Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 maart 2003
gepubliceerd op 31 maart 2003

Koninklijk besluit tot vaststelling van het aantal plaatsvervangers en van de regels die gelden bij de vervanging van de vaste leden van de Nationale Tuchtraad, tot bepaling van de wijze van de verkiezingen, van de loting en van de aanwijzingen, alsmede van het aantal bij loting aan te wijzen leden en tot vaststelling van de datum van gedeeltelijke inwerkingtreding van artikel 9 van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009225
pub.
31/03/2003
prom.
18/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/18/2003009225/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het aantal plaatsvervangers en van de regels die gelden bij de vervanging van de vaste leden van de Nationale Tuchtraad, tot bepaling van de wijze van de verkiezingen, van de loting en van de aanwijzingen, alsmede van het aantal bij loting aan te wijzen leden en tot vaststelling van de datum van gedeeltelijke inwerkingtreding van artikel 9 van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid op artikel 409, gewijzigd bij de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 november 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 28 januari 2003;

Gelet op het advies nr. 34917/2, van de Raad van State, gegeven op 20 februari 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de wet van 7 juli 2002 in werking treedt op de datum vastgesteld door de Koning en ten laatste achttien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad zijnde 14 februari 2004;

Overwegende dat de Nationale Tuchtraad moet samengesteld zijn op het ogenblik dat voormelde wet in werking treedt;

Overwegende dat de tijd die nodig is om de Nationale Tuchtraad samen te stellen op tien maanden wordt geraamd;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Oproep tot de kandidaten

Artikel 1.De oproep tot de kandidaten voor de categorieën van leden van de Nationale Tuchtraad wiens mandaat een einde neemt, wordt ten laatste tien maanden voor het einde van deze mandaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad . HOOFDSTUK II. - Verkiezingen en aanwijzingen met het oog op de loting Afdeling I. - Leden van de zittende magistratuur en leden van het

openbaar ministerie

Art. 2.Naar gelang van het geval moeten de kandidaturen binnen 30 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten bij ter post aangetekende brief worden toegezonden aan de voorzitter van de algemene vergadering of van de korpsvergadering.

Art. 3.Binnen 90 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten roepen de voorzitters van de algemene vergaderingen en de voorzitters van de korpsvergaderingen, ieder wat hen betreft, de algemene vergadering of de korpsvergadering samen.

Iemand die zich kandidaat heeft gesteld, mag niet aan de aanwijzing deelnemen.

Art. 4.Binnen 100 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten overhandigen de voorzitters van de vergaderingen een kopie van het gemotiveerd proces-verbaal van de algemene vergadering of van de korpsvergadering aan de bevoegde kamervoorzitter van de Nationale Tuchtraad, zelfs als geen enkele magistraat werd verkozen of aangewezen. Afdeling II. - Griffiers en secretarissen

Art. 5.De kandidaturen moeten binnen 30 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten bij ter post aangetekende brief worden toegezonden aan de Minister van Justitie.

Art. 6.Binnen een termijn van 40 dagen te rekenen van de bekendmaking van de oproep tot de kandidaten vraagt de Minister van Justitie de adviezen van : - naar gelang van het geval van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, van het hof van beroep of van het arbeidshof naarmate de kandidaat griffier van het Hof van Cassatie, van het hof van beroep of van het arbeidshof is; - naar gelang van het geval van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank of van de rechtbank van koophandel naarmate de kandidaat griffier van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank of van de rechtbank van koophandel is; - naar gelang van het geval van de vrederechter of van de rechter in de politierechtbank naarmate de kandidaat griffier van het vredegerecht of van de politierechtbank is; - naar gelang van het geval de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie of de procureur-generaal bij het hof van beroep naarmate de kandidaat secretaris bij het parket bij het Hof van Cassatie, bij het hof van beroep of bij het arbeidshof is; - van de federale procureur als de kandidaat secretaris bij het federaal parket is; - naar gelang van het geval van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur naarmate de kandidaat secretaris bij het parket bij de rechtbank van eerste aanleg of bij de arbeidsrechtbank is;

Het advies heeft onder meer betrekking op de professionele en menselijke kwaliteiten.

Art. 7.De adviezen worden verstrekt binnen 70 dagen te rekenen van de bekendmaking van de oproep tot de kandidaten. Bij gebreke van een advies binnen deze termijn wordt het advies geacht noch positief, noch negatief te zijn.

