werken ze mee aan de bescherming van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed.

Tevens bevorderen de Partijen de uitwisseling van audiovisuele middelen.

De Partijen steunen en bevorderen de samenwerking op het gebied van het toerisme en van de sport.

Hiertoe moedigen zij de uitwisseling aan van specialisten en wisselen zij ervaringen en informatie uit over het beleid.

De Partijen onderzoeken de mogelijkheden tot vormen van nauwere samenwerking tussen de culturele sector en andere sectoren waarvan sprake is in dit verdrag.

Art. 5.De Partijen bevorderen de samenwerking en uitwisseling op het gebied van het basis- en secundair onderwijs, het universitair en hoger onderwijs en de permanente vorming.

De Partijen bevorderen de uitwisseling van en stages voor professoren en studenten.

Art. 6.Voor zover deze domeinen tot de bevoegdheid van de Vlaamse regering behoren, werken de Partijen samen op het gebied van arbeid en werkgelegenheid, meer bepaald met betrekking tot de beroepsopleiding, de arbeidsverhoudingen en het sociaal overleg.

De Partijen bevorderen de uitwisseling tussen sociale partners en deskundigen op het vlak van sociale zaken.

Art. 7.De Partijen werken samen op sociaal gebied, in het bijzonder op het vlak van gezondheid, welzijn en sociale diensten.

Zij besteden daarbij vooral aandacht aan geneeskundige verzorging en behandeling, preventie, integratie van gehandicapten, sociale zekerheid en begeleiding, opvoeding, planning en programmering.

Art. 8.Voor zover deze werkgebieden tot de bevoegdheid van de Vlaamse regering behoren, bevorderen de Partijen de samenwerking en uitwisseling op het gebied van leefmilieu, ruimtelijke ordening (met inbegrip van grondbeleid), huisvesting, gemeentelijk beleid, infrastructuur, verkeer en communicatie.

De Partijen bevorderen de uitwisseling van wetenschappelijke, technische en statistische informatie en de overdracht van technologie, in het bijzonder op het gebied van milieubescherming en -sanering.

Art. 9.Betreffende de domeinen waarvoor dit verdrag geldt, streven de Partijen naar samenwerking in het kader van de internationale organisaties. Daartoe kunnen de Partijen elkaar informeren over hun respectieve standpunten en, meer algemeen, overleg plegen.

In dit verband werken de Partijen samen in het kader van programma's van internationale organisaties op de gebieden die tot hun specifieke bevoegdheid behoren, waarbij ze uitdrukking geven aan hun bijzondere banden van vriendschap en partnerschap.

Art. 10.Met het oog op de uitvoering van dit verdrag richten de Partijen een Gemengde Commissie Vlaanderen-Estland op.

De Gemengde Commissie vergadert minstens eenmaal om de twee jaar, afwisselend in Brussel en Tallinn.

De Gemengde Commissie kan de opdracht geven aan werkgroepen om tussentijdse vergaderingen te beleggen teneinde de uitvoering van de werkprogramma's te evalueren.

Art. 11.De Gemengde Commissie wordt voorgezeten door de ministers, aangesteld door hun regering, of door hun afgevaardigden.

De Gemengde Commissie heeft als taak : a) na te gaan hoever de samenwerking is gevorderd en de resultaten ervan te beoordelen;b) op geregelde tijdstippen de prioriteiten aan te passen en de te volgen koers te bepalen;c) de programma's en projecten die voor de nabije toekomst zijn gepland, te bestuderen en goed te keuren;d) toe te zien op fondsen bestemd voor de financiering van de programma's die uit dit verdrag voortvloeien;e) alle problemen in verband met de uitvoering, werking en interpretatie van dit verdrag te onderzoeken.

Art. 12.Dit verdrag treedt in werking op de dag dat de Partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat aan de interne wettelijke bepalingen voor het van kracht worden van dit verdrag is voldaan.

