Etaamb.openjustice.be
Decreet van 02 april 2014
gepubliceerd op 03 december 2015

2 APRIL 2014 - Decreet houdende instemming met de globale Kaderovereenkomst van partnership en samenwerking tussen de europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Republiek Indonesië anderzijds, en met de finale Acte, gedaan in Jakarta op 9 november 2009

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2015031835
pub.
03/12/2015
prom.
02/04/2014
ELI
eli/decreet/2014/04/02/2015031835/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 APRIL 2014 - Decreet houdende instemming met de globale Kaderovereenkomst van partnership en samenwerking tussen de europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Republiek Indonesië anderzijds, en met de finale Acte, gedaan in Jakarta op 9 november 2009


De vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft aangenomen en Wij, College, bekrachtigen wat volgt:

Artikel 1.Het huidige decreet regelt, op grond van artikel 138 van de Grondwet, de zaken vermeld in artikel 127 en 128 van deze laatste.

Art. 2.De de globale Kaderovereenkomst van partnership en samenwerking tussen de europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek Indonesië anderzijds, en met de finale Acte, gedaan in Jakarta op 9 november 2009, zullen volledig gevolg hebben.

Bijvoegsel bij het decreet houdende instemming met de globale Kaderovereenkomst van partnership en samenwerking tussen de europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Republiek Indonesië anderzijds anderzijds, en met de finale Acte, gedaan in Jakarta op 9 november 2009.

Globale Kaderovereenkomst van partnership en samenwerking tussen de europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Republiek Indonesië anderzijds De europese Gemeenschap, Hierna « de Gemeenschap » genoemd, alsook Het Koninkrijk België De Republiek Bulgarije De Republiek Tsjechië Het Koninkrijk Denemarken De federale Republiek Duitsland De Republiek Estland Ierland De Griekse Republiek Het Koninkrijk Spanje De Republiek Cyprus De Franse Republiek De Republiek Italië De Republiek Letland De Republiek Litouwen Het Groothertogdom Luxemburg De Republiek Hongarije Malta Het Koninkrijk Nederland De Republiek Oostenrijk De Republiek Polen De Republiek Portugal Roemenië De Republiek Sovenië De Republiek Slovakije De Republiek Finland Het koninkrijk Zweden Het Vereneigd Koninkrijk Groot-Brittannië Verdragsluitende partijen bij het verdrag tot oprichting van de europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de europese Unie, hierna « de Lidstaten » te noemen, enerzijds, en de Regering van de Republiek Indonesië, anderzijds, hierna gemeenzaam « de partijen » genoemd.

Gelet op de traditionele vriendschapsbanden tussen de Republiek Indonesië en de Gemeenschap en op de nauwe historische, politieke en eeconomische banden die hen verenigen, Gezien het bijzondere belang dat de partijen hechten aan het alomvattende karakter van hun wederzijdse betrekkingen, Opnieuw bevestigend hun gehechtheid aan de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties Opnieuw bevestigend de inzet van de partijen voor het respect, de bevordering en de bescherming van de democratische principes en van de fundamentele rechten van de mens in de Rechtstaat,, voor vrede en internationaal recht, conform ondermeer, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties, het statuut van Rome en andere internationale instrumenten op het gebied van mensenrechten toepasbaar voor beide partijen.

Opnieuw bevestigend het respect voor de soevereiniteit, de territoriale integriteit en de nationale eenheid van de Republiek Indonesië.

Opnieuw bevestigend hun inzet voor de rechtsstaat en de beginselen van goed bestuur en hun verlangen om economische en sociale vooruitgang van hun volkeren te bevorderen, rekening houdend met het beginsel van duurzame ontwikkeling en de eisen van de bescherming van het milieu, Herbevestigend dat de zwaarste misdaden die de internationale gemeenschap treffen niet ongestraft kunnen blijven en dat diegenen die worden beschuldigd voor het gerecht dienen te verschijnen en dat hun bestrijding daadwerkelijk moet georganiseerd worden door maatregelen te treffen op nationaal gebied en door de internationale samenwerking te versterken.

Het uiten van hun volledige inzet in de strijd tegen alle vormen van criminaliteit en transnationaal georganiseerd terrorisme in overeenstemming met het internationale recht, met inbegrip van de wet op de rechten van de mens, met de humanitaire principes toepasselijk voor zaken met betrekking tot migraties,en vluchtelingen en tevens met het internationaal humanitair recht, en tevens van hun beslissing om efficiënte internationale instrumenten te creëren om de uitroeiing van voornoemde vormen te verzekeren.

Erkennend dat de goedkeuring van de relevante internationale verdragen en andere resoluties van de Veiligheidsraad van de overeenkomstige Verenigde Naties, met inbegrip van resolutie 1540 ten grondslag liggen aan de inzet van de gehele internationale gemeenschap in de strijd tegen de verspreiding massavernietigingswapens, Erkennend de noodzaak om de verplichtingen inzake ontwapening en non-proliferatie te versterken volgens het internationaal recht, met de bedoeling, onder meer, om het gevaar van massavernietigingswapens uit te sluiten, Erkennend het belang van het samenwerkingsakkoord van maart 1970 tussen de europese Economische Gemeenschap en Indonesië, Maleisiê, de Filippijnen, Singapour en Thaïland - leden van de Associatie van de landen van Zuidoost-Azië (ASEAN) en vroegere samenwerkingsprotocollen.

Erkennend het belang van de versterking van de bestaande relaties tussen de partijen met als doel de samenwerking tussen hen te verbeteren en te consolideren, van de verbetering van hun relaties op gebieden van wederzijds belang op basis van de principes gelijkheid, non-discriminatie, respect voor de natuurlijke omgeving en wederzijds voordeel, Bevestigend hun verlangen om, rekening houdend met de activiteiten in een regionaal kader, de samenwerking tussen de europese Gemeenschap en de Republiek Indonesië, gebaseerd op gedeelde waarden en wederzijds voordeel, te verbeteren, Conform hun respectievelijke wetgeving en reglementering, werd het volgende overeengekomen : TITEL I - Aard en omvang

Artikel 1.Algemene principes 1. De eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele mensenrechten zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere internationale instrumenten van de mensenrechten gelden voor beide partijen, achter de politieke binnenlandse en internationale partijen en is een essentieel onderdeel van de overeenkomst.2. De partijen bevestigen hun gedeelde waarden, zoals uitgedrukt in het Handvest van de Verenigde Naties.3. De partijen bevestigen hun inzet voor het bevorderen van duurzame ontwikkeling, om samen te werken om de uitdaging van de klimaatverandering aan te pakken en bij te dragen aan het bereiken van de Millennium Development Goals.4. De partijen herbevestigen hun gehechtheid aan de Verklaring van Parijs van 2005 over de doeltreffendheid en gaan akkoord met de versterking van de samenwerking om de resultaten op het gebied van ontwikkeling te verbeteren.5. De partijen herbevestigen hun gehechtheid aan de beginselen van goed bestuur, de rechtsstaat, met inbegrip van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de strijd tegen corruptie.6. De uitvoering van de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking is gebaseerd op de principes van gelijkheid en wederzijds voordeel.