De Minister van Justitie moet zijn beslissing motiveren wanneer hij afwijkt van het advies, verstrekt door de overheid bedoeld in artikel 6.

Art. 8.Binnen 100 dagen te rekenen van de bekendmaking van de oproep tot de kandidaten wijst de Minister van Justitie de griffiers en secretarissen met het oog op de loting aan.

Art. 9.Binnen 110 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten bezorgt de Minister van Justitie een kopie van het gemotiveerd aanwijzingsbesluit aan de kamervoorzitters van de Nationale Tuchtraad. Afdeling III. - Advocaten

Art. 10.De kandidaturen moeten binnen 30 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten bij ter post aangetekende brief worden toegezonden aan de stafhouder.

Art. 11.Binnen 90 dagen te rekenen van de bekendmaking van de oproep tot de kandidaten roept de stafhouder de raad van de Orde samen op een datum die hij bepaalt.

Iemand die zich kandidaat heeft gesteld, mag niet aan de aanwijzing deelnemen.

Art. 12.Iedere aanwijzing geschiedt bij geheime stemming en bij absolute meerderheid van de aanwezige leden. Ingeval geen van de kandidaten de absolute meerderheid behaalt, heeft onverwijld of op een latere door de stafhouder vastgestelde datum binnen de in artikel 11 bepaalde termijn van 90 dagen, een herstemming plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald.

In geval van staking van stemmen berust de beslissing bij de stafhouder.

Art. 13.De secretaris van de orde stelt een gemotiveerd proces-verbaal op.

De secretaris van de orde en de stafhouder ondertekenen het proces-verbaal.

Art. 14.Binnen 100 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten wordt een kopie van het proces-verbaal bezorgd aan de bevoegde kamervoorzitter van de Nationale Tuchtraad, zelfs als geen enkele advocaat is aangewezen. Afdeling IV. - Universiteitsprofessoren

Art. 15.De kandidaturen moeten binnen 30 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten bij ter post aangetekende brief worden toegezonden aan de voorzitter van de raad van bestuur van de universiteit waar de kandidaat rechten doceert.

Iemand die zich kandidaat heeft gesteld, mag niet aan de aanwijzing deelnemen.

Art. 16.Binnen 100 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten wordt de beslissing van de raad van bestuur overgeschreven in een gemotiveerd proces-verbaal waarvan een afschrift wordt bezorgd aan de bevoegde kamervoorzitter van de Nationale Tuchtraad, zelfs als geen enkele professor werd aangewezen. Afdeling V. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 17.Binnen 110 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten bezorgen de kamervoorzitters van de Nationale Tuchtraad de lijsten van de verkozen en aangewezen kandidaten aan de Minister van Justitie met het oog op bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Binnen 120 dagen te rekenen van de oproep tot de kandidaten wordt de lijst van de verkozen en aangewezen kandidaten in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 18.§ 1. Wanneer het minimumaantal plaatsvervangers, bepaald in artikel 24, tweede lid, niet bereikt wordt na de eerste oproep tot de kandidaten en de kamervoorzitters vaststellen dat het aantal namen dat het werd meegedeeld hen toelaat om door loting 3 magistraten van de zetel, 2 magistraten van het openbaar ministerie, een griffier, een secretaris en 2 advocaten of professoren als plaatsvervangers aan te wijzen bovenop het aantal effectieve leden bepaald in artikel 409 van het Gerechtelijk Wetboek, wordt tot een eerste loting overgegaan.

Voor de ontbrekende plaatsvervangers wordt een nieuwe oproep tot de kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad binnen de 15 dagen volgend op de toezending van de resultaten van de eerste verkiezingen en aanwijzingen aan de minister van Justitie door de kamervoorzitters van de Nationale Tuchtraad met het oog op op een bijkomende loting.

Het resultaat van de eerste loting wordt samen met de nieuwe oproep tot de kandidaten met bekendgemaakt.