Het verdrag blijft van kracht gedurende een periode van vijf (5) jaar en het blijft van kracht gedurende dezelfde periode of periodes tenzij één van de Partijen, uiterlijk één jaar voor het einde van de eerste of een daaropvolgende periode aan de andere Partij ter kennis brengt dat zij het verdrag wenst te beëindigen. De opzegging gaan in één jaar nadat zij door de andere Partij werd ontvangen.

Bij opzegging nemen de Partijen de nodige maatregelen om de voltooiing te garanderen van alle projecten die op basis van dit verdrag gezamenlijk werden opgezet.

Opgemaakt in Tallinn, op 4 maart 1996, in twee originelen, elk in het Nederlands, het Estisch en het Engels, waarbij de drie versies gelijkelijk rechtsgeldig zijn. In geval van betwisting dient de Engelse tekst als basis voor overeenkomst.

Annexe Accord de coopération entre le Gouvernement flamand et le Gouvernement de la République d'Estonie Le Gouvernement flamand et Le Gouvernement de la République d'Estonie dénommés ci-après 'les Parties', Vu le fait que les deux parties tiennent aux liens d'amitié et à la coopération existants entre leurs deux peuples, à la confiance mutuelle et à des valeurs telles que la liberté, la démocratie, la justice et la solidarité;

Considérant que les changements historiques survenus offrent la possibilité d'établir en Europe une paix juste et durable en s'inspirant de la Charte des Nations Unies, des principes énoncés dans 1'Acte final d'Helsinki et dans la Charte de Paris pour une nouvelle Europe et de la mise en oeuvre de ces principes;

Souhaitant confirmer la coopération existante;

Souhaitent élargir la coopération à des domaines nouveaux tels que définis par le présent accord de coopération et qui relèvent de leurs compétences spécifiques, afin de contribuer au resserrement des liens d'amitié entre la Flandre et l'Estonie.

Conviennent ce qui suit : Article 1er.

Les parties intensifieront leur coopération dans les domaines suivants : économie, science, technologie, culture, enseignement, politique sociale, logement, environnement et aménagement du territoire, infrastructure, transports, agriculture et agro-industrie, formation professionnelle et emploi, tourisme, télécommunications et politique des médias.

A cet effet, les Parties promouvront la coopération entre les établissements et les entreprises actives dans les domaines précités.

Les parties soutiennent l'échange d'expériences dans le domaine du savoir-faire technique, technologique et administratif.

Art. 2.Les Parties confirment leur volonté d'élargir les relations économiques entre la Flandre et la République d'Estonie.

Les Parties encourageront en premier lieu la coopération au niveau : - de la restructuration de l'économie estonienne, - le développement de structures pour les petites et moyennes entreprises (P.M.E.), - l'élaboration de programmes de management pour les chefs d'entreprises estoniens, - de l'attraction d'investissements et de la création de joint-ventures, - du transfert de technologie (particulièrement de technologie respectueuse de l'environnement) et de savoir-faire, - de programmes sectoriels, - du développement du commerce bilatéral.

A cet effet, les parties promouvront notamment l'échange de directeurs d'entreprise, de professeurs et de chargés de cours qui ont de l'expertise dans le domaine de la création de structures P.M.E. et de programmes de management pour chefs d'entreprise de P.M.E.

Art. 3.Les Parties stimuleront la coopération et l'échange entre des organismes publics et des organisations privées dans le domaine de la recherche scientifique fondamentale et appliquée et du développement technologique.

Elles redéfiniront régulièrement les secteurs prioritaires dans l e domaine du développementscientifique et technologique.

Art. 4.Les Parties favoriseront la coopération et l'échange dans les domaines culturel et socioculturel. Les deux Parties supporteront de préférence les actions qui contribuent au développement culturel et à la diffusion de leur langue et culture respectifs dans l'autre pays;

En outre, les Parties soutiendront les échanges artistiques et contribueront à la protection du patrimoine culturel commun.

Elles stimuleront également les échanges dans le secteur audiovisuel.

Les Parties soutiendront et favoriseront la coopération dans les domaines du tourisme et des sports.