Art. 2.Doel van de samenwerking Met als doel hun bilaterale betrekkingen te versterken, verbnden de partijen zich tot een globale dialoog en tot meer samenwerking in alle sectoren van algemeen belang. Hun inspanningen zijn vooral gericht op : a) een bilaterale samenwerking op punt stellen in alle bevoegde gewestelijke en internationale instanties;b) de handel en de investeringen ontwikkelen tussen de beide partijen en in hun wederzijds voordeel;c) een samenwerking op punt stellen in alle domeinen die met de handel en de investeringen in het algemeen belang te maken hebben teneinde de stroom van uitwisselingen en investeringen te vergemakkelijken en de obstakels voor de handel en de investeringen uit de weg te ruimen, ondermeer en desgevallend door middel van lopende en toekomstige gewestelijke initiatieven van de EC-ASEAN;d) een samenwerking op punt stellen in alle andere sectoren van algemeen nut, ondermeer het toerisme, de financiële diensten, de fiscaliteit en de doeane, de macro-economische en industriële politiek en de KMO's, de informatiemaatschappij, de wetenschap en de technologie, de energie, het vervoer en de veiligheid van het vervoer, het onderwijs en de cultuur, de mensenrechten, het milieu en de natuurlijke hulpbronnen, het mariene milieu, de bosbouw, de landbouw en de landelijke ontwikkeling, de samenwerking op maritiem gebied en de visvangst, de gezondheid, de voedselveiligheid, de dierengezondheid, de statistieken, de beveiliging van persoonsgegevens, de samenwerking op het vlak van de modernisering van de openbare administratie en het intellectueel eigendomsrecht ;e) een samenwerking op punt stellen rond de kwesties van migratie, legaal en illegaal, mensenhandel en -trafiek;f) een samenwerking op punt stellen op het gebied van de mensenrechten en justitie ;g) een samenwerking op punt stellen op het gebied van de proliferatie van massavernietigingswapens ;h) een samenwerking op punt stellen op het gebied van de strijd tegen de transnationale criminaliteit en het terrorisme, namelijk de strijd tegen de trafiek van verboden middelen en hun voorlopers, en het witwassen van kapitaal;i) de huidige en toekomstige deelname van beide partijen aan regionale en sub-regionale samenwerkingsprogramma's bevorderen;j) het profiel van beide partijen in hun respectieve regio's verbeteren;k) het bevorderen van het interpersoonlijk begrip door de samenwerking tussen de verschillende niet-gouvernementele entiteiten zoals de think tanks, de universiteiten, het middenveld en de media, door het organiseren van seminaries, conferenties,, jongerenuitwisseling en andere activiteiten.

Art. 3.Strijd tegen de proliferatie van massavernietigingswapens 1. De partijen menen dat de proliferatie van massavernietigingswapens en hun vectoren, zowel bij de gouvernementele als bij de niet-gouvernementele actoren, één van de belangrijkste bedreigingen is voor de internationale stabiliteit en veiligheid.2. De partijen komen derhalve overeen om samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen de proliferatie van massavernietigingswapens en hun vectoren door de verplichtingen,voortvloeiend uit de internationale verdragen/overeenkomsten omtrent ontwapening en non-proliferatie volgens het Handvest van de Verenigde Naties integraal te respecteren en toe te passen.De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel onderdeel is van huidige overeenkomst. 3. De partijen komen bovendien overeen om samen te werken en de nodige maatregelen te nemen om de implementering van de internationale instrumenten voor de ontwapeing en de non-proliferatie van massavernietigingswapens te verbeteren, toepasbaar op beide partijen, ondermeer door de uitwisseling van informatie, knowhow en ervaring.4. De partijen komen tevens overeen om samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen de proliferatie van massavernietigingswapens en hun vectoren door de nodige maatregelen te nemen om andere pertinente internationale instrumenten te ondertekenen, te ratificeren of aan te hangen en ze integraal te implementeren.5. De partijen komen bovendien overeen om samen te werken bij de invoering van een efficiënt nationaal systeem voor controle van de export, bestemd om de proliferatie te voorkomen, en bestaande uit een controle van de export en doorvoer van goederen die een verband hebben met massavernietigingswapens, en tevens een controle op het uiteindelijk gebruik van technologieën voor tweeërlij gebruik, met efficiënte sancties in het geval van overtredingen van de exportcontroles.6. De parijen komen overeen om een regelmatige politieke dialooog in te voeren die deze elementen zullen begeleiden en versterken.Deze dialoog kan plaatshebben op een regionale basis.

Art. 4.Juridische samenwerking 1. De partijen werken samen rond zaken die betrekking hebben op hun juridische systemen, -wetten en -instellingen, inbegrepen hun efficiëntie, ondermeer door een uitwisseling van gezichtspunten en knowhow en door een versterking van de capaciteiten.Binnen het kader van hun bevoegdheden en bekwaamheden spannen de partijen zich in om wederzijds juridische bijstand te verlenen op het gebied van strafzaken en uitlevering. 2. De partijen herbevestigen dat de zwaarste misdaden die de internationale gemeenschap in haar geheel treffen niet ongestraft kunnen blijven en dat zij die ervan worden beschuldigd voor het gerecht moeten verschijnen en behoorlijk gestraft moeten worden indien ze schuldig worden bevonden.3. De partijen komen overeen om samen te werken bij het implementeren van het nationaal actieplan voor de mensenrechten 2004-2009, ondermeer bij de voorbereidende werkzaamheden ter ratificering en toepassing van de internationale instrumenten ter verdediging van de rechten van de mens, zoals de overeenkomst ter voorkoming en bestraffing van de genocidemisdaad en het statuut van Rome van het Internationaal Strafhof 4.De partijen erkennen de voordelen van een dialoog rond dit onderwerp.

Art. 5.Samenwerking in de strijd tegen het terrorisme 1. De partijen hebevestigen het belang van de strijd tegen het terrorisme en komen overeen om samen te werken voor de voorkoming en bestraffing van terroristische daden, conform de toepasselijke internationale overeenkomsten, inbegrepen de instrumenten op het gebied van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, en tevens aan hun respectievelijke wetgeving en reglementering, en rekening houdend met de internationale strategie tegen het terrorisme, onderschreven door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in de resolutie n° 60/288 van 8 september 2006 en de gemeenschappelijke verklaring EU-ASEAN over de samenwerking in de strijd tegen het terrorisme aangenomen op 28 januari 2003.2. In het kader van de implementering van de resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en andere relevante VN-resoluties, van conventies en internationale instrumenten die toepasselijk zijn op beide partijen, werken deze samen in de strijd tegen het terrorisme, ondermeer op de volgende manier : - door een uitwisseling van informatie over terroristische groeperingen en hun ondersteunende netwerken, conform het nationaal en internationaal recht ; - door een uitwisseling van gezichtspunten over de te gebruiken methodes ter bestrijding van het terrorisme, namelijk in de technische domeinen en op het gebied van vorming en door een uitwisseling van ervaringen op het gebied van de voorkoming van terrorisme ; - door samenwerking in de toepassing van de wetgeving, een versterking van het juridisch kader en actie tegen de voorwaarden die de verspreiding van terrorisme voeden ; - door een samenwerking met het oog op de verbetering van de controles en het beheer van de grenzen, een versterking van de capaciteit door het opzetten van netwerken, vormingsprogramma's, uitwisseling van hoge ambtenaren, universitairen, analysten en operatoren op het terrein, en de organisatie van seminaries en conferenties.

