Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 juni 2009
gepubliceerd op 18 juni 2009

Koninklijk besluit tot aanwijzing van de grondregelingen in de zin van artikel 3 van de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2009009430
pub.
18/06/2009
prom.
07/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/07/2009009430/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 JUNI 2009. - Koninklijk besluit tot aanwijzing van de grondregelingen in de zin van artikel 3 van de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken, artikel 3;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 juli 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor begroting van 7 oktober 2008;

Gelet op het protocol nr. 1 van het onderhandelingscomité van griffiers, referendarissen en parketjuristen van de rechterlijke orde, afgesloten op 23 april 2009;

Gelet op het advies 45.613/2 van de Raad van State, gegeven op 5 januari 2009, met toepassing van artikel 84,§ 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder « de wet » : de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken.

Art. 2.Als grondregelingen zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van de wet in verband met het administratief statuut worden beschouwd, de regels tot vaststelling van : 1° de voorwaarden waaraan men moet voldoen om als personeelslid te worden aangeworven, tot de stage te worden toegelaten of te worden benoemd, met inbegrip van de deelnemingsvoorwaarden voor de eventueel eraan voorafgaande vergelijkende examens, examens of proeven en de regels volgens welke die worden georganiseerd en de programma's worden vastgesteld;2° de aard en de duur van het dienstverband waarin de personeelsleden staan;3° de rechten en plichten van de personeelsleden, de onverenigbaarheden en verbodsbepalingen, evenals de regeling inzake cumulaties met andere ambten, betrekkingen of bezigheden;4° de tuchtregeling;5° de maatregelen van orde; 6°de aansprakelijkheid van de personeelsleden; 7° de regeling inzake evaluatie, waardebepaling of enig ander gelijkwaardig rapport;8° de bepaling, de indeling, de rangschikking en de gelijkwaardigheid van de graden, ambten of functies en mandaten;9° de regeling inzake overplaatsing, mobiliteit of enige andere vorm van wedertewerkstelling of beziging van de personeelsleden in andere overheidsdiensten dan die waartoe de personeelsleden behoren, alsook de regeling van toepassing op personeelsleden die met een opdracht worden belast;10° de anciënniteitsstelsels;11° de regeling inzake bevordering, verandering van graad, verhoging in graad, bevordering door overgang naar het hoger niveau en enig ander stelsel van opbouw van de loopbaan, alsook de uitoefening van een hoger ambt, de overgang naar andere al dan niet gespecialiseerde functies;12° de administratieve standen, de omstandigheden waardoor ze worden bepaald en hun gevolgen op de toestand van de personeelsleden met inbegrip van de regeling inzake vakantie, verlof of ter beschikkingstelling;13° de regeling van de deeltijdse arbeid;14° de regeling volgens welke het dienstverband van de personeelsleden kan worden beëindigd of volgens welke dat dienstverband kan worden onderbroken.

Art. 3.Als grondregelingen zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van de wet in verband met de bezoldigingsregeling moet worden beschouwd : 1° betreffende de wedden, bezoldigingen of lonen van de personeelsleden, de regels tot vaststelling van : a) het recht op wedde, de bezoldiging of het loon, met inbegrip van het recht op verhoging in wedde;b) de wedde, de bezoldiging of het loon, met inbegrip van de vaststelling van de weddenschalen en de berekening van het bedrag ervan, met inbegrip van de voor hun vaststelling in aanmerking komende periodes;c) de toekenning van een gewaarborgde wedde, bezoldiging of loon;d) de bescherming van de wedde, de bezoldiging of het loon;e) de nadere regels omtrent de koppeling van de wedde, de bezoldiging of het loon aan het indexcijfer van de consumptieprijzen of aan enige andere standaard;2° betreffende de aan de personeelsleden toegekende vergoedingen, toelagen en voordelen in natura, de regels tot vaststelling van : a) de begunstigden;b) hun toekenningsvoorwaarden;c) hun bedrag;d) hun bescherming;e) de nadere regels omtrent de koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen of aan enige andere standaard.

Art. 4.Als grondregelingen zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van de wet in verband met de pensioenregeling worden beschouwd, de regels tot vaststelling van : 1° het toepassingsveld;2° de categorieën rechthebbenden;3° de pensioengerechtigde leeftijd;4° de voorwaarden tot opening van het recht op pensioen;5° de berekeningswijze van het pensioenbedrag, met inbegrip van het in aanmerking te nemen inkomen, de tantièmes en de in aanmerking komende periodes;6° de bescherming van de pensioenen;7° de regels omtrent de koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen of aan enige andere standaard;8° de regeling inzake arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en beroepsziekten.

Art. 5.Als grondregelingen zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van de wet in verband met de betrekkingen met de vakorganisaties worden beschouwd : 1° de wet en de besluiten tot uitvoering ervan;2° in voorkomend geval, de regels over het beheer, werking en activiteiten van de sociale dienst.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 7.De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 juni 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

^