In de oproep tot de kandidaten is nader bepaald welke instantie onder de algemene vergaderingen, de korpsvergaderingen, de Minister van Justitie, de tuchtraden en de raden van bestuur van de universiteiten kan overgaan tot de vereiste aanwijzingen, als het aantal kandidaten bepaald in dit besluit niet kon worden aangewezen. § 2. Wanneer na de eerste oproep tot de kandidaten het, bij gebrek aan voldoende kandidaten, niet mogelijk is om een eerste loting te verrichten zoals bepaald in § 1, dan heeft deze plaats na een nieuwe algemene oproep tot de kandidaten bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad binnen 15 dagen te rekenen vanaf de toezending van de resultaten van de verkiezingen en de aanwijzingen aan de Minister van Justitie door de kamervoorzitters van de Nationale Tuchtraad. De verkiezingen en de aanwijzingen verricht ingevolge de eerste oproep tot de kandidaten blijven geldig.

De bepalingen van hoofdstuk III tot V zijn van analoge toepassing. § 3. Er worden volgens dezelfde regels zoveel bijkomende lotingen gehouden als nodig om het minimumaantal plaatsvervangers bepaald in artikel 24, tweede lid, te bereiken. HOOFDSTUK III. - Het aantal te verkiezen en aan te wijzen kandidaten

Art. 19.De eentalige algemene vergaderingen en korpsvergaderingen kunnen een magistraat verkiezen met het oog op de loting. De tweetalige algemene vergaderingen en korpsvergaderingen kunnen ieder een magistraat van elke taalrol verkiezen met het oog op de loting.

De algemene vergadering van het hof van beroep te Luik, de vergadering van de arbeidshof te Luik, de korpsvergadering van het parket-generaal bij het hof van beroep te Luik, de korpsvergadering van het auditoraat-generaal bij het arbeidshof te Luik wijzen daarenboven ieder, voor zover zulks mogelijk is, een magistraat aan die blijk geeft van kennis van de Duitse taal.

Art. 20.Iedere algemene vergadering van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbank kan een vrederechter en een politierechter verkiezen. Voor zover zulks mogelijk is, wijst de algemene vergadering van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbank van het rechtsgebied van het hof van beroep te Luik ook een vrederechter aan die blijk geeft van kennis van de Duitse taal en een rechter in de politierechtbank die blijk geeft van kennis van de Duitse taal.

Art. 21.De Minister van Justitie kan ten hoogste 30 Nederlandstalige griffiers, 30 Franstalige griffiers alsook 30 Nederlandstalige secretarissen en 30 Franstalige secretarissen aanwijzen met het oog op de loting.

Art. 22.Iedere orde van advocaten mag een advocaat met het oog op de loting aanwijzen.

Art. 23.De raden van bestuur van de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap en van de Franse Gemeenschap mogen ieder twee universiteitsprofessoren in de rechten aanwijzen. HOOFDSTUK IV. - Plaatsvervangers Afdeling I. - Aantal plaatsvervangers

Art. 24.Voor elke kamer is er een maximumaantal van : - twaalf plaatsvervangende leden van de zittende magistratuur; - acht plaatsvervangende magistraten van het openbaar ministerie; - vier plaatsvervangende griffiers; - vier plaatsvervangende secretarissen; - acht plaatsvervangende advocaten of universiteitsprofessoren.

Na een of meerdere oproepen tot de bijkomende kandidaten overeenkomstig artikel 18, mag het minimum aantal van plaatsvervangers niet lager zijn dat de helft van de maxima bepaald in het eerste lid. Afdeling II. - Vervanging

Art. 25.Op de plaatsvervangers wordt een beroep gedaan in de volgorde van de loting. Ingeval het mandaat van een lid van de Nationale Tuchtraad evenwel voortijdig een einde neemt, wordt het plaatsvervangend lid dat het mandaat voltooit bij loting aangewezen onder de plaatsvervangers van dezelfde taalrol uit dezelfde categorie.

Art. 26.Wanneer men, in toepassing van artikel 409, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, een beroep moet doen op een magistraat die het bewijs heeft geleverd van de kennis van de Duitse taal, dan gaat de voorzitter van de Franse kamer over tot de loting bepaald in artikel 409, § 5, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK V. - Loting Afdeling I. - Verrichtingen die aan de loting voorafgaan

Art. 27.De kamervoorzitters van de aftredende Nationale Tuchtraad wijzen ieder, onder de vaste of plaatsvervangende leden van de Nationale Tuchtraad van hun kamer die geen deel uitmaken van de categorie van leden die aan de loting deelnemen, de persoon aan die belast wordt met de praktische verrichtingen die aan de loting voorafgaan.