TITEL II - Samenwerking in de regionale en internationale organisaties

Art. 6.De partijen verbinden zich ertoe hun gezichtspaunten uit te wisselen en samen te werken in de regionale en internationale instanties zoals de Verenigde Naties, de EU-ASEAN dialoog, het regionaal ASEAN Forum (FRA), de Top Azië- europa (ASEM), de Conferentie van de Verenigde Naties over de handel en ontwikkeling (CNUCED) en de Wereldhandelsorganisatie (WHO).

TITEL III - Bilaterale en regionale samenwerking

Art. 7.1. Voor elke sector van de dialoog en de samenwerking in het kader van deze overeenkomst, met de nodige nadruk op zaken in het kader van de bilaterale samenwerking, gaan beide zijden akkoord met de daarmee verband houdende activiteiten uit te voeren op bilateraal of regionaal niveau of door het combineren van beide kaders. Voor de keuze van het geëigende kader trachten de partijen de weerslag op alle betrokken partijen te maximaliseren en de deelname van deze laatsten te versterken, daarbij de beschikbare bronnen optimaal benuttend, en rekening houdend met de politieke en institutionele haalbaarheid en, desgevallend, door de coherentie met andere activiteiten die de partners van de Gemeenschap en van de ASEAN impliceren, te verzekeren. 2. De Gemeenschap en Indonesië kunnen, naargelang het geval, beslissen om de financiële steun uit te breiden naar samenwerkingsactiviteiten in domeinen die gedekt zijn door de overeenkomst of er betrekking op hebben, conform hun procedures en hun respectieve financiële bronnen. Deze samenwerking kan ondermeer slaan op de organisatie van vormingsprogramma's, ateliers en seminaries, uitwisseling van experten, studies en andere acties, overeengekomen door de partijen.

TITEL IV - Samenwerking op het gebied van handel en investeringen

Art. 8.Algemene principes 1. De partijen verbinden zich tot een dialoog over de bilaterale en multilaterale handel en de kwesties met betrekking tot de handel, met het oog op de versterking van hun bilaterlale handelsrelaties en tot het versterken van het multilateraal handelssysteem.2. De partijen verbinden zich ertoe de ontwikkeling en de diversifiëring van hun wederzijdse handelsrelaties te bevorderen op het hoogst mogelijke niveau en tot hu wederzijds voordeel.Ze verbinden zich ertoe de toedredingsvoorwaarde tot de markt te verbeteren door de obstakels voor de uitwisseling uit de weg te ruimen, ondermeer door desgevallend de non-tarifaire barrières op te heffen en door maatregelen te nemen om de transparantie te verhogen, rekening houdend met het werk dat werd verricht door de internationale organisaties in dit domein. 3. Erkennend dat de handel een onontbeerlijke rol speelt in de ontwikkeling en hulp in de vorm van een regime van handelspreferenties voordelig is gebleken voor de ontwikkelingslanden, zetten de partijen zich in om de raadplegingen over deze hulp te verhogen met respect voor de regels van de WHO.4. De partijen blijven geïnformeerd over de politieke en economische evolutie met betrekking tot de handel zoals de landbouwpolitiek, de politiek van voedselveiligheid, dierenwelzijn, de consumentenpolitiek, de politiek rond de gevaarlijke chemische stoffen en van het afvalbeheer.5. De partijen moedigen de dialoog en de samenwerking aan om hun handelsrelaties en de investeringsstromen te verbeteren, ondermeer door het versterken van de technische capaciteiten om de problemen op te lossen die vermeld worden in artikel 9 en 16.

Art. 9.Sanitaire en fytosanitaire vraagstukken (SPS) De partijen onderzoeken informatie en wisselen deze uit omtrent de procedures op het gebied van wetgeving, homologatie en inspectie, meer in `t bijzonder in het kader van het akkoord van de WHO betreffende de samitaire en fytosanitaire maatregelen, het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (CIPV), het Internationaal Bureau voor besmettelijke dierziekten (OIE) en de Commissie van de Codex Alimentarius.

Art. 10.Technische handelsbelemmeringen (TBT) De partijen dragen ertoe bij het gebruik van de internationale normen te promoten,, werken samen en wisselen informatie uit met betrekking tot de normen, evaluatieprocedures m.b.t. de conformiteit en technische reglementeringen, ondermeer in het kader van het akkoord van de WHO betreffende de technische handelsbelemmeringen (TBT).

Art. 11.Bescherming van de intellectuele eigendomsrechten De partijen werken samen met het oog op het verbeteren en het doen respecteren van de bescherming van het intellectueel eigendomsrecht en zijn toepassing op basis van de beste praktijken, en op het promoten van de verspreiding van de kennis op dit gebied. Deze samenwerking kan slaan op de uitwisseling van informatie en ervaring m.b.t. deze kwesties, zoals het gebruik, de promotie, de verspreiding, de rationalisering, het beheer, de harmonisatie, de bescherming en het werkelijk respect voor de intellectuele eigendomsrechten, het voorkomen van het misbruik van deze rechten en de strijd tegen namaak en piraterij.

Art. 12.Handelsbevordering De partijen delen ervaringen en onderzoeken de mogelijkheden om de procedures voor invoer, uitvoer en andere douaneprocedures te vereenvoudigen, om de transparantie te verbeteren van de handelsreglementeringen en de douanesamenwerking te bevorderen, ondermeer de mechanismen van wederzijdse administratieve bijstand, en streven eveneens naar een convergentie van gezichtspunten en gemeenschappelijke actie in het kader van de internationale initiatieven. De partijen streven er meer in `t bijzonder naar de veiligheidsdimensie van de internationale handel te versterken, de transportdiensten inbegrepen, en een evenwichtige aanpak te verzekeren tussen het faciliteren van de uitwisselingen en de strijd tegen de fraude en de onregelmatigheden.

Art. 13.Douanesamenwerking Onverminderd andere vormen van samenwerking voorzien in dit akkoord, bevestigen de twee partijen het belang dat ze hechten aan het onderzoek van de mogelijkheid om in de toekomst een protocol te sluiten met betrekking tot de douanesamenwerking, inbegrepen de wederzijdse bijstand, binnen het institutioneel kader van huidig akkoord.

Art. 14.Investering De partijen bevoordelen een belangrijke stroom van investeringen door de ontwikkeling van een aantrekkelijke omgeving voor wederzijdse investeringen via een coherente dialoog, met het oog op het verbeteren van het begrip en de samenwerking rond investeringszaken, om bepaalde administratieve mechanismen te onderzoeken om de investeringen te vergemakkelijken en een stabiel investeringsklimaat te scheppen, transparant, open en non-discriminatoir.

Art. 15.Concurrentiepolitiek De partijen dragen bij aan het bevorderen van de opstelling en toepassing van effectieve concurrentieregels en aan de verspreiding van informatie teneinde de transparante en de juridische zekerheid te verzekeren van de ondernemingen die op de respectieve markten opereren.