A cet effet, elles encourageront les échanges de spécialistes et échangeront des expériences et des informations concernant leur politique respective.

Les Parties examinent les possibilités de coopération plus étroite entre le secteur culturel et d'autres secteurs mentionnés dans le présent accord.

Art. 5.Les parties promouvront la coopération et l'échange dans le domaine de l'enseignement primaire et secondaire, de l'enseignement universitaire et supérieur, des postgraduats et de la formation des adultes.

Les Parties stimuleront les échanges de et les stages pour professeurs et étudiants.

Art. 6.Dans la mesure où ces domaines relèvent de la compétence du Gouvernement flamand, les Parties coopéreront dans les domaines du travail et de l'emploi, plus particulièrement en ce qui concerne la formation professionnelle, les relations professionnelles et la concertation sociale.

Les parties encourageront l'échange entre les experts et les partenaires sociaux dans le domaine des affaires sociales.

Art. 7.Les parties collaboreront dans le domaine social, particulièrement en ce qui concerne la santé, l'aide sociale et les services sociaux.

Elles prêteront une attention particulière aux soins et au traitement médicaux, à la prévention, à l'intégration des personnes handicapées, à la sécurité sociale, à l'encadrement, à l'éducation, à la planification et à la programmation.

Art. 8.Dans la mesure où ces domaines relèvent de la compétence du Gouvernement flamand, les Parties stimuleront la coopération et les échanges dans les domaines de l'environnement, de l'aménagement du territoire (y compris la politique foncière), du logement, de la politique communale, de l'infrastructure et des communications.

Les Parties favoriseront les échanges d'informations scientifiques techniques et statistiques, et le transfert technologique, particulièrement en ce qui concerne la protection et l'assainissement de l'environnement.

Art. 9.En ce qui concerne les domaines auxquels s'applique le présent accord, les Parties rechercheront une coopération dans le cadre des organisations internationales. A cet effet, les Parties pourront échanger des informations concernant leurs positions respectives et - plus généralement - se concerter.

Les Parties coopéreront dans le cadre de programmes d'organisations internationales dans les domaines qui relèvent de leurs compétences spécifiques, exprimant leurs liens particuliers d'amitié et de partenariat.

Art. 10.En vue de l'exécution du présent accord, les Parties créeront une Commission mixte Flandre - Estonie.

La Commission mixte se réunira au moins une fois tous les deux ans, alternativement à Bruxelles et à Tallinn.

La Commission mixte peut charger des groupes de travail d'organiser des réunions intermédiaires afin d'évaluer l'exécution des programmes de travail.

Art. 11.La Commission mixte est présidée par les Ministres désignés par leur gouvernement, ou par leurs délégués.

La Commission mixte a pour tâche : a) de suivre le développement de la coopération et d'évaluer les résultats;b) d'adapter régulièrement les priorités et de définir l'orientation à suivre;c) d'étudier et d'approuver les programmes et projets prévus pour un avenir proche;d) de surveiller les fonds destinés au financement des programmes résultant du présent accord;e) d'examiner tous les problèmes relatifs à l'exécution, à la mise en oeuvre et à l'interprétation du présent accord.

Art. 12.Le présent accord prendra effet lorsque chacune des Parties aura informé l'autre de l'accomplissement des procédures internes requises pour l'entrée en vigueur du présent accord.

L'accord reste en vigueur pendant une période de cinq (5) ans et restera en vigueur pendant la (les) même(s) période(s), à moins qu'une des Parties n'informe l'autre Partie, au plus tard un an avant la fin de la première période ou d'une période suivante, qu'elle veut mettre fin à l'accord. La dénonciation prend cours un an de sa réception par l'autre Partie.

En cas de dénonciation, les Parties prendront les dispositions nécessaires pour assurer l'achèvement de tous les projets lancés conjointement en vertu du présent accord.

Fait à Tallinn, le 4 mars 1996, en deux exemplaires originaux, chacun en langues néerlandaise, estonienne et anglaise, les trois versions faisant également foi. En cas de contestation, le texte anglais sert de base à l'accord.

^