Art. 28.De voorzitter van de algemene vergadering van ieder hof van beroep kan, in overleg met de voorzitter van de korpsvergadering van het parket-generaal bij het hof van beroep, een niet voor de loting aangewezen magistraat kiezen als getuige bij het vullen van de stembussen. De naam van de gekozen magistraat wordt ten laatste 15 dagen voor de loting aan de kamervoorzitter van de Nationale Tuchtraad meegedeeld.

Art. 29.Het tijdstip waarop de verrichtingen beginnen die aan de loting voorafgaan, wordt ten laatste 5 dagen voor de loting aan de kandidaten en aan de getuigen meegedeeld.

Art. 30.Voor iedere categorie van leden van de Nationale Tuchtraad wordt per taalrol een lijst opgesteld van de kandidaten verkozen of aangewezen met het oog op de loting.

Art. 31.De naam van iedere met het oog op de loting aangewezen kandidaat wordt op een in vier gevouwen briefje van A 5 formaat geschreven : de zittende magistratuur op wit papier; de leden van het openbaar ministerie op geel papier; de griffiers op rood papier; de secretarissen op blauw papier; de advocaten en de universiteitsprofessoren op groen papier.

Art. 32.De briefjes worden in aanwezigheid van de getuigen in de stembus voor de vertegenwoordigde categorie gedeponeerd : de eerste stembus bevat de namen van de rechters; de tweede stembus bevat de namen van de magistraten van het openbaar ministerie; de derde stembus bevat de namen van de griffiers; de vierde stembus bevat de namen van de secretarissen; de vijfde stembus bevat de namen van de advocaten en van de universiteitsprofessoren.

Elke categorie beschikt in de twee kamers van de Nationale Tuchtraad over een aparte stembus. De Duitstalige verkozenen of aangewezenen worden genomen uit de stembussen van de Franstalige. Afdeling II. - Nadere regels voor de loting

Art. 33.De loting vindt plaats ter zetel van de Nationale Tuchtraad op de vierde vrijdag van de achtste maand na de oproep tot de kandidaten.

Art. 34.De loting vindt plaats met open deuren. Ieder persoon verkozen of aangewezen met het oog op de loting kan aanwezig zijn.

Art. 35.De loting wordt respectievelijk door de kamervoorzitters van de Nationale Tuchtraad verricht.

Allereerst vindt de loting voor de kamer met de oudste voorzitter plaats.

Art. 36.Voor iedere kamer wordt gestart met de loting van de vaste leden in de volgende volgorde : - de zittende magistratuur; - de leden van het openbaar ministerie; - de griffiers; - de secretarissen; - de advocaten en universiteitsprofessoren.

Vervolgens wordt in dezelfde volgorde overgegaan tot de loting van de plaatsvervangende leden.

Art. 37.Het proces-verbaal van de loting wordt opgemaakt in twee exemplaren en staande de vergadering ondertekend door de kamervoorzitters van de Nationale Tuchtraad.

Art. 38.Een kopie van het proces-verbaal van de loting wordt binnen 15 dagen te rekenen van de loting toegezonden aan de Minister van Justitie met het oog op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad . HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen

Art. 39.De eerste loting wordt ingericht door de Federale Overheidsdienst Justitie.

De bevoegdheden van de Nederlandstalige en van de Franstalige kamervoorzitters van de Nationale Tuchtraad worden uitgeoefend door de voorzitter van het directiecomité die twee ambtenaren van een verschillende taalrol aanwijst voor het vervullen van de taken bedoeld in artikel 27.

Indien overeenkomstig artikel 18 verschillende lotingen nodig zijn om de Nationale Tuchtraad samen te stellen, dan blijft de Federale Overheidsdienst Justitie bevoegd voor de bijkomende lotingen.

Art. 40.De Nationale Tuchtraad wordt voor het eerst ingesteld de dag waarop de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek integraal in werking is getreden. HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling

Art. 41.Treden in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt : 1° Artikel 9 van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, in de mate dat het de §§ 2, 3, 4, 6 en 10 invoegt in artikel 409 van het Gerechtelijk Wetboek;2° dit besluit. Artikel 409 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, blijft onder dezelfde nummering van kracht tot de volledige inwerkingtreding van artikel 9 van de wet van 7 juli 2002 tot wijziging van deel II, boek II, titel V, van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht en tot intrekking van de wet van 7 mei 1999 tot wijziging, wat het tuchtrecht voor leden van de Rechterlijke Orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 42.Onze Minister van Justitie wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^