Art. 16.Diensten De partijen voeren een coherente dialoog met betrekking tot het uitwisselen van informatie over hun respectieve reglementeringen, om de toegang tot hun markten, hun bronnen van kapitaal en technologie te bevorderen, en tevens om de handel in diensten tussen de twee regio's en op derde markten te bevorderen.

TITEL V - Samenwerking op andere gebieden

Art. 17.Toerisme 1. De partijen kunnen samenwerken om de informatieuitwisseling te verbeteren en betere praktijken in te voeren teneinde een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme te verzekeren, conform de internationale ethische code voor toerisme en de duurzaamheidsprincipes aan de basis van het proces van het lokale Agenda 21.2. De partijen kunnen hun samenwerking versterken om het potentieel van het natuurlijk en cultureel patrimonium te beschermen, de negatieve gevolgen van het toerisme te verzachten en de positieve invloed van de toeristische industrie op de duurzame ontwikkeling van de lokale gemeenschappen te versterken, meer bepaald door het promoten van het ecologisch toerisme, het respect voor de integriteit en de belangen van de lokale gemeenschappen en de verbetering van de vorming in de toeristische sector.

Art. 18.Financiële diensten De partijen komen overeen om zich in te spannen om de samenwerking te bevorderen op het gebied van de financiële diensten, in functie van hun noden en in het kader van hun respectieve programma's en wetgevingen.

Art. 19.Dialoog over de economische politiek 1. De partijen komen overeen om samen te werken voor de bevordering van de uitwisseling van informatie en ervaring over hun respectieve tendensen en economische politiek, meer bepaald in de context van de samenwerking en de regionale economische integratie.2. De partijen streven ernaar de dialoog te verdiepen tussen hun respectieve overheden over de economische zaken onder hen besloten, meer bepaald in de domeinen van de monetaire en budgettaire (de fiscale inbegrepen) politiek, de overheidsfinanciën, de macroëconomische stabilisering en de buitenlandse schuld.3. De partijen erkennen het belang van het verbeteren van de transparantie en de uitwisseling van informatie teneinde de toepassing te vergemakkelijken van de maatregelen ter voorkoming van fraude en belastingontduiking, in de context van hun respectieve wettelijke kaders.Ze komen overeen de samenwerking op dit gebied te verbeteren..

Art. 20.Industrieel beleid en samenwerking tussen KMO's 1. De partijen, rekening houdend met hun respectieve beleid en economische doelstellingen, komen overeen om de samenwerking te bevorderen op het gebied van industrieel beleid in alle domeinen die zij daartoe geschikt achten, met het oog op het versterken van de competitiviteit van de kleine en middelgrote ondernemingen, ondermeer op de volgende manier : - door uitwisseling van informatie en ervaring met betrekking tot het scheppen van gunstige voorwaarden ter verbetering van de competitiviteit van de kleine en middelgrote ondernemingen ; - door het bevorderen van de contacten tussen de economische operatoren, door het stimuleren van gezamenlijke investeringen en joint ventures, alsook van informatienetwerken, dankzij ondermeer de bestaande horizontale communautaire programma's, door het stimuleren, in het bijzonder, van de transfers van technologie en knowhow tussen de partners ; - door de toegang te vergemakkelijken tot financiering, door informatie te verschaffen en innovatie te bevorderen door uitwissseling van goede praktijken betreffende de toegang tot financiering, in `t bijzonder voor de micro- en kleine ondernemingen ; - door gezamenlijke onderzoeksprojecten in de specifieke industriële sectoren en door een samenwerking m.b.t. de normen en procedures voor de evaluatie van de conformiteit en tevens tot de technische reglementeringen, volgens de onderling bepaalde modaliteiten. 2. De partijen vergemakkelijken en steunen relevante activiteiten bepaald door hun respectieve private sectoren.

Art. 21.Informatiemaatschappij De partijen erkennen dat de informatie- en communicatietechnolgie fundamentele elementen van het moderne leven zijn en essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling, en zetten zich in om samen te werken, ondermeer door het accent te leggen op : a) een ernstige dialoog over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, in `t bijzonder de politiek van reglementering over de elektronische communicatie, meer bepaald de universele dienst, de individuele licenties en de algemene toelatingen, de eerbiediging van het privé-leven en van de persoonlijke gegevens, alsook de onafhankelijkheid en de doeltreffendheid van de toezichthoudende autoriteit ;b) de interconnectie en interoperabiliteit van de netwerken en diensten van de europese Gemeenschap, Indonesië en Zuidoost-Azië;c) de normalisering en de verspreiding van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën ;d) de bevordering van de samenwerking op het gebied van research, tussen de Gemeenschap en Indonesië in het domein van de technologie en de communicatie ;e) gezamenlijke onderzoeksprojecten in het domein van de informatie- en communicatietechnologie (TIC);f) de vragen en aspecten verbonden met de veiligheid van de TIC.

Art. 22.Wetenschappen en technologie 1. De partijen komen overeen om samen te werken in de domeinen van de wetenschap en de technologie, in de sectoren van gemeenschappelijk belang zoals de energie, het transport, het milieu, de natuurlijke hulpbronnen en de gezondheid, daarbij rekening houdend met hun respectieve beleid.2. Deze samenwerking heeft als doel: a) het aanmoedigen van de uitwisseling van informatie en kennis in het domein van de wetenschappen en de technologie, ondermeer wat betreft het implementeren van het beleid en de programma's;b) het bevorderen van de duurzame realties tussen de wetenschappelijke gemeenschappen, de researchcentra, de universiteiten en de industrie ;c) het bevoordelen van de vorming van de human resources ;d) het aanmoedigen van andere vormen van samenwerking overeengekomen in onderling overleg.3. De samenwerking kan de vorm aannemen van gemeenschappelijke researchprojecten en uitwisselingen, vergaderingen en van de vorming van wetenschappers via internationale mobiliteitssystemen, waarbij een maximale verspreiding wordt voorzien van de onderzoeksresultaten.4. De partijen moedigen hun hogere onderwijsinstellingen, hun researchcentra en hun respectieve productiesectoren, meer bepaald hun kleine en middelgrote ondernemingen, aan om zich aan te sluiten bij deze samenwerking.

Art. 23.Energie De partijen streven ernaar de samenwerking te versterken in de sector van de energie. Daartoe komen ze overeen de wederzijds voordelige contacten te bevorderen om : a) hun energiebronnen te diversifiëren om de zekerheid van bevoorrading te verbeteren door nieuwe en hernieuwbare energievormen te ontwikkelen en door samen te werken rond industriële initiatieven, upstream en downstream, in de energiesector;b) een rationeel gebruik van energie te bewerkstelligen zowel op het niveau van de vraag als van het aanbod, en de samenwerking te bevorderen in de strijd tegen de klimaatverandering, met name door het mechanisme voor schone ontwikkeling van het protocol van Kyoto ;c) de technologieoverdracht te bevorderen met het oog op een efficiënte productie en een efficiënt gebruik van de energie;d) te discussiëren over de relatie tussen de betaalbare toegang tot energie en duurzame ontwikkeling.

Art. 24.Transport 1. De partijen streven naar samenwerking in alle sectoren die relevant zijn voor het vervoersbeleid met het oog op het verbeteren van het verkeer van goederen en passagiers, op het verhogen van de veiligheid, van de maritieme veiligheid en de beveiliging, en deze in de lucht, op de ontwikkeling van de human resources, de bescherming van het milieu, en op het vergroten van de efficiëntie van hun transportsystemen.2. Hun samenwerking kan ondermeer de volgende vormen aannemen : a) uitwisseling van informatie over hun respectieve transportbeleid en -praktijken, met name voor wat het stedlijk en landelijk transport betreft als wat het transport via waterlopen en op zee betreft, inbegrepen hun logistiek, interconnectie en interoperabiliteit van de multimodale transportnetwerken, en het beheer van de spoorwegen, havens en luchthavens;b) het mogelijke gebruik van het europese navigatiesysteem via de sateliet Galileo, gezien het accent wordt gelegd op zaken van gemeenschappelijk belag ;c) een dialoog op het gebied van de luchttransportdiensten met het oog op een versterking van de bilaterale betrekkingen in de sectoren van gemeenschappelijk belang, inbegrepen de wijziging van bepaalde aspecten van de bestaande bilaterale akkoorden op het gebied van de luchttransportdiensten tussen Indonesië en de verschillende lidstaten, teneinde deze conform te maken met de wetgevingen en reglementeringen van de partijen en de mogelijkheden te onderzoeken van een nauwere samenwerking op het gebied van de luchttransportdiensten ;d) een dialoog op het gebied van de maritieme transportdiensten met het oog op een ongelimiteerde toegang tot de internationale maritieme markten en op uitwisselingen op een commerciële basis, de niet-introductie van vrachtverdelingclausules, de nationale behandeling en de clausule inzake de meest begunstigde natie voor de schepen uitgebaat door de onderdanen of door maatschappijen van de andere partij en de zaken met betrekkking tot de diensten deur tot deur van het internationaal transport ;e) het implementeren van de normen en reglementeringen op het gebied van veiligheid, beveiliging en preventie van vervuiling, met name wat betreft het maritiem- en luchttransport, conform de corresponderende internationale overeenkomsten.

Art. 25.Opvoeding en cultuur 1. De partijen komen overeen om de samenwerking te bevorderen in het domein van de opvoeding en de cultuur, daarbij rekening houdend met hun diversiteit, teneinde het wederzijds begrip en de kennis van hun respectieve culturen te verbeteren.2. De partijen streven ernaar om passende maatregelen te nemen om de culturele uitwisseling te bevorderen en gezamenlijke initiatieven uit te werken in verschillende culturele domeinen, waaronder de gezamenlijke organisatie van culturele evenementen.De partijen komen eveneens overeen om de activiteiten te steunen van de Asia-Europe Foundation. 3. De partijen komen overeen de relevante internationale fora te raadplegen, zoals UNESCO, om met hen samen te werken en hun visies omtrent culturele diversiteit uit te wisselen, met name over recente feiten zoals de bekrachtiging en implementering van het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.4. De partijen leggen bovendien de nadruk op de maatregelen bestemd om de permanente relaties te bevorderen tussen hun respectieve gespecialiseerde agentschappen, om de uitwisseling van informatie en publicaties te bevorderen, van knowhow, studenten, experten en technische hulpbronnen, om de ICT te bevorderen door gebruik te maken van de middelen die worden aangeboden door de communautaire programma's in zuidoost Azië in de domeinen van de opvoeding en cultuur, en tevens van de verworven ervaring van beide partijen terzake.De twee partijen komen tevens overeen de implementering aan te moedigen van het Erasmus Mundus programma.

Art. 26.Mensenrechten 1. De partijen komen overeen samen te werken bij de bevordering en bescherming van de mensenrechten.2. Deze samenwerking kan ondermeer betrekking hebben op: a) de steun aan de implementering van het nationaal actieplan van Indonesië voor de mensenrechten;b) de bevordering van de mensenrechten en de opvoeding op dit gebied ;c) de versterking van de instituties die op het gebied van de mensenrechten werkzaam zijn ;3. De partijen erkennen de heilzame aard van een dialoog rond dit onderwerp.

Art. 27.Milieu en Natuurlijke Hulpbronnen 1. De partijen erkennen de noodzaak van bescherming en duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen en de biologische diversiteit als essentiële elementen voor de ontwikkeling van de huidige en toekomstige generaties.2. De conclusie van de wereldtop over duurzame ontwikkeling en de implementering van de multilaterale akkoorden over het milieu, van toepassing op beide partijen zullen worden overwogen bij alle activiteiten ondernomen door de partijen krachtens huidig akkoord.3. De partijen spannen zich in om hun samenwerking voort te zetten in regionale programma's rond de bescherming van het milieu, meer bepaald wat betreft : a) de sensibilisering voor het milieu en de capaciteit tot implementering van de wetgeving;b) de versterking van de capaciteiten op het gebied van klimaatverandering en energetische efficiëntie, gericht op research en development, de controle en de analyse van de klimaatverandering en het broeikaseffect en programma's voor risicobeperking en aanpassing ;c) de versterking van de capaciteiten op het gebied van de implementering van de multilaterale akkoorden over het milieu en de deelname aan deze akkoorden, meer bepaald deze die verband houden met de biodiversiteit, de bioveiligheid en de CITES;d) het bevorderen van technologieën, milieuproducten en -diensten, inbegrepen de versterking van de middelen op het gebied van milieubeheer en ecologische etikettering ;e) voorkoming van illegale grensoverschrijdende verplaatsing van gevaarlijke substanties, gevaarlijk afval en andere soorten afval ;f) de controle en de bescherming van de vervuiling en de afbraak van het kust- en mariene milieu;g) de lokale inzet voor de bescherming van het milieu en de duurzame ontwikkeling;h) bodem- en landbeheer;i) maatregelen tegen de grensoverschrijdende vervuiling veroorzaakt door het « waaseffect ».4. De partijen moedigen de wederzijdse toegang aan tot de programma's die op dit gebied worden gevoerd, volgens de specifieke modaliteiten voorzien in deze programma's.

Art. 28.Bosbouw 1. De partijen onderschrijven de noodzaak van bescherming, behoud en duurzaam beheer van het bosareaal en de biologische diversiteit ten behoeve van de huidige en toekomstige generaties.2. De partijen streven ernaar hun samenwerking te verbeteren rond het beheer van de bossen en bosbranden, de strijd tegen de illegale houtkap en de daaraan verbonden handel, en de promotie van een duurzaam bosbeheer 3.De partijen stellen samenwerkingsprogramma's op, meer bepaald met betrekking tot: a) de promotie, via internationale, regionale en bilaterale bevoegde instanties, van juridische instrumenten om het hoofd te bieden aan de illegale houtkap en de daaraan verbonden handel ;b) de versterking van de middelen, het onderzoek en de ontwikkeling;c) steun aan de ontwikkeling van een duurzame bosbouw;d) de ontwikkeling van de certificering van bossen.

Art. 29.Landbouw en plattelandsontwikkeling De partijen komen overeen om hun samenwerking te versterken op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling. Deze versterkte samenwerking slaat ondermeer op de volgende domeinen : a) het landbouwbeleid en de internationale agrarische vooruitzichten in het algemeen ;b) de mogelijkheden om de belemmeringen weg te werken voor de handel in producten van landbouw en veeteelt ;c) het ontwikkelingsbeleid in de agrarische zones ;d) het kwaliteitsbeleid voor de producten van de landbouw en veeteelt in beschermde geografische aanduidingen ;e) de ontwikkeling van de markten en de bevordering van de internationale handelsrelaties ;f) de ontwikkeling van duurzame landbouw.

Art. 30.Visserij en mariene milieu De partijen moedigen de samenwerking aan op het gebied van de visserij en het mariene milieu, op bilateraal en multilateraal niveau, meer bepaald met het oog op het bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het duurzaam beheer van de visserij en het mariene milieu. Deze samenwerking slaat meer bepaald op de volgende domeinen : a) de uitwisseling van informatie;b) de steun aan een duurzaam en verantwoordelijk beleid op lange termijn van de visserij en het mariene milieu, meer bepaald op het gebied van kust- en mariene hulpbronnen ;c) de ondersteuning van de inspanningen tegen illegale visserijpraktijken, ongemeld en niet gereglementeerd, en d) de ontwikkeling van de markt en de versterking van de middelen.

Art. 31.Gezondheid 1. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken in de sector van de gezondheid op de gebieden van gemeenschappelijk belang, met het oog op de versterking van hun activiteiten met betrekking tot research, het beheer van het gezondheidssysteem, de voeding, de faramcologie, de preventieve geneeskunde, de belangrijkste besmettelijke ziekten waaronder HIV/AIDS, SARS en de niet besmettelijke ziekten zoals kanker en hart- en vaataandoeningen, verkeersongevallen en andere bedreigingen voor de gezondheid zoals de toxicomanie.2. De samenwerking concretiseert zich voornamelijk door de realisatie van : a) uitwisseling van informatie en ervaring in de voormelde domeinen ;b) programma's rond epidemiologie, decentralisatie, financiering van de geondheid, de responsabilisering van de gemeenschappen en het beheer van de gezondheidsdiensten ;c) de versterking van de middelen door technische bijstand en programma's van beroepsvorming ;d) de programma's bestemd tot het verbeteren van de gezondheidsdiensten en het ondersteunen van aanverwante activiteiten zoals deze die erop gericht zijn de kinder- en moedersterfte te bestrijden.

Art. 32.Statistieken De partijen komen overeen, conform de bestaande statistische samenwerkingsactiviteiten tussen de Gemeenschap en de ASEAN, om de harmonisatie van de statistische methoden en praktijken, waaronder het verzamelen en verspreiden van statistieken,, te bevorderen, hen op die manier de mogelijkheid biedend tot het gebruiken, op een wederzijds aanvaardbare basis, van statistieken over de handel in goederen en diensten en, meer in het algemeen, op elk ander domein dat gedekt wordt door het huidige akkoord dat gaat over de statistische behandeling, met name het verzamelen, de analyse en verspreiding.

Art. 33.Bescherming van de persoonlijke gegevens 1. De partijen komen overeen zich in te zetten op dit gebied, met als doel het verbeteren van het beschermingsniveau van de gegevens met persoonlijk karakter, daarbij rekeninig houdend met de beste internationale praktijken, namelijk deze vervat in de richtlijnen van de Verenigde Naties ter regulering van de geautomatiseerde bestanden van persoonsgegevens (resolutie 45/95 van de Algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990) 2.De samenwerking op het gebied van de bescherming van de persoonsgegevens kan ondermeer op een technische bijstand slaan in de vorm van een uitwisseling van informatie en knowhow, rekening houdend met de wetgeving en de reglementeringen van de partijen.

Art. 34.Migratie 1. De partijen herbevestigen het belang van de wederzijdse inspanningen in het beheer van de migratiestromen tussen hun territoria en, met het oog op de versterking van hun samenwerking, starten ze een diepgaande dialoog rond migratievraagstukken, ondermeer de clandestiene migratie, smokkel van migranten en mensenhandel, en tevens op de bijstand aan personen die internationale bijstand nodig hebben.De migratievraagstukken worden opgenomen in de nationale strategieën voor socio-economische ontwikkeling van beide partijen.

Beide partijen bevestigen hun respect voor de humanitaire principes bij het behandelen van de migratiekwesties. 2. De samenwerking tussen de partijen dient te verlopen na evaluatie van de specifieke behoeften in samenspraak en geïmplementeerd te worden conform de wederzijds geldende wetgeving.Ze richt zich voornamelijk op : a) de diepere oorzaken van de migratie;b) de uitwerking en implementering van nationale wetten en praktijken conform de relevante internationale wetten die van toepassing zijn voor beide partijen, met het oog op, ondermeer, de verzekering van het respecteren van het principe van « non-refoulement »;c) de kwesties die beschouwd worden als zijnde van gemeenschappelijk belang op het gebied van visa, reisdocumenten, en het beheer van de grenscontroles ;d) de toelatingsregels en tevens de rechten en het statuut van de toegelaten personen, een eerlijke behandeling voor alle niet-onderdanen die wettelijk in orde zijn, opvoeding en vorming, en tevens de maatregelen ter bestrijding van racisme en xenofobie;e) de versterking van de technische en menselijke middelen ;f) de uitwerking van een preventiebeleid tegen clandestiene immigratie, migrantensmokkel en mensenhandel, met betrekking op ondermeer de middelen in de strijd tegen netwerken en organisaties van smokkelaars en handelaars en op de bescherming van de slachtoffers van deze trafiek ;g) de terugkeer en de bevordering van de vrijwillige terugkeer, in menselijke en eerbare omstandigheden, van personen die onwettig in een land verblijven en hun overname, conform paragraaf 3.3. In het kader van de samenwerking met het oog op de preventie en de beheersing van de clandestiene immigratie en zonder afbreuk te doen aan de noodzaak om de slachtoffers van deze mensenhandel te beschermen, komen beide partijen ondermeer het volgende overeen : a) hun vermeende onderdanen te identificeren en hun onderdanen die onwettig op het territorium van een lidstaat of van Indonesië verblijven, over te nemen, op verzoek en zonder onnodige vertraging of andere formaliteiten, eens de nationaliteit is vastgesteld ;b) hun onderdanen de identiteitspapieren te verschaffen de daartoe nodig zijn.4. De partijen komen overeen, op verzoek, te onderhandelen met het oog op het sluiten van een overeenkomst inzake specifieke verplichtingen inzake de overname, dat de verplichting bevat van overname van hun respectieve onderdanen en van de onderdanen van andere landen.Dit betreft eveneens de kwestie van de statenlozen.

Art. 35.Strijd tegen de georganiseerde misdaad en de corruptie De partijen komen overeen om samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen de georganiseerde misdaad, met economisch en financieel karakter, tegen de corruptie, met het volledige respect van hun wederzijdse internationale verplichtingen op dit gebied, ondermeer door een efficiënte samenwerking bij het opspeuren van fondsen of activa afkomstig van daden van corruptie. Deze bepaling vormt een essentieel onderdeel van deze overeenkomst.

Art. 36.Samenwerking in de strijd tegen illegale drugs 1. Binnen de grenzen van hun respectievelijke wettelijke kaders werken de partijen samen met het oog op een globale en evenwichtige aanpak, door middel van een efficiënte actie en coördinatie tussen de bevoegde overheden, namelijk uit de sectoren van de gezondheid, onderwijs, de politiediensten, de doeaniers en socialen, van de justitie en binnenandse zaken, en tevens een reglementering van de wettelijke markt, met als doel het aanbod, de handel in en de vraag naar illegale drugs te verminderen alsook hun weerslag op de druggebruikers en op de maatschappij in haar geheel, en het efficiënter bestrijden van het misbruik van chemische precursoren voor het fabriceren van drugs en psychotrope middelen.2. De partijen zijn het eens over de samenwerkingsmodaliteiten met het oog op het realiseren van deze doelstellingen.De acties zijn gebaseerd op gemeenschappelijke principes van de internationaal geldende overeenkomsten in dit domein, van de politieke verklaring en van de speciale verklaring inzake de richtlijnen die moeten gevolgd worden om de vraag naar drugs te verminderen, aangenomen door de twintigste speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over drugs van 1998. 3. De samenwerking tussen de partijen kan een uitwisseling van gezichtspunten bevatten over de wettelijke kaders en de beste praktijken en tevens een technische en administratieve bijstand, meer bepaald in de volgende domeinen : de preventie en de behandeling van verslaving volgens de verschillende modaliteiten waaronder het verminderen van de gevolgen van verslaving ;de informatie- en controlecentra ; de vorming van het personeel ; research op het gebied van drugs ; gerechtelijke en politionele samenwerking en het bestrijden van het misbruik van chemische precursoren voor het fabriceren van drugs en psychotrope middelen. De partijen kunnen beslissen om er andere domeinen bij te betrekken. 4. De partijen kunnen samenwerken voor de bevordering van een duurzaam ontwikkelingsbeleid met het oog op het bestrijden, in de mate van het mogelijke, van de kweek van illegale drugs, meer bepaald cannabis.

Art. 37.Samenwerking in de strijd tegen het witwassen van geld. 1. De partijen zijn het eens over de noodzaak om samen te werken om ervoor te zorgen dat hun financiële systemen niet kunnen dienen voor het witwassen van geld voortkomend uit criminele activiteiten zoals drugshandel en corruptie.2. De twee partijen komen overeen om samen te werken via een administratieve en technische hulp met als doel het opstellen en implementeren van de reglementeringen en de verbetering van het functioneren van de mechanismen ter bestrijding van het witwassen van misdaadgeld en het financieren van terrorisme, meer bepaald het opsporen van activa en fondsen afkomstig van criminele activiteiten.3. De samenwerking maakt de uitwisseling mogelijk van nuttige informatie binnen hun respectievelijke wettelijke kaders en tevens het aanvaarden van geëigende normen ter bestrijding van het witwassen van misdaadgeld en het financieren van het terrorisme, gelijkwaardig met deze aangenomen door de Gemeenschap en de internationale organismen die actief zijn in dit domein, zoals de Financial Action Task Force on Money Laundering (FATF).

Art. 38.Burgermaatschappij 1. De partijen erkennen de rol en de potentiële bijdrage van een georganiseerde burgermaatschappij, in het bijzonder in de universitaire middens, van een proces van dialoog en samenwerking voorzien in het kader van huidig akkoord en verbinden zich ertoe de dialoog met deze georganiseerde burgermaatschappij en haar efficiënte participatie te bevorderen.2. Overeenkomstig de democratische principes en de wettelijke en reglementaire bepalingen van beide partijen, kan de georganiseerde burgermaatschappij : a) deelnemen aan de beleidsvorming op nationaal niveau;b) geïnformeerd worden over de raadplegingen over het sectorieel beleid en de ontwikkelings- en samenwerkingsstrategieën, en eraan deelnemen, meer bepaald in die domeinen waarin zij werkzaam is, in alle stadia van het ontwikkelingsproces ;c) op een transparante manier de financiële inkomsten beheren die haar worden toegekend ter ondersteuning van haar activiteiten ;d) deelnemen aan de implementering van de samenwerkingsprogramma's, meer bepaald ter versterking van haar middelen, in de domeinen waarin zij werkzaam is.

Art. 39.Samenwerking op het vlak van de modernisering van de Staat en de overheidsadministratie De partjen, op basis van een analyse van de specifieke behoeften, uitgevoerd in onderling overleg, komen overeen om samen te werken aan de modernisering van hun overheidsadministratie, meer bepaald in de volgende domeinen : a) de verbetering van de organisatorische efficiëntie b) de verbetering van de efficiëntie van de instituties op het gebied van de geleverde diensten ;c) de garantie van een transparant beheer van de openbare financiën en de responsabilisering ;d) de versterking van het juridisch en institutioneel kader ;e) de versterking van de middelen die noodzakelijk zijn voor de implementering van het beleid ( openbare diensten, ontwikkeling en uitvoering van de begroting, strijd tegen de corruptie) ;f) de versterking van de juridische systemen ;g) de verbetering van de mechanismen en controlediensten voor de toepassing van de wet.

Art. 40.Modaliteiten van de samenwerking 1. De partijen komen overeen, binnen de grenzen van hun hulpbronnen en hun resectievelijke reglementeringen, om de geëigende middelen ter beschikking te stellen, financiële en andere, om de realisatie van de samenwerkingsobjectieven vermeld in dit akkoord mogelijk te maken.2. De partijen moedigen de europese investeringsbank aan om haar operaties in Indonesië verder te zetten, conform haar procedures en financieringscriteria en de geldende wetgeving en reglementering in Indonesië. TITEL VI - Institutioneel kader

Art. 41.Gemengd comité 1. De partijen komen overeen om een gemengd comité op te richten in het kader van huidig akkoord, samengesteld uit vertegenwoordigers van beide partijen en van het hoogst mogelijke niveau, en dat de volgende opdrachten zal meekrijgen : a) waken over het goed functioneren en de goede toepassing van het akkoord ;b) de prioriteiten bepalen in functie van de doelstellingen van het akkoord;c) de geschillen oplossen met betrekking tot de toepassing of de interpretatie van het akkoord ;d) aanbevelingen doen aan de ondertekenende partijen om de doelstellingen te promoten en, desgevallend, de geschillen oplossen met betrekking tot de toepassing of de interpretatie van het akkoord.2. Het gemengd comité komt normaliter één keer samen om de twee jaar, afwisselend in Brussel en in Indonesië, op een datum die samen zal worden vestgesteld.De buitengewone zittingen van het gemengd comité kunnen tevens worden samengeroepen mits akkoord van de partijen. Het voorzitterschap wordt afwisselend waargenomen door elk van de partijen. Het agenda van de vergaderingen van het gemengd comité wordt in samenspraak door de partijen opgesteld. 3. Het gemengd comité kan gespecialiseerde werkgroepen oprichten om haar bij te staan in het uitvoeren van haar taken.Deze werkgroepen leggen bij elke vergadering aan het gemengd comité gedetailleerde rapporten voor over hun activiteiten. 4. De partijen komen overeen om het gemengd comité te belasten met het waken over het goed functioneren van elk gesloten of te sluiten sectorieel akkoord of protocol tussen de Gemeenschap en Indonesië.5. Het gemengd comité bepaalt de regels van de procedure met betrekking tot de toepassing van het akkoord. TITEL VII - Slotbepalingen

Art. 42.Clausule toekomstige evolutie 1. De partijen kunnen, met wederzijdse instemming, huidig akkoord wijzigen, herzien en uitbreiden teneinde de samenwerking te versterken, door het ondermeer te voorzien van akkoorden of protocollen in de specifieke domeinen en activiteiten.2. In het kader van de toepassing van huidig akkoord kan elk van de partijen suggesties uiten die het toepassingsveld van de samenwerking willen vergroten, rekening houdend met de opgedane ervaring bij de implementering ervan.

Art. 43.Andere akkoorden 1. Zonder afbreuk te doen aan de desbetreffende bepalingen tot de oprichting van de europese Gemeenschappen, doen noch deze overeenkomst, noch enige in het kader daarvan te nemen maatregelen, op enigerlei wijze afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten van de europese Unie om bilaterale banden met Indonesië aan te knopen in het kader van de economische- en ontwikkelingssamenwerking of desgevallend nieuwe samenwerkings- of partnershipakkoorden te sluiten met dit land.2. Dit akkoord heeft geen invloed op de toepassing of de uitvoering van de toezeggingen van elke partij in heer betrekkingen met derden.

Art. 44.Mechanisme van het reglement 1. Elk van beide partijen mag ieder geschil dat verband heeft op de toepassing of de interpretatie van de overeenkomst voorleggen aan het Gemengd Comité.2. Het Gemengd Comité zal de geschillen behandelen volgens de modaliteiten bepaald in artikel 41, paragraaf 1, punten c en d.3. Indien een partij van menin gis dat de andere partij niet heeft voldaan aan één van de verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, kan zij passende maatregelen nemen.Vooraf biedt zij, behalve in bijzonder dringende gevallen, alle nodige informatie aan het Gemengd Comité, die nodig zijn voor een grondig onderzoek van de situatie met het oog op het vinden van een oplossing die voor beide partijen aanvaardbaar is. 4. De partijen komen, met het oog op de juiste interpretatie en praktische toepassing van de overeenkomst, overeen dat de `bijzonder dringende gevallen' vermeld in paragraaf 3 die gevallen betreft van substantiële schending van het akkoord door één van de partijen.Een substantiële schending betreft : i) een afwijzing van de overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationaal recht of ii) een ernstige schending van een essentieel element van de overeenkomst, zoals omschreven in artikel 1, paragraaf 1, tot artikel 3, paragraaf 2, en artikel 35.5. Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan deze die het minst het functioneren van huidig akkoord verstoren.Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de andere partij en zijn het onderwerp van de raadplegingen van het Gemengd Comité op aanvraag van de andere partij.

Art. 45.Installaties Om de samenwerking in het kader van huidig akkoord te vergemakkelijken, komen beide partijen overeen om de nodige faciliteiten te verlenen ter uitvoering van de opdrachten van de naar behoren gemachtigde experts en ambtenaren die betrokken zijn bij het implementeren van de samenwerking, conform de interne regels en reglementeringen van beide partijen.

Art. 46.Territoriale toepassing Huidig akkoord is van toepassing op deze territoria waar het Verdrag tot oprichting van de europese Gemeenschap van toepassing is onder de in dat Verdrag vermelde voorwaarden enerzijds, en op het territorium van Indonesië anderzijds.

Art. 47.Definitie van de partijen Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder partijen verstaan : enerzijds de Gemeenschap, dan wel de lidstaten, dan wel de Gemeenschap en de lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en anderzijds de Republiek Indonesië.

Art. 48.Invoegetreding en duur 1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag volgend op de datum van de maand volgend op de datum waarop de laatste partij de andere in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.2. Deze overeenkomst wordt gesloten voor een periode van vijf jaar.Ze wordt automatisch verlengd voor opeenvolgende periodes van één jaar, tenzij een schriftelijke kennisgeving van de ene partij naar de andere van haar voornemen om de overeenkomst niet te verlengen, zes maand voor het einde van elke voorafgaande periode van één jaar. 3. Wijzigingen aan deze overeenkomst worden ingevoerd mits wederzijds akkoord van de partijen.Ze treden pas in werking wanneer de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures. 4. Deze overeenkomst kan door een partij worden opgezegd mits een schriftelijke kennisgeving van opzegging gericht aan de andere partij. De overeenkomst is niet langer van toepassing zes maand na de ontvangst van deze kennisgeving door de andere partij.

Art. 49.Kennisgeving De kennisgeving wordt respectievelijk gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van de europese Unie en aan de Minister van buitenlandse zaken van de Republiek Indonesië.

Art. 50.Authentieke tekst Deze overeenkomst werd opgesteld in het Duits, Engels, Bulgaars, Deens, Spaans, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Slovaaks, Zweeds, Tsjechisch en Indonesisch, elk van deze teksten gelijkelijk authentiek.

SLOTAKTE De gevolmachtigden van De europese Gemeenschap, Hierna « de Gemeenschap » genoemd, Alsook Het Koninkrijk België De Republiek Bulgarije De Republiek Tsjechië Het Koninkrijk Denemarken De federale Republiek Duitsland De Republiek Estland Ierland De Griekse Republiek Het Koninkrijk Spanje De Republiek Cyprus De Franse Republiek De Republiek Italië De Republiek Letland De Republiek Litouwen Het Groothertogdom Luxemburg De Republiek Hongarije Malta Het Koninkrijk Nederland De Republiek Oostenrijk De Republiek Polen De Republiek Portugal Roemenië De Republiek Sovenië De Republiek Slovakije De Republiek Finland Het koninkrijk Zweden Het Vereneigd Koninkrijk Groot-Brittannië Verdragsluitende partijen bij het verdrag tot oprichting van de europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de europese Unie, hierna « de Lidstaten » te noemen, enerzijds, en de Regering van de Republiek Indonesië, anderzijds, bijeengekomen in Jakarta op 9 november op 9 november 2009, met het oog op de ondertekening van een globale kaderovereenkomst van partnership en samenwerking tussen de europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en de Republiek Indonesië anderzijds, hebben deze overeenkomst aangenomen.

De gevolmachtigden van de Lidstaten en de gevolmachtigde van de Republiek Indonesië nemen akte van de volgende unilaterale verklaring van de europese Gemeenschap : De bepalingen van deze overeenkomst die vallen onder het toepassingsbereik van deel drie, titel IV, van het verdrag tot oprichting van de europese Gemeenschap, verbinden Ierland en het Verenigd Koninkrijk als onderscheiden contracterende partijen en niet in de hoedanigheid van lidstaten van de europese totdat het Verenigd koninkrijk of Ierland (naargelang het geval) de Republiek Indonesië ter kennis brengt dat het voortaan gebonden is als lid van de europese Gemeenschap, overeenkomstig het protocol over de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland bijgevoegd bij het Verdrag van de europese unie en bij het Verdrag ter oprichting van de europese Gemeenschap. Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op Denemarken, overeenkomstig het protocol over de positie van Denemarken bijgevoegd bij voormelde verdragen.

Brussel, 20 maart 2015.

De Voorzitter De Secretaris De Griffier Voor de Franse Gemeenschapscommissie Brussel, 2 april 2015.

Fadila LAANAN Minister-President van het College.

Rudi VERVOORT Lid van het College Cécile JODOGNE Lid van het College Didier GOSUIN Lid van het College Céline FREMAULT Lid van het College

^